direct naar inhoud van 3.2 Regionaal en provinciaal beleid
Plan: Ratumseweg 23
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1203BGRATUMSWG23-VA01

3.2 Regionaal en provinciaal beleid

In deze paragraaf worden het meest relevante regionale en provinciale beleid behandeld, in de laatste subparagraaf wordt het plan aan het beleid beleid getoetst.

3.2.1 Streekplan 2005

De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Het is in september 2005 van kracht en geldt nog steeds. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend. Hier heeft de provincie geen eigen belangen geformuleerd. Het staat gemeenten vrij hier zelf het ruimtelijk beleid bepalen. Wel wil de provincie dat gemeenten rekening houden met waardevolle landschappen in deze gebieden.

Het streekplan is na 2005 aangevuld met een aantal uitwerkingen, bijvoorbeeld van de kernkwaliteiten van de ecologische hoofdstructuur, van regionale waterberging en van zoekzones voor stedelijke functies (uitbreidingsruimte rond kernen). Het plangebied ligt in 'Waardevol Landschap'.

Uitsnede uit streekplanuitwerkingskaart, het plangebied is op de kaart aangeduid waardevollandschap.
afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1203BGRATUMSWG23-VA01_0005.png"

afbeelding: uitsnede streekplankaart. (bron provincie Gelderland)

Landschap
Waardevolle landschappen zijn gebieden met (inter)nationaal en provinciaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten van visuele, aardkundige en/of cultuurhistorische aard, en in relatie daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De “ensemble”-waarden van deze gebieden is groot, dat wil zeggen dat de samenhang tussen de verschillende landschapsaspecten groot is. Grondgebonden landbouw speelt een belangrijke rol bij het instandhouden van de landschapskwaliteiten. De waardevolle open gebieden maken onderdeel uit van de waardevolle landschappen. Tevens zijn deze vanwege hun grootschalige openheid onderdeel van het groenblauwe raamwerk en als zodanig weergegeven op de Beleidskaart. Voor de waardevolle landschappen als geheel geldt binnen de algemene voorwaarde dat de kernkwaliteiten worden behouden en/of versterkt, en bij inachtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied een 'ja mits'-benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen.

Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen

Voor de waardevolle landschappen als geheel geldt binnen de voorwaarde dat de kernkwaliteiten worden versterkt, en bij inachtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied een 'ja, mits'- benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen. Voor zover de waardevolle landschappen deel uitmaken van het multifunctioneel gebied is de voorwaarde dat de nieuwe bebouwing past binnen de door de regio vast te stellen of reeds bepaalde zoekzones landschappelijke versterking, en dat recht wordt gedaan aan de kernkwaliteiten van de betreffende landschappen.

Om ruimtelijke plannen, regionale regelingen en compensatievraagstukken op (deel)gebiedsniveau te kunnen afstemmen en beoordelen, zijn de kernkwaliteiten vastgelegd in deze uitwerking van het streekplan.

Waardevol Landschap heeft de volgende kernkwaliteiten:
Het kleinschalige landschap van Winterswijk kenmerkt zich vooral door de reliëfrijke afwisseling van beekdalen, meanderende beken en hogere dekzandruggen met oude essen. Het is een karakteristiek
kleinschalig coulissenlandschap met grote variatie. Op de plateaurand welke vanouds strategisch boven het moeilijk toegankelijke lage natte middengebied zijn gelegen liggen grote open essen en kronkelen beken van bijzondere kwaliteit naar het laag gelegen gebieden. De dorpen hebben vaak nog een duidelijke relatie met het omliggende landschap. Dat uit zich op verschillende manieren: bijvoorbeeld door opgaand geboomte, doordat een beekdal tot bij de dorpskern komt, doordat de oude enkgronden bij het dorp nog herkenbaar zijn, of doordat oude wegen over de hogere ruggen in dit landschap nog steeds de uitvalswegen zijn. Rondom Winterswijk liggen de cultuurhistorisch bijzondere scholtenboerderijen.

Bij de beantwoording van de vraag of door voorgenomen activiteiten in Waardevolle landschappen de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt, spelen niet alleen de aard, omvang en locatie van de activiteit een rol, maar ook de vorm die het krijgt, zoals plaatsing en vormgeving van gebouwen en aanleg van groenstructuren. Gemeenten in hun Wro-plannen een expliciete verantwoording op te nemen van het omgaan met kernkwaliteiten. Het gaat hierbij om locatiekeuzen en ook om keuzen over inrichting van het plangebied: hoe zijn deze tot stand gekomen in relatie tot de kernkwaliteiten? Hierbij dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe het ontwerp tot stand is gekomen in relatie tot de omgeving van het plangebied, het plangebied zelf en karakter en omvang van de activiteit.

