direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Voskuilweg 8
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In deze toelichting worden de ruimtelijke consequenties weergegeven als gevolg van de vormwijziging van het agrarische bouwvlak aan de Voskuilweg 8 te Winterswijk-Miste. De toelichting dient een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten te geven. Met name een goede afstemming tussen de toelichting en de beide juridische onderdelen van het bestemmingsplan is van belang. De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan.

1.1 Aanleiding

Aan de Voskuilweg 8 te Winterswijk-Miste ligt, in het buitengebied, het melkveehouderijbedrijf van de initiatiefnemers. De initiatiefnemers zijn voornemens het bedrijf uit te breiden.

Op de plek van de huidige ligboxenstal zal een nieuwe zogenaamde 'vrijloopstal' worden gerealiseerd. Het huidige bouwvlak biedt hiervoor onvoldoende mogelijkheden gezien de wensen. De melkstal van de bestaande stal blijft intact. Op de locatie van de huidige stal komt de nieuwe stal te staan. Deze nieuwe stal wordt 105 m lang. Dit past niet binnen het huidige bouwvlak. De stal anders situeren is niet gewenst in verband met de ventilatie. Door het bouwvlak te verschuiven ontstaat er voldoende ruimte voor de uitbreiding van het bedrijf.

1.2 Vigerende Bestemmingplan

In het vigerend bestemmingsplan 'Integrale herziening Buitengebied Winterswijk', vastgesteld 28 februari 2011, staat het volgende vermeld:

  • 1. de planlocatie heeft de bestemming Agrarisch - Cultuurlandschap met de aanduiding bouwvlak;
  • 2. dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 3;
  • 3. dubbelbestemming Waarde Archeologische verwachting 4;
  • 4. functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid;
  • 5. functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen;
  • 6. gebiedsaanduiding waardevol landschap;
  • 7. gebiedsaanduiding reconstructiewetzone verwevingsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-OW01_0001.png"

Figuur 1: uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk. (bron ruimtelijkeplannen.nl)

De voor Agrarisch - Cultuurlandschap aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Het betreft hier een gekoppeld bouwvlak (Voskuilweg 8 en Misterweg 210). De wijziging van het bouwvlak betreft alleen het deel van de locatie Voskuilweg 8. Op de locatie Misterweg 210 worden geen dieren gehouden. Er wordt hier alleen een deel van de landbouwmachines gestald. Het bouwvlak van de locatie Misterweg 210 blijft ongewijzigd.

Op het terrein geldt hoofdzakelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' (WR-AV3). Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem. Archeologisch onderzoek is nodig bij het oprichten van een bouwwerk groter dan 100m2. Een klein deel van het bouwvlak (noordelijke deel) heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' (WR-AV4). Archeologisch onderzoek is nodig bij het oprichten van een bouwwerk groter dan 2500m2. Als gevolg van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' (WR-AV3) dient voor de bouw van de nieuwe stal en het verschuiven van het bouwvlak (meer dan 100m2) een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

Realisering van de nieuwe stal binnen het huidige agrarisch bouwvlak is niet mogelijk (gezien de gewenste situering) , waardoor er een aanpassing van het bouwvlak noodzakelijk is. Hiervoor dient een wijzigingsprocedure doorlopen te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-OW01_0002.png"

Figuur 2: Huidig en gewenst bouwvlak

1.3 Keuze procedure

Het bestemmingsplan voor het buitengebied bevat een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid op basis waarvan aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid is toegekend om het bouwvlak te veranderen/verschuiven. In deze situatie is gekozen om het bouwvlak oppervlakte-neutraal te verschuiven op basis van artikel 3.8.1 van het bestemmingsplan buitengebied. De planwijziging zal worden uitgevoerd op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening.

