direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Park Achterhoek
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Arrisveld BV heeft een verzoek ingediend voor het herzien van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein waar voorheen de kaasfabriek van Coberco gevestigd was. Hoewel de voormalige fabriek reeds gesloopt is, maakt het geldende bestemmingsplan nog steeds de realisatie van een nieuwe fabriek bij recht mogelijk. Daarnaast kan het college van burgemeester en wethouders middels een wijzigingsbevoegdheid andere typen bedrijven in een zware milieucategorie toestaan. Dit bestemmingsplan is daarom in de kern een verzoek tot herontwikkeling van een bestaand bedrijventerrein. Voorafgaand aan dit verzoek is door een projectgroep, waarin o.a. Arrisveld BV en de gemeente Winterswijk nauw overleg hebben gevoerd, gewerkt aan de voorbereiding van de ontwikkeling van het 'Park Achterhoek' op deze locatie. Het gezamenlijke doel is om dit bedrijfsterrein, dat ligt direct naast het Streekziekenhuis Koningin Beatrix (SKB) en het bedrijventerrein Beatrixpark, te her-ontwikkelen tot een gebied waarin diverse functies op het gebied van een zorg, geneeskunde en een gezonde levensstijl gecombineerd kunnen worden. Hierbij wordt zowel functioneel als ruimtelijk aansluiting gezocht bij zowel het ziekenhuis als het bestaande bedrijventerrein 'Beatrixpark'. Een belangrijke stap voor het bereiken van dit doel is het creëren van een juridisch-planologische basis voor deze her-ontwikkeling. Dit laatste in de vorm van het onderhavige bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0001.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0002.png"

Voormalige kaasfabriek van COBERCO

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de westzijde van de bebouwde kom van de gemeente Winterswijk. Het plangebied maaktdeel uit van de kern Winterswijk en grenst aan het buitengebied, het Streekziekenhuis Koningin Beatrix en Beatrix Bedrijvenpark. In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich verder enkele woningen en het sportpark Jaspers. Het plangebied wordt ontsloten door de verbindingsweg Beatrixpark, welke de N319 (Groenloseweg) en de Rondweg West met elkaar verbind.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0003.png"

Ligging plangebied in het noordwesten van de kern Winterswijk

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0004.png"

Globale ligging van het plangebied

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat grotendeels uit een thans braakliggende terrein, waar voorheen een kaasfabriek van het bedrijf Coberco gevestigd was. Een klein deel van het aangrenzende agrarische gebied maakt ook deel uit van het plangebied. Op dit terrein stond al sinds de jaren '50 van de vorige eeuw een kaasfabriek welke als de modernste van Europa werd beschouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0005.png"

De kaasfabriek is in 2003 gesloopt. Het plangebied bestaat hierdoor op dit moment grotendeels uit braakliggend bedrijventerrein. Op delen van dit terrein staat opgaande beplanting, deels in de vorm van opslag en deels in de vorm van oudere bomen. In het plangebied staat ook nog een vrijstaande woning met een agrarische oorsprong.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0007.png"

Het plangebied wordt doorsneden door de recent gerealiseerde weg met de straatnaam Beatrixpark. Deze weg verbindt de provinciale weg N319 (Groenloseweg) met de Rondweg West. Voor deze weg is voorfgaand aan de aanleg een separaat bestemmingsplan opgesteld. Deze weg maakt thans deel uit van het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0009.png"

2.2 Gewenste situatie

Het Park Achterhoek is een uniek concept. Het doel is het vormen van een medisch cluster in een verzorgd park, waar behandeling en verzorging, cure en care, elkaar versterken. Een (ver)zorggemeenschap van gespecialiseerde behandelingen in combinatie met sport, revalidatie, wellness, verblijf, ontspanning en recreatie. Tastbaar voor alle zintuigen. Voor ouderen en jongeren. Moes- en fruittuinen en de boomgaard zijn de leverancier van gezondheid. Bezoek van buiten, bezoek om medische redenen, maar ook bezoek omdat het er zo mooi is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0010.png"

De ontwikkeling van het Park Achterhoek is niet alleen ruimtelijk maar ook functioneel sterk verbonden met het Streekziekenhuis Koningin Beatrix (SKB). Het SKB werd in 1984 geopend. Dit ziekenhuis telt 214 bedden en heeft circa 1.100 medewerkers. Het SKB verzorgt 80 procent van de acute, complexe en chronische zorg in de regio. Het SKB scoort hoog op klanttevredenheid. De toekomst van het ziekenhuis ziet er veelbelovend uit, door de combinatie van op eigen kracht en de samenwerking met collega ziekenhuizen in de regio. Het Park Achterhoek speelt daarin een vitale rol. Ook is er een ruimtelijk-functionele band met het bedrijventerrein Beatrixpark. Het Beatrixpark is een bedrijventerrein waar o.a. paramedische voorzieningen zijn gevestigd. De blauwe lijn geeft het plangebied voor het Park Achterhoek weer en omvat het gebied van de voormalige Coberco melkfabriek. Het terrein is ruim 6 hectare groot en zal in de vorm van groene landschapskamers worden ingericht met plaats voor bijzondere nieuwe faciliteiten die passen binnen het thema 'gezondheidspark'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0011.png"

