direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herstel beken
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.WP1810BGHERSTBEKEN-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op diverse locaties in het buitengebied van de gemeente Winterswijk worden werkzaamheden uitgevoerd ten behoeve van het herstel van beken. Waterschap Rijn en IJssel (WRIJ) geeft met het project 'Uitvoering herstel 4 beken Winterswijk Oost' invulling aan de KRW-doelstellingen en HEN-ambitie (herstelmaatregelen) voor de Ratumse Beek, Willinkbeek, Boven Slinge en Osink-Bemersbeek. Voor elke beek worden op verschillende locaties herstelmaatregelen voorgesteld.

Op de locaties De Roos en Damkot past de natuurontwikkeling niet binnen het geldende bestemmingsplan. De aanleg/versterking van de beek begeleidende beplanting is groter dan in het geldend bestemmingsplan is toegestaan.

De gemeente Winterswijk is voornemens medewerking te verlenen op basis van een wijzigingsplan. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing maakt de beoogde ontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk; dat wil zeggen deze onderbouwing regelt wat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Concreet wordt natuurontwikkeling langs de beken toegestaan.

1.2 Ligging plangebied

De locatie Damkot betreft een onderdeel van de Willinkbeek en de locatie De Roos betreft een onderdeel van de Osink-Bemersbeek. Damkot ligt op circa 800 m afstand ten noordoosten van de kern Winterswijk. Deelgebied 'De Roos' ligt op circa 150 m afstand ten oosten van het buurtschap Kotten. Op bijgevoegde afbeelding is de globale ligging van beide deelgebieden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1810BGHERSTBEKEN-OW01_0001.png"

Globale ligging plangebied (bron: openstreetmap.org)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk', vastgesteld op 27 januari 2011. Voor beide deelgebieden is het geldend bestemmingsplan nader toegelicht.

Damkot

Het deelgebied Damkot heeft de bestemming 'Agrarisch - Cultuurlandschap' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen'. Daarnaast heeft de locatie de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1', 'Waarde - Archeologische verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische verwachting 4'. De gronden hebben tevens de gebiedsaanduiding 'other: ehs natuur', 'other: waardevol landschap', 'other: ehs verweving' en 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'. Op bijgevoegde uitsnede van het vigerend bestemmingsplan is het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1810BGHERSTBEKEN-OW01_0002.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan, deelgebied Damkot blauw omlijnd (bron: gemeente Winterswijk)

De Roos

Het deelgebied De Roos heeft de bestemming 'Agrarisch - Cultuurlandschap' met de functieaanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid'. Daarnaast heeft de locatie de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4'. De gronden hebben tevens de gebiedsaanduiding 'other: ehs natuur' en 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'. Op bijgevoegde uitsnede van het vigerend bestemmingsplan is het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1810BGHERSTBEKEN-OW01_0003.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan, deelgebied De Roos blauw omlijnd (bron: gemeente Winterswijk)

De gronden van het plangebied zijn onder andere bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf en mede bestemd voor voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem. Daarnaast gelden gebiedsaanduidingen ter bescherming van de landschappelijke waarden van het gebied

Binnen het vigerend bestemmingsplan zijn binnen de bestemming 'Agrarisch - Cultuurlandschap' kleinschalige landschapselementen met een oppervlakte van maximaal 400 m2 toegestaan. Met onderhavig plan wordt meer dan 400 m2 natuur aangelegd.

Natuurontwikkeling is enkel mogelijk wanneer de agrarische bestemming wordt gewijzigd in 'Natuur'.


Artikel 35.2 van het geldende bestemmingsplan betreft een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming Bos of Natuur, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. er dient een inrichtings- en beheersvisie te worden opgesteld waarin de natuurontwikkeling dan wel de bosaanleg is uitgewerkt;
  • b. de aanleg van bos is niet toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
  • c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

ad.a: Voor onderhavig plan is een verkennend natuuronderzoek uitgevoerd. In dit document is geplande de natuurontwikkeling uitgewerkt. De volledige rapportage van het onderzoek is weergegeven in Bijlage 1.

ad.b: Onderhavig plan betreft de aanleg van nieuwe natuur. Met de aanleg van de nieuwe natuur blijft het open karakter van de omgeving behouden.

ad.c: In onderhavige onderbouwing is toegelicht dat de in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden aangetast.

