direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Eelink 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1104SGKOEELINK-VA01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor bestemd voor agrarische bedrijven, een en ander met bijbehorende bebouwing.

3.2 Bouwregels

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen voor één agrarisch bedrijf mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. binnen het agrarisch bouwperceel mag maximaal één agrarische bedrijfswoning aanwezig zijn;
    • 1. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 600 m³ bedragen;
    • 2. de goothoogte en de hoogte van een bedrijfswoning mogen respectievelijk maximaal 6,5 m en 10 m bedragen;
    • 3. maximaal 50 m² van de oppervlakte van de gebouwen mag worden ingericht ten dienste van een aan huis verbonden beroep;
    • 4. maximaal 50 m² van de gebouwen mag worden ingericht voor detailhandel in lokaal vervaardigde agrarische producten;
  • c. de goothoogte en hoogte van de agrarische bedrijfsgebouwen mogen respectievelijk maximaal 5 en 8 m bedragen.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mogen maximaal 2,5 m bedragen;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mogen 1,25 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
    • 1. dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
    • 2. de (goot)hoogte van de gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 3. de breedte van de gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 4. de oriëntering van de gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 5. de wijze van afdekking van de gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ophoging, egalisering van gronden en afgraven van de bodem;
  • b. aanleggen en verharden van wegen, het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • d. overige werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden zoals bemalen, onderbemalen, draineren en het slaan van putten;
  • e. aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of beschadigingen hiervan tot gevolg kunnen hebben.

3.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunnningsplicht

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, onderhoud en exploitatie;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • c. ophoging tot een maximale hoogte van 0,5 m, egalisering van gronden en afgraven van de bodem maximaal 10 m rondom het bouwvlak;
  • d. werken en/of werkzaamheden welke zijn aangevangen dan wel in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan.

3.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de bodemstructuur, het bodemniveau en natuurwaarden, welke het plan beoogt te beschermen

  • niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel
  • de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.