Plan: | EucalyptaPark |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0294.BP1406CEEUCALYPTAP-OW01 |
De gemeente Winterswijk is voornemens het gebied rondom Eucalypta en het Raadhuis te herontwikkelen tot een parkachtig gebied met een mix aan functies. Het plan maakt onderdeel uit van het gemeentelijke project 'stedelijke herverkaveling'. Doel van het plan is om de vraag te concentreren op plekken waar het een positieve bijdrage aan de economische ontwikkeling, leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit levert.
Met het plan wordt onder andere de bestaande wegenstructuur aangepast, worden parkeerplaatsen omgezet in groen en op strategische plekken geclusterde parkeerplaatsen teruggebracht. Het plan wordt uitgevoerd op basis van een partiële herziening. Voorliggend document maakt de beoogde ontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk; dat wil zeggen dit plan regelt wat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Concreet wordt de herontwikkeling van het gebied rondom Eucalypta en het Raadhuis mogelijk gemaakt.
Het plangebied is gelegen in het centrum van de kern Winterswijk en bestaat uit 2 delen, namelijk het gebied rondom het voormalige poppodium Eucalypta en het gebied rondom het Raadhuis. Het gebied is gelegen ten noordoosten van de kernwinkelstraat 'Misterstraat'. Op bijgevoegde afbeelding is de globale ligging van het plangebied weergegeven.
Globale ligging plangebied (bron: openstreetmap.org)
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Centrum', vastgesteld op 29 mei 2008. Binnen het plangebied gelden de bestemmingen 'Woningbouw', 'Maatschappelijke doeleinden', 'Kantoor', 'Dienstverlening' en 'Verkeer - verblijfsdoeleinden'. Op bijgevoegde uitsnede van het geldend bestemmingsplan is het plangebied weergegeven. Het plangebied bestaat uit twee deelgebieden waarvoor een herziening nodig is. Andere activiteiten die in het kader van het project worden ontwikkeld zijn binnen de geldende bestemming al toegestaan. Hiervoor dient dus planologisch niets geregeld te worden. Voorliggend plan gaat daarom alleen in op hetgeen waarvoor een planologische wijziging benodigd is.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan, plangebied blauw omlijnd (bron: gemeente Winterswijk)
Het plan om twee parkeerterreinen te realiseren en openbaar groen is strijd met het geldende bestemmingsplan. Een partiele herziening van het bestemmingsplan is benodigd om dit juridisch-planologisch te regelen. In deze toelichting wordt daarom getoetst of het plan kan voldoen aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Deze toetsing is uiteengezet in de volgende hoofdstukken.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De toelichting is opgebouwd uit 6 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan het beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid van het plan wordt aangetoond aan de hand van relevante milieu- en omgevingsaspecten en de economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 5 volgt de wijze van bestemmen, waarin uiteen wordt gezet hoe het plan juridisch is vertaald naar de verbeelding en de regels. Tenslotte komen in hoofdstuk 6 de resultaten van de procedure aan de orde.
Onderhavig plan betreft de herontwikkeling van het gebied rondom Eucalypta en het Raadhuis. Het plangebied ligt ten noordwesten van het centrum van de kern Winterswijk. De straten die in (de buurt van) het plangebied liggen zijn de Jeugdkerkstraat, Wierengastraat, Balinkesstraat, mw. Kuipers-Rietbergplein, Beukenhorstweg, Schoolstraat en de Burgemeester Bosmastraat. Het plangebied voor het project zelf is groter dan het plangebied waarvoor een planologische wijziging benodigd is. De twee deelgebieden van het project waarvoor een planologische wijziging benodigd is zijn ter verduidelijking blauw gemarkeerd.
Nabij het plangebied zijn onder andere het Raadhuis, het voormalig poppodium Eucalypta, een joodse gedenkplek, bedrijfsverzamelgebouw de Post, meerdere banken en een makelaarskantoor gevestigd. De overige bebouwing nabij het plangebied bestaat voornamelijk uit een mix van woningen en dienstverlening. Verspreid over het gebied zijn meerdere parkeerplaatsen aangelegd. In onderstaande afbeeldingen is de huidige situatie van het plangebied weergegeven.
Luchtfoto bestaande situatie plangebied (bron: gemeente Winterswijk)
Onderhavig plan bestaat uit meerdere onderdelen die samen het project EucalyptaPark vormen. Het plan maakt onderdeel uit van het grotere project 'Stedelijke herverkaveling'. In de oostzijde van het plangebied worden voornamelijk groenvoorzieningen en een uitbreiding op de bestaande parkeerplaats van het Raadhuis gerealiseerd. In de westzijde van het plangebied worden parkeerplaatsen gerealiseerd. Deze parkeerplaatsen vervangen de huidige parkeerplaatsen in het hart van het plangebied. Hier zal een nieuw park worden aangelegd. Tevens wordt een groene verblijfsplek gecreëerd in het hart van het park. Met het plan wordt de bestaande bebouwing, infrastructuur, en groenvoorzieningen aangepakt. Doordat met het plan parkeerplaatsen worden geclusterd, ontstaat er ruimte om een aaneengesloten groene ruimte te maken ten zuiden van de voormalige burgemeesterswoning. Met het verleggen van de Balinkesstraat en de straat 'mw. Kuipers-Rietbergplein' ontstaat er ook ruimte om het Raadhuis, de voormalige burgemeesterswoning en de Post met een groene loper te verbinden. Deze ontwikkelingen zorgen er voor dat de openbare ruimte een kwaliteitsimpuls kan krijgen. Zowel op gebied van verblijfswaarde, als op het gebied van klimaatadaptatie en tegengaan van hittestress.
Raadhuis
Het park rondom het Raadhuis wordt opgeknapt en ten noorden van het Raadhuis worden extra parkeerplaatsen aangelegd. Deze parkeerplaatsen vormen een uitbreiding van de al bestaande parkeerplaats bij het Raadhuis. Het groene hart van het EucalyptaPark wordt ten zuiden van de voormalige burgemeestersworning gerealiseerd. De Schoolstraat en Jeugdkerkstraat ontvangen een directe verbinding met de Burgemeester Bosmastraat. De Schoolstraat is éénrichtingsverkeer, de Jeugkerkstraat en Burgemeester Bosmastraat blijven tweerichtingen verkeerswegen.
Het mw. Kuipers-Rietbergplein en een gedeelte van de Balinkesstraat zijn in de toekomstige situatie alleen nog toegankelijk voor langzaam verkeer. Daarnaast vindt clustering plaats van parkeerplaatsen bij de Jeugkerkstraat en de Burgemeester Bosmastraat. Hierdoor wordt het zoekverkeer naar parkeerplaatsen in het centrum van Winterswijk teruggedrongen. De toegang van de Wierengastraat wordt verlegd en aangepast naar een langzame verkeersroute ten behoeve van bestemmingsverkeer. Het mw. Kuipers-Rietbergplein wordt onderdeel van het verblijfsgebied. Boven de het ING gebouw aan de Balinkesstraat worden zes appartementen gerealiseerd. Aan de achterzijde van het gebouw worden op eigen terrein parkeerplaatsen ten behoeve van de appartementen en kantoor op de begane grond aangelegd.
Eucalypta
Langs de Jeugdkerkstraat worden ten zuiden van het voormalig poppodium Eucalypta een grote parkeervoorziening aangelegd. De gymzaal is inmiddels gesaneerd. Een gronduitruil heeft plaatsgevonden met vastgoedeigenaren en een buurtbewoner. Op bijgevoegde afbeelding is de toekomstige situatie van het plangebied weergegeven.
Toekomstige situatie plangebied (bron: gemeente Winterswijk)
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en biedt het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van Rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR benoemt aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Dit betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond Rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn deze regels aanvullend verankerd. In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van Rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.
Ladder duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Op 1 oktober 2012 is de Ladder in werking getreden als motiveringsvereiste onder artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het vormt daarmee een nadere invulling van artikel 3:2 van de Awb. Het Bro bepaalt dat wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, deze moet worden getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
De toepassing van de Ladder heeft sinds 2012 tot veel uitspraken geleid bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Op 1 juli 2017 is daarom de Ladder gewijzigd en vereenvoudigd om de in de praktijk ervaren knelpunten op te lossen en onderzoekslasten te verminderen. Met deze wijziging is beoogd de effectiviteit van het instrument te bevorderen. De 'nieuwe' Ladder bevat geen treden meer, de treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt. De begrippen 'actuele' en 'regionale' zijn geschrapt. De definities zijn verder niet gewijzigd, de huidige lijn in de jurisprudentie blijft hiermee in stand. Daarnaast geldt vanaf 1 juli alleen nog voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied een uitgebreide motiveringsplicht.Voordat de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt toegepast, moet een afweging plaatsvinden of het 'plan' een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' betreft. De Bro definieert het begrip 'stedelijke ontwikkeling' als volgt: “ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.”
