direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Het Vriezenhuis
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1012BGVRIEZENHS-OW01

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan provincie Gelderland (2005)

In het Streekplan Gelderland 'Kansen voor de regio's' uit 2005 zijn de hoofdlijnen voor de ruimtelijke ontwikkeling in de komende tien jaar vastgelegd. De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt. Hierbij gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken. Als uitwerking van deze hoofddoelstelling hanteert de provincie de volgende doelen:

  • Sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen;
  • Versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland;
  • Bevorderen van een duurzame toeristisch-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei;
  • De vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken;
  • De waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren;
  • De watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende wateraan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit;
  • Een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen;
  • Met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie;
  • Bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in ruimtelijke planning.

Provinciale ruimtelijke hoofdstructuur

De provincie kiest voor een selectieve beleidsinzet op zaken die van provinciaal belang zijn. Dit vertaald zich in een tweeledige provinciale ruimtelijke hoofdstructuur:

  • 1. De hoogdynamische functies samenhangend met de hoofdinfrastructuur en intensieve vormen van ruimtegebruik (b.v. stedelijke ontwikkeling, infrastructuur, intensieve recreatie, intensieve agrarische teelten) – het rode raamwerk;
  • 2. De functies en kwaliteiten die afhankelijk zijn van een lage dynamiek en kwetsbaar zijn voor en intensief ruimtegebruik (b.v. de ecologische hoofdstructuur, ruimte voor water) en het groen-blauwe raamwerk.

Daarnaast zijn er nog de steden, dorpen en buurtschappen buiten de ruimtelijke hoofdstructuur, de waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland c.q. het multifunctionele gebied. In het provinciaal beleid wordt op deze overige gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht.

In het streekplan worden drie beleidszoneringen gedefinieerd waarvoor specifieke doelen zijn benoemd:

Groenblauwe raamwerk

Behoud en ontwikkeling Groenblauwe raamwerk door:

  • Bescherming bestaande natuur en waardevolle open gebieden;
  • Realisering van ecologische verbindingzones;
  • Bescherming en afbakening van waterbergingsgebieden;
  • Maatregelen in het kader Ruimte voor de Rivier.

Rood raamwerk

Ontwikkeling Rood raamwerk door:

  • Ontwikkeling stedelijke netwerken en sterke regionale centrumsteden;
  • Zorgen voor voldoende recreatie en (buffer)groen tussen en bij steden;
  • Realisering landbouwontwikkelingsgebieden (LOG);
  • Ontwikkeling intensieve teeltgebieden (ITG).

Multifunctioneel gebied

Ontwikkeling van multifunctioneel gebied door:

  • Ontwikkeling door uitvoering van reconstructieplannen;
  • Accommoderen van nieuwe economische dragers;
  • Accommoderen behoefte aan centrum-dorps landelijk wonen/werken;
  • Inspelen op regionale structuurkenmerken;
  • Gebiedsspecifieke strategie in waardevolle landschappen.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de EHS is geregeld in het streekplan. Het hoofddoel voor het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken. Om een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden te creëren en versnippering, vermesting en verdroging te voorkomen moeten bestaande natuurgebieden vergroot worden, nieuwe aangelegd worden en ecologische verbindingszones ontwikkeld en versterkt worden.

Binnen het EHS geldt de 'Nee- tenzij' benadering. Bestemmingswijzing is hier niet mogelijk als wezenlijke kenmerken/waarden in het gebied aangetast worden, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. In de streekplanuitwerking 'Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur' zijn de wezenlijke kenmerken en waarden gespecificeerd en onderscheiden in kernkwaliteiten en omgevingscondities, welke als toetsingskader dienen bij de

'Nee-tenzij' benadering. De EHS bestaat uit drie onderdelen:

  • 1. EHS – Natuur;
  • 2. EHS – Verweven;
  • 3. EHS – Verbindingzones.

De EHS-natuur bestaat uit bestaande natuurgebieden en gebieden met natuurontwikkelingsdoelstelling. EHS-verwevingsgebieden omvat landgoederen onder de Natuurschoonwet, landbouwgebieden met natuurgebieden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen. Zover de aanwezige natuurwaarden niet worden geschaad, is in dit gebied een duurzame ontwikkeling van grondgebonden land- en tuinbouw toegestaan. Verder kunnen hier ook extensieve recreatie en ruimte voor nieuwe landgoederen met de natuurwaarden worden verweven.

