direct naar inhoud van Regels
Plan: Rauwershofweg 8
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.WP1706BGRWRSHFWG8-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Voor de toepassing van dit artikel geldt artikel 1 van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk 

Aanvullend gelden voor de volgende begrippen de bijbehorende definities:

het plan

het wijzigingsplan Rauwershofweg 8 van de gemeente Winterswijk;

bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0294.WP1706BGRWRSHFWG8-VA01 met bijbehorende regels en bijlagen;

Artikel 2 Wijze van meten

Voor de toepassing van dit artikel geldt artikel 2 van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurlandschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Cultuurlandschap aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de volgende landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden:

  • 1. kleinschalige landschapselementen met een oppervlakte van maximaal 400 m2 zoals poelen, ruigtes, heggen, boomgroepen, houtwallen en -singels;
  • 2. hoogteverschillen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen';
  • 3. openheid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
  • 4. on- en halfverharde wegen en paden;


met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ruiter- fiets- en wandelpaden, ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, watergangen, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels
3.2.1

De maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 2 m.

3.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, in relatie tot de bestaande bebouwing indien en voor zover noodzakelijk voor de bescherming van de landschappelijke waarden.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. op alle gronden
    • 1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels;
    • 2. het aanleggen, verbreden en verharden of verdergaand verharden van paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  • b. op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid': het aanbrengen van hoog opgaande beplantingen en het bebossen van gronden;
  • c. op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen': het ontgronden, vergraven, afgraven, en egaliseren, van gronden.

3.4.2

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 3.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

3.4.3

Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 3.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarbij inwoning is toegestaan;
  • b. praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande, dat maximaal 50 m2 van de vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen ten behoeve van deze activiteiten in gebruik mag zijn en dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • c. bed & breakfastvoorzieningen, met dien verstande dat maximaal 60 m2 van de oppervlakte van de woning hiervoor mag worden gebruikt met inbegrip van maximaal 2 slaapverblijven van elk maximaal 30 m2 voor in totaal maximaal 4 personen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarde", het behoud, de bescherming en/of herstel van cultuurhistorische waarde;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels
4.2.1

De inhoud van de woningen bedraagt maximaal de bestaande inhoud

4.2.2

De oppervlakte van de woning bedraagt maximaal de bestaande oppervlakte met dien verstande dat voor zover er geen sprake is van een bestaande oppervlakte, bedraagt de oppervlakte maximaal 150 m2.

4.2.3

Woningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. goothoogte maximaal 6 m;
  • b. bouwhoogte maximaal 10 m.
4.2.4

Bijgebouwen en overkappingen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gezamenlijke oppervlakte maximaal 150 m2 per woning, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gesplitst' ten behoeve van de gesplitste woningen maximaal 300 m2 bedraagt;
  • b. goothoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • c. bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
4.2.5

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m, met dien verstande dat lichtmasten ten behoeve van paardenbakken niet zijn toegestaan.

4.2.6

Onverminderd het bepaalde in artikel 4.2.1 en 4.2.3 is herbouw van een woning uitsluitend toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Vergroten woning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 en 4.2.2 voor het vergroten van de oppervlakte en inhoud van een woning, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte mag met maximaal 20 m2 worden uitgebreid;
  • b. de kenmerkende vorm van de hoofdbouwmassa dient gehandhaafd te blijven;
  • c. de bepalingen in artikel 4.3.4 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing;
  • d. omgevingsvergunning voor het vergroten van de oppervlakte en inhoud van een woning mag niet worden verleend voor zover het een gesplitste woning betreft.
4.3.2 Vergroten van de oppervlakte van bijgebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.3.1 onder a ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en overkappingen waardoor de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen meer dan 150 m2 mag bedragen in verband met de sloop van bestaande met omgevingsvergunning gebouwde bijgebouwen en overkappingen, niet zijnde karakteristiek, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. voor zover de resterende oppervlakte na de sloop 150 m2 of meer bedraagt, de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen maximaal de resterende oppervlakte vermeerderd met 50% van de oppervlakte van de gesloopte bijgebouwen en overkappingen mag bedragen
  • b. voor zover de resterende oppervlakte minder dan 150 m2 bedraagt, de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen maximaal de oppervlakte mag bedragen zoals berekend overeenkomstig de volgende formule: 150 + (0,5 * (A - (150 – B)));
      • A = oppervlakte van gesloopte bijgebouwen: de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen, niet zijnde karakteristiek, waar de sloop betrekking op heeft;
      • B = resterende oppervlakte;
  • c. de te slopen bijgebouwen moeten bestaan ten tijde van de aanvraag om de omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels;
  • d. de gezamenlijke inhoud van bijgebouwen en overkappingen mag niet toenemen;
  • e. er is sprake van een aantoonbare landschappelijke verbetering;
  • f. de bepalingen in artikel 4.3.4 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing;
  • g. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt, direct na het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld onder a of b , onder bestaande bijgebouwen en overkappingen verstaan:
    • 1. bijgebouwen en overkappingen die bestaan direct na het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels, met uitzondering van bijgebouwen die zullen worden gesloopt in het kader van die omgevingsvergunning;
    • 2. bijgebouwen en overkappingen die mogen worden gebouwd op grond van de omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels.
4.3.3 Herbouw woning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.6 voor de herbouw van een woning op een andere dan de bestaande locatie, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van de woning mag niet toenemen;
  • b. dat met betrekking tot wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
  • c. de herbouw dient qua verschijningsvorm aan te sluiten op de bouwvorm van de streekeigen bebouwing en op het landelijk karakter van het gebied;
  • d. de herbouw dient ruimtelijk gezien een betere situatie op te leveren;
  • e. de bepalingen in artikel 4.3.4 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing.
4.3.4 Toetsing belangenafweging