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er dus sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling Raad van State van 28 juni 2017 (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) dat bij meer dan 11 woningen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Voor wonen is daarmee gesteld dat er vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Een parkeerterrein waarvan de behoefte afhankelijk is van de aanwezigheid van een bestaande voorziening, zoals bijvoorbeeld een recreatieterrein, is evenmin aan te merken als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro (uitspraak van 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:943 (Ermelo)).
Planspecifiek
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In het kader van het Rijksbeleid is geen sprake van direct belang bij of rechtstreekse doorwerking op het plangebied. Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de SVIR.
Ladder duurzame verstedelijking
Met het plan worden (onder andere) 6 appartementen gerealiseerd. Daarnaast worden er geen nieuwe gebouwen gerealiseerd, dus wordt er geen verdere ruimtebeslag gelegd op de omgeving. Hiermee is het plan géén stedelijke ontwikkeling. De bestaande parkeerterreinen worden geclusterd ten behoeve van het winkelcentrum en kantoorhoudende functies in de omgeving. De behoefte van het parkeerterrein is daarmee afhankelijk van deze bestaande voorzieningen. De parkeerterreinen zijn een herstructurering van de bestaande parkeerplaatsen in het centrum. Dit om het zoekverkeer naar parkeerplaatsen te verminderen. Omdat de parkeerplaatsen worden geclusterd kan het totale aantal parkeerplaatsen licht afnemen zonder dat dit tot een verminderde effectieve parkeercapaciteit leidt. De parkeerplaatsen zijn immers veel gemakkelijker te vinden. Gezien het geringe aantal nieuwe woningen en min of meer gelijkblijvende parkeervoorziening is verdere toetsing aan de ladder daarmee niet noodzakelijk.
Omgevingsvisie Gelderland
Op 9 juli 2014 (laatste keer geactualiseerd januari 2018) heeft de provincie Gelderland de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan 2005, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. Met de Omgevingsvisie kiest de provincie voor een gezamenlijke aanpak met gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en particulieren van de maatschappelijke opgaven voor de komende vijf à tien jaar. Hierbij staan twee hoofddoelen centraal:
De provinciale hoofddoelen zijn in vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie, zijn zij in de Omgevingsvisie opgenomen onder 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland.
Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Ten aanzien van de functie wonen in de Achterhoek is het streven om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden. In de Regionale Woonagenda agenderen alle (relevante) partijen in een regio de regionale opgaven op het gebied van wonen. Zij maken afspraken over wat zij hieraan gaan doen. De provincie is een van de partijen. De agenda gaat onder meer over hoe partijen met elkaar invulling geven aan flexibiliteit, levensloopbestendigheid, betaalbaarheid, het aandeel 'huur' en andere kwaliteiten waaraan behoefte is.
Gelderse Ladder
Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen, staat de 'Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik' centraal. De juridische basis hiervoor is de Ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Bro. Dit houdt in dat in bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan (behoefte, bestaand stedelijk gebied, bereikbaarheid).
De ambitie is om bij de toepassing van de Gelderse ladder expliciet aandacht te schenken aan de borging van ruimtelijke kwaliteit of kwaliteit van de leefomgeving. Het is van belang dat er een goede match ontstaat tussen de kwaliteiten van het ruimtelijk initiatief en de kwaliteiten van de (uiteindelijk gekozen) locatie en het omliggende gebied. Aangezien de juridische borging is vastgelegd in het Bro, is de Gelderse Ladder niet nogmaals opgenomen in de Omgevingsverordening.
Omgevingsverordening Gelderland
Op 24 september 2014 (laatste keer geactualiseerd januari 2018) heeft de provincie Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen uit de Omgevingsvisie. In de Omgevingsverordening is ten aanzien van de functie wonen bepaald dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan zijn wanneer dit past in het Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
Ontwerp-Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland, welke zich nog in de ontwerpfase bevindt, gaat over ‘Gaaf Gelderland’. ‘Gaaf’ is een woord met twee betekenissen. ‘Gaaf’ betekent ‘mooi’ en gaat over wat historisch en landschappelijk gezien heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard! Maar ‘Gaaf’ verwijst ook naar dat wat ‘cool’ en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard! Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in de Gelderse Omgevingsvisie. In de Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' is benoemd wat voor de provincie van waarde is en wat moet worden beschermd. Daarnaast geeft de provincie richting aan wat ze willen en ook moeten veranderen en ontwikkelen.
In de visie staan de volgende begrippen centraal: gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Met gezond en veilig worden een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna gestimuleerd. Daarmee bereidt de provincie zich voor op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. Om deze doelen te bereiken moet met name aandacht worden besteed aan verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
Met schoon en welvarend worden een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen gestimuleerd. Daarmee bereidt de provincie zich voor op het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. Om deze doelen te bereiken moet met name aandacht worden besteed aan het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.
Planspecifiek
Omgevingsvisie Gelderland en Ontwerp-Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
In het kader van het provinciaal beleid is geen sprake van direct belang bij of rechtstreekse doorwerking op het plangebied. Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de gebiedsvisies of -verordening.
Gelderse Ladder
Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot de ladder. Dit aspect is in 3.1 reeds toegelicht.
De structuurvisie Kom Winterswijk 2010-2020 is op 24 februari 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De Structuurvisie richt zich op het verbeteren van de drie kernkwaliteiten van de gemeente, te noemen:
Om invulling te geven aan deze kernkwaliteiten wil de gemeente ruimte creëren voor een:
De structuurvisie Kom Winterswijk 2010-2020 richt zich onder andere op een gezonde woonomgeving, aantrekkelijk centrum en ontspannen woonomgeving, veilige bereikbaarheid en een groene hoofdstructuur. In de visie wordt het plangebied specifiek benoemd als een gebied waar meer samenhang kan worden gecreëerd tussen verschillende groene ruimten. Daarbij kan het gebied een sterker parkachtig karakter krijgen waarbij mogelijk infrastructuur wordt aangepast/afgewaardeerd. Het plangebied heeft in de strucuurvisiekaart geen specifieke aanduiding. Op bijgevoegde uitsnede van deze kaart is het plangebied blauw omcirkeld.
Uitsnede structuurvisiekaart 'Kom Winterswijk 2010-2020, plangebied blauw omcirkeld (bron: Gemeente Winterswijk)
Planspecifiek
Onderhavig plan bevat meerdere maatregelen die invulling geven aan de speerpunten uit de structuurvisie. Met name het clusteren van parkeerplaatsen nabij de ING en het Raadhuis, het versterken van de groenstructuur rondom het Raadhuis en achter de kerk vormen een impuls voor de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Het plan streeft na om het aantal m2 groen mimimaal gelijk te houden, en liever nog te laten toenemen en bestaande infrastructuur af te waarden. Dit versterkt de leefbaarheid door bijvoorbeeld meer sociale controle in de nabijheid van het Jeugdplein SPOT. Daarnaast wordt de mix van voorzieningen in het centrum versterkt door het realiseren van 6 appartementen in het plangebied.
Het Volkshuisvestelijk afwegingskader woningbouw Winterswijk
Het afwegingskader, vastgesteld op 28 juni 2018, kent een puur volkshuisvestelijke insteek. Het beoordeelt plannen in de basis op hun bijdrage aan de volkshuisvestelijke ambities van de gemeente Winterswijk, zoals die zijn vastgelegd in het gemeentelijk woonbeleid. De beoordeling van plannen aan de hand van dit afwegingskader is onderdeel van een bredere ruimtelijke afweging, mede op andere beleidsvelden (parkeren, goed woon- en leefklimaat, milieu, groene inpassing, cultuurhistorie, duurzaamheid, levensloop-bestendigheid, etc.). Een positieve beoordeling op dit afwegingskader betekent een positief advies vanuit volkshuisvestelijk oogpunt.
Het afwegingskader is een procesinstrument dat wordt toegepast voor de volkshuisvestelijke beoordeling van woningbouwplannen. Het afwegingskader dient meerdere doelen:
Toetsing aan het volkshuisvestelijk afwegingskader woningbouw Winterswijk
Omdat het plan meer dan 2 woningen betreft is het plan getoetst aan het volkshuisvestelijk afwegingskader woningbouw Winterswijk.
Kwalitatieve toets
Er zijn 6 criteria opgenomen in de kwalitatieve toets. Het plan scoort op deze criteria als volgt:
Kwantitatieve toets
In het afwegingskader is de kwantitatieve woningbehoefte conform AWLO opgenomen. Tegelijkertijd wordt uitvoering gegeven aan de 'nulmeting' van de bestaande woningbouwplannen vanwege de gestelde maximale termijn. De verwachting is dat de 6 woningen omstreeks 2021/2022 gereed zijn. De bestaande woningbouwplannen voorzien niet volledig in de behoefte van deze periode. Hierdoor is er kwantitatieve ruimte om de realisatie van 6 woningen mogelijk te maken.