Voor de verbinding van de EHS-natuur en EHS-verweving zijn EHS-verbindingszones vastgelegd in het streekplan. Deze bestaan uit een schakeling van natuurelementen (stapstenen) die het multifunctionele gebied doorsnijden. Het gaat om smalle zones met een strategische ligging, waarvan de aanwezige waarden beschermd en te versterkt (zoekzones) moeten worden. Er zijn verbindingszones met nationaal en provinciaal belang (b.v. de verbindingszone Veluwe – Duitsland door de Achterhoek).

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1012BGVRIEZENHS-OW01_0001.png"

Figuur: ecologische hoofdstructuur, vastgesteld in juli 2009

Een deel van het plangebied maakt is aangewezen als EHS-natuur, waaronder de schoppe die op basis van een vrijstelling ex. Artikel 19 lid 2 WRO een (verblijfs-)recreatieve functie heeft gekregen in 2007. De overige bestaande bebouwing en de nieuw te realiseren bedrijfswoning liggen in een gebied dat is aangewezen als EHS-verweven. Omdat de functieverandering van de bestaande gebouwen en de nieuwbouw van de bedrijfswoning geen negatieve effecten hebben op de natuurwaarden in dit gebied, kan worden voldaan aan de 'tenzij' uit het 'nee, tenzij' principe dat voor dit gebied geldt.

Functieverandering en nevenfuncties van gebouwen in het buitengebied

Vanwege ontwikkelingen in sectoren als land- en tuinbouw, zorg en defensie, verliezen in de komende periode veel (agrarische) gebouwen en bouwvlakken in het buitengebied hun huidige functie, of hebben die functie al verloren. Ook zijn er agrariërs die hun agrarische gebouwen deels willen gebruiken voor niet-agrarische activiteiten. De provincie wil bevorderen dat deze gebouwen op een goede wijze kunnen worden (her)gebruikt. Door functieverandering kan tegemoet worden gekomen aan de aanwezige behoefte aan wonen en werken in een landelijke omgeving.

Beleid voor landschap

Afbreuk aan visueel-ruimtelijke kenmerken en landschapsstructuren die de basis vormen voor de regionale identiteit moet worden voorkomen. Daarom heeft de provincie in het streekplan de volgende doelen opgesteld om de rijkdom van de Gelderse landschappen te beschermen en te ontwikkelen:

  • instandhouding van de variatie aan landschappen;
  • behouden van de openheid van karakteristieke open landschapseenheden (waardevolle open gebieden);
  • versterken van de samenhang in karakteristieke landschappen;
  • verbeteren van kwaliteit en toegankelijkheid van het landschap.

De provincie streeft naar een ontwikkeling met kwaliteit. Dit betekent dat bij ruimtelijke plannen eisen moeten worden gesteld aan de afstemming op de kenmerken van de omgeving. Bij deze ontwikkeling wordt expliciet aandacht geschonken aan dit onderwerp. De instandhouding van de monumentale gebouwen, de groene landschapsstructuren (o.a. lanen en bos) en de inrichting van het erf dragen in belangrijke mate bij aan het behouden van de landschappelijke kwaliteit van dit gebied.

De provincie Gelderland heeft Waardevolle Landschappen aangewezen. Waardevolle landschappen hebben unieke kenmerken, waarden en kwaliteiten. Het doel is deze te behouden en kernkwaliteiten te versterken. Voor ruimtelijke plannen geldt hier de 'ja –mits' regeling. De provinciale waardevolle landschappen stemmen in hoge mate overeen met de Nationale Landschappen die de Nota Ruimte opgenomen zijn. Voor deze Nationale Landschappen heeft de provincie een nadere begrenzing vastgesteld in de streekplanuitwerking 'Nationale Landschappen'. Tevens zijn in de streekplanuitwerking 'Kernkwaliteiten Waardevolle Landschappen' kernkwaliteiten voor de waardevolle landschappen vastgesteld. Deze kernkwaliteiten gelden tevens gelden voor de nationale landschappen, vanwege de genoemde overlap.

