direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Groenloseweg 56-01
Status: concept
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1311SGGROENLOS56-VA01

Toelichting

De toelichting dient een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten te geven. Met name een goede afstemming tussen de toelichting en de beide juridische onderdelen van het bestemmingsplan is van groot belang. De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan.

De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleiding

Hoofdstuk 2 De huidige situatie

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten, waarden en water

Hoofdstuk 5 Juridisch bestuurlijke aspecten

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 7 Inspraak en vooroverleg

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het plangebied ligt in de kern Winterswijk. Het betreft een perceel grond met het adres Groenloseweg 56-01. Op dit perceel staat een voormalig woonhuis (vergund in 1977) dat als kantoor in gebruik is geweest door de huidige eigenaar, het bedrijf Staalkozijn Nederland BV. Dit bedrijf heeft al haar bedrijfsactiviteiten verplaatst naar een bedrijven, inclusief de kantoorfunctie. De eigenaar wil het huidige kantoor weer een woonfunctie geven.

1.2 Leeswijzer

In de voorliggende rapportage zal allereerst ingegaan worden op de 'huidige situatie' (hoofdstuk 2). Hierbij wordt ingegaan op het gebieds gebiedsprofiel en de opzet van het plan. de planopzet omvat een omschrijving van het onderhavige plan waarvoor de partiële herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk is. Eveneens wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele aspecten van het plangebied.

In de hoofdstukken 3, 4 en 5 wordt het plan beoordeeld. Hoofdstuk 3 geeft het beleidskader weer. Het initiatief wordt hierin getoetst aan het geldende rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 wordt een integrale afweging gemaakt ten aanzien van de aanvaardbaarheid en wenselijkheid van het bouwplan in het licht van de plaatselijke waarden van het gebied. Het 5de hoofdstuk beschrijft de milieuhygiënische aspecten.


Vervolgens wordt ingegaan op de wijze van uitvoering. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet uiteengezet. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid toegelicht en in hoofdstuk 7 komen de thema's inspraak en vooroverleg aan de orde.


Hoofdstuk 2 De huidige situatie

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat allereerst een beschrijving van het gebied. Dit omvat de omgeving van het plangebied en de ligging van het plangebied in die omgeving. Vervolgens wordt de planopzet beschreven door eerst de huidige situatie te schetsen en vervolgens de gewenste situatie. Ten slotte worden de huidige en de gewenste bestemmingen geformuleerd.

2.2 Gebiedsprofiel

Winterswijk is ontstaan op de westelijke oever van de Wehmerbeek. Dit gedeelte lag hoger ten opzichte van haar omgeving en vormde zo een geschikte bewoningsplaats. Winterswijk heeft zich in de jaren 1850-1940 van een agrarische nederzetting in een geïsoleerde streek ontwikkeld tot een industriële centrum. Ligt aan de Groenloseweg. De Groenloseweg is een historisch bebouwingslint en is tevens onderdeel van de hoofdverkeersstructuur van Winterswijk als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom.


De omgeving van het plangebied bestaat met name uit woningen. Op enkele locaties langs de Groenloseweg zijn andere functies gevestigd, zoals een kantoor en horecalocatie 'De Harmonie'. De percelen die direct grenzen aan het plangebied hebben een woonfunctie, een verkeersfunctie of een verblijfsfunctie.


afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1311SGGROENLOS56-VA01_0001.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1311SGGROENLOS56-VA01_0002.jpg"

2.3 Planopzet

In het vigerende bestemmingsplan 'Kom Winterswijk 2011' heeft dit perceel de bestemming 'Kantoor'. Het bestemmingsplan bevat geen wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'Kantoor' te wijzigen in een bestemming 'Wonen'. Het gebruik van deze locatie voor woondoeleinden wordt daarom mogelijk gemaakt doormiddel van deze partiële herziening van het bestemmingsplan. Het bestaande pand is in 1977 vergund als een woning. Dit als onderdeel van een plan voor de bouw van twee woningen. Het bestaande pand blijft behouden en wordt ingericht als één woning. Het parkeren ten behoeve van de woning vindt plaats op eigen erf.


In het vigerende bestemmingsplan heeft deze locatie naast de bestemming 'Kantoor' ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. Deze dubbelbestemming is gericht op het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem. Deze dubbelbestemming is ook aanwezig op de direct aangrenzende percelen. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' is overgenomen in dit bestemmingsplan. Op het onderstaande kaartfragment is tevens een rode lijn te zien. Dit is de gevellijn. De positie van het bestaande gebouw komt overeen met deze gevellijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1311SGGROENLOS56-VA01_0003.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1311SGGROENLOS56-VA01_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1311SGGROENLOS56-VA01_0005.jpg"

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Het onderhavige initiatief wordt in dit hoofdstuk getoetst aan het relevante beleid. Voor dit initiatief gaat het hierbij om het provinciaal- en het gemeentelijk beleid.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale staten stellen op basis van artikel 2.2 Wro ten behoeve van een goede provinciale ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de provincie een of meer structuurvisies vast. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de provincie te voeren ruimtelijk beleid. Nu de provincie nog geen structuurvisie heeft vastgesteld op basis van artikel 2.2. van de Wro, blijven de daarmee gelijk te stellen beleidsplannen die zijn opgesteld onder de oude WRO van toepassing.