De 6 woningen passen bovendien in de totale verwachte woningbehoefte t/m 2023 conform het AWLO. Recente bevolkingsprognoses (o.a. Primos) sluiten aan op de uitkomsten van het AWLO 2017 en krijgen plek in de nieuwe regionale woonagenda. Tijdens vaststelling van het volkshuisvestelijk afwegingskader is afgesproken dat Winterswijk de aantallen over woningbehoefte van het AWLO 2017 hanteert vanaf 1-1-2019, mochten er nog geen nieuwe regionale afspraken zijn over het aantal toe te voegen woningen in de Achterhoek.
Kwantitatief versus kwalitatief
Voor het plan is er kwantitatieve ruimte om mee te werken aan het plan en scoort het plan op 2 criteria sterk, 2 criteria gemiddeld en 2 criteria zwak in de kwalitatieve toets. Voor een positieve beoordeling op de kwalitatieve toets dient een plan op ten minste 3 criteria sterk te scoren. Zoals ook is opgenomen in het volkshuisvestelijk afwegingskader, kunnen er overwegingen zijn vanuit de bredere ruimtelijke afweging om toch mee te werken aan een woningbouwinitiatief.
Bredere ruimtelijke afweging
Bij de bepaling van het aantal appartementen is gekeken naar de oppervlakten van de verdiepingen in relatie tot de gewenste vloeroppervlakte van huurappartementen in het middensegment. Voor medewerking aan gedeeltelijke transformatie van het pand worden de volgende positieve ruimtelijke effecten verwacht:
De toetsing aan het volkshuisvestelijke afwegingskader, met inachtneming van de bredere ruimtelijke afweging geeft daarmee voldoende handvaten om het plan positief te beoordelen.
Conclusie
Het EucalyptaPark is onderdeel van het grotere project Stedelijke Herverkaveling. In het plan EucalyptaPark speelt het ING-gebouw een rol door 6 appartementen op de verdieping te ontwikkelen. Het plan voor het ING-gebouw is daarom getoetst aan het woningbouwbeleid en de bredere ruimtelijke afweging. Het plan past binnen het geldend gemeentelijk beleid.
In snel groeiende regio's is het gemakkelijk ontwikkelen. Komt een gebouw leeg te staan, dan geldt het standaardrecept ''omzetten naar appartementen''. Dat blijkt ook in Winterswijk soms een oplossing, maar lang niet altijd. Dat heeft enerzijds te maken met de locatie of bouwkundige structuur van panden. Anderzijds kan de woningmarkt in de Achterhoek maar een beperkt aantal nieuwe woningen absorberen en zijn traditionele partners, zoals woningcorporaties, terughoudend met investeringen.
De consequentie daarvan kan sloop van leegstaand vastgoed zijn. Voor cultuurhistorisch waardevolle en andere aantrekkelijke panden op goede locaties is dat geen optie. De ervaring leert bovendien dat er voor dergelijk vastgoed wel degelijk belangstelling bestaat. Veel kandidaat afnemers willen echter pas tot koop overgaan, als zij hun huidige vastgoed kunnen verkopen. Stedelijke herverkaveling is hét instrument om die patstelling te doorbreken.
Bijgevoegd een voorbeeldsituatie van stedelijke herverkaveling.
Stel dat deze eigenaren elkaar vinden en besluiten om hun bezit met elkaar te ruilen, dan krijgen ze alle drie hun wenslocatie. Zij gaan vervolgens aan de slag en brengen zo de ruimtelijke en economische ontwikkeling weer op gang.
Planspecifiek
Op de hoek van de Gasthuisstraat en de plek waar voorheen het oude gymnastieklokaal lag komt een centrale groene parkeerplaats. Om de visie op het totale gebied te realiseren waren meerdere ruildeals nodig. Als eerste heeft Stichting Welzijn Winterswijk (SWW) in 2016 het vml. popodium Eucalypta geruild met de gemeente tegen een sportaccomodatie op een gemeentelijk sportterrein. SWW heeft hier haar kinderdagverblijf verder uitgebouwd. De gemeente heeft op haar beurt Eucalypta doorgeruild aan Evangeliegemeente Spoorzicht. In 2018 renoveert Spoorzicht het oude gebouw om het zo geschikt te maken als evangelisch ontmoetingscentrum. De verwachte opleverdatum is voorjaar 2019. Om de geclusterde parkeervoorziening aan de Jeugdkerkstraat te kunnen realiseren is het vml. gymnastieklokaal gesloopt en waren meerdere ruildeals nodig. Zo heeft de gemeente gronden uit Winterswijk Oost geruild met grond aan de Jeugdkerkstraat in eigendom bij Ondernemende Bouwers Winterswijk b.v. Hierna heeft de gemeente ook nog gronden uitgeruild met een bewoner aan de Gasthuisstraat en met de ING bank. Al deze ruildeals hebben ertoe geleid dat de visie op het gebied gerealiseerd kan worden.
In 2011 is het groenstructuurplan door de gemeenteraad vastgesteld. De hoofddoelstelling van dit plan is het in stand houden, verbeteren en nieuw ontwikkelen van groenvoorzieningen die bijdragen aan een veelzijdige, gevarieerde, gezonde en prettige leefomgeving voor mens, dier en plant. Dit is vertaald naar de volgende doelen:
De algemene visie op het openbaar groen luidt als volgt: ‘het Winterswijkse groen draagt bij aan een fraaie, herkenbare en waarde(n)volle woon- en leefomgeving. Een robuuste en duurzame groenstructuur koestert het landschappelijk groen, biedt naast intensief cultuurlijk groen ruimte voor ecologie en staat in nauwe verbinding met het buitengebied. Duurzaamheid, veiligheid en beheerbaarheid gelden hierbij als randvoorwaarde.’
Planspecifiek
Onderhavig plangebied is in het groenstructuur Winterswijk grotendeels opgenomen als hoofdgroenstructuur. Binnen deze groenstructuur zijn meerdere markante bomen aanwezig. In bijgevoegde uitsnede van het groenstructuurplan zijn de aanduidingen van het plangebied weergegeven.
Uitsnede groenstructuurplan, plangebied blauw omlijnd (bron: Gemeente Winterswijk)
Het plan betreft het versterken van de bestaande in het oostelijke gedeelte van het plangebied. Dit gebied maakt onderdeel uit van de gemeentelijke groenstructuur. Het park rondom het Raadhuis wordt opgeknapt en achter de kerk wordt de bestaande parkeerplaats vergroend. De markante bomen in het plangebied blijven behouden, mogelijk komt er ook een speelelement met water in het plangebied. Deze ontwikkelingen versterken de hoofdgroenstructuur in het plangebied.
Bij geur van bedrijven gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. Bij geurbelasting (of immissie) gaat het om de hoeveelheid geur (uitgedrukt in odour units per kubieke meter lucht), die op een geurgevoelig object terecht komt. Die hoeveelheid is te meten of te berekenen. Bij het afwegen welke afstand voldoende is tussen geurbronnen en geurgevoelige objecten moet rekening worden gehouden met de ligging van de geurcontour behorend bij het aanvaardbare hinderniveau.
Handleiding geur
De Handleiding geur van Infomil legt uit hoe het bevoegd gezag het aanvaardbare hinderniveau voor geur kan bepalen en handhaven. De handleiding gaat over geur van bedrijfsmatige activiteiten anders dan veehouderij. De handleiding kan worden toegepast bij vergunningverlening, maatwerk vanuit het Activiteitenbesluit, handhaving en ruimtelijke ordening.
Activiteitenbesluit milieubeheer
Het wettelijk kader voor meldingsplichtige activiteiten is opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Voor activiteiten van bedrijven die vallen onder het Activiteitenbesluit zijn specifieke geurvoorschriften opgenomen in de zin van te treffen voorzieningen of geurbelasting. Daarnaast heeft het bevoegd gezag bij een aantal activiteiten de mogelijkheid aanvullende eisen te stellen in een maatwerkbesluit.
Het beoordelingskader voor geur van vergunningplichtige bedrijven staat in artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit. De geurvoorschriften in dit artikel gelden rechtstreeks voor vergunningplichtige bedrijven. Het bevoegde gezag kan in een maatwerkbesluit aanvullende eisen stellen aan geur als geen sprake is van een aanvaardbaar hinderniveau.
Gelders geurbeleid
Het geurbeleid van de provincie Gelderland richt zich op industriële bedrijven, waarvoor de provincie een wettelijke taak heeft op het gebied van vergunningverlening en handhaving. Een deel van dit beleid richt zich specifiek op ruimtelijke ordening (Werkwijze industriële geur en ruimtelijke ordening in Gelderland van 13 september 2007).