Het gehele buitengebied van Winterswijk, en daarmee ook het plangebied, valt binnen het Nationaal Landschap 'Achterhoek' en het Provinciaal Waardevol Landschap (WL) 'Winterswijk'. Bij de begrenzing van het Nationaal Landschap Achterhoek heeft de provincie ervoor gezorgd dat dit nagenoeg overeenstemt met het waardevol landschap Winterswijk. De volgende kernkwaliteiten worden voor dit landschap gedefinieerd:

  • Kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen; oostelijke helft kleinschaliger dan westelijke helft;

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1012BGVRIEZENHS-OW01_0002.png"

Waardevol landschap Winterswijk; de begrenzing van het Nationaal Landschap stemt nagenoeg overeen (bron: Streekplan Gelderland)

  • Rijk aan microreliëf (steilranden, essen en eenmansessen) een duidelijke terrasrand (westzijde);
  • Meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing (elzen en essen) in halfopen landschap; overstromingsvlaktes in laagtes;
  • Fraaie, open essen (opvallend groot op de plateaurand van Aalten tot Groenlo) en bijzondere broekgebieden;
  • Historisch nederzettingspatroon, vervlochten in het landschap: oude boerderijplaatsen (zoals scholtenhoeven), vele gehuchten en grotere nederzettingen.

Het behoud van dit historische landgoed, inclusief de monumentale gebouwen, draagt in belangrijke mate bij aan de provinciale landschappelijke doelen.

3.2.2 Nota Belvoir 2 en 3

In de Nota Belvoir 2 is het cultuurhistorisch beleid van de provincie vastgelegd. Het hoofduitgangspunt voor cultuurhistorie is net als bij de andere beleidsthema's 'behoud door ontwikkeling'. Hiermee wordt aangegeven dat omgaan met cultuurhistorische kwaliteiten niet inhoudt dat ontwikkelingen bevroren moeten worden, maar juist het omgaan met ontwikkelingen, zodanig dat de cultuurhistorische gegevens worden ingepast. Hierbij moeten deze kwaliteiten beleefbaar worden en/of juist blijven. Winterswijk behoort tot het gebied Winterswijks Plateau.

Het Winterswijks plateau was regelmatig het toneel van internationale conflicten. Door de vele invloeden van buitenaf ontwikkelde het een eigen karakter. Het gebied kent een van de meest kleinschalige landschappen van Gelderland met een grote landschappelijke variatie. Ook zijn hier de typisch Winterswijkse landgoederen te vinden, vaak scholtengoederen genoemd, met kenmerkende gebouwen en grond voor landbouw, bosbouw en de jacht. De cultuurhistorische identiteitsdragers van het Winterswijks Plateau zijn daarom:

  • Omstreden ligging (wisselende machten en de strijd daartussen bepaalden het land);
  • Kleinschalig boerenland (zeer kleinschalig karakter door geomorfologie en daarop inspelende mens);
  • Scholtengoederen (de typisch Winterswijkse landgoederen met grond voor landbouw, bosbouw en jacht en kenmerkende gebouwencomplexen).

Doelstelling van de Nota Belvoir 2 is de historische kleinschaligheid met haar typerende karakter herkenbaar houden. Deze doelstelling is uitgewerkt in de volgende beleidsdoelen:

  • Maak de verdedigingswerken beleefbaar om de identiteit en het toerisme te versterken (Vestingwerken);
  • Breng de scholtengoederen als uniek fenomeen onder de aandacht (Scholtengoederen);
  • Behoud de cultuurhistorische kwaliteiten van de beken op het plateau inclusief watermolens, relicten van bevloeiingscultuur en dergelijke.

Bij cultuurhistorie gaat het verder om drie aspecten: archeologie, historische geografie (landschap) en historische (steden)bouwkunde. Deze zijn op waardenkaarten vastgelegd. In hoofdstuk 4.3 wordt hierop nader ingegaan.