1.4 Opzet van de toelichting

In deze toelichting worden de ruimtelijke consequenties van het project op de omgeving weergegeven. Alle deelaspecten worden beschreven, waarbij de inhoud per onderdeel is aangepast aan de mate waarin het project afwijkt van het geldende bestemmingsplan. De volgende deelaspecten worden beschreven:

  • Beschrijving van het project (gebied) planologische kader:
  • Rijksbeleid
  • Provinciaal beleid
  • Gemeentelijk beleid
  • Effect van het project:
    • 1. planologisch;
    • 2. milieu;
    • 3. water;
    • 4. archeologie;
    • 5. bodem;
    • 6. economische uitvoerbaarheid.

1.5 Bij het plan behorende stukken

Het wijzigingsplan 'Voskuilweg 8' bestaat uit de volgende stukken:

  • de verbeelding (tek.nr. BP-01, schaal 1: 2000) en een renvooi;
  • de regels;
  • de toelichting.

Op de verbeelding zijn de toegekende bestemmingen in het plandeel weergegeven. De bestemmingen corresponderen met de planregels, waarin bepalingen zijn opgenomen welke de uitgangspunten van het plan zeker stellen. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende afwegingen en motieven.

Hoofdstuk 2 De huidige situatie

Het plangebied is gelegen in het agrarische cultuurlandschap ten zuidwesten van de dorpskern van Winterswijk in de buurtschap Miste.

Het plangebied staat kadastraal bekend als; gemeente Winterswijk, sectie U, nummer 456.

In figuur 3 wordt de ligging van het plangebied weergegeven en in figuur 4 de precieze begrenzing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-OW01_0003.png"

Figuur 3: Luchtfoto omgeving Voskuilweg (bron Google Maps)

Het gebied kenmerkt zich als een agrarisch gebied met veel openheid. Binnen het plangebied liggen enkele agrarische gebouwen, een mestsilo, voeropslagen en de bedrijfswoning. De directie omgeving kenmerkt zich door met name agrarisch bedrijven en enkele burgerwoningen. In Hoofdstuk 1 is reeds ingegaan op de ruimtelijke structuur. Het bedrijf is een melkveehouderij waarbij veel aandacht is voor dierwelzijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-OW01_0004.png"

Figuur 4: detailopname met rood omlijnt het plangebied. (bron ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-OW01_0005.png"

Figuur 5: detailopname locatie (bron: www.gelderland.nl)

Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden, onderzoek en verantwoording

3.1 Beleidskader

Het is van belang dat de wijziging in overeenstemming is met relevant rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur.

Op het gebied van het Rijksbeleid kan onder andere worden gedacht aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

Op provinciaal niveau kan onder andere worden gedacht aan de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

Op gemeentelijk niveau zijn onder andere de volgende beleidsstukken van belang: visie buitengebied en het landschapsontwikkelingsplan.

Voor alle relevante beleidskaders verwijzen wij naar het moederplan van dit wijzigingsplan: de toelichting van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk. De gevraagde wijziging is niet in strijd met genoemde beleidskaders en is passend in het algeheel ruimtelijk beleid.

De planregels van het op 22 april 2011 van kracht geworden bestemmingsplan voor het buitengebied bevatten een aan burgemeester en wethouders toegekende wijzigingsbevoegdheid, op grond waarvan zij onder voorwaarden het bouwvlak van de bestemming kunnen wijzigen.

3.2 Juridisch kader

Het geldende bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk bevat binnen de bestemming agrarisch cultuurlandschap onder meer de volgende wijzigingsbevoegdheid:

Artikel 3.8.1 Veranderen van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het veranderen van de bouwgrenzen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. de verandering niet mag leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak, zoals dat bestaat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit, en evenmin leiden tot een vergroting van de oppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij, zoals die is toegestaan op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit;
  • b. er dient een compact bouwvlak te blijven bestaan;
  • c. de bepalingen in artikel 3.8.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing.