Park Achterhoek ligt in het Nationaal landschap van de Achterhoek. Het buitengebied van Winterswijk bestaat uit een kleinschalig landschap met kleine percelen, hoge essen en afwisseling van akkers, weilanden, restanten hoogveen en lapjes bos. Kleine landschappelijke kamers worden omzoomd door houtwallen wat het landschap rond Winterswijk een bijzonder geborgen karakter geeft. In de ruimtelijke opzet van het Park Achterhoek worden deze landschappelijke structuur doorgezet. Met passende groenstructuur worden ‘kamers’ gecreërd op het terrein, die ieder een eigen karakter en aanbod vertegenwoordigen: een kamer voor curatieve zorg (in en rond het ziekenhuis), kort-verblijf zorg (een nieuw te ontwikkelen gebied met meer recreatief gerichte voorzieningen voor verblijf en programmering), chronische zorg (een ook nieuw te ontwikkelen plaats voor langer verblijf met ondersteuning) en preventie en zorgfaciliteiten (een nadere vormgeving en profilering van het bestaande bedrijventerrein). Tussen de vier kamers wordt een ‘zorgpad’ aangelegd: een verbindende en afwisselende wandelroute die de verschillende zorgsoorten zichtbaar met elkaar verbindt en het aanbod daardoor mede zichtbaar maakt. Dit raamwerk is flexibel en wordt mede bepaald door de maat van de functies die zich op het park vestigen.

Het bestaande ziekenhuis richt zich op genezing. Het bestaande Beatrix Bedrijvenpark kan zich binnen de bestaande bestemming herprofileren en zichtbaar worden als gebied waar aanvullende zorgfaciliteiten worden geboden en waar preventie een plek vindt. Een deel van het nieuwe Park Achterhoek richt zich specifiek op zorg-geprofileerd verblijf, met een hotel en recreatiewoningen die faciliteiten bieden voor gezondheids- en welzijnsgerelateerde activiteiten op en rondom het park. En een deel richt zich op langer verblijf voor chronische patiënten en revalidanten; alles onder de beschermende vleugels van het ziekenhuis. Patiënten en cliënten kunnen op Park Achterhoek herstellen en verzorgd worden in een minder ‘medisch' geprofileerde omgeving. Recreanten en passanten kunnen er een verblijf vinden dat specifieke aandacht heeft voor hun gezondheid. En bedrijven en zorgverleners hebben er een werkplek en ondernemersruimte in een sterke en aantrekkelijke profilering: die van een zorgcommunity.

2.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor het plangebied zijn drie bestemmingsplannen relevant. Op de eerste plaats is dat het bestemmingsplan 'Omgeving Arrisveld' waarin onder meer de ontsluitingsweg voor het plangebied is vastgelegd. Het tweede plan dat relevant is voor het plangebied is het plan 'Kom Winterswijk 2011´ omdat dit het planologisch kader vormt voor het zuidelijk deel van het plangebied. In dit deel van het plangebied zal de bestemming 'Groen' herzien worden naar de bestemming 'Maatschappelijk'. Het derde bestemmingsplan betreft het plan 'Buitengebied West' dat het planologisch kader vormt voor het leeuwendeel van het plangebied, te weten het bedrijventerrein waar voorheen de kaasfabriek gevestigd was. Dit bestemmingsplan zal door onderhavig bestemmingsplan herzien worden ter plaatse van het plangebied.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0012.png"k

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Omgeving Arrisveld'

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0013.png"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied West'

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0014.png"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Kom Winterswijk 2011'

Het plangebied waarop het verzoek van de initiatiefnemer ziet, bestaat grotendeels uit het bedrijventerrein waar voorheen de kaasfabriek van Coberco gevestigd was. Voor dit bedrijventerrein geldt het Bestemmingsplan 'Buitengebied -West'. In dat plan heeft deze locatie de bestemming 'Bedrijfsbebouwing' met een aanduiding 'III-4'. Dit betekent dat ter plaatse bij recht uitsluitend een melkfabriek is toegestaan, waarbij het gehele bouwvlak (dat een groot deel van het bestemmingsvlak beslaat) bebouwd mag worden. Het vigerende bestemmingsplan bevat echter geen bepalingen op grond waarvan medewerking kan worden verleend aan het type gebruik dat voorzien is in dit initiatief. Ook heeft een deel van het plangebied op dit moment nog een agrarische bestemming welke ook geen ruimte biedt voor dit initiatief. Deze planherzienin is dan ook opgesteld om de planologische gebruiksmogelijkheden te creëren die nodig zijn voor het Park Achterhoek.