Hoewel primair bedoeld voor intern gebruik door de provincie Gelderland, wordt het Gelders geurbeleid breed gedragen door gemeenten in Gelderland en meestal één op één toegepast bij vergunningverlening en ruimtelijke besluitvorming. De waarden uit het Gelderse Geurbeleid worden in dat verband aangemerkt als het aanvaardbare hinderniveau voor geur.
Overwegingen
Uit de beoordeling van het aspect bedrijven en milieuzonering blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling voor het milieuaspect geur op voldoende afstand van omliggende industriële geurbronnen ligt. De ontwikkeling werpt daarom geen extra belemmeringen op voor deze bedrijven. Andersom bestaat ter plaatse van de ontwikkkeling in zoverre om dezelfde reden voldoende garantie voor een goed woon- en leefklimaat.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling ligt op voldoende afstand van omliggende industriële geurbronnen. Deze ontwikkeling werkt niet belemmerend voor deze bedrijven. Ook het woon- en leefklimaat op de locatie van de voorgenomen ontwikkeling is hierbij niet in het geding. Voor de planologische procedure levert dit dus geen problemen op.
Bij een bestemmingsplanprocedure wordt op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) nagegaan of de bodemkwaliteit een belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan. Aan de hand van beschikbare bodeminformatie of het feitelijk uitvoeren van bodemonderzoek wordt vastgesteld of de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige bestemming. Mocht de bodemkwaliteit niet geschikt blijken, dan moet aangetoond worden dat de noodzakelijke (sanerings)maatregelen financieel haalbaar zijn.
Het plan beslaat twee deelgebieden. Op het westelijke plandeel wordt hoofdzakelijk parkeren gerealiseerd. Het noordoostelijk plandeel blijft grotendeels ongewijzigd (groen). Alleen het parkeren achter het Raadhuis wordt iets uitgebreid. Behalve de uitbreiding van de tuin ten zuiden van Gasthuisstraat 58 is verder geen sprake van een wijziging naar een woonfunctie. Het ING kantoor aan de Balinkesstraat 8 krijgt een gemengde bestemming zodat eventueel ook 6 woonappartementen gerealiseerd kunnen worden (niet tuin gebonden).
Deelgebieden voor planwijziging
Beschikbare bodeminformatie en uitgevoerd onderzoek
Om in beeld te brengen of ter plaatse van het perceel mogelijk sprake is van bodemverontreiniging is een inventarisatie uitgevoerd:
Conclusie
De bodemkwaliteit binnen de twee deelgebieden van het bestemmingsplan is goed in beeld gebracht. De bodemkwaliteit komt overeen met wat verwacht mag worden voor stedelijk gebied. Er is geen sprake van een ernstige verontreiniging. Het uitvoeren van nader bodemonderzoek is niet nodig. Aangenomen mag worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de gewenste functies. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het realiseren van dit bestemmingsplan.
In algemene zin worden de volgende aanbevelingen gedaan:
Wet geluidhinder (Wgh)
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wgh worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en/of industrieterreinen. Naast de Wgh, geven de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' (hierna VNG-publicatie) en het Activiteitenbesluit het kader voor de toetsing aan het milieuaspect 'geluid'.
De VNG-publicatie is een hulpmiddel om te bepalen of er bij ontwikkelingen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De VNG-publicatie geeft daarvoor richtafstanden die kunnen worden aangehouden van een geluidsbron (de specifieke plek waar geluid wordt veroorzaakt door een bedrijf en/of inrichting) tot aan de gevel van een woning. Het Activiteitenbesluit geeft algemene regels ten aanzien van bedrijfsactiviteiten.
Plantoetsing
De gemeente Winterswijk vindt het belangrijk dat de te verwachte geluidsbelasting in het kader van deze totale ontwikkeling goed in kaart wordt gebracht. Voor dit plan is daarom een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de realisatie van de 6 appartementen, de openbare parkeerterreinen en het effect van deze ontwikkelingen op (mogelijke) wijzigingen in de verkeersintensiteit.
Dit onderzoek is uitgevoerd door Van der Boom advies op 12 november 2018 (rapportnr. 17-227r1). De resultaten en conclusie van dit geluidsonderzoek zijn in deze ruimtelijke onderbouwing samengevat. Het volledige rapport is in de bijlage bij deze onderbouwing te vinden.
Realisatie 6 appartementen
Alle wegen die onderdeel vormen van het plangebied zijn 30 km wegen. Deze wegen hebben geen geluidzone in de zin van de Wet geluidhinder. De verwachtte geluidbelasting op de nieuw te realiseren appartementen door wegverkeer op alle wegen samen bedraagt 53 dB. Deze geluidbelasting ligt ruim beneden de maximaal te verlenen hogere waarde van 63 dB. Boven een waarde van 63 dB zal geen sprake meer zijn van een goede ruimtelijke ordening. De geluidbelasting op de woningen veroorzaakt door wegverkeer voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening.
Parkeerterreinen Jeugdkerkstraat en Raadhuis
De parkeerterreinen zijn openbaar en behoren niet tot een inrichting of bedrijf. In het kader van een goede ruimte ordening zijn vooralsnog de akoestische gevolgen van de nieuwe parkeerterreinen onderzocht.
Er zijn geen wettelijke eisen voor dit onderzoek. Daarom zijn als uitgangspunten de VNG- publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 en de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit gekozen. In de VNG-publicatie is een richtafstand van 10 meter opgenomen tussen woningen en parkeerplaatsen. Door de ontwikkeling is er één woning op een afstand van 8 meter van het parkeerterrein Jeugdkerkstraat gesitueerd. Voor deze woning is daarom nader gekeken naar de geluidsbelasting. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het gemiddelde geluidsniveau op de woning (én dus ook andere omliggende woningen) voldoen aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit.
In kader van het Activiteitenbesluit is ook gekeken naar de piekniveaus. In de avond en nachtperiode liggen de piekniveaus als gevolg van incidenteel dichtslaan van autodeuren hoger dan de voorschriften van het Activiteitenbesluit. Dergelijke piekniveaus zijn echter niet te voorkomen bij parkeren in bebouwd gebied. In de avond en nachtperiode worden de nieuwe parkeerterreinen veelal gebruikt door de omwonenden. De auto's worden in de huidige situatie al langs de openbare weg en op een aantal parkeerterreinen geparkeerd. Het dichtslaan van autodeuren veroorzaakt, ook nu in de huidige situatie, al incidenteel piekgeluiden. Deze incidentele piekgeluiden komen in de nieuwe situatie op een andere plek voor dan nu het geval is.
Totale verkeersgeneratie en verkeersintensiteit
De totale verkeersintensiteit in het gebied neemt af. Door clustering van de parkeerterreinen zullen bezoekers minder rondrijden, op zoek naar een parkeerplaats.
Conclusie milieuaspect geluid
Met inachtneming van het bovenstaande vormt het aspect geluid geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
De Wet milieubeheer biedt het kader om te toetsen aan luchtkwaliteitseisen. Een uitzondering op deze verplichting om de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen op de luchtkwaliteit mee te wegen, vormen bepaalde typen projecten die niet in betekende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. Het begrip NIBM is uitgewerkt in het "Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)", en de bijbehorende "Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)".
Een plan draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging wanneer aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de "3% grens" niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1.2 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2. De Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van ruimtelijke ontwikkelingen een invulling aan de NIBM grens. Indien er binnen de getalsmatige begrenzing van de Regeling wordt gebleven, is er geen nader onderzoek nodig. Bij de ruimtelijke ontwikkeling is er dan automatisch sprake van een niet in betekende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit.
In dit plan wordt een aantal extra openbare parkeerplaatsen aan de Jeugdkerkstraat en de Burgemeester Bosmastraat gerealiseerd. Op andere plaatsen in de omgeving verdwijnen juist parkeerplaatsen. Het totaal aantal parkeerplaatsen daalt van 170 tot ten hoogste 154, waardoor de netto parkeergeneratie licht afneemt. Nagegaan is of er door parkeren op de maatgevende Jeugdkerkstraat een overschrijding op kan treden voor de grenswaarden van luchtverontreinigende stoffen. Daarnaast worden in het plan 6 appartementen gerealiseerd in het bestaande ING gebouw. Nagagaan is wat de invloed is van de realisatie van deze appartementen op de luchtkwaliteit. In de Wet Milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentratie van diverse luchtverontreinigende stoffen w.o. stikstofdioxide, fijnstof en benzeen.
Appartementen
In bijlage 3A van de regeling NIBM is opgenomen in welke gevallen een woningbouwproject niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Een woningbouwproject draagt niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit wanneer het aantal woningen met ten hoogste 1500 toeneemt. Een project van 6 appartementen draagt daarom zeker niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nader onderzoek is daarom niet nodig.
