direct naar inhoud van Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
Plan: Driemarkweg tussen 1b en 3
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1010BGDRIEMAWONG-OW01

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 vrijwaringszone - molenbiotoop Venemansmolen
9.1.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding ' vrijwaringszone - molenbiotoop Venemansmolen' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

9.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen van dit plan mag de bouwhoogte van nieuwe bouwwerken op de in 9.1.1 bedoelde gronden bedragen:

  • a. tot 100 m uit de as van de molen, ter plaatse van de aanduiding ' vrijwaringszone - molenbiotoop Venemansmolen', maximaal 7,39 m;
  • b. tussen 100 m en 400 m uit de as van de molen: de maximale hoogte zoals die mogelijk is op grond van de onderstaande berekening:
    Hx = X/75 + (0,2 x z)
    1. voor de molenbiotoop ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop Venemansmolen' is de ingevulde berekening van toepassing: Hx = X/75 + (0,2 x 19).
    Daarbij zijn de variabelen als volgt gedefinieerd:
    Hx = toegestane hoogte van een obstakel op afstand x
    X = afstand van het obstakel tot de molen;
    een en ander met dien verstande, dat de ingevolge de onderliggende bestemming maximaal toegestane hoogte niet mag worden overschreden.
9.1.3 Uitzondering bestaande bouwwerken

In afwijking van het bepaalde in artikel 9.1.2 onder a en b geldt dat, voor zover de bouwhoogte van een bestaand bouwwerk hoger is dan op grond van het bepaalde onder a of b is toegestaan, de bouwhoogte van het nieuwe bouwwerk dat wordt gebouwd ter plaatse van het bestaande bouwwerk niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het bestaande bouwwerk.

9.1.4 Afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van desbetreffende afdeling van de provincie.

9.1.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder een omgevingsvergunning op de in artikel 9.1.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in 9.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;
    • 2. het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in 9.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;
    • 3. het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting met een uitgroeihoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in 9.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;
  • b. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;
  • c. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de molen;
  • d. Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a is nodig voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
    • 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
9.2 waardevol landschap
9.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding ' waardevol landschap' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen en ontwikkelen van het waardevol landschap.

9.2.2 Bouwregels

Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen ten dienste van de daar voorkomende bestemming(en) dient te worden aangetoond dat de aanleg en instandhouding van houtwallen en andere beplanting, zoals aangegeven in Bijlage 5 Landschappelijke inpassing en inrichtingsplan, is verzekerd.

9.2.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gronden voor daar voorkomende bestemming(en) zonder de aanleg en instandhouding van houtwallen en andere beplanting, zoals aangegeven in Bijlage 5 Landschappelijke inpassing en inrichtingsplan.
  • b. Een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, dan wel voor het toepassen van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid ter plaatse van de aanduiding ' waardevol landschap'wordt uitsluitend genomen voor zover dit besluit:
    • 1. geen aantasting van de bijzondere kwaliteiten van het waardevol landschap tot gevolg heeft, of;
    • 2. het besluit leidt tot behoud of versterking van die bijzondere kwaliteiten.