direct naar inhoud van 3.1 Rijksbeleid, provinciaal en gemeentelijk beleid
Plan: Meekertweg 2a
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.WP1203BGMEEKERTW2A-VA01

3.1 Rijksbeleid, provinciaal en gemeentelijk beleid

De locatie Meekertweg 2 ligt in een gebied dat is bestemd tot "agrarisch cultuurlandschap". Hierover is het volgende in het gemeentelijk beleid opgenomen.

AGRARISCH CULTUURLANDSCHAP

De omgeving Winterswijk staat niet zonder reden bekend als waardevol cultuurlandschap. Ook in de Nota Ruimte is sprake van het Nationaal Landschap Winterswijk waarvan het buitengebied Winterswijk deel uitmaakt. Als kernkwaliteiten worden genoemd:

- kleinschalige openheid;

- het groene karakter;

- microreliëf door essen en ‘eenmansessen’.

In het provinciale streekplan/structuurvisie en de streekplanuitwerking Waardevolle landschappen zijn deze kwaliteiten verder uitgewerkt. De volgende kernkwaliteiten worden aan het Winterswijkse landschap toegekend:

- Kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen; oostelijke helft kleinschaliger dan westelijke helft.

De kleinschaligheid is deels te herleiden tot de kleinschalige geologie en geomorfolgie van het Oost-Nederlands Plateau, die sterk afwijkt van het aanliggende dekzandlandschap: met heel karakteristieke structuren van kleine ingesneden beken op korteafstand van elkaar.

In de westelijke helft komt tussen de plateaurand Aalten-Groenlo en Winterswijk een komvormige laagte voor waar een afwijkend landschap is ontstaan op voormalig broek en veen. Dit jongere landschap is eveneens kleinschalig maar kent niet de afwisseling met beken, oude bouwlanden en hoeven. Dezelfde soort jongere landschappen komt voor aan de noordkant (onder andere Meddosche Veld en Masterveld).

De kleinschaligheid en verweving hangt ook samen met het voorkomen van vele kleine landgoederen met een grote afwisseling van natuur, landbouwgrond, bos en kleine beplantingselementen.

Grondgebonden landbouw op economische basis draagt bij aan een landschap dat door eigenaren, gebruikers, bewoners en toeristen als ‘levend’ wordt ervaren.

- Rijk aan microreliëf (steilranden, essen en eenmansessen), een duidelijke terrasrand (westzijde).

De terrasrand ligt tussen Aalten en Groenlo. Boven op de rand komen grote open escomplexen voor: tussen Aalten en Barlo en bij Vragender. Verspreid liggen talloze kleinere essen; het patroon is grillig met veel gebogen wegen en esranden. Op de terrasrand komen ook jongere ontginningen met rechthoekige patronen voor, zoals Schaarsheide en Vragenderveld, met heel andere patroonkenmerken. De hoge ligging nodigde in het verleden militaire activiteit uit waaraan de Besselinkschans bij Lievelde en de vestingstad Groenlo met zijn circumvallatie uit de Tachtigjarige Oorlog nog herinnert. Essen, eenmansessen met steilranden komen overal in het gebied voor behalve in de jongere ontginningen.

- Meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing (elzen en essen) in halfopen landschap; overstromingsvlaktes in laagtes. De structuur van beken en beekjes die samenstromen in de Groenlosche Slinge ende Bovenslinge wordt bepaald door de ondergrond en menselijke activiteit. Langs de beken zijn veel kleine tot middelgrote (loof)bossen gelegen. Op hogere plaatsen langs de beken is het natuurlijke reliëf opgehoogd met esdekken.

- Fraaie, open essen (opvallend groot op de plateaurand van Aalten tot Groenlo) en bijzondere broekgebieden. Binnen de begrenzing van de open escomplexen komen gebiedjes voor die geen oude open bouwlanden zijn, maar bijvoorbeeld overgangen naar beekdalen, kleine beekdalen, bosjes. Deze gebiedjes zijn toleranter voor toevoegingen als opgaande beplanting. Bijzondere broek- en veengebieden zijn het Korenburgerveen en omgeving en het Wooldsche Veen, die getuigen van kleinschalige turfwinning.

- Historisch nederzettingspatroon, vervlochten in het landschap: oude boerderijplaatsen (zoals scholtenhoeven), vele gehuchten en grotere nederzettingen. De enige grote nederzetting in het gebied zelf is Winterswijk, dat als een spin in een web van wegen zit. Aan de westrand van het gebied en het plateau liggen Groenlo, Lichtenvoorde en Aalten. De vele gehuchten liggen verspreid in het land, de meeste bestaan uit oude en jongere gebouwen, van oorsprong veelal hoeven, in een karakteristieke losse structuur gegroepeerd bij of rond essen en esjes en in veel gevallen aan een beek. Escomplexen liggen bij zulke gehuchten: onder meer Vragender, Barlo, Meddo, Huppel, Kotten, Miste en Corle.