2.4 Borgen van flexibiliteit en kwaliteit

Dit bestemmingsplan vormt de juridische basis voor de concrete herontwikkeling van dit bedrijventerrein tot het Park Achterhoek. Dit plan wil ruimte bieden aan vernieuwende initiatieven op het gebied van gezondheidszorg en een gezonde levensstijl. Net als bij een bestemmingsplan voor bijvoorbeeld een bedrijventerrein of een woonwijk met vrije kavels is vooraf niet 100% bekend wie de toekomstige gebruikers van het gebied zullen zijn en wat hun exacte wensen zijn. Daarom biedt dit bestemmingsplan de nodige flexibiliteit. Aan die flexibiliteit hebben we de borging van kwaliteit gekoppeld. Dat is nodig voor zowel de toekomstige gebruikers van het Park Achterhoek als voor het bieden van rechtszekerheid richting de eigenaren van bedrijven en woningen in de directe omgeving. Op die manier bieden we de gewenste rechtszekerheid voor alle betrokkenen (overheid en haar burgers) en kunnen we toch soepel inspelen op gewenste ontwikkelingen. Het bestemmingsplan is dus geen blauwdruk, maar een juridisch kader dat kansen biedt en kwaliteiten borgd.

Om dit te bereiken is dit bestemmingsplan onderdeel van een systematiek waarin dit plan, een inrichtingsplan en een actieve supervisor in nauwe samenhang functioneren. Aan dit bestemmingsplan een inrichtingsplan gekoppeld. Dit inrichtingsplan is ook geborgd in de planregels middels een voorwaardelijke verplichting. Deze twee documenten functioneren daarbij als volgt. Het bestemmingsplan geeft de juridische kaders voor de te realiseren initiatieven. Het bestemmingsplan geeft aan welk typen gebruik zijn toegestaan, welk percentage aan bebouwing maximaal wordt toegelaten en hoe hoog die bebouwing mag worden. Binnen deze juridische kaders zijn vele mogelijkheden voor de concrete uitvoering van initiatieven. De onderzoeken die ten grondslag liggen aan dit bestemmingsplan (zie ook hoofdstuk 4 van deze toelichting) zijn zo uitgevoerd dat al deze mogelijkheden ook passen binnen de geldende wet- en regelgeving.

Het inrichtingsplan omschrijft vervolgens de kwaliteit die wordt nagestreefd in het plangebied. Die kwaliteit bestaat enerzijds uit de groene elementen die aanwezig zijn of worden toegevoegd. Anderzijds bestaat deze kwaliteit uit de vorm en de grootte van de bebouwing die wordt gerealiseerd en hoe die bebouwing onderling verbonden en ontsloten is. Het inrichtsplan kleurt daarmee de de flexibiliteit in die het bestemmingsplan biedt. Het inrichtingsplan kan daarmee gezien worden als een beleidsdocument waarin de gemeenteraad aan zowel initiatiefnemers als het college van B&W (het bevoegd gezag voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor concrete intiatieven) aangeeft hoe omgegaan kan worden met de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Door het inrichtingsplan juridisch te verankeren in de planregels heeft het echter niet alleen de rol van beleidsdocument, maar vormt het ook een goed hanteerbaar toetsingskader.

Ook het inrichtingsplan bevat een zekere mate van flexibiliteit. De kwaliteiten die hierin zijn beschreven kunnen op verschillende manieren worden geconcretiseerd en uitgevoerd. Het is de rol van de supervisor om de initiatiefnemers en het college van B&W te adviseren over de toepassing van het inrichtingsplan als toetsingskader op concrete initiatieven en de daarbij horende aanvragen voor een omgevingsvergunning. De supervisor adviseert hierbij zowel over de situering van bebouwing, de aanleg van groene elementen als de kwaliteit van de gebouwen. Wat dit laatste aspect betreft treedt de supervisor formeel in de plaats van de welstandscommissie.

2.5 Planopzet

Het bestemmingsplan 'Park Achterhoek´ bestaat uit één verbeelding, regels en een toelichting. Van deze drie onderdelen vormen de digitale verbeelding met planIDN NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01 en de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.


Op de verbeelding zijn de bestemmingen gevisualiseerd. De regels geven weer wat de gebruiksmogelijkheden van de gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en op te richten bebouwing is. De toelichting heeft hierbij weliswaar geen bindende werking, maar bevat wel de ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan. Het is daarmee de onderbouwing van de keuzes die zijn gemaakt voor de verbeelding en de regels.

2.6 Toelichting op de planregels

2.6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan kent vier hoofdbestemmingen, te weten Groen, Maatschappelijk - Park Achterhoek, Verkeer en Water. Zoals benoemd in paragraaf 2.4 kent dit bestemmingsplan een grote mate aan flexibiliteit als het gaat om gebruik en inrichting van het plangebied. Deze flexibiliteit is verankerd in de regels en op de verbeelding dit vraagt om een toelichting op de regels en de verbeelding. In deze paragraaf wordt die toelichting gegeven.

2.6.2 Groen

De bestemming 'Groen' kent beperkte gebruiksmogelijkheden. Deze bestemming is gericht op groene functies, zoals plantsoenen en bermen. Het realiseren van gebouwen is in deze bestemming niet toegestaan. Wel is het toegestaan om paden aan te leggen en toeritten van en naar de naastgelegen gebieden te realiseren. Zoals zichtbaar op de verbeelding van dit bestemmingsplan is deze bestemming aan een heel specifiek deel van het plangebied toegekend. Het gaat om de bestaande groenstructuur parallel aan de Tuberweg. Deze groenstructuur bestaat ondermeer uit bomen. De bestemming 'Groen' is aan deze groenstructuur toegekend om deze in planologische zin te conserveren en te voorkomen dat zich in dit deel van het plangebied andere ontwikkelingen voordoen.

