direct naar inhoud van 3.4 Uitbreiding niet-agarische bedrijvigheid
Plan: GELDERESCHWEG 108
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1210BGGELDERE108-OW01

3.4 Uitbreiding niet-agarische bedrijvigheid

"Uitbreiding van niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied van Winterswijk" (december 2010)

3.4.1 Inleiding

In de structuurvisie van de provincie Gelderland staat weergegeven dat op regionaal niveau afspraken gemaakt mogen worden met betrekking tot de uitbreiding van niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied. Hieraan is door de regio invulling gegeven middels het opstellen van de nota ‘Functies zoeken plaatsen zoeken functies’ (overigens niet te verwarren met de gemeentelijke uitwerking hiervan: Functies zoeken plaatsen zoeken functies in Winterswijk). Het gemeentelijke functieveranderingbeleid is een nadere uitwerking van de regionale versie. Het gemeentelijke beleid gaat, in tegenstelling tot het regionale beleid, niet in op uitbreiding van niet agrarische bedrijvigheid. Het regionale beleid is dan ook kader voor op te stellen gemeentelijk beleid over uitbreiding van niet agrarische bedrijvigheid in het buitengebied van Winterswijk.

In regionale nota staat dat niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied een bijzondere categorie is. Het belang van deze bestaande, niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied mag volgens de samenwerkende gemeenten van de regio Achterhoek niet uit het oog verloren worden. Veelal betreft het hier bedrijven die in het verleden zijn uitgegroeid en op basis van verworven rechten een positieve bestemming hebben gekregen.

De provincie gaat uiterst terughoudend om met deze bedrijvigheid en deze, vaak redelijk omvangrijke bedrijvigheid, het liefst ziet verhuizen naar bedrijventerreinen.

De Achterhoekse gemeenten zijn van oordeel dat de veelal van oudsher in het buitengebied gevestigde bedrijven, zeker in relatie tot de regeling functieverandering vrijkomende bebouwing, meer mogelijkheden geboden moeten worden. Arbo-eisen, grotere en modernere machines, seizoensgebonden activiteiten, etc, zijn enkele zaken die –naast economische groei- (kunnen) leiden tot de behoefte aan meer oppervlak voor bebouwing. Hoewel in bepaalde gevallen de beleidswens gericht is op een verplaatsing, kunnen (van oudsher gevestigde) bedrijven niet volledig op slot worden gezet. Uitbreiding van niet-agrarische bedrijvigheid is in de regionale nota gekoppeld aan een bepaalde gebiedstypering. Dit om te kunnen beoordelen of een uitbreiding niet ten koste gaat van aanwezige ruimtelijke kwaliteiten (landschap, cultuurhistorie en ecologie) van een bepaald type gebied.

Een onderscheid is te maken tussen vier gebiedstypen, namelijk

- Ecologische hoofdstructuur: EHS-natuur, EHS-verweving en EHS-verbinding.

- Multifunctioneel landschap: landschappelijke waarde

- Multifunctioneel landschap

- Landbouwontwikkelingsgebieden

Differentiatie voor uitbreiding van deze bestaande niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied is geboden op basis van de hierboven genoemde gebiedstypen. Differentiatie is mogelijk bijvoorbeeld naar:

• gebiedsgebonden en niet gebiedsgebonden functies;

• oppervlakte bestaande bebouwing;

• de beleidscategorieën volgens het Streekplan.

De samenwerkende gemeenten zijn van oordeel dat in ieder geval voor de categorie ‘gebiedsgebonden functies’ ruimte geboden moet worden voor economische groei. De categorie niet-gebiedsgebonden bedrijven zou in principe op een bedrijventerrein gehuisvest moeten worden. De samenwerkende gemeenten beseffen dat dit voor al deze, veelal van oudsher in het buitengebied gevestigde, bedrijven niet zo maar toepasbaar is. Met de vertaling van de regeling willen zij wel uiting geven aan die uiteindelijke bedoelingen, door, althans bij rechte, minder mogelijkheden te bieden dan in de categorie ‘gebiedsgebonden bedrijven’.