Het nu voorliggende wijzigingsplan leidt niet tot een vergroting van het bouwvlak. De vorm wordt zodanig gewijzigd dat aan de noordzijde een deel verplaatst wordt naar de oostzijde. Tevens wordt vóór de woning wat meer ruimte gecreëerd in het bouwvlak. De vorm van het bouwvlak wijkt in compactheid in zijn nieuwe vorm niet af van wat in het buitengebied gangbaar is. Zie afbeelding hieronder:

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-OW01_0006.png"

Figuur 6: huidig en gewenst bouwvlak

Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid dient aan de volgende voorwaarde te worden voldaan (art. 3.8.3 toetsing belangenafweging):

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

In de directe omgeving liggen enkele agrarische bedrijven en enkele burgerwoningen. Gezien de afstanden tot deze bedrijven en woningen vindt er geen aantasting plaats van de aanwezige functies in de omgeving.

De gronden grenzend aan de locatie zijn eigendom van initiatiefnemer. Omdat de bestemming niet wijzigt van de gronden (op de verschuiving van het bouwvlak na) is er geen aantasting van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Daarnaast gelden bepalingen met betrekking tot archeologie, hier wordt in het volgende hoofdstuk aandacht aan besteed. Het perceel heeft de aanduiding 'openheid' en 'hoogteverschillen'. De waarden openheid en hoogteverschillen worden door de gewenste ontwikkeling niet onevenredig aangetast. Het gebied behoudt zijn openheid en er worden geen kenmerkende hoogteverschillen (es of stijlranden) afgegraven. Ook hier wordt in het volgende hoofdstuk bij het onderdeel waardevol landschap op ingegaan. Over waardevol landschap is de volgende bepaling opgenomen in de regels:

33.12 waardevol landschap

33.12.1 aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschap' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen en ontwikkelen van het waardevol landschap.

33.12.2 specifieke gebruiksregels

Een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, dan wel voor het toepassen van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschap' wordt uitsluitend genomen voor zover dit besluit:

  • a. geen aantasting van de bijzondere kwaliteiten van het waardevol landschap tot gevolg heeft, of;
  • b. het besluit leidt tot behoud of versterking van die bijzondere kwaliteiten.

Tenslotte geldt de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone verwevingsgebied. Deze zone is met name beperkend bij agrarische bedrijven die intensieve veehouderij hebben. In dit geval betreft het een locatie waar uitsluitend melkrundvee wordt gehouden. Deze activiteit wordt niet als intensieve veehouderij aangemerkt. Voor grondgebonden veehouderijbedrijven stelt de reconstructiewetzone verwevingsgebied geen beperkingen en levert dan ook geen belemmeringen op.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

4.1 Waterparagraaf

Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.

De Voskuilweg is aangesloten op de drukriolering. Het plan betreft een wijziging van het agrarisch bouwvlak. De wijzing wordt oppervlakteneutraal uitgevoerd (verschuiving bouwvlak). Het toegestane verhard oppervlak wijzigt daarmee niet. Voor de waterhuishouding heeft het plan geen negatieve effecten. Hieronder vindt u een tabel met de verschillende waterthema's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-OW01_0007.png"

De uitgangspunten genoemd in de notitie "2009-09 Duurzaam en veilig water in de stad (afkoppelbeslisboom)" van het Waterschap Rijn & IJssel worden aangehouden. Door sloop van de bestaande stallen (1760 m2) en de bouw van de nieuwe stal (3465 m2) neemt het verhard oppervlak toe met 1705 m2. Inclusief erfverharding om de nieuwe stal blijft de totale toename verhard oppervlak onder de 2500 m2. De nieuwe werktuigenberging op de schetsen is puur indicatief ingetekend momenteel en wordt niet meegenomen in de berekening van de toename verhard oppervlak.

