direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen - Buurtschapskern
Plan: Geldereschweg 17
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1207BGGELDERWG17-OW01

Artikel 3 Wonen - Buurtschapskern

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Buurtschapskern aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal het bestaande aantal woningen dan wel het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' in de volgende woningcategorieën ter plaatse van de aanduidingen:
    'vrijstaand': vrijstaande woningen;
    'twee-aaneen': halfvrijstaande woningen;
    'aaneengebouwd': woningen minimaal 3 aaneengebouwd;
    'gestapeld': gestapelde woningen;
  • b. praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat maximaal 50 m2 van de vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen ten behoeve van deze activiteiten in gebruik mag zijn en dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • c. detailhandel met een oppervlakte van maximaal 25 m2 ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

een en ander met bijbehorende bijgebouwen, tuinen, erven, (voet)paden en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

3.2 bouwregels
3.2.1

De bebouwing voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden opgericht;
  • b. de afstand van de hoofdgebouwen en/of bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 2,5 m, met dien verstande dat aan één zijde van het hoofdgebouw en/of bijgebouw die afstand minder dan 2,5 m mag bedragen, mits dit deel van het hoofdgebouw minimaal 2,5 m achter de voorgevel en met een maximale goothoogte van 3 m wordt gebouwd;
    • 2. bij halfvrijstaande woningen minimaal 2,5 m aan één zijde, met dien verstande, dat aan die zijde die afstand minder 2,5 m mag bedragen, mits dit deel van het hoofdgebouw minimaal 2,5 m achter de voorgevel en met een maximale goothoogte van 3 m wordt gebouwd;
  • c. de voorgevels van hoofdgebouwen dienen in of tot maximaal 3 m achter de bouwgrens ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd;
  • d. de afstand tussen de voorgevel en achtergevel van hoofdgebouwen (hoofdbouwstrook) bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen maximaal 15 m, met dien verstande, dat deze afstand ten aanzien van de eerste bouwlaag 20 m mag bedragen;
    • 2. bij halfvrijstaande woningen maximaal 12 m, met dien verstande, dat deze afstand ten aanzien van de eerste bouwlaag 15 m mag bedragen;
    • 3. bij woningen van 3 of meer aaneengebouwd maximaal 10 m, met dien verstande, dat deze afstand ten aanzien van de eerste bouwlaag 13 m mag bedragen;
  • e. de onder d bedoelde hoofdbouwstrook mag aan de achterzijde worden overschreden door delen van het hoofdgebouw mits:
    • 1. de goothoogte van dat deel van het hoofdgebouw maximaal 3 m bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van het achter de hoofdbouwstrook gelegen deel van het hoofdgebouw maximaal 50 m2bedraagt, met dien verstande, dat deze oppervlakte in mindering wordt gebracht op de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen;
    • 3. het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% bedraagt;
  • f. de goothoogte mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte bedragen, dan wel de bestaande hogere goothoogte;
  • g. de bouwhoogte mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte bedragen, dan wel de bestaande hogere bouwhoogte;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw mag maximaal bedragen:
    - op bouwpercelen tot 350 m2: 50 m2;
    - op bouwpercelen tot 750 m2: 60 m2;
    - op bouwpercelen tot 1.000 m2: 70 m2;
    - op bouwpercelen tot 1.250 m2: 80 m2;
    - op bouwpercelen tot 1.500 m2: 90 m2;
    - op bouwpercelen groter dan 1.500 m2: 100 m2;
    met dien verstande, dat het bebouwingspercentage maximaal 50% van het bouwperceel mag bedragen en met dien verstande dat bij gestapelde woningen geen bijgebouwen zijn toegestaan;
  • i. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 2,5 m;
  • j. de afstand van aangebouwde bijgebouwen tot het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 0 m;
  • k. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 m bedragen;
  • l. overkappingen dienen minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • m. de bouwhoogte van overkappingen mag maximaal 3 m bedragen;
  • n. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal bedragen:
    • 1. 1 m voor zover het betreft gronden, gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;
    • 2. 2 m voor zover het betreft gronden, gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan.
3.2.2

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 mogen bouwgrenzen worden overschreden ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen uitsluitend in de vorm van tot het betreffende hoofdgebouw behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, aan- en uitbouwen, veranda's, afdaken en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen mits:

  • a. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  • b. voor wat betreft veranda's, erkers, serres, aan- en uitbouwen de breedte niet meer bedraagt dan 75% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
  • c. voor wat betreft aan- en uitbouwen de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m, met uitzondering van trappenhuizen, balkons en galerijen;
  • d. de afstand tot de openbare ruimte minimaal 2 m bedraagt.
3.3 afwijking van de bouwregels
3.3.1 overkappingen vóór de voorgevel

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder k ten behoeve van de bouw van overkappingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde daarvan, eventueel met overschrijding van de bouwgrens ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. de stedenbouwkundige structuur van de omgeving mag niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.3.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 ten behoeve van een uitbreiding van het hoofdgebouw in de vorm van:

  • a. tot het hoofdgebouw behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's, afdaken en aan- en uitbouwen, mits:
    1. de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt;
    2. voor wat betreft veranda's, erkers en serres de breedte niet meer bedraagt dan 75% van de breedte van de betreffende gevel;
    3. voor wat betreft aan- en uitbouwen de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    4. de afstand tot de openbare ruimte minimaal 2 m bedraagt;
    of;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer bedraagt dan 1,5 m.
3.4 afwijking van de gebruiksregels
3.4.1 Woningsplitsing

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het splitsen van de hoofdbouwmassa (hoofdgebouw, aan- en uitbouwen) van een woning in twee woningen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. de te splitsen hoofdbouwmassa heeft een inhoud van meer dan 900 m3;
  • b. de bouwmassa wordt niet vergroot;
  • c. de kenmerkende vorm van het gebouw blijft gehandhaafd;
  • d. elke afzonderlijke woning moet na splitsing een minimale inhoud van 400 m3 hebben;
  • e. bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.2.1 onder h met dien verstande dat het meerdere aan bijgebouwen wordt gesloopt, tenzij het karakteristieke bebouwing betreft;
  • f. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • g. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4.2 Bedrijf aan huis

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt. Dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer;
    • 2. het bedrijfsmatige gebruik met het woonkarakter in de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • c. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten. Het bevoegd gezag is bevoegd nadere voorwaarden te stellen ten aanzien van parkeerplaatsen op het bijbehorende bouwperceel;
  • d. de bedrijfsactiviteiten geen detailhandel betreffen, uitgezonderd detailhandel die een nevenactiviteit betreft van de uitoefening van het bedrijf en daaraan ondergeschikt is;
  • e. ten hoogste 50 m2 van de oppervlakte van de woning en de bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik is.