ad.d: In onderhavige toelichting is toegelicht dat de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden niet onevenredig worden aangetast.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De toelichting is opgebouwd uit 6 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan het beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid van het plan wordt aangetoond aan de hand van relevante milieu- en omgevingsaspecten en de economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 5 volgt de wijze van bestemmen, waarin uiteen wordt gezet hoe het plan juridisch is vertaald naar de verbeelding en de regels. Tenslotte komen in hoofdstuk 6 de resultaten van de procedure aan de orde.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Huidige situatie

Beide locaties zijn gelegen in een kleinschalig landschap. De landschappen kenmerken zich door lanen, houtwallen, meanderde beken en bossen met een afwisseling van verspreid liggende erven. De beken waarde locaties onderdeel van uitmaken meanderen voor een groot deel als een bosbeek door de landschappen.

Damkot

Het deelgebied Damkot is kadastraal bekend als gemeente Winterswijk sectie B nummers 6151 en 7021. Dit gebied bestaat uit een aantal percelen welke in gebruik zijn als grasland. Langs de beek staat beekbegeleidende beplanting, zoals zwarte els, zomereik, es en wilg. Op bijgevoegde luchtfoto's is de huidige situatie van het deelgebied Damkot weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1810BGHERSTBEKEN-OW01_0004.png"

Luchtfoto huidige situatie deelgebied Damkot (bron: gemeente Winterswijk)

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1810BGHERSTBEKEN-OW01_0005.png"

Luchtfoto huidige situatie deelgebied Damkot (bron: gemeente Winterswijk)

De Roos

Het deelgebied De Roos is kadastraal bekend als gemeente Winterswijk sectie D nummers 10352 en 8840. Langs dit gebied stroomt de Willinkbeek als een gedeeltelijk begroeide beek door het landschap. De beek is aan de zuidkant begroeid met bomen en struiken, bestaande uit onder andere zwarte els, es, wilg en esdoorn. De noordkant is volledig onbegroeid, het aanliggende agrarische perceel sluit direct aan op de beek. Het perceel wordt begraasd door koeien. Op bijgevoegde luchtfoto's is de huidige situatie van het deelgebied De Roos weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1810BGHERSTBEKEN-OW01_0006.png"

Luchtfoto huidige situatie deelgebied De Roos (bron: gemeente Winterswijk)

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1810BGHERSTBEKEN-OW01_0007.png"

Luchtfoto huidige situatie deelgebied De Roos (bron: gemeente Winterswijk)

2.2 Planbeschrijving

Onderhavig plan maakt deel uit van een groter plan ten behoeve van het herstel van beken in de gemeente Winterswijk. De beken die worden hersteld zijn de Ratumse Beek, Willinkbeek, Boven Slinge en de Osink-Bemersbeek. Voor elke beek worden op verschillende locaties herstelmaatregelen uitgevoerd. De herstelmaatregelen zijn nader toegelicht in Bijlage 1. Onderhavig plan betreft de deelgebieden Damkot en De Roos.

Damkot

De werkzaamheden bestaan uit het aanbrengen van beplanting (gemengd loofbos) langs de noordzijde van de beek met als doel het karakter van een bosbeek te herstellen en het verwijderen van puin over de gehele lengte van de beek. Het puin bevindt zich deels in de oever en deels in de bodem van de beek. Voor de voorgenomen werkzaamheden worden geen bomen gekapt. In Bijlage 2 is de toekomstige situatie van het deelgebied weergegeven.

De Roos

De werkzaamheden bestaan uit het aanbrengen van beplanting langs de beek, het lokaal verwijderen van stortsteen en het aanbrengen van rasters. Voor de voorgenomen werkzaamheden worden geen bomen gekapt. In Bijlage 3 is de toekomstige situatie van het deelgebied weergegeven.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en biedt het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn deze regels aanvullend verankerd. In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Ladder duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Op 1 oktober 2012 is de Ladder in werking getreden als motiveringsvereiste onder artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het vormt daarmee een nadere invulling van artikel 3:2 van de Awb. Het Bro bepaalt dat wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, deze moet worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

De toepassing van de Ladder heeft sinds 2012 tot veel uitspraken geleid bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Op 1 juli 2017 is daarom de Ladder gewijzigd en vereenvoudigd om de in de praktijk ervaren knelpunten op te lossen en onderzoekslasten te verminderen. Met deze wijziging is beoogd de effectiviteit van het instrument te bevorderen. De 'nieuwe' Ladder bevat geen treden meer, de treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt. De begrippen 'actuele' en 'regionale' zijn geschrapt. De definities zijn verder niet gewijzigd, de huidige lijn in de jurisprudentie blijft hiermee in stand. Daarnaast geldt vanaf 1 juli alleen nog voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied een uitgebreide motiveringsplicht.