Bij het omgaan met landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten in Waardevolle landschappen zijn er drie verschillende situaties met bijbehorende hoofdafwegingen voor de beoordeling van ruimtelijke initiatieven. Onderhavig plangebied valt hierbij onder 'Waardevol landschap - geen EHS, geen Waardevol open gebied'. Voor de (delen van) Waardevolle landschappen die niet in de EHS en/of Waardevolle open gebieden liggen, geldt het 'ja, mits'-regime: activiteiten zijn toegestaan mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt. Dat betekent dat ontwikkelingen van allerlei aard mogelijk zijn, waarbij overigens wel geldt dat deze landschappen zich niet lenen voor grootschalige verstedelijking. Wanneer een van de in het geding zijnde kernkwaliteiten wordt aangetast, maar andere kernkwaliteiten worden versterkt en er over het geheel genomen sprake is van versterking van de kernkwaliteiten, kan dit acceptabel zijn. Bij toepassing van deze benadering kan het nodig zijn om het plangebied te vergroten om tot een acceptabele uitkomst te komen. Dat is niet het geval bij aantasting van onvervangbare en/of zeldzame kernkwaliteiten als karakteristieke openheid of sommige verkavelingspatronen. Algemene regels zijn hiervoor niet te geven en is het maatwerk dat Gedeputeerde Staten van geval tot geval zullen beoordelen.

Het streekplan geeft aan dat de provincie bij het omgaan met kernkwaliteiten de ontwerpende benadering wil bevorderen. De ontwerpende benadering gaat uit van een vooraf nadenken over de plek en over de inrichting ervan. In het maken van een ontwerp worden de ruimtelijke ingrepen afgestemd op de kenmerken van de omgeving. De ontwerpende benadering kent drie schaalniveaus:

  • het niveau van locatiekeuze: waar past een ontwikkeling het beste in de omgeving en op welke wijze?
  • het niveau van het terrein: situering, ontwerp en inrichting van de diverse gebruiksvormen in het terrein en ten opzichte van elkaar.
  • het niveau van de functie: de vormgeving van een object of gebruiksvorm.

De intensiteit en omvang van de ontwerpende benadering zijn afhankelijk van de aard van de ingreep en de omgeving ervan. Bestaand materiaal, zoals een actueel bestemmingsplan / LOP, kan voldoende basis zijn om tot gemotiveerde keuzes te komen. De bruikbaarheid van bestaand materiaal wordt ook bepaald door de aard en schaal van de ruimtelijke ingreep.

Stappenschema 'Omgaan met kernkwaliteiten Waardevolle landschappen' (invulling 'ja, mits') bij nieuwe ruimtelijke activiteiten:

Tast de activiteit op die plek de kernkwaliteiten aan?

Nee: locatiekeuze akkoord.

Ja: is het mogelijk om door aangepaste inrichting en vormgeving aantasting van de kernkwaliteiten te voorkomen?

Ja: locatiekeuze akkoord
Nee: activiteit kan op die locatie niet plaatsvinden tenzij streekplanafwijking of -herziening.

Kunnen door vergroting van het plangebied en verbreding van de activiteit de kernkwaliteiten behouden of versterkt worden?

Nee: activiteit kan op die locatie niet plaatsvinden tenzij streekplanafwijking of -herziening.
Ja: vergroot plangebied en verbreed initiatief met voor kernkwaliteiten positieve elementen zodat op groter gebiedsniveau afgewogen kan worden of kernkwaliteiten worden behouden of versterkt (maatwerk op gebiedsniveau)

Locatiekeuze, inrichting en vormgeving krijgen hun weerslag in bestemmingen en voorschriften in het bestemmingsplan. Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) kan hulpmiddel zijn bij locatiekeuze, beeldkwaliteitsplan bij inrichting en vormgeving.