In overleg met het Waterschap Rijn & IJssel is in 2009 het volgende afgesproken over hemelwaterbehandeling in het buitengebied. De uitgangspunten genoemd op pagina 4 van de notitie "2009-09 Duurzaam en veilig water in de stad (afkoppelbeslisboom)" van het Waterschap Rijn & IJssel wordt aangehouden. Dit betekent:

  • Bij plannen met een verhard oppervlak kleiner dan 500 m2 in de nieuwe situatie hoeft in principe geen infiltratie/berging gerealiseerd te worden. Het hemelwater kan rechtstreeks op sloot worden aangesloten.
  • Bij plannen tot 2500 m2 verhard oppervlak kan in overleg 20 mm statische berging als uitgangspunt genomen worden. Deze berging moet worden gerealiseerd op of nabij het betreffende perceel. De berging kan in de vorm van een greppel of poel worden aangelegd.
  • Bij plannen groter dan 2500 m2 moeten buien tot 40 mm (T=10+10%) vertraagd worden afgevoerd richting het watersysteem. De afvoer uit de retentievoorziening is maximaal de landelijke afvoer, deze wordt door middel van een knijpconstructie bereikt. (Gedurende bui T=10+10% is dit gemiddeld 1,5 maal de maatgevende afvoer van het bruto oppervlak van het plangebied.) De knijpconstructie wordt zo ontworpen dat buien tot 40 mm (T=10+10%) vertraagd worden afgevoerd richting het watersysteem.

De benodigde waterberging vindt plaats in de eigen sloten/greppels aansluitend op het bouwvlak.

Er is geen sprake van een toename van het afvalwater wat op het riool wordt geloosd (DWA). het afvalwater uit de stallen wordt op de mestkelders geloosd. Huishoudelijk afvalwater wort op de IBA geloosd.

Aan de overzijde van de Voskuilweg bevindt zich een watergang van het waterschap Rijn & IJssel. Er wordt vanuit het plangebied niet geloosd op deze watergang. De voorgenomen planwijziging heeft dan ook geen invloed op de watergang.

4.2 Cultuurhistorische en archeologische waarden

Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn, zodat waar nodig die waarden kunnen worden veiliggesteld en/of het initiatief kan worden aangepast.

De bestaande stallen worden vervangen door een nieuwe stal van circa 33 x 105 m (3.465 m2). Een gedeelte van deze gronden is reeds verstoord door de bestaande stal en de mestsilo. Op deze locaties is de ondergrond tot een diepte van 1,00 m-mv verstoord. De nieuwe stal wordt 80 cm-mv aangelegd. De locatie van de geplande uitbreiding heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde op de archeologische verwachtingskaart van Gemeente Winterswijk. Hierdoor is bepaald dat archeologisch vooronderzoek in het kader van een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Conform de richtlijnen van gemeente Winterswijk dient een KNA conform bureauonderzoek en een karterend booronderzoek te worden verricht.

Gemeentelijk beleid

Gemeente Winterswijk beschikt over eigen archeologiebeleid. Er is een vastgestelde archeologische beleidsadvieskaart uit 2009 (RAAP, 2009). In overleg met de Regionaal Archeoloog is de beleidsadvieskaart gebruikt als toetsingskader voor de archeologische verwachting. Verder zijn de landelijke en provinciale richtlijnen leidend, voor het opstellen en toetsen van het onderhavig onderzoek.

In 2012 is er in opdracht van de gemeente in de Regio Achterhoek een nieuw afwegingskader voor archeologiebeleid in de Regio Achterhoek opgesteld (Willemse, N.W. & M.H.J.M. Kocken 2012. RAAP-rapport 2501). De richtlijnen van dit beleid zijn bij het opstellen van onderhavig onderzoek toegepast. In overleg met de heer K. Meinderts beleidsmedewerker Cultuurhistorie gemeente Winterswijk) zijn de bestaande onderzoeksgrenzen van gemeente Winterswijk gehanteerd.

Op grond van de bekende geologische, landschappelijke, aardkundige, archeologische en historische gegevens in en rond het plangebied kan de archeologische verwachting worden bepaald. Deze sluit aan bij de archeologische beleidskaart van gemeente Winterswijk. In het nieuwe 'Afwegingskader voor archeologiebeleid in de Regio Achterhoek'. Willemse, N.W. & M.H.J.M. Kocken 2012. (RAAP-rapport 2501) is het oppervlaktecriterium in gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde vastgesteld op 50 m2. Winterswijk hanteert de oude onderzoeksgrenzen, waarbij volgens de Erfgoedverordening (2010) een onderzoeksgrens geldt van 100 m2 bij een middelmatige verwachtingswaarde.