Parkeren
Voor de luchtkwaliteit ten gevolge van parkeren is het aantal voertuigbewegingen bij de ingang van de parkeerplaats aan de Jeugdkerkstraat maatgevend. Indien op deze locatie wordt voldaan aan de eisen zal dat in het gehele project het geval zijn. Op basis van een berekening met de NIBM-tool is nagegaan of er op deze maatgevende toegangsweg een overschrijding van de grenswaarden optreedt voor NO2 en PM10 of dat het plan “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Omdat op een toegangsweg tot een parkeerterrein ook een overschrijding kan optreden van de grenswaarde voor benzeen is op basis van een berekening met de NSL-rekentool ingeschat of het een kritische situatie betreft.
Verkeersgeneratie openbaar parkeerterrein
1 In verband met schijnnauwkeurigheid is het totaal motorvoertuigen per etmaal afgerond
Voor de verkeersgeneratie van een openbaar parkeerterrein zijn geen kencijfers bekend. Een aanname is gedaan op basis van expert opinion en ervaringen met andere openbare parkeerterreinen in Winterswijk. Voor de berekening van de verkeersgeneratie wordt uitgegaan van de maximale bezetting, aannemelijk 90% op een zaterdag. Gelet op de dagbezoeken op zaterdag van o.a. Duitsers wordt aangenomen dat 66% van de bezoekers langparkeerders is en 33% van de bezoekers kortparkeerders. Voor langparkeerders is een verkeersbeweging van 4 mvt/etm per parkeerplaats aangenomen. Dit getal is gebaseerd op 2 dagbezoeken (aankomen en vertrekken). Voor kortparkeerders wordt een verkeersbeweging van 10 mvt/etm per parkeerplaats aangenomen. Dit getal is gebaseerd op 5 dagbezoeken (aankomen en vertrekken). Dit leidt tot de volgende verkeersgeneratie:
Formule:
Verkeersgeneratie= % parkeerders * % bezetting * #parkeerplaatsen * #verkeersbewegingen
Stikstofdioxide (NO2) en Fijnstof (PM10)
Met de NIBM tool is bepaald of het plan in betekenende mate invloed heeft op de luchtkwaliteit. Bij de berekening wordt een worstcase scenario toegepast. Het aantal voertuigbewegingen op de maatgevende Jeugdkerkstraat als gevolg van parkeren bedraagt 412 mvt/etmaal (alleen lichte motorvoertuigen). De maximale bijdrage aan de luchtkwaliteit bedraagt 0,30 ìg/m3 voor NO2 en 0,06 ìg/m3 voor PM10. De grens voor het niet in betekenende mate bijdragen van een project van 1,2 ìg/m3 wordt daarmee niet overschreden. Het project draagt dus niet in betekenende mate bij. Nader onderzoek is niet nodig.
Berekening NIBM-tool
Benzeen
Met de NIBM tool kan niet worden bepaald of een project kritisch is voor een overschrijding van de grenswaarde voor benzeen op de maatgevende toegangsweg Jeugdkerkstraat. Daarom is met de NSL rekentool bepaald of op de Jeugdkerkstraat in een worst-case scenario mogelijk een dergelijke overschrijding plaatsvindt. De berekende concentratie benzeen bedraagt 3,3 ìg/m3. De grenswaarde van 5 ìg/m3 wordt niet overschreden. Het betreft hier derhalve geen kritische situatie.
Berekening NSL-rekentool
Conclusie
In het plangebied en in de nabije omgeving zijn geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Het plan draagt daarmee niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid gebruik te maken van de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom is deze publicatie te gebruiken voor het verantwoord inpassen van bedrijvigheid in een woon- of werkomgeving. De publicatie geeft informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op elkaar af te stemmen. In bijgevoegde tabel zijn de afstanden uit de publicatie van de VNG weergegeven.
Afstand | Code |
10 | 1 |
30 | 2 |
50 | 3.1 |
100 | 3.2 |
200 | 4.1 |
300 | 4.2 |
500 | 5.1 |
700 | 5.2 |
1000 | 5.3 |
1500 | 6 |
Tabel met afstanden uit de VNG publicatie
Het is niet de bedoeling om de in deze publicatie genoemde richtafstanden zonder meer toe te passen. De afstanden zijn namelijk afhankelijk van de omgevings- en bedrijfskenmerken. Dit leidt tot een gemotiveerd toepassen van de afstanden. Uitgangspunt is dat de in de bedrijvenlijst genoemde afstanden gelden tussen enerzijds de perceelgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van de woning. De richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden. Dit kan zowel een rustige woonwijk als een rustig buitengebied zijn.
Gemengd gebied
In bepaalde gevallen kan worden gemotiveerd dat er geen sprake is van een ‘rustige woonwijk’, maar een ‘gemengd gebied’. Dit is het geval wanneer in een gebied meerdere functies bij elkaar in de buurt zijn gevestigd, bijvoorbeeld langs een dorpslint of nabij een grote ontsluitingsweg. Bij een ‘gemengd gebied’ kunnen de richtafstanden met 1 afstandsstap verkleind worden.
Het kan zo zijn dat specifieke wet- en regelgeving andere afstanden voorschrijft. Deze gaan dan voor de afstanden uit de VNG-publicatie. Te denken valt aan de Wet geurhinder en veehouderij, het Activiteitenbesluit of het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Planspecifiek
Door de verschillende functies in de omgeving is sprake van een gemengd gebied. Hierdoor gelden lagere richtafstanden van de aanwezige bedrijven dan in het gebiedstype 'rustige woonwijk'.
Met de realisatie van 6 appartementen worden gevoelige objecten toegevoegd in het plangebied. Rondom de locatie waar de appartementen worden gerealiseerd zijn meerdere kantoren en bedrijven gevestigd. Dit zijn:
Vorenstaande bedrijven kunnen binnen bedrijven en milieuzonering worden geplaatst onder categorie 1 en 2 bedrijven. Categorie 1 bedrijven hebben een richtafstand van 0 of 10 meter, categorie 2 bedrijven hebben een richtafstand van 10 of 30 m. Aangezien het een gemengd gebied betreft, kan in de schaal van richtafstanden een stap terug worden gezet. Dit betekent dat voor categorie 2 bedrijven ter plaatse van gemengd gebied een richtafstand van minimaal 10 meter aangehouden dient te worden. Alle naastgelegen bedrijven en/of kantoren zijn buiten deze richtafstand gelegen.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling ligt daarmee op voldoende afstand van omliggende bedrijven, hierdoor werkt de ontwikkeling niet belemmerend voor deze bedrijven. Het woon- en leefklimaat in het plangebied is niet in het geding door de ontwikkeling, het plan is daarmee uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bedrijven en milieuzonering.
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijk slachtoffers, dit is respectievelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
Groepsrisico
Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel wordt geacht, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden.
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi, stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld. De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.
Planspecifiek
Op de bijgevoegde uitsnede van de risicokaart van de provincie Gelderland is te zien dat in de directe omgeving van het plangebied geen stationaire risicobronnen zijn gesitueerd.
Uitsnede risicokaart, plangebied blauw omcirkeld (bron: risicokaart.nl)
Op de risicokaart is wel te zien dat ten zuiden van het plangebied een tankstation is gevestigd en ten westen van het plangebied een gasleiding ligt. Het plangebied ligt buiten de risicocontour van beide inrichtingen. Het plan is daarmee uitvoerbaar met betrekking tot het aspect externe veiligheid.
Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Eén van de belangrijkste gevolgen van deze wetswijziging is dat de effecten van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, die via het herzien van een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, middels een vormvrije m.e.r.-beoordeling in beeld moeten worden gebracht. Op basis van de beoordeling kan de conclusie worden getrokken of het noodzakelijk is een milieueffectrapportage op te stellen. De gemeente Winterswijk heeft het besluit genomen dat het opstellen van een milieueffectrapportage niet nodig is. In onderstaande alinea's wordt dit nader toegelicht.
Besluit m.e.r. algemeen
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. De m.e.r.-procedure is gekoppeld aan de “moederprocedure”. Dit is in dit geval een bestemmingsplanherziening. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Bepalend hierbij is de activiteit (of zijn de activiteiten) waarop het plan of besluit betrekking heeft.
In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd welke activiteiten m.e.r-plichtig zijn en voor welke activiteiten een m.e.r-beoordeling moet worden verricht. In onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportage (m.e.r.) verplicht is. In onderdeel D van de bijlage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Als een activiteit op grond van onderdeel D m.e.r.-beoordelingsplichtig is, geldt voor een kaderstellend (bestemmings)plan dat die activiteit mogelijk maakt, een plan-m.e.r-plicht. De wijziging van het besluit milieueffectrapportage houdt in dat ook onder de drempelwaarde beoordeeld moet worden of een m.e.r. nodig is.
Planspecifiek
De aangevraagde ontwikkeling op de locatie heeft betrekking op de realisatie van een parkeerterrein, een uitbreiding van een parkeerterrein en 6 appartementen. De ontwikkeling valt niet onder één van de categorieën van onderdeel C van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. De ontwikkeling valt wel onder de categorieën van bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage.