De kernkwaliteiten van kleinschalig land van Winterswijkse beken binnen Winterswijk zijn:

  • kleinschalig landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen; oostelijk kleinschaliger dan westelijk;
  • rijk aan microreliëf (steilranden, essen en eenmansessen), een duidelijke terrasrand (westzijde);
  • meanderende beken, overstromingsvlaktes in laagtes;
  • fraaie, open essen en bijzondere broekgebieden;
  • historisch nederzettingspatroon vervlochten in het landschap.

3.2.2 Landschapsontwikkelingsplan

De ontwikkelingen die zich in het buitengebied voordoen (o.a. teruggang van de landbouw, behoefte aan nieuwe economische dragers, toename van recreatie en toerisme, de bescherming van natuur, landschap en cultuurhistorie en de toenemende woonfunctie) zullen allemaal op een juiste manier in het Winterswijkse landschap ingepast moeten worden. Daarom wordt er gekozen voor behoud. Dit in combinatie met het onder voorwaarden mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen. Het Winterswijkse Landschapsontwikkelingsplan (ook wel kortweg LOP genoemd) geeft hiervoor oplossingsrichtingen aan en vormt het toetsingskader voor verzoeken. Dit LOP bevat het kader voor de invulling van het 'ja mits' en 'nee tenzij' beleid voor de streekplancategorie 'Waardevol Landschap' waar dit onderdeel respectievelijk niet of wel samenvalt met het groenblauwe raamwerk (Ecologische Hoofdstructuur, HEN-beken en beschermingszones natte landnatuur) van de streekplankaart.

De 'Ja mits' benadering houdt in dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in principe mogelijk zijn indien de kernkwaliteiten van het landschap behouden of versterkt worden. 'Nee tenzij' houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Daarnaast vormt het LOP de basis voor verevening, een eis van het streekplan dat bij functieverandering van gebouwen of bij nieuwbouw een verbeterde omgevingskwaliteit en een verbetering van publieke functies van het buitengebied moeten worden gerealiseerd.

Om de kwaliteit van het gebied te behouden is er gekozen voor een zorgvuldige inpassing van de gewenste ontwikkeling. De gemeente wil de nieuwe functie, wonen toelaten als deze het platteland als versterken. Bij het opstellen van het plan is rekening gehouden met de wensen uit het LOP.

3.2.3 Functies zoeken plaatsen zoeken functies

Regio Achterhoek heeft als uitwerking van het streekplan de nota ‘Functies zoeken plaatsen zoeken functies’ opgesteld. Gemeente Winterswijk heeft deze nota vertaald in gemeentelijk beleid in haar notitie ‘Functies zoeken plaatsen zoeken functies in Winterswijk’. Hierin is het beleid vastgelegd ten aanzien van hergebruik/ functieverandering van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied, naar woon- of werkfuncties. In het beleidsstuk wordt beschreven op welke wijze de gemeente functieverandering van vrijgekomen gebouwen vormgeeft.

Hergebruik

Functieverandering van vrijgekomen gebouwen wordt gezien als hét instrument om de vitaliteit en de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied te vergroten, knelpunten in het buitengebied weg te nemen en in te spelen op bestaande behoeften. Daarbij wordt gebruik gemaakt van kaders die het mogelijk maken om in concrete gevallen maatwerk te kunnen leveren. Met dit beleid wil de gemeente de volgende doelen bereiken:

  • Behouden van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied en waar mogelijk die kwaliteiten verder ontwikkelen. Dit betekent dat vooral rust,ruimte en groen behouden en versterkt moeten worden.
  • Impulsen geven aan nieuwe economische activiteiten, aan de agrarische sector, de natuur, de recreatie en de woonfunctie van het landelijk gebied.
  • Bijdragen aan doelstellingen vanuit het Reconstructieplan Achterhoek en Liemers door met toepassing van maatwerk uitplaatsing van intensieve veehouderijen uit de extensiveringgebieden te stimuleren.