2.6.3 Maatschappelijk - Park Achterhoek

De bestemming 'Maatschappelijk - Park Achterhoek' kan gezien worden als de hoofdbestemming van dit bestemmingsplan. Niet alleen beslaat deze bestemming het grootste deel van het plangebied, het vormt ook de planologische basis voor het te ontwikkelen Park Achterhoek. Het plan bevat twee bestemmingsvlakken met de bestemming 'Maatschappelijk - Park Achterhoek. Deze twee vlakken zijn van elkaar gescheiden door de bestaande ontsluitingsweg.

De bestemming 'Maatschappelijk - Park Achterhoek' kent een grote mate van flexibiliteit. Op de eerste plaats komt deze flexibiliteit tot uitdrukking in de ruime gebruiksmogelijkheden in artikel 4 van de planregels. Wel hangen al deze gebruiksmogelijkheden direct (zoals in het geval van verblijf) of indirect (zoals in het geval van horeca) samen met de gezondheid van mensen in de ruimste zin van het woord. Op de tweede plaats komt de flexibiliteit tot uitdrukking in het feit dat de inrichting van het gebied niet vooraf is vastgelegd. Zo is er geen wegenstructuur aangegeven en ook de situering van gebouwen is niet vastgelegd.

Om balans te houden tussen deze flexibiliteit en de gewenste ruimtelijke kwaliteit is er en voorwaardelijke verplichting opgenomen in artikel 4.3.1 welke is gekoppeld aan een Inrichtingsplan. Dit inrichtingsplan geldt op grond van de voorwaardelijke verplichting als een toetsingskader voor concrete initiatieven. Het inrichtingsplan verankert het streefbeeld en de ontwerpprincipes voor het plangebied. Hieraan gekoppeld is in artikel 4.6 een vergunningenstelsel opgenomen dat waarborgt dat reeds gerealiseerde beplanting alleen verwijderd kan worden na toestemming van het college van burgemeester en wethouders. Het inrichtingsplan en het vergunningenstelsel zijn dan ook complementair aan elkaar en zorgen ervoor dat realisatie en bescherming van beplanting hand in hand gaan. Het college van B&W laat zich hierbij adviseren door een supervisor. Deze supervisor vervangt voor dit plangebied tevens de welstandscommissie.

Een andere vorm waarin de ruimtelijke kwaliteit is geborgd, is het opnemen van een maximum bebouwingspercentage. Op het gehele plangebied is een aanduiding gelegd welke ziet op een maximaal bebouwingspercentage, te weten de aanduiding 'overige zone - bebouwingspercentage'. Deze aanduiding zorgt ervoor dat het plangebied niet helemaal volgebouwd kan worden. De artikelen 4.4 en 4.5 bevatten afwijkingsbevoegdheden als het gaat om delen van de bouw- en gebruiksregels. Als het gaat om het gebruik, dan kan een inrichting van het plangebied worden toegestaan die afwijkt van het in bijlage Inrichtingsplan opgenomen inrichtingsplan. In de bouwregels is een bepaling opgenomen over de dakhelling voor gebouwen. Uitgangspunt voor en door deze bepaling is dat ieder gebouw moet worden afgedekt met een kap. Op grond van artikel 4.5 kan het college van B&W hiervan afwijken een andere dakhelling of een ander type dak (b.v. een plat of gebogen dak) toestaan. Omdat deze afwijking plaatsvindt via de verlening van een omgevingsvergunning, kan dit altijd gecombineerd worden met de omgevingsvergunning voor de bouw van het betreffende gebouw zodat geen separate procedure nodig is.

Om het functioneren van de bestaande en bestemde onsluitingsweg zoveel mogelijk te beschermen is in artikel 4.3.2 het aantal inritten per bestemmingsvlak vastgelegd. Concret betekent dit dat ieder bestemmingsvlak met de bestemming 'Maatschappelijk - Park Achterhoek' twee inritten mag hebben. Op basis van artikel 4.4 kan een groter aantal inritten worden toegestaan, mits dit noodzakelijk is en verkeerskundig passend.

2.6.4 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' is toegekend aan de bestaande weg die door het plangebied loopt. De bestemming 'Verkeer' maakt op de eerste plaats deze weg mogelijk in planologische zin. De besteming kent echter een bijzonderheid die specifiek is voor dit bestemmingsplan. Op de plandelen met de bestemming 'Verkeer' rust namelijk de aanduiding 'maatschappelijk'. Op grond van deze aanduiding zijn de gebruiksmogelijkheden van de bestemming 'Maatschappelijk - Park Achterhoek' ook van toepassing op de bestemming verkeer. Dit met dien verstande dat de verkeerskundige functie van de weg niet verstoord mag worden. Deze aanduiding is opgenomen zodat zowel onder als boven de weg functies kunnen worden gerealiseerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een parkeervoorziening die onder de weg doorloopt of een gebouw dat deels boven de weg wordt gerealiseerd. De aanduiding 'maatschappelijk' binnen de bestemming 'Verkeer' draagt dan ook bij aan de flexibiliteit van dit bestemmingsplan en zorgt voor een planologisch-functionele verbinding tussen de twee bestemmingsvlakken met de enkelbestemming 'Maatschappelijk - Park Achterhoek'. Ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' gelden om die reden dan ook bouwregels die sterk vergelijkbaar zijn met de bouwmogelijkheden die gelden binnen de bestemming 'Maatschappelijk - Park Achterhoek', inclusief de mogelijkheid voor het college van B&W om af te wijken ten behoeve van een andere dakhelling of dakvorm.