D-lijst categorie D.11.2 | |
Kolom 1 | Kolom 2 |
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. | In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: 1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2°. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of 3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. |
De activiteit blijft onder de drempelwaarde. In voorliggend plan is er namelijk sprake van 6 appartementen, parkeerterrein Jeugdkerkstraat met 77 parkeerplaatsen en uitbreiding van het parkeerterrein bij het Raadhuis van 15 parkeerplaatsen. Dit is een oppervlakte van minder dan 100 ha en minder dan 2000 woningen. Het plan is daarmee niet direct m.e.r.-plichtig. Wel dient er een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling plaats te vinden.
De vormvrije mer beoordeling
De criteria waaraan moet worden getoetst voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling zijn opgenomen in bijlage III van de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. De criteria vallen uiteen in de volgende onderdelen:
De toetsing voor voorliggend plan is in onderstaande alinea's toegelicht.
Kenmerken van het project
Onderhavig plan betreft de herontwikkeling van het terrein rondom Eucalypta en het Raadhuis. Het plangebied ligt ten noordwesten van het centrum van de kern Winterswijk. De straten die in de buurt van het plangebied liggen zijn de Jeugdkerkstraat, Wierengastraat, Balinkesstraat, mw. Kuipers-Rietbergplein, Beukenhorstweg, Schoolstraat en de Burgemeester Bosmastraat. Het plan bestaat uit meerdere onderdelen die samen het project EucalyptaPark vormen.
Raadhuis
Het park rondom het Raadhuis wordt opgeknapt en ten noorden van het Raadhuis wordt de bestaande parkeerplaats met 33 parkeerplaatsen uitgebreid. Deze parkeerplaatsen vormen een uitbreiding van de al bestaande parkeerplaats bij het Raadhuis. Het mw. Kuipers-Rietbergplein en een gedeelte van de Balinkesstraat worden eruit gehaald voor het doorgaand verkeer. De doorgang hier zal dan alleen nog toegankelijk zijn voor fietsers en voetgangers. Hierdoor wordt het zoekverkeer naar parkeerplaatsen in het centrum van Winterswijk teruggedrongen. De Wierengastraat wordt verlegd en wordt aangepast naar een langzame verkeersroute en bestemmingsverkeer. Het mw. Kuipers-Rietbergplein wordt onderdeel van het verblijfsgebied. Boven de het ING gebouw aan de Balinkesstraat worden 6 appartementen gerealiseerd.
Eucalypta
Langs de Jeugdkerkstraat worden ten zuiden van het voormalige poppodium Eucalypta maximaal 79 parkeerplaatsen aangelegd. De gymzaal is inmiddels gesaneerd. Een gronduitruil heeft plaatsgevonden met buurtbewoners.
Plaats van het project
Het plangebied ligt ten noordwesten van het centrum van de kern Winterswijk. De straten die in de buurt van het plangebied liggen zijn de Jeugdkerkstraat, Wierengastraat, Balinkesstraat, mw. Kuipers-Rietbergplein, Beukenhorstweg, Schoolstraat en de Burgemeester Bosmastraat. Het plangebied voor het project zelf is groter dan het plangebied waarvoor een planologische wijziging benodigd is. De twee deelgebieden van het project waarvoor een planologische wijziging benodigd is zijn ter verduidelijking weergegeven.
Deelgebieden plangebied
Kenmerken van het potentiële effect
Voorliggend plan is een ontwikkeling die voorziet in een zeer beperkt effect op de omgeving.
Hiervoor is ingegaan op milieu- en omgevingsaspecten.
Bodem
Voor een inzicht in de bodemkwaliteit wordt verwezen naar paragraaf 4.1.2 van deze ruimtelijke onderbouwing.
Archeologie en cultuurhistorie
Cultuurhistorie
In het plangebied was een monumentale gymzaal aanwezig. Door de Commissie cultuurhistorie is in 2010 geadviseerd om de gymzaal te behouden. Om het gebiedsplan tot een succes te maken en daarmee de vitaliteit van de binnenstad van Winterswijk op peil te houden, was het echter noodzakelijk de gymzaal te slopen. Het heeft zeven jaar geduurd om tot deze afweging te komen. Er zijn meerdere plannen voor hergebruik van het gebouw geweest, geen enkel initiatief is echter tot een haalbare business case gekomen. In 2015 is opnieuw met ca. 75 investeerders, omwonenden, en creatieve denkers gekeken naar verschillende gebieden in Winterswijk, waaronder het grotere gebied 'EucalyptaPark', waar de locatie van de oude gymzaal nu deel van uitmaakt. Het nu voorliggende plan heeft tot doel de leefbaarheid en economische structuur van het gebied sterk te verbeteren. Door parkeerplaatsen te clusteren kan er in het totale gebied ca 10% minder parkeerplaatsen worden gerealiseerd omdat parkeerplaatsen bij elkaar gemakkelijker zijn te vinden dan verspreid liggende parkeerplaatsen. De sloop van de gymzaal is hierbij een harde eis. Juist door de sloop, onstaat er ruimte. Voor onder andere de eindgebruiker voor het (nu nog) leegstaande Eucalypta onstaat er hierdoor een courante investering. Andere eigenaren zijn hierdoor tevens bereid (deels) leegstaande gebouwen op te knappen en te transformeren als ook de openbare ruimte wordt aangepakt. Door het parkeren te clusteren wordt dubbelgebruik gestimuleerd en ontstaat er meer ruimte voor aantrekkelijk openbaar groen. Dit zal positieve effecten hebben o.a. voor klimaatadaptatie en uiteindelijk wordt hiermee ook de ecologische groenstructuur van Winterswijk versterkt. Al met al is sprake van een integrale analyse, visie en aanpak die samen met veiligheidsproblemen en een gebrek aan een haalbaar renovatieplan hebben geleid tot de conclusie dat sloop van het gymnastieklokaal noodzakelijk was.
Archeologie
Een bureauonderzoek is uitgevoerd om een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen. Daartoe zijn reeds bekende archeologische en aardkundige gegevens verzameld en is het grondgebruik in het plangebied in het heden en verleden geïnventariseerd. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek (gespecificeerde archeologische verwachting) is de onderzoeksmethode voor het veldwerk bepaald. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat bij de realisering van de plannen hoogstwaarschijnlijk geen archeologische waarden zullen worden verstoord. Tijdens het veldonderzoek is aangetoond dat de top van de natuurlijke ondergrond reeds geroerd is. Er zijn tijdens het veldonderzoek dan ook geen relevante archeologische lagen aangetroffen. Voor het plangebied is geen archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk.
Geluid
Voor de overwegingen met betrekking tot het aspect geluid wordt verwezen naar paragraaf 4.1.3 van deze ruimtelijke onderbouwing.
Water
Voor de overwegingen met betrekking tot het aspect water wordt verwezen naar paragraaf 4.5 van deze ruimtelijke onderbouwing.
Luchtkwaliteit
Voorliggend plan overschrijdt de 3% grens voor zowel PM10 (fijn stof) als NO2 (stikstofdioxide) niet. Het plan draagt hiermee 'niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Voor de nadere overwegingen met betrekking tot het aspect lucht wordt verwezen naar paragraaf 4.1.4 van deze ruimtelijke onderbouwing.
Geurhinder
Voor de overwegingen met betrekking tot het aspect geluid wordt verwezen naar paragraaf 4.1.1 van deze ruimtelijke onderbouwing.
Externe veiligheid
Voor de overwegingen met betrekking tot het aspect geluid wordt verwezen naar paragraaf 4.1.6 van deze ruimtelijke onderbouwing.
Conclusie
De effecten van voorgestane ontwikkeling blijven beperkt tot het plangebied en de directe omgeving daarvan. De beoogde ontwikkeling van een parkeerterrein, een uitbreiding van een parkeerterrein en 6 appartementen vindt plaats binnen de bebouwde kom. De effecten zijn beperkt en de ontwikkeling stuit niet op bezwaren in relatie tot de aangehaalde milieuaspecten. Er is geen sprake van 'belangrijke nadelige' milieueffecten.
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening worden gehouden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan moet worden opgenomen.