De verspreid gelegen oude boerderijen hebben veelal een bijbehorende eenmanses.

Voor de waardevolle landschappen als geheel geldt binnen de voorwaarde dat de kernkwaliteiten worden versterkt, en bij inachtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied een ‘ja mits’- benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen. Voor zover de waardevolle landschappen deel uitmaken van het multifunctioneel gebied is de voorwaarde dat de nieuwe bebouwing leidt tot landschappelijke versterking, en dat recht wordt gedaan aan de kernkwaliteiten van de betreffende landschappen.

Ter beoordeling van het wel of niet toestaan van een nieuwe ruimtelijke activiteit op een bepaalde plek in een waardevol landschap (bij hoofdafwegingsformule van ‘ja, mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt’) geldt de volgende afbeelding met stappenschema.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1203BGMEEKERTW2A-VA01_0003.png"

Ook in de gemeentelijke Visie Buitengebied is aangegeven dat het buitengebied moet worden benaderd als een waardevol cultuurlandschap.

Visie Buitengebied (december 2005)

De gemeente Winterswijk streeft naar behoud van het cultuurlandschap. Bestaande waarden worden daarbij beschermd, verloren waarden worden hersteld en nieuwe landschappelijke waarden worden gecreëerd. De praktische uitwerking hiervan wordt toegespitst op specifieke landschapstypen. Hiermee wordt de bestaande diversiteit en afwisselingen in het landschap gewaarborgd en verder verbeterd. Bij het nemen van maatregelen of het opstellen van beleid kiezen wij voor maatwerk, waar nodig op perceelsniveau. Dit vraagt om flexibel beleid en goede samenwerking tussen de overheden en de burgers. Per saldo wordt de kwaliteit van het buitengebied (of een specifiek gebiedstype daarbinnen) behouden of versterkt bij iedere ontwikkeling die plaats vindt. De manier waarop de bewoners van Winterswijk met het landschap om zijn gegaan is bepalend geweest voor de huidige ‘vorm’ van dit landschap. Dit heeft geleid tot een landschap dat historisch waardevol is, erkend wordt en gewaardeerd wordt.

De gemeente Winterswijk is de eerst aangewezen overheidsinstantie die het lokale landschappelijke belang behartigt. In haar vertaling van het nationale beleid spreekt de gemeente van een cultuurlandschap. Het behartigen van het landschappelijk belang gebeurt op twee manieren:

1 beschermen van waardevolle elementen;

2 ontwikkelen van nieuwe functies en/of nieuwe kwaliteitselementen.

Deze inspanning is gericht op behoud of versterking van het cultuurlandschap. Behouden alleen is echter niet genoeg. Het landschap is een dynamisch geheel dat ontstaat door de specifieke samenhang van de delen. Daarom worden nieuwe ontwikkelingen toegestaan.

Deze nieuwe ontwikkelingen (bijvoorbeeld zorgboerderijen, niet-agrarische werkfuncties, recreatie etc.) leveren een bijdrage aan het buitengebied (landschap, economie, leefbaarheid etc.).

Het cultuurlandschap is een dynamisch geheel. De gemeente wil gebruik maken van de veranderingen die optreden, ten gunste van het cultuurlandschap en de bewoners en gebruikers.

Het behoud van authenticiteit en kwaliteit van gebouwen en groen staat hoog in het vaandel van gemeentelijk beleid. Karakteristieke groene landschapselementen dienen in het gemeentelijk beleid te worden beschermd. De aandacht gaat daarbij primair uit naar dragers van het landschap, bijzonder kwetsbare elementen, moeilijk te vernieuwen elementen en zeldzame elementen. De veelheid van kleine elementen is daarbij karakteristiek voor Winterswijk.

Private initiatieven voor landschapsversterking worden van groot belang geacht. Behoud van karakteristieke openheid vraagt daarbij bijzondere aandacht. Het gaat om zowel kleinschalige openheid, bijvoorbeeld van essen, als meer grootschalig, zoals in het jonge ontginningslandschap.

Zoals hiervoor is beschreven, geldt behoud en ontwikkeling van het agrarische cultuurlandschap als een belangrijk beleidsuitgangspunt voor het gehele buitengebied van Winterswijk. Dit landschap heeft een belangrijke op zichzelf staande waarde. Dit wordt in het bestemmingsplan tot uitdrukking gebracht door het overgrote deel van het gebied, namelijk alle agrarische gronden zoals alle zogenaamde veldkavels (weilanden en akkers) en alle zogenaamde bouwvlakken (erven) waarop de bedrijfsbebouwing van agrarische bedrijven is gelegen, te bestemmen tot ‘agrarisch cultuurlandschap’. Met deze naamgeving wordt benadrukt dat naast het agrarisch gebruik, evenzeer de landschappelijke waarde van belang is die in belangrijke mate met dit gebruik samenhangt.