Streekplan Gelderland 2005

De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005'. De provincie stuurt in het streekplan op hoofdlijnen, waarbij ruimtelijke kwaliteit voorop staat. Ruimtelijke kwaliteit wordt vertaald in de begrippen gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.


Ruimtelijke plannen dienen aan basiskwaliteitsnormen te voldoen. Hiermee wordt gedoeld op de condities van de ruimte die voor de gezondheid en veiligheid van alle burgers van belang zijn. In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen 'bestaand bebouwd gebied' en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor is onder andere een optimalisering van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied nodig. Dit betekent meer gebruik maken van de verticale dimensie (hoogte, diepte) en van de tijdsdimensie (meervoudig gebruik van dezelfde gebouwde ruimte).

Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op 15 december 2010 stelden Provinciale Staten de Ruimtelijke Verordening Gelderland vast. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie. De kaart Ruimtelijke Verordening Gelderland geeft aan dat het plangebied is aangewezen als 'bestaand bebouwd gebied' waar nieuwe bebouwing is toegestaan ten behoeve van de functie wonen.


De in dit bestemmingsplan op te nemen nieuwe woonlocatie moet passen in het vigerende, door GS vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio en het daarin opgenomen regiototaal aan woningen. Dit is voor de regio Achterhoek bruto 7.200 woningen, ofwel netto 5.900 woningen. Met een woningbouwprogramma van de gezamenlijke gemeenten van 15.000 nieuwbouwwoningen voor de hele regio voor de periode 2010-2019 is er sprake van een forse overprogrammering aan nieuwbouw. De gezamenlijke gemeenten en woningcorporaties zien hier een taak deze opgave om te buigen naar een scenario dat beter past bij de behoefte.


Conclusie
De fucntieverandering van een bestaand gebouw in bestaand stedelijk gebied is niet in strijdt met de Ruimtelijke Verordening van de provincie Gelderland. Het hergebruik van het bestaande gebouw sluit volledig aan bij de provinciale beleidslijn om meervoudig gebruik te maken van dezelfde gebouwde ruimte. Het bestaande pand is oorspronkelijk vergund en gerealiseerd als woning. In de BAG staat het pand ook nog geregistreerd als woning. De in dit plan gefaciliteerde functieverandering van een kantoor naar een woonfunctie is daarom geen wijziging van de woningvoorraad.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten, waarden en water

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de ruimtelijk relevante milieu-aspecten en waarden aan de orde gesteld. Voor dit plan gaat het hierbij om geluidshinder, archeologische waarden en water.

4.2 Geluidshinder

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld dat, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (rail- en weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:

  • wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;
  • wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.


In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Hieronder wordt enkel de conclusie van het onderzoek weergegeven. De volledige rapportage is een separate bijlage.


Conclusie

De berekende evelbelastingen van het wegverkeer op de Groenloseweg voldoen niet aan het gestelde in artikel 82 van de Wet geluidhinder. Er is daarom nagegeaan in hoeverre het wegverkeerslawaai middels bron- of overdrachtsmaatregelen kan worden verminder. Geconcludeerd is dat het toepassen van bronmaatregelen niet realiseerbaar en doeltreffend en/of het toepassen van maatregelen op verkeerdskundige en financiële bezwaren stuit. Maatregelen in overdrachtsfeer middels een scherm of wal is uit stedebouwkundig oogpunt ongewenst. Daarom wordt voorgesteld om voor de geprojecteerde woning een hogere grenswaarde vast te stellen. Het college van burgemeester en wethouders is hiervoor het bevoegde gezag. Het besluit om een hogere grenswaarde vast te stellen is inn samenhang met bestemmingsplan genomen en gepubliceerd.


4.3 Archeologische waarden

Sinds de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) op 1 september 2007 is de verantwoordelijkheid ten aanzien van het bodemarchief gedecentraliseerd naar de gemeente. De provincie Gelderland blijft hierbij bestemmingsplannen (en afwijkingen hierop) toetsen op archeologie en cultuurhistorie, maar gaat er daarbij wel vanuit dat de gemeente zijn eigen taak naar behoren zelfstandig zal uitvoeren.