Voordat de ladder voor duurzame verstedelijking wordt toegepast, moet een afweging plaatsvinden of het 'plan' een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' betreft. De Bro definieert het begrip 'stedelijke ontwikkeling' als volgt: “ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen”.

In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er dus sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.

Nationaal Landschap

Op basis van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten heeft het Rijk in het verleden een selectie gemaakt van twintig ‘Nationale landschappen’. Het gebied Winterswijk maakte deel uit van deze selectie vanwege de volgende kernkwaliteiten: kleinschalige openheid, groene karakter en microreliëf. Met de vaststelling van de SVIR is het landschapsbeleid losgelaten. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies.

Planspecifiek

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In het kader van het Rijksbeleid is geen sprake van direct belang bij of rechtstreekse doorwerking op het plangebied. Het deelgebied De Roos ligt gedeeltelijk in een van de aangewezen gebieden van de SVIR, namelijk (herijkte) EHS. Onderhavig plan betreft natuurontwikkeling, wat het EHS gebied ten goede komt. Tevens is een verkennend natuuronderzoek uitgevoerd. Dit aspect is in paragraaf 4.3 nader toegelicht.

Ladder duurzame verstedelijking

Onderhavig plan betreft geen stedelijke ontwikkeling, waardoor de Ladder duurzame verstedelijking niet van toepassing is.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 (geactualiseerd januari 2018) heeft de provincie Gelderland de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan 2005, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. Met de Omgevingsvisie kiest de provincie voor een gezamenlijke aanpak met gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en particulieren van de maatschappelijke opgaven voor de komende vijf à tien jaar. Hierbij staan twee hoofddoelen centraal:

  • een duurzame economische structuur;
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

De provinciale hoofddoelen zijn in vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie, zijn zij in de Omgevingsvisie opgenomen onder 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland.

  • Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten;
  • Dynamisch Gelderland betreft de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit;
  • Mooi Gelderland betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming danwel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen. Het gaan dan om cultuurhistorie, natuur, water en ondergrond.

Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Ten aanzien van de functie wonen in de Achterhoek is het streven om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden. In de Regionale Woonagenda agenderen alle (relevante) partijen in een regio de regionale opgaven op het gebied van wonen. Zij maken afspraken over wat zij hieraan gaan doen. De provincie is een van de partijen. De agenda gaat onder meer over hoe partijen met elkaar invulling geven aan flexibiliteit, levensloopbestendigheid, betaalbaarheid, het aandeel 'huur' en andere kwaliteiten waaraan behoefte is.

Gelderse Ladder

Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen, staat de 'Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik' centraal. De juridische basis hiervoor is de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Bro. Dit houdt in dat in bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan (behoefte, bestaand stedelijk gebied, bereikbaarheid).

De ambitie is om bij de toepassing van de Gelderse ladder expliciet aandacht te schenken aan de borging van ruimtelijke kwaliteit of kwaliteit van de leefomgeving. Het is van belang dat er een goede match ontstaat tussen de kwaliteiten van het ruimtelijk initiatief en de kwaliteiten van de (uiteindelijk gekozen) locatie en het omliggende gebied.

Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 (geactualiseerd januari 2018) heeft de provincie Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen uit de Omgevingsvisie. In de Omgevingsverordening is ten aanzien van de functie wonen bepaald dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan zijn wanneer dit past in het Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.

Aangezien de juridische borging is vastgelegd in het Bro, is de Gelderse Ladder niet nogmaals opgenomen in de Omgevingsverordening.

Planspecifiek

Omgevingsvisie Gelderland

Beide deelgebieden hebben een aanduiding vanuit de Omgevingsvisie Gelderland.

Damkot

Het deelgebied Damkot is in de omgevingsvisie aangeduid als Gelders Natuurnetwerk, groene ontwikkelingszone, nationale landschappen en een klein gedeelte in het oosten betreft natte landnatuur.

Deze aanduidingen zijn ter bescherming van de bestaande natuur en landschappelijke waarden. Met onderhavig plan wordt natuur ontwikkeld langs beken. Deze ontwikkeling komt ten goede van de landschappelijke waarden van het gebied.