Dit houdt in dat er voor het plangebied een middelhoge trefkans is op archeologische waarden voor de periode van het Mesolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Eventuele archeologische resten bevinden zich in het dekzand onder de bouwvoor die naar verwachting tussen de 30 en 50 cm dik is. Eventuele archeologische resten kunnen bestaan uit vuursteenconcentraties of haardplaatsjes uit het Mesolithicum, nederzettingsresten, resten van erven en huisplattegronden uit de periode vanaf het (Laat) Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen en resten van kleiwinning c.q. dumps van pottenbakkersafval en steen- en pannenbakkerijen uit de periode van de Late Middeleeuwen tot en met de Moderne Tijd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-OW01_0008.png"

Figuur 7: Uitsnede van de archeologische kaart uit de Cultuurhistorische Atlas Winterswijk. Hetplangebied in het oranje kader. (Bron: Cultuurhistorische Atlas Winterswijk, 2009, blad 152). De gele ondergrond met arcering duidt op een middelmatige verwachting en een > 40 cm-mv vergraven bodem.

Het gehele profiel bestaat uit fijn siltig zand. Onder een graszode is sprake van een dunne bouvwoor van geelbruin gemengd fijn slitig zand en een ophogingslaag van donkerbruin humeus fijn siltig zand die scherp overgaat in het onderliggende dekzand. Deze donkerbruine laag is opgebracht voor landbouwdoeleinden, nadat het gebied afgegraven is voor leemwinning. Uitzondering is boring 8, waar onder de dunne bouwvoor een 25 cm dikke veldpodzol is aangetroffen. Dit is de enige boring waar de oorspronkelijke bodemopbouw nog intact is. In boring 10 is het restant van de podzol vermengd met de top van de Chorizont (B/C horizont). De top van het dekzand is verspreid over het onderzoeksgebied aangetroffen op een diepte variërend van 30 cm-mv in boring 7 tot 85 cm-mv in boring 1. Dit heeft volgens de initiatiefnemer te maken met het feit dat ter plaatse van boring 1 vroeger een mestsilo heeft gestaan, waarvoor de bodem destijds afgegraven is. Dit wordt door het veldonderzoek bevestigd. Verder was het opmerkelijk dat het bouwvlak erg nat was ten tijde van het onderzoek. Dit is te wijten aan de relatief hoge grondwaterspiegel in combinatie met Uit het booronderzoek blijkt dat de bodemopbouw op 1 boring na (boring 8) verstoord is. De bodem bestaat uit een tot minimaal 50 cm afgegraven bodem als gevolg van leemwinning, waarbij de oorspronkelijke top van het dekzand verdwenen is. Na het afgraven van het terrein, vermoedelijk in de 19e eeuw, is een dun humeus landbouwdek opgebracht van bruin humeus zand, die op zijn beurt wordt afgedekt door een dunne recente bouwvoor van gemengd geelbruin zand. De totale gemiddelde dikte van de holocene deklaag bedraagt 50 cm. De oorspronkelijke bodem is een veldpodzol die uitsluitend in boring 8 is aangetroffen. In boring 10 is het restant van de podzolbodem vermengd met de top van het dekzand. Het verwachtingsmodel gaat uit van een hoge trefkans op archeologische resten onder de bouwvoor. In het plangebied is de bodemopbouw verstoord, waardoor de trefkans op intacte archeologische vindplaatsen naar de mening van Hamaland Advies nihil is. Dit hangt samen met het feit dat het oorspronkelijke bodempakket tot in de top van het dekzand reeds vergraven is. Enkel zeer diepe sporen zoals waterputten en diepe afvalkuilen kunnen mogelijk nog bewaard zijn gebleven.