Omgevingsvergunningen in het agrarisch cultuurlandschap

Behoud en bescherming van de karakteristieke landschapswaarden is een belangrijke voorwaarde binnen het agrarisch cultuurlandschap. Binnen de bestemming ‘Agrarisch - Cultuurlandschap’ wordt deze bescherming vormgegeven via een omgevingsvergunningstelsel. Dit betekent dat ingrepen die kunnen leiden tot aantasting van de gebiedskwaliteiten vooraf moeten worden getoetst, zodat de overweging kan worden gemaakt of de ingreep kan worden uitgevoerd met behoud van de kwaliteiten. Dit kan betekenen dat aan ingrepen aanvullende eisen (bijvoorbeeld, in geval van EHS: compensatie) worden gesteld.

Bij het bepalen van de landschapswaarden is uitgegaan van de waarden zoals die reeds waren toegekend in de vigerende bestemmingsplannen buitengebied Oost en West. Op basis van het gemeentelijk landschapsbeleidsplan en recente ontwikkelingen op het gebied van natuur- en landschapsontwikkeling (Streekplan/structuurvisie Gelderland 2005, Gebiedsplan natuur en landschap, Reconstructieplan Achterhoek en Liemers, Natuurbeschermingswet) is deze systematiek verder aangevuld.

Het gaat om de volgende landschapswaarden:

- beplantingselementen/houtsingels:

In het coulissenlandschap van Winterswijk is de aanwezigheid van kleinschalige en aaneengesloten beplantingselementen essentieel. Voor een aantal beekdallandschappen is eveneens een versterking van de beplantingsstructuur wenselijk gebleken. In deze gebieden dienen de aanwezige houtsingels behouden te blijven. In uitzonderlijke situaties kan met verwijdering worden ingestemd waarbij elders herplant en compensatie van kwaliteitsverlies plaatsvindt;

- hoogteverschillen:

Lokaal komt er veel variatie in microreliëf voor bij oevers en oeverwallen langs beken, afgesneden beekarmen, ophogingen door esdekken, steilranden langs essen, houtwallen, veendijken, poelen en vennen maar ook ter plaatse van spoorwegtracés en door klei- en kalkwinning. Het microreliëf is deels natuurlijk ontstaan en deels het gevolg van het in cultuur brengen van de gronden. Deze bestaande hoogteverschillen dienen behouden te blijven;

- openheid:

Met name in de grote aaneengesloten escomplexen en open ontginningsgebieden is openheid een belangrijke landschapswaarde;

- onverharde wegen:

Alle huidige halfverharde en onverharde wegen worden beschermd tegen verharding. Het half- en onverharde karakter leidt ertoe dat doorgaand en gemotoriseerd verkeer slechts in beperkte mate gebruik maakt van deze paden en wegen. Dit schept goede condities voor andere gebruikers om de paden te gebruiken als recreatieve

verbindingen. Een onverhard pad leidt tot een beleving van rust en landelijkheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1203BGMEEKERTW2A-VA01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1203BGMEEKERTW2A-VA01_0005.png"

Oud hoevenlandschap

Vanwege deze waarden geldt de plicht een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden (omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten) aan te vragen voor:

- het rooien, vellen van opgaande beplanting in het gehele plangebied;

- het vergraven, verdiepen, verhogen en egaliseren van gronden in gebieden die op de kaart landschapswaarden zijn aangemerkt als gebied met hoogteverschillen;

- het aanbrengen van hoog opgaande beplanting in gebieden die op de kaart landschapswaarden zijn aangemerkt als gebied met kenmerkende openheid;

- het verder verharden van onverharde of halfverharde paden en wegen in het gehele plangebied.

Binnen de bestemming ‘Groen’ kunnen houtwallen en -singels via het omgevingsvergunningstelsel voor (groot) onderhoud worden vernieuwd door de beplanting regelmatig af te zetten. Het rooien en geheel verwijderen van een houtwal of -singel is in de regel niet toegestaan. Alleen bij hoge uitzondering kan ermee worden ingestemd dat een houtwal of -singel wordt gerooid omdat het agrarische gebruik van de percelen onevenredig wordt gehinderd. Voorop staat echter dat de ecologische en landschappelijke kwaliteit niet verloren mag gaan. Daarom zal alleen met het rooien van een houtwal of -singel akkoord worden gegaan indien in de nabijheid (op één van de aangrenzende percelen) een vervangende houtwal of -singel wordt gerealiseerd. Bovendien geldt dat het rooien van een houtwal of -singel niet wordt toegestaan bij volgroeide wallen of singels, met een hoge ecologische of landschappelijke waarde.