2.6.5 Water

De bestemming 'Water' is toegekend aan het bestaande oppervlaktewater in het plangebied. Dit water is momenteel in beheer bij het Waterschap Rijn en IJssel, waarbij zij tevens eigenaar zijn van de ondergrond. De bestemming 'Water' is er op de eerste plaats op gericht de waterbelangen planologisch te verankeren. De bestemming 'Water' kent in dit plan dezelfde bijzonderheid als de bestemming verkeer. Op de plandelen met de bestemming 'Water' rust namelijk ook de aanduiding 'maatschappelijk'. Op grond van deze aanduiding zijn de gebruiksmogelijkheden van de bestemming 'Maatschappelijk - Park Achterhoek' ook van toepassing op de bestemming 'Water'. Dit met dien verstande dat de water(bergings)functie van niet verstoord mag worden. Deze aanduiding is opgenomen zodat zowel onder als boven het water functies kunnen worden gerealiseerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aaneen brug over het water of een gebouw dat deels of geheel in het water wordt gerealiseerd. De aanduiding 'maatschappelijk' binnen de bestemming 'Water' draagt dan ook bij aan de flexibiliteit van dit bestemmingsplan en zorgt voor een planologisch-functionele verbinding. Ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' gelden om die reden dan ook bouwregels die sterk vergelijkbaar zijn met de bouwmogelijkheden die gelden binnen de bestemming 'Maatschappelijk - Park Achterhoek', inclusief de mogelijkheid voor het college van B&W om af te wijken ten behoeve van een andere dakhelling of dakvorm.

2.6.6 Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels wordt op de eerste plaats gebruik benoemd dat in ieder geval in strijd is met het bestemmingsplan. Op de tweede plaats zijn de regels omtrent de parkeernormen hier vastgelegd. Aan de planregels is een Nota parkeernormen parkeernormen gehangen die aangeeft hoeveel parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden voor een bepaalde functie. Doel hiervan is dat er binnen het plangebied altijd voldoende parkeerplaasten beschikbaar zijn. Ook hierbij is de beoogde flexibiliteit van het bestemmingsplan in acht genomen en kunnen B&W waar nodig afwijken van de regels als het gaat om het aantal parkeerplaatsen en de omvang van die parkeerplaatsen.

2.6.7 Algemene wijzigingsregels

Zoals hiervoor reeds benoemd kent dit bestemmingsplan een hoge mate van flexibiliteit. Die flexibiliteit komt mede tot uitdrukking in de algemene wijzigingsregels. Op grond van deze wijzigingsregels is het college van B&W bevoegd om de grenzen van bestemmingsvlakken te wijzigen. Ook kunnen de in het plan voorkomende enkelbestemmingen gewijzigd worden in een andere bestemming.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en biedt het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn deze regels aanvullend verankerd. In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Op 1 oktober 2012 is de Ladder in werking getreden als motiveringsvereiste onder artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het vormt daarmee een nadere invulling van artikel 3:2 van de Awb. Het Bro bepaalt dat wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, deze moet worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. De toepassing van de Ladder heeft sinds 2012 tot veel uitspraken geleid bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Op 1 juli 2017 is daarom de Ladder gewijzigd en vereenvoudigd om de in de praktijk ervaren knelpunten op te lossen en de onderzoekslasten te verminderen. Met deze wijziging is beoogd de effectiviteit van het instrument te bevorderen. De 'nieuwe' Ladder bevat geen treden meer, de treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt. Daarnaast zijn de begrippen 'actuele' en 'regionale' geschrapt. De definities zijn verder niet gewijzigd, de huidige lijn in de jurisprudentie blijft hiermee in stand. Daarnaast geldt vanaf 1 juli alleen nog voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied een uitgebreide motiveringsplicht.


Voordat de ladder voor duurzame verstedelijking wordt toegepast, moet een afweging plaatsvinden of het 'plan' een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' betreft. De Bro definieert het begrip 'stedelijke ontwikkeling' als volgt: "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er dus sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling Raad van State van 28 juni 2017 (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) dat bij meer dan 11 woningen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Voor wonen is daarmee gesteld dat er vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Daarnaast volgt uit een uitspraak van 20 april 2016 (ABRvS 20 april 2016; ECLI:NL:RVS:2016:1075) dat wanneer er enkel sprake is van een functiewijziging, het ruimtebeslag een doorslaggevende factor is of er kan worden gesproken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.