Conclusie

Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. Daarom is aansluitend een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in de vorm van een karterend booronderzoek (zie Bijlage 1). Uit het booronderzoek blijkt dat door industriële leemwinning in de 19e eeuw in het plangebied de oorspronkelijke bodem tot in de top van het dekzand afgegraven is. Uitsluitend in boring 8 is nog een intacte bodemopbouw aangetroffen. Het betreft een veldpodzol zoals verwacht in het bureauonderzoek.

Op basis van de onderzoeksinspanning, waarbij als gevolg van industriële leemwinning voor steenfabricage geen archeologisch relevante indicatoren zijn aangetroffen, is er geen reden om archeologische waarden aan te kunnen treffen in het plangebied. Er zijn voor de archeologie geen gevolgen vanuit de voorgenomen bodemingrepen.

Wat betreft landschappelijke ligging en verwacht oorspronkelijk bodemtype geeft het booronderzoek een overeenstemmend beeld met dat wat verwacht werd op basis van het bureauonderzoek. De verwachte subrecente bodemverstoring als gevolg van leemwinning is bevestigd met het veldonderzoek. De hoge verwachting op het voorkomen van archeologische vindplaatsen vanaf het Laat Paleolithicum wordt door het veldonderzoek niet bevestigd. De archeologische verwachting kan derhalve naar beneden worden bijgesteld met een indicatie 'verstoord'.

Omdat door het karterend booronderzoek is aangetoond dat de bodemopbouw verstoord is tot in de top van het dekzand en er geen archeologische vondsten zijn gedaan, wordt de hoge verwachting op archeologische vindplaatsen niet bevestigd. De kans dat voorgenomen graafwerkzaamheden een bedreiging vormen voor het archeologisch bodemarchief is verwaarloosbaar. Hamaland Advies heeft daarom geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren. Dit advies is door de regionaal archeoloog overgenomen.

4.3 Bodem

Voor de bouw van een melkveestal op het perceel aan de Voskuilweg 8 dient een "binnenplanse wijziging" plaats te vinden. De bodemtoets is gebaseerd op de aangeleverde informatie en beschikbare kennis op het moment dat deze notitie is opgemaakt. Wijzigingen in informatie of kennis kunnen ertoe leiden dat de bodemtoets niet meer adequaat is of komt te vervallen.

Archiefonderzoek

Het archiefonderzoek heeft het volgende aan het licht gebracht:

  • uit archiefonderzoek volgt dat in 1995 een bodemonderzoek is uitgevoerd (Witteveen+Bos, rapportcode Wtw38.1, 24-10-1995);
  • er is geen (ondergrondse) tankinstallatie bekend (geen melding in StraTANK);

Bodemtoets

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening moet bij een bestemmingsplanprocedure in beginsel worden getoetst of de bodemkwaliteit de wijziging in de weg staat. Wanneer op betreffende perceeldelen geen (ernstige) bodemverontreiniging wordt verwacht, mag worden aangenomen dat er geen belemmeringen zijn voor de vormwijziging. In dat geval is bodemonderzoek in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet noodzakelijk.

Uit het verkennend bodemonderzoek uit 1995 volgt:

  • aan het maaiveld zijn geen waarnemingen gedaan die op bodemverontreiniging duiden. In 3 van de 6 uitgevoerde boringen is een lichte bijmenging met puin aangetroffen.
  • in een puinbevattend grondmengmonster van de toplaag is een licht verhoogd gehalte aan PAK gemeten. Het gehalte aan PAK hangt mogelijk samen met het aangetroffen puin. Daarnaast kan atmosferische depositie een rol spelen. In het mengmonster van de ondergrond zijn geenverhoogde gehalten gemeten.
  • bij het chemisch onderzoek van het grondwatermengsel zijn licht verhoogde gehalten chroom en arseen gemeten. Het betreft hier waarschijnlijk lokaal verhoogde achtergrondconcentraties.
  • aanvullend onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht en voor het voorgenomen gebruik zijn risico's voor de volksgezondheid en milieu niet aannemelijk.