Sloop gymzaal
Binnen het projectgebied EucalyptaPark is sprake van langdurige leegstand, versnipperd parkeren, en een onduidelijke inrichting van de openbare ruimte. Het nu voorliggende plan heeft tot doel de leefbaarheid en economische structuur van het gebied sterk te verbeteren. In 2015 is daarom met ca. 75 investeerders, omwonenden en creatieve denkers gekeken naar verschillende gebieden in Winterswijk, waaronder het grotere gebied 'EucalyptaPark'. Tijdens de charrette zijn er plannen ontwikkeld om de verspreidt liggende parkeerplaatsen in het gebied te bundelen. Dit zorgt er voor dat parkeerplaatsen beter vindbaar zijn en de buurt minder last heeft van zoekverkeer op bijvoorbeeld drukke zaterdagen. Ook biedt dit kansen om het groen te bundelen tot aantrekkelijke groen structuren die de gebouwen verbinden. Investeerders en vastgoedeigenaren werden hier zo enthousiast van dat zij plannen voor de (deels) leegstaande banken en het gebouw Eucalypta maakten. Harde eis van de nieuwe gebruiker van Eucalypta, evangeliegemeente Spoorzicht, was wel dat het gebouw in het zicht komt te liggen. Sloop van de gymzaal was hiervoor nodig. Ook voor het clusteren van de parkeerplaatsen was sloop noodzakelijk. Omdat er ook geen haalbare plannen voor de gymzaal ontstonden is de gymzaal uiteindelijk medio 2018 gesloopt.
Archeologie
Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Erfgoedwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn. Om deze reden zijn alle gronden in Winterswijk geïnventariseerd en beoordeeld op mogelijk aanwezige archeologische relicten. Er worden 4 waarden onderscheiden, iedere categorie kent een eigen verwachting op vondsten, waarbij 1 de hoogste verwachtingswaarde is en 4 de laagste.
Het plangebied heeft een Waarde - Archeologische verwachting 2. Bij deze waarde dienen bij grondwerkzaamheden over een oppervlakte van meer dan 100 m2 een archeologisch rapport te worden overlegd. Het plangebied is groter dan 100 m2 een archeologisch vooronderzoek (bureauonderzoek en verkennend booronderzoek) is daarom uitgevoerd door RAAP, notitie 6425, op 2 juli 2018. De volledige rapportage van dit onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 1.
Resultaten bureauonderzoek
Het bureauonderzoek is uitgevoerd om een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen. Daartoe zijn reeds bekende archeologische en aardkundige gegevens verzameld en is het grondgebruik in het plangebied in het heden en verleden geïnventariseerd.
Gespecificeerde archeologische verwachting
Op basis van de landschappelijke ligging van het plangebied kunnen resten uit alle perioden vanaf de steentijd worden verwacht. Dit wordt bevestigd door archeologische waarnemingen in de omgeving van het plangebied. De bodem binnen het plangebied wordt gevormd door een plaggendek. Dit betekent dat eventueel aanwezige resten goed geconserveerd zullen. Gezien de lithologische context (zand) zullen onverbrande organische artefacten voornamelijk bewaard zijn gebleven in diepere sporen onder het grondwaterniveau (zoals waterputten). Op basis van de hoogtekaart kan gesteld worden dat er enig grondverzet heeft plaatsgevonden bij de huidige inrichting van het terrein. In hoeverre dit heeft gezorgd voor daadwerkelijke verstoring van het archeologische vlak is nog on bekend. Een eventueel sporenvlak tekent zich af onder het plaggendek in de top van de natuurlijke ondergrond. De vondstlaag zal deels zijn opgenomen in de basis van het plaggendek. De aard van eventuele vindplaatsen is nog niet te bepalen; deze kan variëren van nederzetting, grafveld tot infrastructuur.
Resultaten veldonderzoek
Het inventariserend veldonderzoek (IVO) bestond uit een verkennend booronderzoek. De onderzoeksmethode voor het veldwerk is bepaald op basis van de resultaten van het bureauonderzoek (gespecificeerde archeologische verwachting).Tijdens het veldonderzoek zijn zeven boringen verricht, verspreid over de drie locaties. Gezien de geringe omvang van het onderzoeksgebied zijn de boringen zo gelijkmatig mogelijk over het plangebied verspreid, met een onderlinge afstand van ca. 30 m.
Archeologische verwachting
Tijdens het veldonderzoek is aangetoond dat de C-horizont van de natuurlijke ondergrond in ieder geval 30-60 cm geroerd is. De verstoring van het oorspronkelijke natuurlijke bodemprofiel zal nog iets omvangrijker zijn. Hoewel enkele lagen zijn aangemerkt als plaggendek, toont de grote mate van verstoring onder deze lagen aan dat het oorspronkelijke plaggendek zal zijn ver graven of verschoven. Dit alles als in relatie tot de huidige inrichting van de percelen. Er zijn tijdens het veldonderzoek dan ook geen relevante archeologische lagen aangetroffen. De archeologische verwachting kan derhalve worden bijgesteld naar laag.
Conclusie
Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat bij de realisering van de plannen hoogstwaarschijnlijk geen archeologische waarden zullen worden verstoord. Tijdens het veldonderzoek is aangetoond dat de top van de natuurlijke ondergrond reeds geroerd is. Er zijn tijdens het veldonderzoek dan ook geen relevante archeologische lagen aangetroffen.
Voor het plangebied is geen archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk. Het archeologisch traject is hiermee beëindigd; het terrein voor de geplande ontwikkeling wordt archeologisch vrij gegeven. Indien bij de uitvoering van de onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cul tuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS). Op basis van de bevindingen van dit onderzoek neemt de gemeente Winterswijk een selectiebesluit.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Wet natuurbescherming algemeen
Gebiedsbescherming
De Wet natuurbescherming richt zich op de bescherming van gebieden. In de Wet natuurbescherming zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
Naast deze drie soorten gebieden is in het kader van de gebiedsbescherming het Nationaal natuurnetwerk van belang. Dit is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones die tussen de natuurgebieden liggen. Het natuurnetwerk draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:
Soortenbescherming
Voorts is in de Wet natuurbescherming de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren geregeld: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Onderzocht moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden.
Quickscan flora en fauna
Om inzicht te verkrijgen in het effect van de planontwikkeling op beschermde natuurmonumenten, Natura-2000 gebieden en de plant- en diersoorten die bescherming behoeven is door Econsultancy een quickscan flora en fauna aan het mw. Kuipers-Rietbergplein (ong.) te Winterswijk uitgevoerd. Dit is uitgevoerd op 31 januari 2018, rapportnr. 5702.001, zie ook Bijlage 2.
De quickscan flora en fauna is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en herontwikkeling van de onderzoekslocatie. De quickscan flora en fauna heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn, die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk negatieve invloed kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Tevens is beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op Natura 2000 gebieden, houtopstanden die middels de Wet natuurbescherming zijn beschermd, of op gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland.
Het onderzoek is uitgevoerd door middel van het verrichten van een veldbezoek en een bureauonderzoek. Op deze wijze is inzicht verkregen in de aanwezigheid van geschikt habitat en de daarbij te verwachten beschermde soorten, gesitueerd op of nabij de onderzoekslocatie.
Gebiedsbescherming
In algemene zin kan er door een plan sprake zijn van negatieve gevolgen vanuit natuurwetgeving beschermde gebieden. Onder gebiedsbescherming wordt beschreven voor welke gebieden er mogelijk sprake is van negatieve effecten als gevolg van de voorgenomen ingrepen op de onderzoekslocatie.
Natura 2000
De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, Korenburgerveen, bevindt zich op circa 3 kilometer afstand ten westen van de onderzoekslocatie.
De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen een Natura 2000-gebied. Indien er sprake zou zijn van een effect, betreft dit een extern effect, zoals toenamen van geluid, licht of depositie van stikstof. Externe effecten als gevolg van de voorgenomen plannen op de onderzoekslocatie zijn, gezien de afstand (± 3 km) tot de meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden in combinatie met de aard van de plannen en de ligging van de onderzoekslocatie in de kern van Winterswijk niet te verwachten. Vervolgonderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet wordt niet noodzakelijk geacht.
Natuurnetwerk Nederland (GNN en GO)
De onderzoekslocatie maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk. De onderzoekslocatie ligt echter ook niet in de nabijheid van een gebied, behorend tot het Natuurnetwerk Nederland. Het meest nabijgelegen gebied bevindt zich circa 1,2 kilometer ten oosten van de onderzoekslocatie. Het betreft Ratum, deelgebied natuur en landschap. Het plan heeft daarmee geen significante effecten op het Natuurnetwerk Nederland.
Soortenbescherming
Als gevolg van de voorgenomen ingreep op de onderzoekslocatie kunnen er overtredingen van verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming optreden of kan er sprake zijn van negatieve gevolgen voor door de wetgever vanuit natuurwetgeving beschermde gebieden. In dit hoofdstuk wordt beschreven voor welke soorten er sprake is van dreigende overtreding van de Wet natuurbescherming en of met eenvoudige maatregelen overtreding is te voorkomen.
In bijgevoegd figuur is weergegeven waar mogelijk jaarrond de beschermde functies op de onderzoekslocatie aanwezig zijn.
Conclusie
De voorgenomen herontwikkeling heeft geen beperkingen voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. De bomen waar mogelijke jaarrond beschermde functies zijn aangetroffen blijven met de voorgenomen werkzaamheden behouden.