Het uitgangspunt van dit plan is dat het bestaande pand een nieuwe functie krijgt. Er vindt dan ook geen verstoring van de bodem en de eventueel daarin aanwezige archeologische waarden plaats. Dit plan biedt echter wel de mogelijkheid om bodemverstordende activiteiten uit te voeren (zoals de sloop en nieuwbouw van een woning). Het plangebied kent een hoge archeologische verwachtingswaarde. Daarom worden eventuele archeologische waarden beschermd middels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'. Het plangebied wordt beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen en andere omgevingsvergunningen waarbij sprake is van bodemverstoringen. Er geldt een onderzoeksplicht voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en bij een aanlegactiviteit waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is, als de bodemverstoring groter is dan 100 m2 en dieper reikt dan 0,40 m minus het bestaande maaiveld.


Conclusie

Er bestaat geen aanleiding voor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek voorafgaand aand e vaststelling van dit plan. Door het toepassen van een dubbelbestemming op basis van archeologische verwachtingen worden eventuele archeologische waarden beschermd.

4.4 Waterparagraaf

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren" staat hierbij centraal. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt "stand still - step forward". Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvaten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem.


In het "Waterbeheersplan 2007-2010" heeft het waterschap Rijn en IJssel deze beleidsdoelstellingen uitgewerkt en vormgegeven voor zijn waterbeheer. Het waterschap streeft naar schoon water, levend water en functioneel water. Het watersysteem dient optimaal afgestemd te zijn op de ruimtelijke functies van een gebied. Aandachtspunten zijn het verbeteren van waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast. In zowel landelijk- als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem. In deze waterparagraaf worden de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling per waterthema afgewogen.


Dit plangebied bevindt zich in het bestaande stedelijke gebied van de kern Winterswijk. Het uitgangspunt van dit plan is het hergebruik van een bestaand pand. Er vindt dan ook geen toename van de bebouwde oppervlakte plaats. Het plan heeft geen gevolgen voor het watersysteem in het plangebied. In de onderstaande tabel worden de verschillende waterthema's nader toegelicht.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
Veiligheid
 
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Nee

Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?  
Nee
Nee
Nee  
Wateroverlast (oppervlakte-water)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden,
beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee

Nee

Nee
Nee  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?
 
Nee
 
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
4. Beoogt het plan aanleg van drainage?  
Nee

Nee
Nee
Nee  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee

Nee  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee
Nee
Nee  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  


Hoofdstuk 5 Juridisch bestuurlijke aspecten

5.1 Inleiding

De planregels van het bestemmingsplan 'Groenloseweg 56-01' bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingen, de algemene regels, het overgangsrecht en de slotregels aan de orde komen.

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden en op 1 oktober 2010 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Het bestemmingsplan 'Groenloseweg 56-01' is conform de eisen van deze wetten. Naast de wettelijke vereisten is in dit bestemmingsplan inhoudelijk aangesloten bij het vigerend bestemmingsplan 'Kom Winterswijk 2011', om de consistentie te waarborgen.


5.2 Opbouw van de bestemmingsplanregeling

Inleidende regels

In de begrippen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de planregels en die tot verwarring of meerdere uitleg vatbaar zijn.


Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de plankaart geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.


Bestemmingen

In dit hoofdstuk komen allereerst alle (enkel)bestemmingen aan de orde. Het betreft een indeling van bestemmingen in hoofdgroepen waarin de meest voorkomende functies kunnen worden ondergebracht. De indeling in hoofdgroepen maakt het raadplegen van een bestemmingsplan en het zoeken naar bepaalde functies eenvoudiger.


Opbouw van elke bestemming

De opbouw van elke (enkel)bestemming ziet er als volgt uit:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen (facultatief);
  • afwijken van de bouwregels (facultatief);
  • specifieke gebruiksregels (facultatief);
  • afwijken van de gebruiksregels (facultatief);
  • omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden (facultatief);
  • omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (facultatief);
  • Wijzigingsbevoegdheid (facultatief).


Hieronder volgt per toegepast (enkel)bestemmingsonderdeel een korte toelichting.


Bestemmingsomschrijving

De bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals wonen, bedrijven, detailhandel, recreatie, horeca etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.


De hoofdfuncties worden als eerst genoemd. Tevens wordt aangegeven welke functies bij de bestemming behoren door middel van de zin 'met daarbij bijbehorende'. Het betreft hier meestal functies als paden, groen, erven, etc. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel, maar bevat ook inrichtingsaspecten.


Bouwregels

In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


Nadere eisen

Nadere eisen kunnen worden gesteld ten behoeve van bepaalde kwalitatief omschreven criteria, zoals woonsituatie, straat- en bebouwingsbeeld en verkeersveiligheid. De nadere eisen-regeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen sturend op te treden.


Afwijking van de bouwregels

Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Afwijkingen dienen niet opgenomen te worden voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze in (bijna) alle gevallen worden verleend. Dan dienen de bouwregels hierop aangepast te worden. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarvan afgeweken wordt, de maximale afwijking die kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder mag worden afgeweken. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben worden ze geplaatst in hoofdstuk 3 (de algemene regels).