De gemeente heeft de volgende uitgangspunten geformuleerd waaraan het functievarnaderingsplan aan wordt getoetst:

  • a. Alleen bestaande legale gebouwen, (aanwezig op 25 januari 2007) in het buitengebied komen in aanmerking voor hergebruik mits voldaan kan worden aan alle overige voorwaarden.
  • b. Uitbreiding van een gebouw is in enkele gevallen toegestaan met een maximum percentage van 10% en onder voorwaarde dat dit past binnen de bestemming ter plaatse en de functie en de hoofdvorm niet worden aangetast.
  • c. Er dient voldoende ruimte aan bijgebouwen over te blijven, in ieder geval 100 m2 en dit mag bij een woonbestemming niet leiden tot nieuwbouw.
  • d. Er mag geen onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking optreden.
  • e. De nieuwe functie dient te voorzien in parkeren op eigen terrein.
  • f. Hergebruik van bestaande gebouwen wordt toegestaan buiten het bouwblok tot een afstand van maximaal 25 meter van de bestaande bebouwing.
  • g. In alle gevallen dient er een landschappelijke inpassing plaats te vinden.
  • h. In alle gevallen vindt er verevening plaats, hoe groter de ruimtelijke impact, hoe groter de vereveningsbijdrage zal zijn. Het Landschapontwikkelingsplan (LOP) geeft hiervoor criteria. De uiteindelijke vereveningsbijdrage wordt bepaald middels een ambtelijke commissie.
  • i. Sloop en vervangende nieuwbouw is slechts toegestaan als hergebruik niet mogelijk is.
  • j. Er dient minimaal 500 m2 gesloopt te worden en in alle gevallen alle niet karakteristieke overige bebouwing inclusief evt. aanwezige mestplaten, mestzakken en kuilvoerplaten, (dit laatste telt niet mee voor de te slopen oppervlakte) waarbij maximaal de helft van de gesloopte bebouwing teruggebouwd mag worden inclusief bijgebouw.
  • k. Overige werkfuncties zoals bijvoorbeeld kleine ambachten en caravanopslag zijn wel mogelijk in overige bebouwing waarbij overtollige bebouwing gesloopt dient te worden.
  • l. Detailhandel is toegestaan als werkfunctie mits er streekeigen of ter plaatse vervaardigde agrarische producten worden verkocht. De nieuwe functies moeten binnen de aard en schaal van de omgeving passen, de landschappelijke kwaliteit van een gebied moet gelijk blijven maar dient bij voorkeur verbeterd te worden.
  • m. Bij functieverandering naar werken is kleinschaligheid de insteek.
  • n. De nieuwe functie mag geen belemmering vormen voor de agrarische bedrijfsvoering van omliggende agrarische bedrijven. Andere in de omgeving aanwezige functies mogen tevens niet onevenredig worden geschaad.
  • o. Bedrijven waarbij opslag buiten plaats zal gaan vinden zijn niet toegestaan.

Conclusie

De realisatie van het plan voldoet aan bovengenoemde uitgangspunten volgens het functieveranderingsbeleid.

3.2.4 Reconstructieplan Achterhoek en Liemers

In Gelderland zijn in 2005 reconstructieplannen opgesteld die de toekomst van het platteland vormgeven. Dat is gebeurd in drie reconstructiegebieden. Een van deze gebieden is de Achterhoek en Liemers. In delen van het landelijk gebied komen (intensieve) landbouw, wonen, werken, recreatie natuur en landschap met elkaar in aanraking. Het gevolg is dat vooral economisch belangrijke sectoren als landbouw en recreatie zich niet genoeg kunnen ontwikkelen en de kwaliteit van natuur, landschap en water te weinig verbetert. Dit heeft gevolgen voor de leefbaarheid en vitaliteit van het platteland. In het reconstructieplan worden de functies opnieuw over de gebieden gereguleerd en nieuwe ontwikkelmogelijkheden gestimuleerd.

Volgens het Reconstructieplan is het plangebied gelegen in het verwevingsgebied. Het verwevingsgebied is gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied het toelaten.

Conclusie
Het reconstructieplan richt zich in eerste instantie op verplaatsing van de intensieve veehouderij van kwetsbare natuurgebieden naar minder kwetsbare gebieden en heeft derhalve geen raakvlak met voorliggend initiatief.

3.2.5 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Gedeputeerde Staten hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) maakt het voor de provincie onder andere mogelijk het instrument verordening in te zetten.

Met een verordening kunnen Provinciale Staten regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. Deze regels kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005).

In de Ruimtelijke Verordening Gelderland zijn de volgende onderwerpen opgenomen die raakvlakken hebben met het voorgenomen initiatief:

  • verstedelijking algemeen;
  • nationale landschappen.

