direct naar inhoud van 3.3 Waterhuishouding en riolering
Plan: Grijsen Brinkheurne
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1009BGGRIJSSEN-VA01

3.3 Waterhuishouding en riolering

Uitgangspunten zijn grondwaterneutraal bouwen en de trits "infiltreren, bergen, afvoeren". In het plan moeten vuilwater (huishoudelijk afvalwater) en hemelwater (dak- en straatwater) gescheiden behandeld worden. De riolerings-, afwaterings-, en drainagesystemen moeten voldoen aan de geldende ontwerpeisen voor rioleringen volgens de Leidraad Rioleringen. Vuilwater moet middels ondergrondse leidingen worden ingezameld. De vuilwaterleidingen moeten worden aangesloten op het bestaande vuilwater (druk)rioolstelsel aan de noordzijde van het terrein. Dit stelsel loost op de bestaande pompunit G483. Voor grond en drainage water geldt dat de bouwactiviteiten (zowel in de uitvoering als in de definitieve situatie) geen invloed mogen hebben op het in de omgeving aanwezige grondwaterregime. Het hemelwater moet met een daarvoor geschikt systeem worden ingezameld. De overloop van het hemelwatersysteem moet worden aangesloten op een watergang. Circa 70% van de jaarlijkse hoeveelheid gevallen neerslag in het projectgebied moet geïnfiltreerd en/of worden geborgen. Uitgangspunt is een regenbui met een voorkomen van 1x per 10 jaar (bui 10 uit de Leidraad Riolering). Het effluent uit het infiltratiesysteem en/of rententievijver de watergang mag maximaal 2 l/s.ha (conform afvoernorm landelijke afvoer) bedragen.

Onderzoek
Voor de definitieve keuze voor infiltratie en/of berging is bodemonderzoek nodig, waarbij naast de grondsamenstelling ook de doorlatendheidsfactor (k-waarde) bepaald wordt. Ook inzicht in de grondwaterstand is onmisbaar voor een goed plan. Bij onvoldoende doorlatende grond of een te hoog gemiddeld grondwaterniveau kan niet (of niet voldoende) geïnfiltreerd worden en zal binnen het projectgebied een retentie moeten worden aangelegd. Dit onderzoek is in oktober 2007 door Nibag Milieu Advies uitgevoerd, zie ook bijlage4.

Uit dit rapport blijkt dat infiltratie via infiltratievelden en/of wadi’s de beste opties zijn en qua berging kan dat het beste middels een vijver. Dit zijn oppervlaktewateroplossingen en gezien de terreinomstandigheden is dat niet vreemd. Ondergrondse oplossingen en ook waterdoorlatende verharding zijn vaak duurder en vaak wordt hier alleen voor gekozen wanneer er gebrek aan ruimte is. Het onderhavige gebied wordt extensief bebouwd met voldoende ruimte voor oppervlaktewateroplossingen. Bovendien passen dergelijke oplossingen goed in een beekdalgebied en zullen deze goed bijdragen aan de reeds aanwezige natuurwaarden. Tot slot is gebleken dat in het gebied de grondwaterstand relatief hoog is, waardoor ondergrondse opslag en infiltratie minder goed mogelijk is. De locatie voor deze wadi betreft een verbreding van de sloot tussen het plangebied en de es. Aan de zijde van de Boven Slinge zal een kleine stuw worden geplaatst, waardoor het waterbergend vermogen verder wordt verhoogd en waarlangs overtollig water tijdens extreme omstandigheden op de Boven Slinge kan worden afgevoerd. In beide gevallen kan het opgevangen water in de zandbodem infiltreren. Door riet en andere waterplanten aan te planten ontstaat een soort kikkerpoelbiotoop en wordt tevens het verhardingswater gezuiverd. Deze natuurlijke inrichting sluit ook goed aan bij de Boven Slinge en bij de nieuwe inrichting van de voormalige kippenslachterij.

Zoals ook in paragraaf6.2 staat beschreven heeft het waterschap op 6 juni 2008 ingestemd met idt plan.

Aanvullend op het voornoemde waterhuishoudkundig plan is ook de gebruikelijke watertoetstabel voor dit plan ingevuld, zie bijlage5. Daar waar een toelichting nodig bleek is die gegeven.

In het kader van het proces rondom de watertoets is overleg gevoerd met het waterschap. Het waterschap is akkoord met de watertoets.