De nota Belvoir 3 is een vervolg op de eerdere nota's Belvoir 1 en 2 vooral gericht op de uitvoering. In deze nota's is vastgelegd hoe de provincie haar cultuurhistorisch erfgoed wil bewaren en versterken. De provincie wil cultuurhistorische waarden actief betrekken bij de ruimtelijke inrichting en een actieve rol spelen bij de duurzame instandhouding daarvan. Het is een ontwikkelingsgericht beleid waarbij de cultuurhistorie als kernkwaliteit een volwaardige rol vertolkt bij de duurzame inrichting en –ontwikkeling van de leefomgeving. Een krachtig cultuurhistorisch beleid dat erop gericht is de kwaliteit van de leefomgeving in de bestaande en toekomstige inrichting van Gelderland te behouden en verder te versterken door ontwikkeling is een onmisbaar onderdeel voor het Gelders omgevingsbeleid. Alleen op deze wijze wordt een kwalitatieve hoogstaande ruimtelijke inrichting mogelijk en blijft de culturele identiteit gewaarborgd. Deze uitgangspunten vormen een belanrgijke basis voor dit plan.

3.2.3 Reconstructieplan Achterhoek en Liemers

De Achterhoek en Liemers is een gevarieerd gebied dat qua landschap, cultuurhistorie en rust veel te bieden heeft. Het landschap is kleinschalig en herbergt tientallen landgoederen en natuurgebieden. Verwevenheid en verbondenheid zijn de belangrijkste kenmerken van het gebied. Maar er zijn ook problemen. Kern van de problematiek is dat (intensieve) landbouw, wonen, werken, recreatie, natuur en landschap elkaar te vaak in de weg zitten. Om deze 'gestapelde problematiek' op een samenhangende manier aan te pakken, heeft het Rijk de Reconstructiewet in het leven geroepen. Het oplossen van problemen staat hierin centraal. De acht samenhangende hoofdopgaven in het reconstructieplan zijn:

  • Ontwikkelingsruimte voor de grondgebonden landbouw;
  • Ontwikkelingsruimte voor de intensieve veehouderij;
  • Naar een samenhangend netwerk van natuurgebieden;
  • Naar een aantrekkelijk landschap;
  • Verdere uitbouw van recreatie en toerisme;
  • Verbeteren van de leefbaarheid en het woon, werk en leefklimaat;
  • Naar een veerkrachtig watersysteem;
  • Naar een betere milieukwaliteit.

Het Reconstructieplan bevat bindende kaders voor de ontwikkeling van de (intensieve) veehouderij. De intensieve veehouderij maakt geen deel uit van dit plan. In die zin schept het Reconstructieplan dan ook geen kaders voor dit plan. Wel draagt dit plan bij aan het behalen van de reconstructiedoelen op het gebied van recreatie, toerisme, landschap en leefbaarheid.

3.2.4 Uitwerkingsplan Winterswijk Oost

De landinrichtingscommissie Winterswijk Oost schetst in dit uitwerkingsplan de gewenste ontwikkeling van het oostelijk deel van het landelijk gebied van Winterswijk voor de periode tot 2015. Het is een uitwerking van het Reconstructieplan Achterhoek & Liemers. In het plan wordt een veelheid aan maatregelen genoemd die moeten leiden tot verbetering van de waterkwaliteit, versterking van natuur en landschap, structuurverbetering van de grondgebonden landbouw, versterking van de recreatiesector en ontwikkeling van nieuwe economische dragers. Er wordt in het Uitwerkingsplan gestreefd naar maatwerk bij het realiseren van deze maatregelen.

Tussen het behoud van het kleinschalige karakter van het landschap en grootschalige verblijfsrecreatie bestaat volgens het Uitwerkingsplan een spanningsveld. Een goede inpassing is van essentieel belang. Hierbij wordt onderkend dat de economische potentie van de toeristische sector voldoende benut dient te worden. Er is in de huidige situatie nog onvoldoende sprake van kwaliteitsverbetering in de sector verblijfsrecreatie. Dat heeft op termijn een negatieve invloed op de concurrentiepositie van het gebied. Blijkens het uitwerkingsplan geldt de verbetering van de kwaliteit van recreatieve voorzieningen als een van de hoofddoelstellingen. Het verhogen van differentiatie in het aanbod, plus bescherming van het landschap wordt als concrete doelstelling genoemd. Dit plan draagt daar aan bij door het realiseren van recreatieappartementen en hotelkamers in de monumentale gebouwen. Verder wordt er ruimte geboden voor de aanleg van een recreatiepad en wordt en een recreatieve route ontwikkeld over het landgoed zelf.