Verstedelijking algemeen
De Ruimtelijke Verordening Gelderland schrijft over 'Verstedelijking algemeen' (artikel 2) het volgende:

  • a. Nieuwe bebouwing toegestaan
    In een bestemmingsplan is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts toegestaan:
    a. binnen bestaand bebouwd gebied,
    b. binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen,
    c. binnen de zoekzones wonen en werken uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking, zoals opgenomen in bijlage 8 (van de RVG),
    d. binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90% van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector, met dien verstande dat voor de gemeente Doesburg een percentage van 70% geldt.

  • b. Nieuwe bebouwing onder voorwaarden toegestaan
    In afwijking kan in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken tevens mogelijk worden gemaakt:
    a. indien de nieuwe bebouwing functioneel gebonden is aan het buitengebied;
    b. in geval van functieverandering naar een niet-agrarische functie, mits 1) sprake is van de vervanging van bestaande bebouwing, met inbegrip van bouwwerken ten behoeve van glastuinbouw, door nieuwe bebouwing welke leidt tot een substantiële vermindering van het bebouwde oppervlak, en 2) buiten de concentratiegebieden glastuinbouw en de regionale clusters glastuinbouw, en 3) in de toelichting bij een bestemmingsplan wordt aangegeven op welke manier nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast;
    c. bij oprichting van nieuwe landgoederen, mits 1) sprake is van een substantiële verbetering van in de directe omgeving aanwezige kwaliteiten van natuur, water of landschap of de recreatieve mogelijkheden van die omgeving,en 2) in de toelichting bij een bestemmingsplan wordt aangegeven op welke manier nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast;
    d. ten behoeve van uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijvigheid tot een maximum van 20% van het bebouwd oppervlak, met dien verstande dat de maximale bedrijfsoppervlakte na uitbreiding niet groter is dan 375m2, waarbij een grotere uitbreiding kan worden toegestaan, indien deze uitbreiding in overeenstemming is met een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd regionaal beleidskader.

  • c. Nieuwe bebouwing in zoekzones landschappelijke versterking, wonen in lage dichtheden en bij kleine kernen.
    In afwijking kan in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing tevens mogelijk worden gemaakt in het kader van de invulling van de zoekzones landschappelijke versterking, de zoekzones wonen in lage dichtheden en bij kleine kernen, mits voldaan wordt aan het bepaalde in de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking, zoals opgenomen in bijlage 8 (van de RVG).

In de toelichting op 'Verstedelijk algemeen' staat het volgende:
Slechts een beperkt deel kan daarbuiten plaatsvinden. Naast functioneel aan het buitengebied gebonden bebouwing, waaronder in ieder geval agrarische bebouwing, bebouwing voor recreatie, voor natuurbeheer, voor waterbeheer, voor veiligheid en hulpdiensten of voor de levering van gas, water of elektriciteit wordt verstaan, kan het ook gaan om functieverandering bij vrijkomende agrarische gebouwen, herbestemming van kazernegebouwen of gebouwen van zorginstellingen en de oprichting van nieuwe landgoederen.

In het geval van nieuwe bebouwing in het kader van functieverandering kan voor de maatvoering en specifieke voorwaarden ten aanzien van het bepaalde in artikel 2.3 onder b worden aangesloten bij het bepaalde in paragraaf 2.3 van de structuurvisie en de volgende als uitwerking hiervan door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale beleidskader voor de regio Achterhoek: “Functies zoeken plaatsen zoeken functies”.

Conclusie
Het beoogde plan voldoet aan het gestelde in de RVG. Hierdoor is het plan niet strijdig met de uitgangspunten zoals geformuleerd in de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

3.2.6 Nationale landschappen

De Ruimtelijke Verordening Gelderland schrijft over 'Nationale Landschappen' het volgende: in gebieden binnen een nationaal landschap, met de aanduiding waardevol landschap, kunnen slechts bestemmingen worden toegestaan, voor zover deze de kernkwaliteiten van het gebied, zoals vastgelegd in de streekplanuitwerking "Kernkwaliteiten waardevolle landschappen" behouden of versterken (het 'ja, mits...'-principe). Uit deze zin kan worden afgeleid dat in het multifunctioneel gebied formeel geen kernkwaliteiten aanwezig zijn: 'De wijze van bestemming in multifunctioneel gebied (geen kernkwaliteiten) wordt aan gemeenten overgelaten' (pag. 18 RVG).

Conclusie
Met de realisatie van het beoogde plan worden de voornoemde kernkwaliteiten niet aangetast.

3.2.7 Conclusie

In deze subparagraaf wordt onderhavig plan getoetst aan voornoemd provinciaal beleid.

