Plan: | Streek & servicecentrum 't Tappunt, Misterweg 207-209 te Miste |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0294.BP0811BGMISTERW207-OW01 |
Een belangrijke factor voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving is een juiste afstemming tussen bedrijvigheid, wonen, recreatie en natuur. In de ruimtelijke ordening wordt daarom rekening gehouden met milieuhinder van bedrijven ten opzichte van milieugevoelige functies.
De Wet Geurhinder en Veehouderij dient als toetsingskader voor geurhinder. Aangezien de afstanden tot veehouderijen in de omgeving erg groot zijn (>50 meter), is er geen aanleiding om het
aspect geur nader te onderzoeken. Er is geen sprake van een ontoelaatbare geurbelasting op de voorgestane ontwikkeling. Omgekeerd zal er ook geen belemmering ontstaan voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven.
Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd. In de Wet bodembescherming is bepaald dat wanneer de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij gebruikt kan worden door die functie. Voor een bestemmingsplan dient tenminste het eerste deel van een verkennend bodemonderzoek, het historisch (of archief) onderzoek, te worden uitgevoerd. Komt hieruit naar voren dat in het plangebied sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan is een verkennend bodemonderzoek vereist.
bron: geodata2.prvgld.nl/apps/datahotel
De gemeente Winterswijk heeft in regioverband een bodemkwaliteitskaart (Witteveen & Bos, 2 april 2007) opgesteld. Daarnaast is de provinciale ruimtelijke verordening geraadpleegd (datahotel Gelderland). Uit de provinciale informatie blijkt dat het plangebied mogelijk verontreinigd is vanwege de mogelijke aanwezigheid van een ondergrondse HBO tank.
Op het perceel is geen ondergrondse tank aanwezig. De voormalige varkensstallen zijn in het verleden verwarmd door middel van een bovengrondse propaangastank. De locatie is onverdacht zodat de gemeente een ontheffing kan verlenen voor het uitvoeren van een bodemonderzoek. Aan deze ontheffing zit wel een risico, het is namelijk een verwachting. Mocht blijken dat de bodemkwaliteit van een slechtere kwaliteit is als verondersteld, dan zijn de kosten (bijvoorbeeld door stagnatie indien de grond verontreinigd blijkt) voor rekening van initiatiefnemer.
Het aandachtsgebied voor geluid langs een verkeersweg in het kader van de Wet geluidhinder heet een geluidzone. Iedere weg heeft een geluidzone. Bij een ontwikkeling met woningen en andere geluidgevoelige objecten in een geluidzone is akoestisch onderzoek verplicht. Als de gevelbelasting (door een grotere afstand of andere maatregelen) niet onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden voor wegverkeer is te houden, kunnen voor bepaalde situaties hogere grenswaardes worden vastgesteld. Voor een burgerwoning in het landelijk gebied is deze hogere grenswaarde maximaal 53 dB Lden. Voor (agrarische) bedrijfswoningen geldt een grenswaarde van 58 dB Lden.
De voorgestane ontwikkeling betreft geen toevoeging van geluidgevoelige objecten, de aanwezige boerderij betreft een bestaande situatie. Een akoestisch onderzoek ter berekening van de geluidsbelasting op het plan is niet nodig. Omgekeerd voorziet dit plan niet in de toevoeging van geluidsbronnen, zodat er geen invloed is op omliggende geluidsgevoelige objecten.
De Wet milieubeheer biedt het kader bij planontwikkeling om te toetsen aan luchtkwaliteitseisen. Een uitzondering op deze verplichting om de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen op de luchtkwaliteit mee te wegen, vormen bepaalde typen projecten die niet in betekende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. Het begrip NIBM is uitgewerkt in het Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Stb. 2007, 440), en de bijbehorende Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
Een plan draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging wanneer aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de 3% grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1.2 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2. De Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van ruimtelijke ontwikkelingen een invulling aan de NIBM grens. Indien er binnen de getalsmatige begrenzing van de Regeling wordt gebleven, is er geen nader onderzoek nodig. Bij de ruimtelijke ontwikkeling is er dan automatisch sprake van een niet in betekende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit.