3.2.5 Derde Waterhuishoudingsplan en Waterplan 2010-2015

Het Waterhuishoudingsplan gaat uit van een stroomgebiedbenadering. De stroomgebiedbenadering is erop gericht waterhuishoudkundige problemen niet af te wentelen op andere stroomgebieden. In plaats daarvan wordt in het nieuwe waterbeleid meer aangestuurd op gebiedsgerichte en resultaatgerichte uitvoering en op bevordering van samenwerking tussen de verschillende uitvoerende instanties. Het waterbeheer heeft betrekking op de thema's 'veiligheid tegen hoogwater', 'droge voeten en water voor droge tijden', 'natte natuur', 'schoon water in gebieden' en 'schoon water uit de kraan'. Het Waterhuishoudingsplan stelt als doel om tenminste de algemeen voorkomende planten en dieren voldoende levenskansen te bieden en te voorzien in water dat voldoende geschikt is voor de verschillende functies.

De achteruitgang van de waterkwaliteit moet worden voorkomen en de waterhuishoudkundige functies moeten worden beschermd. Daarom kent de provincie Gelderland beleid dat afhankelijk is van het grondgebruik op een bepaalde plek. In gebieden met de hoofdfunctie landbouw is de inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem allereerst gericht op het landbouwkundige grondgebruik. De waterhuishouding in een deel van de landbouwgebieden krijgt een dubbelfunctie met natuur, grond- en oppervlaktewaterbescherming of regionale waterberging ter voorkoming van wateroverlast. In het waterhuishoudingsplan is gebiedsgericht beleid geformuleerd voor een aantal waardevolle gebieden die om specifieke waterhuishoudkundige condities vragen. Het gaat daarbij om het ontwikkelen van natuur en het verbeteren van de waterkwaliteit. Deze integrale aanpak betekent dat maatregelen in het grond- en oppervlaktewaterbeheer in samenhang moeten worden uitgevoerd. Deze aanpak impliceert ook dat maatregelen in het waterbeheer in samenhang moeten worden uitgevoerd met maatregelen in de ruimtelijke ordening en het milieubeheer. In dit waterplan worden, naast de wettelijk verplicht te ontwikkelen vogel- en habitatrichtlijngebieden, negen actiegebieden aangewezen, waaronder het bekengebied in Winterswijk.

De volgende voor Winterswijk relevante speerpunten worden in het waterhuishoudingsplan onderscheiden:

  • Beschermen van waterbergingsgebieden en natte natuur;
  • Inrichten van waterbergingsgebieden;
  • Vasthouden van regenwater in de actiegebieden;
  • Herstellen van natte natuur in de actiegebieden;
  • Riooloverstorten op ecologisch waardevolle wateren worden volledig saneren in de actiegebieden.

De provincie onderscheidt bovendien dertien sleutelprojecten waaronder 'de Winterswijkse beken'. Voor die beken streeft de provincie naar het realiseren van beekherstel in en rond de stad. Doel is om hierbij combinaties te benutten van waterdoelstellingen, landschapsontwikkeling en stadsontwikkeling.

Het Waterplan is de opvolger van het Derde Waterhuishoudingsplan. Het Waterplan is nog opgesteld onder de Wet op Waterhuishouding, maar valt na vaststelling onder het regime van de nieuwe Waterwet die in december 2009 in werking is getreden. In het Waterplan is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming.

Met de komst van de Waterwet gaat de vergunningverlening voor grondwateronttrekkingen over naar de waterschappen. Er is een uitzondering in de Waterwet gemaakt voor een drietal categorieën onttrekking. Voor de openbare drinkwatervoorziening, industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3 per jaar en bodemenergiesystemen blijft de provincie vergunning verlenen. Het Waterplan krijgt zodra het overgangsrecht bij de Waterwet in werking treedt, de status van structuurvisie op grond van Wro. Daarom is in het Waterplan beschreven welke onderwerpen van provinciaal belang zijn en waarvoor de provincie het tot haar beschikking staande instrumentarium uit de Wro wil inzetten. Het gaat om de volgende waterdoelen: regionale waterberging, de grote Gelderse rivieren, drinkwaterbescherming, de EHS, waterafhankelijke natuur en weidevogelgebieden.

Dit plan heeft betrekking op het hergebruik van bestaande gebouwen en een zeer beperkte nieuwbouw. Het plan heeft daarmee geen invloed op de waterdoelen die door de provincie zijn gesteld.