Voor alle initiatieven geldt dat voor zover geen sprake is van een mogelijkheid bij rechte, een zekere ruimtelijke kwaliteitsbijdrage wordt gevraagd, die hoger wordt naarmate een grotere uitbreiding is toegestaan, de waarde van het gebied groter is (voor natuur en landschap), dan wel sprake is van niet-gebiedsgebonden functies. Het gaat hier voornamelijk om bijdragen in de zin van een landschappelijke inpassing.

De bovenstaande uitgangspunten zijn vertaald in een praktische uitwerking. Per gebiedstype is toetsbaar gemaakt in welke mate bestaande niet-agrarische bedrijvigheid kan uitbreiden. Deze praktische uitwerking is de basis voor de gemeentelijke beleidsregels.

3.4.2 Gemeentelijke beleidsregels

De Visie Buitengebied geeft kaders aan het ruimtelijk beleid in het buitengebied van Winterswijk. Daarnaast geeft het document kaders voor concrete projecten die buiten het ruimtelijke beleid vallen. Het unieke landschap van Winterswijk vraagt immers om maatwerk en de Visie Buitengebied geeft kaders voor dit maatwerk. Het uitgangspunt van de Visie Buitengebied is het verbeteren van de leefbaarheid in het buitengebied. De gemeente Winterswijk streeft naar een brede en gedifferentieerde economische basis voor het buitengebied. De rol van niet-agrarisch bedrijvigheid kan worden versterkt als compensatie voor het wegvallen van een deel van de agrarische werkgelegenheid.

De bestaande bebouwing in het buitengebied biedt kansen voor de huisvesting van nieuwe bedrijven. De gemeente Winterswijk biedt hiermee mogelijkheden voor niet-agrarische bedrijvigheid die past in het buitengebied. Dit geldt ook voor die ondernemers die niet langer 100% van hun inkomen uit het agrarisch bedrijf halen. Dit kan door het toestaan van nietagrarische bedrijfsactiviteiten, bijvoorkeur binnen bestaande bebouwing. Met name het hergebruik van karakteristieke (voormalig agrarische) bebouwing draagt bij aan het behoud van het erf, het cultuurlandschap en de leefbaarheid. De gemeente speelt een faciliterende rol door het bieden van (ruimtelijke) ontwikkelingsmogelijkheden aan bewoners en bedrijven. De gemeente streeft er naar dat de niet-agrarische bedrijven een integraal onderdeel worden van het buitengebied. Dit betekent bijvoorbeeld dat nieuwe bedrijvigheid zich aanpast aan het cultuurlandschap. Voor bestaande niet-agrarische bedrijven wordt gezocht naar maatwerk oplossingen. De ruimtelijke ontwikkeling van de bestaande bedrijven wordt hierbij sterk bepaald door de ligging in het omringende landschap. De gemeente Winterswijk maakt gebruik van een aantal richtlijnen in de discussie over bedrijfsactiviteiten die zich in het buitengebied willen vestigen in bestaande gebouwen. Nieuwbouw voor de nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijven zal met grote terughoudendheid worden benaderd. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen gebruikt de gemeente de volgende hoofdlijnen voor haar hergebruikbeleid:

• Een grote verkeersaantrekkende werking is onwenselijk, tenzij de locatie dit toelaat. Bijvoorbeeld door ligging aan een verkeersader;

• De mogelijkheden van bestaande agrarische bedrijven worden niet aangetast;

• De bedrijfsactiviteiten passen qua milieubelasting in het omliggende gebied;

• Hergebruik van bestaande, voormalig agrarische bebouwing verdient de voorkeur boven nieuwbouw. Hierbij is bijzondere aandacht voor monumentale gebouwen;

• De activiteit draagt bij aan het behoud of de versterking van de landschappelijke kwaliteit en/of de leefbaarheid van het buitengebied.

Deze richtlijnen zijn verder uitgewerkt tot een hergebruikregeling, in samenwerking met de acht gemeenten in de Regio Achterhoek en de provincie Gelderland.

Op regionaal niveau zijn afspraken gemaakt op het gebied van uitbreiding van niet-agrarische bedrijven. Het regionale beleidskader is op provinciaal niveau geaccordeerd als wijziging op het vigerende streekplan uit 2005. Dit heeft invloed op het formuleren van gemeentelijke beleidsregels ten aanzien van dit onderwerp. Uitgangspunt ten opzichte van het provinciale beleid is dat de gemeente vrij is om stringenter beleid te voeren. Soepeler dan het provinciaal kan daarentegen niet.