De Roos

Het deelgebied De Roos is in de omgevingsvisie aangeduid als Gelders Natuurnetwerk, nationale landschappen en verklaringen zoekgebied nieuwe natuur. De aanduidingen Gelders Natuurnetwerk en nationale landschappen gelden ter bescherming van de bestaande natuur. Onderhavig plan betreft het aanleggen van nieuwe natuur, waardoor het ook aansluit bij de aanduiding zoekgebied nieuwe natuur.

Gelderse Ladder

Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot de ladder. Dit aspect is in paragraaf 3.1 reeds toegelicht.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Visie Buitengebied

In de Visie Buitengebied 2005 worden algemene kaders geschetst voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het hoofddoel voor de visie buitengebied is 'behoud door ontwikkeling'. Dit wil zeggen het behoud van de bijzondere cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische kwaliteiten die het gebied herbergt en ruimte bieden aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Diverse economische dragers maken het buitengebied van Winterswijk leefbaar en vitaal. Voor het landschap is een continue ontwikkeling van belang. Er wordt niet gestreefd naar herstel van een historisch landschap, maar naar het realiseren van een landschap van deze tijd, dat is geïnspireerd op het verleden. De Visie Buitengebied biedt in zijn algemeenheid dus ruimte voor nieuwe initiatieven.

Planspecifiek

De gemeente streeft er naar dat alle functies die het buitengebied heeft, of krijgt, zijn aangepast aan de waardevolle vorm van het cultuurlandschaplandschap. Nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied dragen er aan bij om de huidige kwaliteit te behouden en waar mogelijk te versterken. Onderhavig plan betreft het versterken van natuur langs de Willinkbeek en de Osink Bemersbeek. Het plan past binnen het gemeentelijke beleid zoals dat geformuleerd is in de Visie Buitengebied.

3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan

Op 4 november 2009 is het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) vastgesteld. Het LOP kan worden opgevat als een uitwerking van het Landschapsonderdeel van de Visie Buitengebied. Het LOP is de basis voor de uitvoering van landschapsprojecten en bevat het kader voor de invulling van het 'ja-mits' en 'nee- tenzij' beleid voor 'Waardevolle Landschappen' zoals verwoord in de Structuurvisie Gelderland 2005. De Structuurvisie is inmiddels vervangen door de Omgevingsvisie. Op termijn zal de provinciale ambitie ten aanzien van natuur en landschap worden uitgewerkt in een Gebiedenatlas. Dit is in wezen een actualisering van onder andere het LOP. Het voorliggende initiatief is getoetst aan het LOP.

De hoofddoelstelling van het LOP is het bewaren en bevorderen van de unieke landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden die Winterswijk heeft, om een bijdrage te leveren aan:

  • Versterking van de leefomgeving van bewoners en de waarborging van het cultureel erfgoed voor toekomstige generaties door functies op adequate wijze te situeren, te combineren en vorm te geven;
  • Stimulering van lokale en regionale alternatieven voor verbetering van het landschap, waarbij samenhang, identiteit, verscheidenheid en beleefbaarheid van het landschap worden versterkt;
  • Stimulering van particulieren en burgers in het uitvoeren van adequaat beheer van eigendommen, tot participatie in de beleidsuitvoering en tot het nemen van initiatieven als invulling van de eigen verantwoordelijkheid voor het behoud en de versterking van de kwaliteit van de leefomgeving;
  • Vorming van een helder referentiekader voor de beoordeling van en het stellen van voorwaarden bij ruimtelijk relevante ingrepen vanuit de optiek van landschapskwaliteit.

Planspecifiek

In het LOP is Winterswijk verdeeld over 17 deelgebieden. Onderhavig plangebied ligt in 2 deelgebieden. Op bijgevoegde afbeelding zijn de deelgebieden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1810BGHERSTBEKEN-OW01_0008.png"

Deelgebieden LOP, deelgebied Damkot rood- en De Roos blauw omcirkelt (bron: gemeente Winterswijk)

Het deelgebied Damkot is gelegen in het deelgebied Meddo/Huppel. De visie gaat uit van het koppelen van natuurwaarden aan de bestaande beken, omdat ze in het landschap als zeer stabiel worden ervaren. Volgens de karakteristiek van het landschapstype liggen de beken in een afwisselend landschap van kleine bosjes, houtwallen en natte weilanden. Deze afwisseling maakt de visuele kwaliteit groot. Het uitvoeren van deze versterkingen kan plaatsvinden in combinatie met het vergroten van het natuurlijke karakter van de beken. Onderhavig plan betreft het aanleggen van nieuwe natuur. In het verkennend natuuronderzoek (Bijlage 1) is rekening gehouden met bovenstaande aspecten.