In het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk van 27 januari 2011 is geconcludeerd dat voor het gehele grondgebied van de gemeente Winterswijk er geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen plaatsvindt. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt in dit plan wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Voor het wegvak Misterweg ter hoogte van het plangebied gelden de volgende waarden.
gemiddelde jaarconcentraties | NO2 (µg/m3) | PM10 (µg/m3) |
2008 | 22.072 | 25.765 |
2011 | 18.842 | 24.999 |
bron: www.saneringstool.nl
De verkeersaantrekkende werking vanwege de nieuwe functie zal licht toenemen, maar zal zeker niet vergelijkbaar zijn met een verslechtering van 3%. Uit de bovenstaande tabel blijkt dat ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit, de waarden nemen af in de tijd. Dit zal ook in de toekomstige jaren het geval zijn, omdat de luchtkwaliteit zal verbeteren als gevolg van bronmaatregelen zoals schonere motoren. Ter plaatse worden de grenzen voor luchtkwaliteit niet overschreden.
In de Nota Externe Veiligheid Winterswijk van januari 2009 geeft de gemeente invulling op gemeentelijk niveau van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en andere relevante regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Voor het buitengebied is in de nota voor de ambitie Veilig Wonen gekozen. Dat betekent dat er zich geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen een plaatsgebonden risicocontour (bijvoorbeeld een LPG tankstation) mogen bevinden. En voor het groepsrisico wordt een overschrijding van de oriëntatiewaarde niet geaccepteerd.
bron: www.risicokaart.nl
De voorgestane ontwikkeling voorziet in (beperkt) kwetsbare objecten. De risicokaart toont aan dat er geen plaatsgebonden risicocontouren aanwezig zijn in of nabij het plangebied. De Misterweg (N318) is onderdeel van de routering gevaarlijke stoffen. In de nota is geconcludeerd dat binnen de gemeente Winterswijk dit niet leidt tot problemen met betrekking tot het plaatsgebonden en groepsrisico. Het rapport Externe veiligheid risico's op provinciale wegen in Gelderland van januari 2011 geeft inzicht in het groepsrisico (GR) voor de N318. Het GR wordt naast de mogelijke ongevallen en bijbehorende ongevalfrequentie, bepaald door de aanwezige mensen in de nabijheid van een ongeval. Met het GR wordt aangegeven hoe groot het aantal dodelijke slachtoffers bij een ongeval kan zijn. Bij het bepalen van het GR wordt er getoetst aan de oriëntatiewaarde. Voor de oriëntatiewaarde geldt dat naarmate de groep slachtoffers groter wordt, de kans op een dergelijk ongeval (kwadratisch) kleiner is.
Weg | Ligging weg | GR huidige situatie | GR met bouwambities en huidige vervoer |
N318 | A18 / N318 / N330 (A18 afrit 5) – N312 / N318 / N319 (Winterswijk) | 0,073 | 0,076 |
Het GR is berekend voor de huidige situatie en de situatie met realisatie van de bouwambities van gemeente die langs de provinciale wegen liggen. In beide situaties wordt uitgegaan van de huidige vervoerscijfers. Waarbij nader onderzoek is uitgevoerd in geval de GR boven de 0,1 ligt, om te bepalen waar het GR het hoogst is. Als het GR een waarde van 1,0 heeft is het gelijk aan de oriëntatiewaarde. De waarde voor de N318 ligt ruimschoots onder de oriëntatiewaarde.
Voor het bepalen van het GR wanneer het vervoer toeneemt (worst-case benadering, met gelijkblijvende bebouwing) is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. Het GR voor de N318 is in het resultaat weliswaar groter dan 0,1, maar niet gelijk of boven de oriëntatiewaarde. De voorgestane ontwikkeling is kleinschalig van aard en voorziet voor wat betreft de kwetsbare objecten (kinderopvang) in een lokale behoefte. Op basis van het bovenstaande is aannemelijk dat de ontwikkeling geen significante invloed heeft op het GR en daarmee het risico van de routering gevaarlijke stoffen voor de externe veiligheid acceptabel blijft.