Onderhavig plangebied is gelegen in een 'Waardevol landschap'. Deze landschappen bezitten belangrijke landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, die deels overlappen met natuurlijke kwaliteiten. Het al dan niet toestaan is naar de aard, schaal en verschijningsvorm van initiatieven in deze gebieden nadrukkelijk afhankelijk van de effecten op de kernkwaliteiten en gebiedskenmerken (Kampen- of Hoevenlandschap).' Onderhavig plangebied is een zogenaamde. multifunctioneel gebied. Hier zijn meer functies mogelijk naast de agrarische bedrijvigheid.

De kernkwaliteiten van het kleinschalig land van Winterswijkse beken binnen het Waardevol landschap zijn:

  • kleinschalig landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen;
  • rijk aan microreliëf (steilranden, essen en eenmansessen), een duidelijke terrasrand (westzijde)
  • meanderende beken, overstromingsvlaktes in laagtes
  • fraaie, open essen en bijzondere broekgebieden
  • historisch nederzettingspatroon vervlochten in het landschap

Op onderhavig plangebied is eeen mix van de genoemde kernkwaliteiten relevant. Het plan is middels het stappenschema getoetst aan deze kernkwaliteiten. Daarbij is de 'ontwerpende benadering' toegepast. De ontwerpende benadering gaat uit van een vooraf nadenken over de plek en over de inrichting ervan. In het voorliggende ontwerp zijn de ruimtelijke ingrepen afgestemd op de kenmerken van de omgeving, waardoor onderhavig initiatief in de huidige vorm het best past in deze omgeving: het is dusdanig kleinschalig dat de schaal en belevingswaarde van het landschap niet worden aangetast. Een waardevol erf krijgt een nieuwe invulling zonder dat dit nadelig uitpakt voor de waarde van dit erf, aanwezig groen blijft behouden en wordt aangevuld met nieuwe gebiedseigen groenelementen. Het initiatief wordt verbeterd door verwijdering van de landschapsontsierende oude stallen. Het terrein behoud de landschappelijke uitstraling: houtwallen, door gebiedseigen erfbeplanting afgeschermde parkeerplaatsen en een opnieuw natuurlijk ingerichte beek. Zowel in situering, ontwerp als inrichting van de diverse gebruiksvormen in het terrein en ten opzichte van elkaar is daarmee rekening gehouden met het landschap. Het ontwerp van de nieuwe woning zal zoveel mogelijk aansluiten op de landschapskenmerken. Mede door de goede inpassing is de beoogde functie van het terrein ondersteunend aan de landschapskenmerken en kernkwaliteiten.

Afbeelding: De beoogde invulling van het terrein, waaruit blijkt dat de kleinschaligheid en waardevolle elementen behouden blijven en versterkt worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1203BGRATUMSWG23-VA01_0006.png"afbeelding inrichtingsplan. bron bijlage inrichtingsplan.

De ontwerpende benadering is afhankelijk van de aard van de ingreep en de omgeving ervan. Bestaand materiaal, zoals een actueel bestemmingsplan / LOP, kan voldoende basis zijn om tot gemotiveerde keuzes te komen. Dit blijkt ook uit het feit dat het initiatief goed past in het gemeentelijk Landschapsontwikkelingsplan en voldoet aan de eisen van de gemeentelijke nota ´Functies zoeken plaatsen zoeken functies´. In de regels en verbeelding van dit bestemmingsplan is gewaarborgd dat deze kernkwaliteiten behouden blijven.

Geconcludeerd wordt dat dit initiatief voor de genoemde kernkwaliteiten dusdanig veel positieve elementen bevat en dat er duidelijk sprake is van een versterking van de aanwezige kernkwaliteiten is. Het plan voldoet hiermee aan de provinciale 'ja mits'-benadering. Een streekplanafwijking of -herziening is ten behoeve van dit plan dan ook niet nodig.
In deze paragraaf is het voorgenomen initiatief getoetst aan de provinciale verordening, waaruit blijkt dat het hieraan voldoet. In het erfadvies van het Geldersgenootschap zijn de landschappelijke kwaliteiten weergegeven en is een Erfadvies uitgebracht hoe met de kwaliteiten om te gaan tijdens de uitvoering van het project. De opmerkingen uit het advies zijn verwerkt in het Erf inrichtingsplan.