direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Driemarkweg 16
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1005BGDRIEMARKWG-OW01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarisch bedrijf gericht op het fokken en trainen van paarden voor de professionele hippische sport ter plaatse van de aanduiding 'paardenfokkerij';
  • b. het bestaande aantal bedrijfswoningen, waarbij inwoning is toegestaan in één van de aanwezige bedrijfswoningen;
  • c. paardenbakken;
  • d. praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande, dat maximaal 50 m2 van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijgebouwen ten behoeve van deze activiteiten in gebruik mag zijn en dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • e. verblijfsrecreatie in de vorm van bed & breakfastvoorzieningen binnen de bestaande bebouwing met dien verstande dat maximaal 120 m2 van de oppervlakte van de bebouwing hiervoor mag worden gebruikt met inbegrip van maximaal 4 slaapverblijven van elk maximaal 30 m2 voor in totaal maximaal 12 personen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ruiter- fiets- en wandelpaden, ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven.

3.2 bouwregels
3.2.1

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goothoogte maximaal 6,5 m;
  • c. bouwhoogte maximaal 10 m;
  • d. inhoud van een bedrijfswoning maximaal 500 m3;
  • e. de oppervlakte van het gebouw ten behoeve van de rijhal bedraagt maximaal 3.200 m2.
3.2.2

Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 100 m2;
  • c. goothoogte maximaal 3 m;
  • d. bouwhoogte maximaal 6 m.
3.2.3

Kassen mogen niet worden gebouwd.

3.2.4

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. sleufsilo's, mestsilo's, mestfoliebassins, mestopslagplaatsen en kuilvoerplaten worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. bouwhoogte binnen het bouwvlak maximaal:
    • 1. mestsilo's 10 m;
    • 2. lichtmasten 6 m;
    • 3. sleufsilo's, mestfoliebassins, mestopslagplaatsen en kuilvoerplaten 2 m;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m;
  • c. bouwhoogte buiten het bouwvlak maximaal 2 m.
3.3 aanlegvergunning
3.3.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden of verdergaand verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
3.3.2

Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

3.3.3

Geen aanlegvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. andere-werken die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak.
3.4 wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 Veranderen van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het veranderen van de grenzen van het bouwvlak, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. de verandering mag niet leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak, zoals dat bestaat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit, en evenmin leiden tot een vergroting van de oppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij, zoals die is toegestaan op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit;
  • b. er dient een compacte bouwvlakvorm te blijven bestaan;
  • c. de bepalingen in artikel 3.4.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing.
3.4.2 Vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het vergroten van de oppervlakte van het bouwvlak, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. na vergroting mag de oppervlakte van het bouwvlak maximaal 1,5 ha bedragen;
  • b. de vergroting dient noodzakelijk te zijn in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • c. er dient een compacte bouwvlakvorm te blijven bestaan waarbij de nieuwe vorm van het bouwperceel de oude vorm in grote lijnen volgt;
  • d. zorggedragen dient te worden voor een streekeigen landschappelijke inpassing van het erf;
  • e. de bepalingen in artikel 3.4.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing.
3.4.3 Toetsing belangenafweging

Bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid dient tenminste aan de volgende voorwaarden te worden getoetst:

  • a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.