In het geval dat het bestemmingsplan geen uitbreiding van de maximaal toegelaten oppervlakte van bedrijfsbebouwing mogelijk maakt wordt in het beginsel niet voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro. Dit geldt echter alleen wanneer de planologische functiewijziging van een zodanige aard en omvang is dat er desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In de Nota van toelichting bij de Bro wordt verder aangegeven dat ontwikkelingen en regelingen die géén extra verstedelijking mogelijk maken, maar juist bebouwing reduceren of verplaatsen, zoals rood-voor-rood regelingen, functieverandering of ruimte-voor-ruimte regelingen, niet worden gezien als stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder. Het onderhavige plan voorziet in de transformatie van een bedrijventerrein voor een zware bedrijfscategorie (categorie 4.2) naar een gezondheidspark met ruimte voor ondermeer zorggericht verblijf en op zorg gerichte bedrijvigheid. Dit is een gewenste maar ook een wezenlijke functiewijziging van het gebied. Op basis van de wet en jurisprudentie is er dan ook sprake van een stedelijke ontwikkeling. Er is daarom een nader onderzoek uitgevoerd als het gaat om de ladder voor duurzame verstedelijking. Dit onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Mede op basis van dit onderzoek kan gesteld worden dat het te realiseren concept via de transformatie van een locatie in bestaand stedelijk gebied goed gemotiveerd is. Juist het feit dat het gaat om de herontwikkeling van een bedrijfsterrein dat direct grenst aan zowel het ziekenhuis, de kern als het Nationale Landschap maken dit plan tot een uniek concept. Er is daarnaast sprake van voldoende behoefte binnen het relevante marktgebied voor de verschillende functies die het plan mogelijk maakt.


Nationaal Landschap

Op basis van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten heeft het Rijk in het verleden een selectie gemaakt van twintig ‘Nationale landschappen’. Het gebied Winterswijk maakte deel uit van deze selectie vanwege de volgende kernkwaliteiten: kleinschalige openheid, groene karakter en microreliëf. Met de vaststelling van de SVIR is het landschapsbeleid losgelaten. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies.

3.1.2 Toetsing aan het Rijksbeleid

In het kader van het Rijksbeleid is geen sprake van direct nationaal belang bij of rechtstreekse doorwerking op het plangebied. Door de ligging van het plangebied in bestaand stedelijk gebied vindt er geen aantasting plaats van het Nationale Landschap. Mede op grond van het uitgevoerde onderzoek wordt voldaan aan het motiveringsvereiste van artikel 3.1.6 lid 2 Bro. Het plan past dan ook binnen het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 (geactualiseerd op 8 juli en 11 november 2015) heeft de provincie Gelderland de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Met de Omgevingsvisie kiest de provincie voor een gezamenlijke aanpak met gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en particulieren van de maatschappelijke opgaven voor de komende vijf à tien jaar. Hierbij staan twee hoofddoelen centraal:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Deze doelen versterken elkaar en kunnen niet los van elkaar gezien worden. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is meer dan een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. In deze Omgevingsvisie staat het 'fysieke' in de leefomgeving centraal. Tegelijk zit er een sterke 'sociale' component aan de opgaven voor sterke steden en een vitaal landelijk gebied.


Nadere invulling van de ambities

De provinciale hoofddoelen zijn in vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie, zijn zij in de Omgevingsvisie opgenomen onder 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's (Regionaal Programma Bedrijventerreinen) en in samenwerking met partners.

In het algemeen is het van belang dat stedelijke uitbreidingen (waaronder werklocaties) passen in of aansluiten op het reeds aanwezige bebouwde gebied. Daarnaast is het belangrijk dat aard en schaal van nieuw te vestigen bedrijven, voorzieningen en instellingen en dergelijke passen bij of een goede aanvulling zijn op het bestaande productiemilieu, de werkgelegenheidsstructuur en de omvang van de woonkern. Bij nieuwvestiging van bedrijven moet ook sprake zijn van een aangetoonde binding aan de betreffende gemeente/locatie en van een passend milieuregime. Verder dienen het bereikbaarheidsprofiel van de betreffende locatie en het mobiliteitsprofiel van de
(gewenste) vestigingen met elkaar in overeenstemming te zijn.

Regio Achterhoek

Voor de regio Achterhoek is bijzondere aandacht. De regio Achterhoek heeft een duidelijk landschappelijk profiel en is 'bekend in Nederland'. De volgende kwaliteitsambities zijn van belang voor de regio Achterhoek:

  • gezamenlijk werken aan een economisch en sociaal vitaal buitengebied en zorgen voor leefbaarheid in de kernen;
  • aandacht voor ruimtelijke kwaliteit door verbetering van de landschappelijke kwaliteit én door verbetering van de leefbaarheid, de sociale cohesie op het platteland, de werkgelegenheid en het economisch bruto product van het platteland;
  • een agrarisch toekomstperspectief ontwikkelen met gebruikmaking van de gebiedsdynamiek onder voorwaarde van behoud van de ruimtelijke kwaliteit;
  • beheer en inrichting van het landschap meer integreren met activiteiten die baat hebben bij een mooi en goed onderhouden landschap (verdienlandschap);
  • verder ontwikkelen van een duurzame en innovatieve economie met aandacht voor de maakindustrie en gebruik van hernieuwbare energie;
  • streven naar een vitale leefomgeving, anticiperend op de krimp, met transitie van de woningvoorraad en afstemming van het voorzieningenniveau;
  • zorgen voor voldoende verplaatsingsmogelijkheden en verbindingen tussen de regio en omliggende gebieden en binnen de regio, met specifieke aandacht voor (OV-)bereikbaarheid en breedband. Ten aanzien van natuur en landschap streeft het provinciaal beleid naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en naar behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. De opgaven zijn:
    • 1. het behouden en mogelijk vergroten van de biodiversiteit (soortenrijkdom) in de natuur;
    • 2. het verbinden van de Gelderse natuur met natuurgebieden in aangrenzende provincies en Duitsland;
    • 3. het betrekken van de mensen in een gebied bij het beheer van hun natuur en landschap.

Een belangrijk uitgangspunt om te komen tot een duurzame en innovatieve economie is grensoverschrijdend ondernemen, grensoverschrijdende arbeid en grensoverschrijdende samenwerkingen. De provincie wil daarbij:

  • 1. Grensoverschrijdende samenwerkingen en grensoverschrijdend onderwijs stimuleren, daar zijn ook subsidiemogelijkheden voor.
  • 2. Samen met Overijssel wil Gelderland de samenwerking met Duitsland nader gestalte geven. Er is een actieplan over het verstevigen van de relatie met Nordrhein-Westfalen.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 9 juli 2014 heeft de provincie Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze is daarna een aantal keren geactualiseerd. In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen uit de Omgevingsvisie.

Ten aanzien van kantoren is in artikel 2.3.1.1 bepaald dat in bestemmingsplannen geen nieuwe zelfstandige kantoorvestigingen op bedrijventerreinen worden mogelijk gemaakt. In afwijking hiervan kunnen zelfstandige kantoren in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt indien de betreffende kantoorvestiging goed ontsloten is door een hoogwaardige OV-verbinding.

Ten aanzien van het Nationaal landschap is in de Omgevingsverordening in artikel 2.7.4.2 bepaald dat in een bestemmingsplan alleen activiteiten mogelijk zijn die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap behouden of versterken. In afwijking hiervan zijn activiteiten die afbreuk doen aan de kernkwaliteiten of deze kernkwaliteiten niet versterken mogelijk als er geen reële alternatieven zijn, er sprake is van redenen van groot openbaar belang en er compenserende maatregelen worden getroffen ter waarborging van de aanwezige kernkwaliteiten.

3.2.3 Toetsing aan het provinciaal beleid

Dit plan draagt bij aan de provinciale ambities als het gaat om het creeren van een duurzame economische structuur en de kwaliteit van de leefomgeving. Voor het overige levert het provinciale beleid geen belemmeringen op voor dit plan.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionaal Programma Bedrijventerreinen

De samenwerkende gemeente in de Regio Achterhoek hebben in 2011 het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (verder kortweg RPB) opgesteld. Het RPB biedt een kader voor het maken van afspraken tussen de gemeente in de Achterhoek als het gaat om de (her)programmering van het aanbod aan bedrijventerreinen in de regio. Ook biedt het een toetsingskader voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de regio.

In december 2016 is een onderzoek uitgevoerd naar het bestaande aanbod aan bedrijventerrein in de Achterhoek in relatie tot de (ontwikkeling) van de vraag naar bedrijventerreinen. In dit onderzoek is uitgegaan van zogenaamde 'harde plancapaciteit'. Dit wil zeggen de capaciteit aan bedrijventerrein welke is opgenomen in onherroepelijke bestemmingsplannen. In het onderzoek wordt uitgegaan van een behoefteraming voor nieuwe bedrijventerrein van 73 hectare voor de periode tot 2025. Hiervan is 33 hectare geraamd voor de Oost-Achterhoek waar Winterswijk deel van uitmaakt. Het aanbod aan bedrijventerrein (in de vorm van harde plancapaciteit) bedraagt volgens dit onderzoek 170 hectare. Er is dan ook sprake van en fors overaanbod aan bedrijventerreinen in de regio. In het onderzoek wordt dan ook aangegeven dat het doen vervallen van harde plancapaciteit verbetering kan worden aangebracht in deze situatie.


