Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Oostendorperdiek 4 en Lemmenesweg 3
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0294.BP1004BGDORPERDIEK-OW01

4.7 Flora en Fauna

Sinds 1 april 2002 is de Flora- en Faunawet in werking getreden. Deze wet biedt het juridisch kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten in Nederland en bevat onder andere de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde plant- en diersoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3).
 
Bij ruimtelijke ingrepen zoals het realiseren van woningbouw, dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied in het kader van bijvoorbeeld de Habitat- of Vogelrichtlijn. Wat betreft soortbescherming is de flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
 
Gebiedsbescherming
Aangezien het projectgebied niet in of nabij een Vogel- en Habitatrichtlijngebied of een beschermd Natuurmonument ligt, is gebiedsbescherming in het kader van de Natuurbeschermingwet niet aan de orde.
 
Soortenbescherming
Er zijn een tweetal algemene voorwaarden vanuit de Flora- en Faunawet van toepassing:
  1. In het broedseizoen van vogels (half maart tot half juli) mogen de vegetatie, bosjes en opstallen in het projectgebied niet worden verwijderd. De start van werkzaamheden tijdens deze periode zouden leiden tot directe verstoring van broedvogels en het broedsucces. Alle vogels zijn beschermd. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en Faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zouden kunnen verstoren;
  2. Op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en Faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren.
Zo dienen maatregelen te worden getroffen om bijvoorbeeld verstoring tot een minimum te beperken. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood. Dit kan door:
  • Het beperken van verlichting tijdens de avonduren in zomer, voorjaar en herfst ten behoeve van vleermuizen en andere nachtdieren;
  • Het slopen en rooien starten buiten het voortplantingsseizoen en het winter(slaap)seizoen. Zodat het projectgebied ongeschikt is voor dieren.
Een mogelijk voorkomende soortgroep is ook de meer strikt beschermde vleermuizensoorten. Voor deze soorten geldt bij aantasting van vaste rust- en verblijfsplaatsen een ontheffingplicht in het kader van de Flora- en Faunawet. Een verdere aanbeveling geldt de rugstreeppad. Rugstreeppadden overwinteren in braakliggende en opgespoten, vergraafbare (zandige) terreinen. Bij grondwerkzaamheden en als zand wordt opgespoten, wordt het terrein wel geschikt voor deze strikt beschermde soort. In het kader van de zorgplicht wordt daarom aanbevolen het terrein niet langer dan strikt noodzakelijk braak te laten liggen. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar de periode augustus-april. Maatregelen om kolonisatie door de rugstreeppad te voorkomen zijn:
  • Paddenschermen plaatsen, als de bouw langere tijd wordt stil gelegd in braakliggende toestand;
  • Afdekken of dempen van natte plekken.
Op grond van de Flora en Fauna wetgeving dient dus onderzocht te worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten, de zogenaamde 'rode lijst' en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. In het geval van onderhavig project is het alleen van belang om te kijken naar de sloop locatie aan de Lemmenesweg. Alleen op deze locatie is verstoring van aanwezige natuurwaarden mogelijk. In onderstaand tabel is een rapportage opgenomen met de aanwezige beschermde dier- en plantsoorten in het kilometerhok waar de planlocatie deel van uit maakt.
 
Rapportage kilometerhok
 
Uit de rapportage van het Natuurloket blijkt dat het betreffende kilometerhok niet of nauwelijks onder-zocht is op aanwezigheid van beschermde diersoorten. Gezien de geringe omvang en het type van de te slopen bebouwing is het niet te verwachten dat de projectlocatie enige waarde als habitat heeft. Het uitvoeren van een quickscan Flora en Fauna is niet noodzakelijk en kan daarom achterwege gelaten worden.
 
Conclusie
Aangezien ten behoeve van de nieuwbouw op de locatie aan de Oostendorperdiek geen gebouwen worden gesloopt en geen bomen worden gekapt, zal er geen sprake zijn van verstoring van de vaste rust- en verblijfsplaatsen van vleermuissoorten. Op de locatie aan de Lemmenesweg vindt echter wel sloop van huidige bebouwing plaats. Het gaat hier om de sloop van een viertal schuren met muren zonder spouwruimte. De kans op vleermuizen is hierdoor te verwaarlozen. Uit een schouw op de locatie door een ambtenaar van de gemeente is eveneens gebleken dat er geen beschermde diersoorten aanwezig zijn op de betreffende locatie. Daarbij heeft de gemeente gezamenlijk met de opdrachtgever geconstateerd dat de ruimtelijke ingreep dusdanig beperkt is dat er geen sprake kan zijn van negatieve effecten op eventueel aanwezige beschermde soorten. Aanvullend ecologisch onderzoek, dan wel een ontheffing van de Flora- en Faunawet, is niet noodzakelijk.