Het deelgebied De Roos is gelegen in het deelgebied Kotten. Kotten heeft een oud hoevelandschap met grotendeels een hoge cultuurhistorische waarde. De aanleg van nieuwe natuur versterkt de bestaande cultuurhistorische- en ecologische waarde van het gebied. Het plan sluit daarmee aan bij de uitgangspunten van het LOP.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Milieuaspecten

Met onderhavig plan wordt nieuwe natuur aangelegd. Deze ontwikkeling betreft geen gevoelig object, waardoor het plan uitvoerbaar is met betrekking tot de milieuaspecten bodem, geluid, lucht, bedrijfs- en milieuzonering, geur en externe veiligheid.

4.2 Cultuurhistorie en archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening worden gehouden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan moet worden opgenomen.

Archeologie

Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Erfgoedwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn. Om deze reden zijn alle gronden in Winterswijk geïnventariseerd en beoordeeld op mogelijk aanwezige archeologische relicten. Er worden 4 waarden onderscheiden, iedere categorie kent een eigen verwachting op vondsten, waarbij 1 de hoogste verwachtingswaarde is en 4 de laagste.

Planspecifiek

Voor beide deelgebieden is archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. De volledige rapportage van het archeologische bureauonderzoek is weergegeven in Bijlage 4.

Cultuurhistorie

Onderhavig plan betreft het aanleggen van nieuwe natuur. Het plangebied ligt in nationaal landschap. Doordat de aanleg van de natuur een versterking voor de cultuurhistorische waarde is, betreft het plan een versterking van het nationaal landschap.

Archeologie
In het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1', 'Waarde - Archeologische verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische verwachting 4' ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden. Dit betekent dat bij een bodemverstoring van groter dan een bepaald oppervlakte archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Deze oppervlakte worden met onderhavig plan niet overschreden.

Uit het archeologisch bureauonderzoek blijkt dat voor het deelgebied Damkot archeologisch vervolgonderzoek is vereist in de vorm van archeologische begeleiding. Deze begeleiding moet worden uitgevoerd vanwege het gevaar op schade aan het direct aangrenzende gebied met een hoge archeologische verwachting. De uitvoering van het plan voor dit deelgebied worden uitgevoerd conform het pve zoals is weergegeven in Bijlage 5. Het uitvoeren van het pve is voorwaardelijk verplicht gesteld in de regels van dit bestemmingsplan.

Voor deelgebied de Roos is geen archeologisch vervolgonderzoek vereist.

4.3 Flora en fauna

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.


Gebiedsbescherming

De Wet natuurbescherming richt zich op de bescherming van gebieden. In de Wet natuurbescherming zjin Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden) beschermd.

Naast deze drie soorten gebieden is in het kader van de gebiedsbescherming het Natuurnetwerk Nederland van belang. In Gelderland betreft dit het Gelders Natuurnetwerk (GNN).

Dit is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones die tussen de natuurgebieden liggen. Het natuurnetwerk draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  • vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
  • verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
  • verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.

Soortenbescherming

Voorts is in de Wet natuurbescherming de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren geregeld: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Onderzocht moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook voor het voorliggende plan, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden.

Planspecifiek

Voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan is een verkennend natuuronderzoek uitgevoerd. De volledige rapportage van het onderzoek is weergegeven in Bijlage 1.

Gebiedsbescherming

Uit het onderzoek blijkt dat voor beide deelgebieden gezien de werkzaamheden, tijdsduur en afstand, geen effecten op gevoelige habitattypen worden verwacht. De voorgenomen werkzaamheden hebben geen effect op beschermde natuurgebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet, ook niet via externe werking. Er is geen nader effectonderzoek noodzakelijk. Er zijn geen maatregelen nodig om effecten te voorkomen. Er is derhalve geen vergunning ten aanzien van beschermde gebieden in het kader van de Wet natuurbescherming.