Bij vervanging van een bestaande houtwal of -singel gaan ecologische waarden die samenhangen met de ouderdom van de wal of singel verloren. Hiervoor wordt een compensatie geëist door de nieuwe houtwal of -singel in oppervlak groter te maken dan de verwijderde houtwal of -singel. Hierbij zal maatwerk plaatsvinden waarbij rekening wordt gehouden met de waarde van de wal of singel die is gerooid en de landschappelijkesituatie op de plek waar de nieuwe wal of singel wordt ingepland.

Voor het verwijderen van de houtsingel of -wal zijn burgemeester en wethouders bevoegd een omgevingsvergunning dan wel wijziging te verlenen, waarbij de vervangende inplant en de compensatie als voorwaarden kunnen gelden. Na verlening van de vergunning dient als eerste de vervangende inplant plaats te vinden, alvorens tot het rooien van de bestaande wal of singel wordt overgegaan.

Hergebruik vrijkomende bebouwing voor woningen

Om te voorkomen dat karakteristieke bijgebouwen in onbruik raken en vervallen wordt hergebruik in de vorm van woningen toegestaan, mits de agrarische activiteit reeds is of wordt gestopt. Het betreft in de praktijk vaak (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing die niet efficiënt voor bedrijfsdoeleinden is te gebruiken. Niet ieder vrijgekomen gebouw komt voor hergebruik in aanmerking. In moderne bebouwing zoals een ligboxenstal, een plaatstalen loods e.d. wordt geen hergebruik toegestaan. Als leidraad geldt dat alleen in streekeigen landschappelijk waardevolle bebouwing hergebruik wordt toegestaan. In de praktijk zal het vaak gaat om de deel aansluitend aan het woonhuis, of om andere karakteristieke bijgebouwen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het vaststellen van een wijzigingsplan waarbij tenminste de volgende voorwaarden gelden:

- op een perceel kan worden toegestaan maximaal twee gebouwen te verbouwen tot woningen. Ook kan worden toegestaan één gebouw te verbouwen tot meerdere wooneenheden. Ongeacht het aantal gebouwen dat wordt verbouwd, kunnen in totaal maximaal twee nieuwe wooneenheden worden toegestaan;

- het totaal aantal wooneenheden op een perceel (cluster bebouwing) mag maximaal drie bedragen, als de voormalige hoofdwoning dus gesplitst is, mag nog slechts één extra woning worden toegestaan;

- als voorwaarde geldt dat alleen bebouwing met een zekere landschappelijke waarde wordt hergebruikt en alle overige voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt;

- voor bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mag nieuwbouw worden toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m2 per woning;

- verbouwing wordt uitsluitend toegestaan indien de eventueel aanwezige cultuurhistorische uitstraling niet wordt aangetast (bij twijfel wordt de commissie cultuurhistorie om advies gevraagd) en indien de landschappelijke inpassing verzekerd is door aanwezige of aanvullende streekeigen erfbeplanting.

- bij de toevoeging van een woning moet worden voldaan aan de vigerende milieuwetgeving. De toevoeging mag niet leiden tot beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven in de omgeving.

De verwachting is dat veelal slechts één of twee woningen in een bijgebouw wordt gerealiseerd. Indien een verbouwing tot meer woningen wenselijk is, zijn aanvullende regelingen noodzakelijk ten aanzien van de inrichting van erf en tuin bijvoorbeeld vanwege het gebruik van schuttingen. Hiervoor is maatwerk noodzakelijk, hetgeen niet in dit generieke bestemmingsplan kan worden geboden. Dergelijke initiatieven kunnen in een partiële herziening van het bestemmingsplan van een passende regeling worden voorzien.

Beoogde schuur wordt nu niet intensief gebruikt waardoor het risico van verval groot is te noemen. Door de schuur voor woondoeleinden te verbouwen wordt de kwaliteit van de schuur gewwarborgd. De planwijziging heeft geen negatieve gevolgen op de landschappelijke kwaliteiten. Een extra investering in landschappelijke inpassing is niet nodig, aangezien het perceel reeds goed is ingepast.

Woonvisie

Op 27 januari 2011 heeft de gemeenteraad de Regionale Woonvisie vastgesteld. Door het vaststellen van de regionale woonvisie heeft de gemeente Winterswijk zich verplicht om niet meer woningbouwplannen te ontwikkelen dan de regionale afspraken toelaten. Er is een planningslijst opgesteld waarop aangegeven is welke woningbouwplannen wel door kunnen gaan.

Op het perceel Meekertweg 2 wordt een tweede woning toegevoegd. De planwijziging heeft derhalve invloed op de woningvoorraad en telt daarom mee voor de planningslijst. Hiermee is reeds rekening gehouden. De realisering van een extra woning op dit perceel past dus in de woonvisie.