direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Inslagstraat tussen 16 en 18
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1104KOINSLAG-OW01

Artikel 3 Wonen

3.1 doeleinden

De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat maximaal 50 m2 van de vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen ten behoeve van deze activiteiten in gebruik mag zijn en dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • c. een kapsalon, met dien verstande dat maximaal 50 m2 van de vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen ten behoeve van deze activiteit in gebruik mag zijn en dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

een en ander met bijbehorende bijgebouwen, tuinen, erven, (voet)paden en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

3.2 bouwregels

De bebouwing in de woningcategorie [sba-2] dient te voldoen aan de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven
    bouwvlakken worden opgericht;
  • b. de afstand van de hoofdgebouwen en/of bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 m aan één zijde, met dien verstande, dat aan die zijde die afstand minder 2,5 m mag bedragen, mits dit deel van het hoofdgebouw minimaal 2,5 m achter de voorgevel en met een maximale goothoogte van 3 m wordt gebouwd;
  • c. de voorgevels van hoofdgebouwen dienen in of tot maximaal 3 m achter de gevellijn te worden gebouwd;
  • d. de afstand tussen de voorgevel en achtergevel van hoofdgebouwen (hoofdbouwstrook) bedraagt bij geschakelde woningen maximaal 12 m, met dien verstande, dat deze afstand ten aanzien van de eerste bouwlaag 15 m mag bedragen;
  • e. de onder d bedoelde hoofdbouwstrook mag aan de achterzijde worden overschreden door delen van het hoofdgebouw mits:
    • 1. de goothoogte van dat deel van het hoofdgebouw maximaal 3 m bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van het achter de hoofdbouwstrook gelegen deel van het hoofdgebouw maximaal 50 m2 bedraagt, met dien verstande, dat deze oppervlakte in mindering wordt gebracht op de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen;
    • 3. het bebouwingspercentage maximaal 50% bedraagt, met dien verstande dat wanneer op de verbeelding de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is opgenomen, het aangegeven bebouwingspercentage als maximum geldt;
  • f. de goothoogte en hoogte van hoofdgebouwen mogen niet meer bedragen dan staat aangegeven op de verbeelding;
  • g. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 m bedragen;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw mag maximaal bedragen:
    - op bouwpercelen tot 350 m2: 50 m2;
    - op bouwpercelen tot 750 m2: 60 m2;
    - op bouwpercelen tot 1.000 m2: 70 m2;
    - op bouwpercelen tot 1.250 m2: 80 m2;
    - op bouwpercelen tot 1.500 m2: 90 m2;
    - op bouwpercelen groter dan 1.500 m2: 100 m2;
    met dien verstande, dat het bebouwingspercentage maximaal 50% van het perceel mag bedragen.
  • i. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 2,5 m;
  • j. overkappingen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden opgericht, met inachtneming van het bepaalde onder b;
  • k. overkappingen dienen minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • l. de hoogte van overkappingen mag maximaal 3 m bedragen;
  • m. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen per hoofdgebouw mag maximaal 25 m2 bedragen, met inachtneming van het bepaalde onder b;
  • n. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal bedragen:
    • 1. 1 m voorzover het betreft gronden, gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;
    • 2. 2 m voorzover het betreft gronden, gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan.
3.3 afwijking
3.3.1 afwijking m.b.t. aan huis verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen met toepassing van het bepaalde in artikel 3.1 en 3.2 ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt. Dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen afwijking wordt verleend voor inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer;
    • 2. het bedrijfsmatige gebruik met het woonkarakter in de omgeving in
      overeenstemming moet zijn;
  • c. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere voorwaarden te stellen ten aanzien van parkeerplaatsen op het bijbehorende perceel;
  • d. de bedrijfsactiviteiten geen detailhandel betreffen, uitgezonderd detailhandel die een nevenactiviteit betreft van de uitoefening van het bedrijf en daaraan ondergeschikt is;
  • e. ten hoogste 50 m2 van de oppervlakte van de woning en de bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik is;