Conclusie

Op grond van de beschikbare informatie wordt ter plaatse van de perceeldelen waar de vormverandering betrekking op heeft geen ernstige bodemverontreiniging verwacht. De perceeldelen zijn grotendeels grasland en maken geen onderdeel uit van de fysieke inrichting. De bestaande mestsilo wordt verplaatst binnen het bouwvlak om ruimte te bieden voor de nieuwe stal. De ervaring leert dat de opslag van mest in silo's niet leidt tot (ernstige) bodemverontreiniging. Het uitvoeren van een bodemonderzoek in het kader van de bestemmingsplanprocedure is dan ook niet nodig.

Voor de bouw van de melkveestal dient een omgevingsvergunning (bouw) te worden aangevraagd. Op dat moment wordt door de gemeente opnieuw beoordeeld of bodemonderzoek nodig is. De gemeente toetst dan of de bodemkwaliteit geschikt is voor de gebruikers van het bouwwerk. Het bouwwerk wordt niet gezien als "verblijfsruimte". Dit betekent dat er geen verplichting geldt voor het uitvoeren van bodemonderzoek geldt.

4.4 Milieu overig

De initiatiefnemers zullen een nieuwe melding indienen op grond van het Activiteitenbesluit. Dit is afdoende voor wat betreft milieu. De overige milieuaspecten vormen eveneens geen belemmeringen voor de wijziging. Hierbij is gekeken naar geluid, lucht, geur, externe veiligheid en milieuzonering. Het aantal stuks melkvee wordt uitgebreid van 103 naar 155. Ook is er een toename van het aantal stuks jongvee. Door de toename in aantallen vee zal er een zeer geringe toename zijn van het aantal verkeersbewegingen. De aan- en afvoerfrequentie van voer, melk e.d. blijft nagenoeg gelijk, alleen de hoeveelheden zijn groter per keer. Hierdoor heeft het initiatief geen nadelige gevolgen qua geluid en verkeer. De toename van de emissie van fijnstof valt onder het besluit Niet in betekenende Mate (NIMB, toename maximaal 3% grenswaarde). Volgens de risicokaart van de provincie Gelderland zijn er in de directe nabijheid van de projectlocatie geen locaties die vallen onder de Bevi (Besluit Externe veiligheid inrichtingen). Tevens lopen er geen buisleidingen in de directe nabijheid van het plangebied.

Er wordt verder geen groen weggehaald en de gebouwen die gesloopt worden, betreffen stallen die momenteel nog intensief worden gebruikt. Dit type gebouwen vormt geen geschikte verblijfplaats voor beschermde diersoorten, mede gezien het huidige gebruik. Door de vormverandering van het bouwvlak wordt een deel grasland gewijzigd naar agrarisch bouwvlak. Dit grasland wordt intensief beheerd (3-4 keer maaien en bemesten per jaar) waardoor er geen beschermde diersoorten te verwachten zijn. Aan Flora- en Faunawetgeving zal, voor zover noodzakelijk, toepassing worden gegeven in het kader van de vergunningverlening op grond van de Wabo.

De locatie Voskuilweg 8 ligt op een zodanige afstand tot een gekwalificeerd natuurgebied (Bekendelle, Korenburgerveen, Wooldse Veen en Willinks Weust), dat op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor de gevraagde wijziging van het bedrijf een Natuurbeschermingswetvergunning vereist is. Deze vergunning heeft initiatienemer op 18-12-2013 bij Gedeputeerde Staten van Gelderland aangevraagd. Op korte termijn zal het ontwerpbesluit van de natuurbeschermingsvergunning ter inzage worden gelegd. Wanneer er geen zienswijzen worden ingediend, dan zal deze vergunning worden verleend.

4.5 Waardevol landschap

De locatie Voskuilweg 8 ligt in de gebiedsaanduiding Waardevol landschap. In de Nota Ruimte is sprake van het Nationaal Landschap Winterswijk waarvan het buitengebied Winterswijk deel uitmaakt. Als kernkwaliteiten worden genoemd:

  • kleinschalige openheid;
  • het groene karakter;
  • microreliëf door essen en 'eenmansessen'.