Indien dit bij de uitvoering van het project niet mogelijk blijkt, dient nader onderzoek naar de functionaliteit van de holteboom voor boombewonende vleermuizen, het gebruik van de onderzoekslocatie door ransuilen plaats te vinden en gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode met betrekking tot de mogelijke aanwezigheid van eekhoorn. Zodra er jaarrond beschermde functies worden vastgesteld, is een ontheffingsaanvraag bij de Provincie Gelderland van toepassing.
Hiermee blijft de mogelijke functionaliteit van de onderzoekslocatie voor huismussen behouden. Ook dient vegetatie buiten het broedseizoen verwijderd te worden.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het effect van de beoogde ontwikkeling op de verkeersstructuur inzichtelijk te worden gemaakt. Met het plan wordt onder andere de bestaande infrastructuur herontwikkeld.
De parkeerplaatsen in het gebied worden ten noorden van het Raadhuis en ten zuiden van het jongerencentrum Eucalypta geclusterd. Het aantal openbare parkeerplaatsen neemt af van 170 naar 154 parkeerplaatsen. Het aantal privé parkeerplaatsen blijft 141. Door de bestaande parkeerplaatsen te clusteren wordt het zoekverkeer verminderd.
Verder wordt in het plangebied een doorgaande weg gerealiseerd door de Wierengastraat te verleggen tot de Burgemeester Bosmastraat. Daarbij worden de Balinkesstraat en mw. Kuipers-Rietbergplein verwijderd. Het beperken van het aantal wegen in het plangebied vergroot de verkeersveiligheid en doorstroming in het gebied.
Het aantal te realiseren parkeerplaatsen is geregeld in het bestemmingsplan 'facetbestemmingsplan parkeren Winterswijk', vastgesteld op 28 juni 2018. Volgens dat bestemmingsplan geldt voor een appartement van het middensegment in het centrum een parkeernorm van 1,5 parkeerplaatsen. Bij de te realiseren appartementen moeten dus 9 parkeerplaatsen worden gerealiseerd en in stand worden gehouden. Deze norm is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Aan de achterzijde van het gebouw worden op eigen terrein 15 parkeerplaatsen ten behoeve van de appartementen aangelegd. Het plan voldoet dus ruim aan de norm.
De appartementen worden ontsloten via de Jeugdkerkstraat. De Jeugdkerkstraat heeft voldoende capaciteit om de verkeersgeneratie van het plangebied op te vangen.
Het plan is daarmee uitvoerbaar met betrekking tot het aspect verkeer.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen. Het Waterschap Rijn en IJssel laat in het Waterbeheerplan 2016-2021 zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten het waterschap in de samenwerking met haar partners wil leggen. Vanuit die omgevingsverkenning wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor de primaire taakgebieden:
Voor het taakgebied Veiligheid water is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het taakgebied Voldoende water is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren". Voor Schoon water is het uitgangspunt “stand still - step forward”. Essentieel is het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem met als einddoel een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Partnerschappen met gemeenten en andere partijen zorgen voor een effectieve en efficiënte (afval)waterketen. Door optimalisatie van de behandeling van afvalwater wordt een bijdrage geleverd aan een goede volksgezondheid en een schoon watersysteem. Het terugwinnen van energie en grondstoffen uit afvalwater draagt bij aan een meer circulaire economie.
Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoets proces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.
Het plan betreft een functiewijziging van bebouwing naar parkeren aan de Jeugdkerkstraat en van groen naar parkeren aan de Beukenhorstweg. De toename van verhard oppervlak bedraagt over het totale plangebied circa 600 m2. Het bestemmingsplan is hier onderdeel van.
Hieronder zijn de relevante waterthema's geselecteerd en vervolgens beschreven.
Thema | Toetsvraag | Relevant | Intensiteit# |
Veiligheid |
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
2 2 |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
2 1 1 |
Wateroverlast (oppervlakte-water) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Ja Ja Nee |
2 1 1 1 |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Ja |
1 |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? 5. Beoogt het plan aanleg van drainage? |
Nee Nee Nee Nee |
1 1 1 1 |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee | 1 |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
1 2 |
Volksgezondheid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieu-hygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
1 1 |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
2 2 1 1 |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? |
Nee |
2 |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee | 1 |
Riolering en afvalwaterketen
Door de sloop van het gebouw aan de Jeugdkerkstraat vervalt de lozing van huishoudelijk afvalwater. Lozingen van huishoudelijk afvalwater van andere bestaande gebouwen blijft ongewijzigd.
Wateroverlast (oppervlaktewater)
Het plangebied maakt deel uit van een groter projectgebied waarbinnen hemelwater wordt afgekoppeld.
Het hemelwater moet binnen het projectgebied worden geborgen in een hemelwaterinfiltratiesysteem.
Een regenbui van T=10+10% (40 mm) moet worden opgevangen, geïnfiltreerd en vertraagd worden afgevoerd. Daarvoor moet een knijpconstructie worden toegepast zodat de afvoer teruggebracht wordt tot de landelijke afvoernorm van 1 l/s.ha.
In extreme situaties moet een bui T=100+10% tot aan maaiveld of op maaiveld geborgen kunnen worden zonder dat er waterschade optreedt. Daartoe worden op parkeer- en groenterreinen binnen het projectgebied mogelijkheden geschapen. De infiltratiesystemen moeten worden aangesloten op de reeds aanwezige hemelwater hoofdafvoerleidingen in de Burgemeester Bosmastraat. Het systeem loost uiteindelijk op retentievoorziening de Berkhof.
Oppervlaktewater kwaliteit
Het plan maakt geen functies mogelijk die tot verslechtering van de waterkwaliteit leiden. Door toepassing van een infiltratie riolering (bodempassage) en is de negatieve invloed op de waterkwaliteit nihil.
Inrichting en beheer
Retentievijver de Berkhof ten noorden van het plan- en projectgebied is in eigendom en beheer van het waterschap Rijn & IJssel. Bij de dimensionering van de retentievijver is rekening gehouden met de afkoppeling van hemelwater en een beperkte toename van verhard oppervlak vanuit het projectgebied.
Bij de voorbereiding van bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
De gemeente Winterswijk is de belangrijkste initiatiefnemer in het plan. Het project Eucalyptapark maakt deel uit van het grotere project 'Stedelijke herverkaveling'. Op 25 januari 2018 en 22 februari 2018 heeft de gemeenteraad ingestemd met de plannen voor drie projecten in het kader van stedelijke herverkaveling: Zonnebrink, Eucalyptapark en Belastingkantoor. De gemeenteraad heeft voor deze drie projecten een budget van € 4.487.000,- beschikbaar gesteld waarvan € 3.018.000,- voor Eucalyptapark. Naast de uitgaven voor ontwerp en aanleg van de openbare ruimte in Eucalyptapark en voor de benodigde grondaankopen door de gemeente is in dit bedrag rekening gehouden met alle overige te voorziene uitgaven. Eventuele planschadekosten kunnen binnen het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde budget worden opgevangen.
In geval van planschade voor de appartementen boven de ING is een overeenkomst getekend waardoor eventuele planschadekosten op de initiatiefnemer van de appartementen kan worden verhaald.
Het plan is daarmee economisch uitvoerbaar.
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen.
Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels en algemene afwijkings- en wijzigingsregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
In deze paragraaf is als bedoeld in artikel 3.1.3. van het Besluit ruimtelijke ordening een beschrijving opgenomen van de bestemmingen en aanduidingen die in het bestemmingsplan voorkomen.
De van toepassing zijnde bestemmingen in dit bestemmingsplan zijn:
Gemengd
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: woningen op de verdieping, publieksgerichte en/of maatschappelijke dienstverlening, kantoren, beperkte, onzelfstandige horecafunctie, welke in direct en ondergeschikt verband met de aanwezige hoofdfunctie wordt uitgeoefend. Het aantal wooneenheden is vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan. Het type woningen zijn weergegeven met bouwaanduidingen.
Maatschappelijk
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere maatschappelijke voorzieningen.
Verkeer - Verblijfsgebied
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere parkeervoorzieningen.
Water
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
Wonen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in een burgerwoning. Het aantal wooneenheden is vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan. Gebouwen zijn binnen het bouwvlak toegestaan en de maximale goot- en bouwhoogte en type woningen zijn met een maatvoering vastgelegd. Het type woningen zijn weergegeven met bouwaanduidingen.
Dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 2
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden van bouwwerken.
Conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht ligt het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage. Eenieder kan dan een zienswijze indienen op het plan. Na vaststelling door de gemeenteraad ligt het bestemmingsplan opnieuw 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden om beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt in werking daags na afloop van de tervisielegging, als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan geldt dat overleg moet worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het gaat dan tenminste om de betrokken waterschappen en diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor een termijn van zes weken ter inzage gelegd. Wanneer gedurende deze periode zienswijzen worden ingediend, wordt in deze paragraaf of in een aparte bijlage verslag gedaan.