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning zoals dient tenminste aan de volgende voorwaarden te worden getoetst:

  • a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachting 1

Voor de toepassing van dit artikel geldt artikel 23 van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied 

Artikel 6 Waarde - Archeologische verwachting 4

Voor de toepassing van dit artikel geldt artikel 26 van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Voor de toepassing van dit hoofdstuk geldt hoofdstuk 3 van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Voor toepassing van dit hoofdstuk geldt hoofdstuk 3 van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk. Aanvullend op artikel 32 van genoemd bestemmingsplan zijn de volgende algemene gebruiksregels van toepassing:

7.1 Landschappelijke inpassing
7.1.1 Voorwaardelijke verplichting

Binnen 24 maanden na het in werking treden van het wijzigingsplan dient de landschappelijke inpassing overeenkomstig met Bijlage 1 Landschappelijke inpassing van deze planregels te zijn uitgevoerd en duurzaam in stand gehouden worden.

7.1.2 Omgevingsvergunning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 7.1.1 voor het treffen van andere landschapsmaatregelen dan de maatregelen die zijn opgenomen in Bijlage 1 Landschappelijke inpassing met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. de landschapsmaatregelen moeten minimaal gelijk zijn aan de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze planregels;
  • b. de landschapsmaatregelen moeten minimaal gelijk zijn aan het beschermingsniveau van de landschappelijke waarden zoals opgenomen in van deze planregels;
  • c. de landschapsmaatregelen moeten binnen 18 maanden na verlening van de afwijking omgevingsvergunning worden uitgevoerd en duurzaam in stand gehouden worden.

7.1.3 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het niet gereed komen van de landschapsmaatregelen genoemd onder 7.1.1 binnen de gestelde termijn. Tevens wordt het niet duurzaam in stand houden van de landschappelijke inpassing gerekend tot strijdig gebruik.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

Voor toepassing van dit hoofdstuk geldt hoofdstuk 3 van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk. Aanvullend op artikel 33 van genoemd bestemmingsplan zijn de volgende algemene aanduidingsregels van toepassing:

8.1 Cultuurhistorische waarde
8.1.1 Aanduidingsomschrijving

Het gebouw ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' is behalve de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen van de cultuurhistorische waarde.

8.1.2 Bouwregels

In afwijking van de regels behorende bij de voorkomende bestemming, mag een gebouw met de nadere aanduiding 'cultuurhistorische waarde' slechts gedeeltelijk worden vernieuwd en/of veranderd, mits:

  • a. het uitwendig karakter van het bouwwerk in bestaande toestand niet wordt veranderd voor wat betreft de hoofdvorm en maatvoering, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting, houten topgevels in de voor- en zijgevel, het gebintwerk en de oppervlakte van het grondvlak;
  • b. overigens voldaan wordt aan het bepaalde in de bouwregels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming.

8.1.3 Afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.1.2 indien toepassing van dit artikel zou leiden tot een onevenredige beperking van het gebruik van de gronden.

8.1.4 Uitzondering op de bouwregels

Het bepaalde in artikel 8.1.2 is niet van toepassing indien een vernieuwing en/of verandering plaatsvindt in overeenstemming met de Erfgoedwet of de gemeentelijke monumentenverordening verleende vergunning;

8.1.5 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een pand met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' geheel of gedeeltelijk te slopen;
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.1.5 onder a, mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het geheel of gedeeltelijk slopen dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de beeldbepalende cultuurhistorische waarden van het gebouw en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • c. Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 8.1.5 onder a, wint het bevoegd gezag advies in van de Adviescommissie Cultuurhistorie omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebouw en de omgeving.
  • d. Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 8.1.5 onder a is nodig voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
    • 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 overgangsrecht bouwwerken
9.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot ,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.1.2

Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 9.1.1 met maximaal 10%.

9.1.3

Artikel 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

9.2 overgangsrecht gebruik
9.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 9.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 9.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.2.4

Artikel 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Dit wijzigingsplan kan worden aangehaald als 'wijzigingsplan Rauwershofweg 8' van de gemeente Winterswijk.