In het provinciale streekplan/structuurvisie en de streekplanuitwerking Waardevolle landschappen zijn deze kwaliteiten verder uitgewerkt. Voor een uitwerking van deze kernkwaliteiten wordt verwezen naar de relevante delen van het gemeentelijke Landschapsontwikkelingsplan.

Als de beschreven landschappelijke kwaliteiten vertaald worden naar dit bestemmingsplan, dan wordt het volgende geconstateerd:

Het perceel Voskuilweg 8 ligt in het waardevol landschap. De planwijziging heeft geen negatieve gevolgen op de landschappelijke kwaliteiten. De huidige situatie is reeds landschappelijk ingepast middels erfbeplanting. Alleen bij vergroting van het bouwvlak dient extra landschappelijke inpassing plaats te vinden. Om de landschappelijke waarden ook in de toekomst te beschermen, wordt in de planregels opnieuw de gebiedsaanduiding waardevol landschap opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-OW01_0009.png"

Figuur 8: landschappelijke inpassing

De bestaande erfbeplanting zal in stand worden gehouden. De bomenrij aan de zuidzijde van het perceel zal na de bouw van de nieuwe stal doorgetrokken worden. De landschappelijke inpassing wordt hiermee versterkt. Dit was tevens het advies van de welstandcommissie.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

In aansluiting op de meer abstract geformuleerde planuitgangspunten wordt in dit hoofdstuk middels een toelichtende tekening een concrete uitwerking en beschrijving gegeven van het plan.

Voor de gezonde bedrijfsontwikkeling is het noodzakelijk om een nieuwe melkveestal te bouwen. Omdat deze gedeeltelijk buiten het bouwvlak is gesitueerd, is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk. Hieronder is de vorm en plek ten behoeve van de stal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1404BGVOSKUILW8-OW01_0010.png"

Figuur 9: huidig (stippellijn) en nieuwe bouwvlak (bron: Rombou)

Het plan bestaat uit het wijzigen van de ligging van het bouwvlak (verschuiving). Het bouwvlak wordt niet vergroot. De bestemming zelf wijzigt niet. Teneinde aan het nieuwe bouwvlak de juiste en volledige waarden weer toe te kennen, worden deze ongewijzigd weer opgenomen. Dat betekent dat de bestaande dubbelbestemmingen weer worden opgenomen. Het betreft de dubbelbestemmingen 'Archeologische Verwachtingswaarde 1, 3 en 4'. Verder worden de functieaanduidingen 'Waarde- Specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen' en 'Waarde- Specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid' weer opgenomen. Hetzelfde geldt voor de gebiedsaanduidingen 'verwevingsgebied' en 'waardevol landschap'.

Hoofdstuk 6 Juridisch bestuurlijke aspecten

Het betreft een wijzigingsplan van het bestemmingsplan Integrale herziening bestemmingsplan buitengebied Winterswijk. De bestemming Agrarisch - Cultuurlandschap wijzigt niet, enkel de vorm van het bouwvlak. Aldus zijn de planregels van deze bestemming onverkort van toepassing. De zones die zijn aangegeven in dit plan zijn eveneens overgenomen. Voor een toelichting op deze regels verwijzen wij naar dit moederplan.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het wijzigingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. In dit geval betreft het een particulier initiatief, waardoor de gemeente geen kosten hoeft te maken voor de uitvoering van werken. Met de initiatiefnemer is een planschadeovereenkomst gesloten. Eventuele planschade kan op deze wijze worden verhaald op de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 8 Inspraak en vooroverleg

Over het voorontwerp van dit wijzigingsplan wordt geen gelegenheid tot inspraak overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening geboden. Het ontwerpplan wordt conform de Wet ruimtelijke ordening zes weken ter inzage gelegd. De publicatie van de terinzagelegging vindt plaats in het Achterhoeks Nieuws en op de website van de gemeente Winterswijk waarna het plan vanaf 7 mei 2014 zes weken ter inzage ligt.

De resultaten van de voorbereidingsprocedure zullen in het wijzigingsbesluit worden verwerkt.