Afwijken van de gebruiksregels

Een afwijking van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen, dat wel afgeweken mag worden ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via een afwijking kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de afwijkingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid.


Algemene regels


Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.


Algemene bouwregels

Er is een algemene regeling met betrekking tot ondergeschikte bouwdelen opgenomen als ook een algemene bepaling met betrekking tot bestaande afstanden en andere maten.


Algemene afwijkingsregels

In deze regel wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van niet-ingrijpende bouwactiviteiten. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.


Algemene gebruiksregels

In dit onderdeel wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval in zijn algemeenheid strijdig zijn met de bestemmingen; deze zijn gekoppeld aan een strafbaarheidsregel.


Algemene procedureregels

In deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot het toepassen van nadere eisen. Hierbij wordt verwezen naar procedure die is opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht.


Overgangs- en slotregels


Overgangsrecht

In deze regels wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht ten aanzien van bouwwerken en gebruik.


Slotregel

Als laatste wordt de slotregeling opgenomen. Deze regeling bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsregeling.


Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting waarin is neergelegd de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan. Allereerst wordt in 8.2 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid. Vervolgens zullen de handhavingsaspecten in 8.3 worden behandeld.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Om gemaakte kosten te verhalen dient de gemeenteraad ingevolge artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan dient vast te stellen voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 onder d van het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wanneer er sprake is van een bouwplan wanneer sprake is van de functieverandering van een bestaand gebouw. In dit plan is geen sprake van een bouwplan waarvoor een plicht tot het opstellen van een exploitatieplan geldt omdat er slechts één woning wordt gerealiseerd. Voor dit plan is dan ook geen exploitatieplan opgesteld.

Met de initiatiefnemers is een overeenkomst gesloten met betrekking tot het planschaderisico.

6.3 Handhavingsaspecten

Handhaving op het gebied van ruimtelijke ordening spitst zich toe op het gebruik van de gronden en opstallen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning nodig is. Handhaving kan kortweg worden omschreven als: elke handeling die erop gericht is de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen.


In het kader van de actualisering van bestemmingsplannen dient ingevolge aanbeveling 4 van de Inspectie Ruimtelijke Ordening een handhavingsparagraaf te worden opgenomen. Hierbij wordt met name aangegeven, hoe met bestaande illegale situaties zal worden omgegaan. De uitgangssituatie voor controle wordt gevormd door de regels van het bestemmingsplan.


De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke en milieukwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:

  • de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving;
  • handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren;
  • niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke voorschriften werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.


Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavings-instrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (o.a. in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, ontheffingverlening en de bouw-, aanleg- en sloopvergunningen worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.

Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen een belangrijke rol. Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:

  • de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de regels;
  • het beleid ten aanzien van ontheffingen.


In onderhavig bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige regels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.

Hoofdstuk 7 Inspraak en vooroverleg

7.1 Inspraak

In de fase voorafgaand aan het formele besluitvormingstraject heeft de initiatiefnemer contact gehad met de directe omwonenden van het plangebied. Het gaat hierbij om de bewoners van de woningen op de volgende adressen:

  • Groenloseweg 56
  • Groenloseweg 58
  • Groenloseweg 59
  • Groenloseweg 61

Op basis van artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht hebben wij vooroverleg gevoerd met de instanties die bij de zorg voor de ruimtelijke ordening betrokken zijn of belast zijn met de behartiging van belangen die daarbij in het geding zijn. Op basis van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerpbesluit 6 weken ter inzage gelegen. Hiervan is zowel in het Achterhoeks Nieuws als in de Staatscourant melding gemaakt. Daarnaast is het ontwerpbesluit langs elektronische weg kenbaar gemaakt via www.ruimtelijkeplannen.nl. Tijdens deze inzagetermijn was het voor een ieder mogelijk om zienswijzen in te dienen. In de bijlage zijn de details omtrent de inzagetermijn en zienswijzen opgenomen.

7.2 Vooroverleg

De provincie Gelderland heeft in haar brief van 22 oktober 2009 aan de Gelderse gemeenten laten weten op welke manier zij betrokken wil worden bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen. In deze brief geeft de provincie aan dat zij alleen betrokken wil worden bij ruimtelijke plannen waarbij als zodanig geformuleerde provinciale belangen betrokken zijn. In deze brief staat geen vooroverleg is vereist bij plannen waarin enkel sprake is van lokale belangen en de provincie bij dergelijke plannen ook geen advies zal uitbrengen. Bij dit plan zijn enkel lokale belangen betrokken op Basis van de door de provincie gekozen lijn is dan ook geen vooroverleg gevoerd met de provincie Gelderland.