Soortenbescherming

Uit het verkennend natuuronderzoek blijkt dat onderhavig plan geen belemmering vormt voor beschermde soorten. Een van de voorwaarden is dat de werkzaamheden buiten het broedseizoen van vogels moet plaatsvinden. Om mogelijke (tijdelijke) effecten op beschermde soorten (onder andere vogels, vissen, amfibieën) tijdens de uitvoering te voorkomen, dient een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld.

4.4 Water

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen. Het Waterschap Rijn en IJssel laat in het Waterbeheerplan 2016-2021 zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten het waterschap in de samenwerking met haar partners wil leggen. Vanuit die omgevingsverkenning wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor de primaire taakgebieden:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.

Voor het taakgebied Veiligheid water is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het taakgebied Voldoende water is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren". Voor Schoon water is het uitgangspunt “stand still - step forward”. Essentieel is het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem met als einddoel een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Partnerschappen met gemeenten en andere partijen zorgen voor een effectieve en efficiënte (afval)waterketen. Door optimalisatie van de behandeling van afvalwater wordt een bijdrage geleverd aan een goede volksgezondheid en een schoon watersysteem. Het terugwinnen van energie en grondstoffen uit afvalwater draagt bij aan een meer circulaire economie.

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Planspecifiek

Het plangebied betreft onbebouwd grasland. Met onderhavig plan wordt enkel nieuwe natuur toegevoegd. In de toekomstige situatie wordt het plangebied dus niet verhard. Hemelwater kan in de bodem van het plangebied infiltreren. Het plan is daarmee uitvoerbaar met betrekking tot het aspect water.

4.5 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

Het voorliggende plan heeft voor de gemeente Winterswijk geen financiële consequenties, aangezien de plannen voor rekening en risico van de initiatiefnemer komen. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk. In geval van planschade is een overeenkomst getekend waardoor eventuele planschadekosten op de initiatiefnemer verhaald kunnen worden. Het plan is daarmee economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

5.1 Algemeen

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • 1. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aan-gewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • 2. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).


Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • 1. het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • 2. het bebouwen van de gronden;
  • 3. het verrichten van werken (aanleggen).


Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Erfgoedwet, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook van toepassing voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.

Opbouw van de regels

Het bestemmingsplan is conform de daaraan te stellen wettelijke eisen zoals vastgelegd in de Standaard voor Bestemmingsplannen 2012 opgesteld. De regels hebben een vaste opbouw en de hoofdstukken zijn als volgt verdeeld:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen.

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels en algemene afwijkings- en wijzigingsregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

5.2 Dit bestemmingsplan

De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen in de toelichting is beschreven. In deze paragraaf is als bedoeld in artikel 3.1.3. van het Besluit ruimtelijke ordening een beschrijving opgenomen van de bestemmingen die in het bestemmingsplan voorkomen.

Natuur

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarden.

Dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 1

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 2

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 4

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Gebiedsaanduiding other: ehs natuur

De gronden ter plaatse van de aanduidingen 'EHS Natuur' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen en ontwikkelen van landschappelijke en ecologische waarden.

Gebiedsaanduiding other: ehs verweving

De gronden ter plaatse van de aanduidingen 'EHS Verweving' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen en ontwikkelen van landschappelijke en ecologische waarden.

Gebiedsaanduiding other: waardevol landschap

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'other: waardevol landschap' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen en ontwikkelen van het waardevolle landschap.

Gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

Ter plaatse van de gronden met deze gebiedsaanduiding zijn geen intensieve veehouderijen toegestaan.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht ligt het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage. Eenieder kan dan een zienswijze indienen op het plan. Na vaststelling door de gemeenteraad ligt het bestemmingsplan opnieuw 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt in werking daags na afloop van de tervisielegging, als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Verslag artikel 3.1.1. Bro overleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan geldt dat overleg moet worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het gaat dan tenminste om de betrokken waterschappen en diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Dit bestemmingsplan is vanwege de geringe omvang niet voorgelegd aan de provincie Gelderland.

Dit wijzigingsplan is in eerste instantie niet voorgelegd aan het waterschap Rijn en IJssel. Er zijn geen aanvullende maatregelen of voorwaarden noodzakelijk. Zie voor een nadere onderbouwing de watertoets in paragraaf 4.4.

6.3 Verslag zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor een termijn van zes weken ter inzage gelegd. Wanneer gedurende deze periode zienswijzen worden ingediend, wordt hiervan in deze paragraaf of in een aparte bijlage verslag gedaan.