In de terminologie van het RPB betreft het onderhavige plangebied zogenaamde 'harde plancapaciteit'. Het betreft immers een bestaand bedrijventerrein dat ook als zodanig positief bestemd is. Bij recht kan ter plaatse een melkfabriek (milieucategorie 4.2) met een oppervlakte van 5,71 hectare en een bebouwde oppervlakte van 4,43 hectare worden gerealiseerd. Het vigerende bestemmingsplan bevat diverse flexibiliteitsbepalingen die een ander gebruik van dit bedrijfsterrein mogelijk maken. Zo kan op grond van een vrijstellingsbepaling detailhandel en opslag worden toegestaan. Ook bevat het vigerende plan een wijzigingsbevoegdheid op grond waarvan de toegestane bedrijfsfunctie kan worden omgezet in een bestemming 'landelijk bedrijf', 'agrarisch hulpbedrijf' dan wel een andere bedrijfsfunctie mits de invloed daarvan het op het milieu hierdoor niet wordt vergroot. Wat betreft de bouwmogelijkheden zijn flexibiliteitsbepalingen opgenomen voor het bouwen van silo's (25 m hoog) en windmolens (30 m hoog). Voor het onderhavige plangebied betekent dit dus dat in beginsel andere bedrijven in de milieucategorie 4.2 (of een lagere milieucategorie) gevestigd kunnen worden. Hierbij is het goed denkbaar dat het bestemmingsvlak wordt gesplitst in meerdere kavels zodat zich meer dan één bedrijf hier kan vestigen. Zeker nu er een nieuwe ontsluitingsweg door het gebied is aangelegd is een opsplitsing in meerdere bedrijfskavels niet ondenkbaar.

3.3.2 Toetsing aan het regionale beleid

In de bijlage van het RPB is het onderhavige plangebied benoemd als een bedrijventerrein dat gerevitaliseerd wordt. Anders dan ten tijde van het vaststellen van het RPB het gemeentelijk voornemen was, is thans niet langer sprake van een revitalisering van het bedrijventerrein maar van een transformering naar een Gezondheidspark dat ruimte biedt aan verschillende op gezondheid en welzijn-gerichte functies. Het nu voorliggende bestemmingsplan herziet de bestemming van dit bedrijventerrein naar een maatschappelijke bestemming. Hierdoor wordt dus 5,71 hectare harde plancapaciteit aan bedrijventerrein in een zware milieucategorie uit de markt genomen. Dit plan draagt daarmee direct in belangrijke mate bij aan de regionale doestelling om de oppervlakte aan bedrijventerreinen te reduceren. De unieke ligging van dit plangebied in bestaand stedelijk gebied direct naast een ziekenhuis maakt het ook bij uitstek geschikt voor de voorgenomen transformatie.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Kom Winterswijk

In februari 2010 heeft de raad de Structuurvisie Kom vastgesteld. De markt wordt hierin genoemd als concentratiegebied voor de horeca. Dit beleidsdoel is inmiddels ook realiteit geworden. In de structuurvisie staat verder dat spreiding van horeca-functies in beginsel ongewenst is. Enkel daar waar specifieke (dag)horecafuncties een belangrijke kwaliteit vormen bij andere ruimtelijke ambities elders in het centrum worden wel mogelijkheden gecreëerd. Het toevoegen van een horeca-functie op het Park Achterhoek moet, hoewel gelegen buiten het centrum, aansluiten bij dit uitgangspunt. Dit kan ook door een duidelijke relatie met de andere functies op het Park Achterhoek en omdat het gaat om een type horeca dat een geheel ander karakter heeft dan het type horeca dat zich in dorpscentra vestigt. Van belang hierbij is dat duidelijk is dat een verstoring van de ambitie om van de markt een horecaplein te maken, niet wordt aangetast. Het Park Achterhoek heeft een heel ander karakter dan het dorpscentrum en aannemelijk is dat een (solitaire) horecafunctie naar verwachting ook een andere doelgroep zal aanspreken dan de horecazaken op de markt. De structuurvisie biedt dus in beginsel een basis om medewerking te verlenen aan dit initiatief mits, de voorgaande aandachtspunten positief kunnen worden beantwoord.

In de structuurvisie voor de kom van Winterswijk wordt verder expliciet stilgestaan bij het onderhavige plangebied (paragraaf 4.5). In de structuurvisie wordt gesproken over een herstructurering van dit terrein, waarbij specifiek gesproken wordt over het uitbreiden van de kantoorfunctie, maatschappelijke dienstverlening, zakelijke dienstverlening en bedrijven in de milieucategorieën 1 tot en met 3 (op grond van de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'). Dit initiatief betreft een doorontwikkeling en concretisering van de mogelijkheden die de structuurvisie biedt. In dit initiatief wordt gekozen voor een duidelijke thematiek, te weten het thema 'gezondheid'. Dit betekent een nadruk op de in de structuurvisie genoemde maatschappelijke dienstverlening. Hier worden door de initiatiefnemer specifieke vormen van tijdelijk verblijf (gekoppeld aan de dienstverlening van het ziekenhuis), horeca en wellness aan toegevoegd.

3.4.2 Detailhandelsvisie Winterswijk

In oktober 2011 heeft de raad de detailhandelsvisie vastgesteld. Ook in de detailhandelsvisie wordt de markt benoemd als concentratiegebied voor horeca. Over de horeca wordt in de detailhandelsvisie verder nog gezegd dat deze de gastheer is van winkelcentra. Extra mogelijkheden worden geboden aan winkel ondersteunende horeca en meer specialistische horecaformules. Concepten die een combinatie vormen tussen detailhandel en horeca worden als kansrijk gezien. Deze uitgangspunten voor het centrum van Winterswijk zijn niet direct toepasbaar op het Park Achterhoek. Wel kan analoog aan dit beleid en in lijn met de Structuurvisie gesteld worden dat het ook op het Park Achterhoek moet gaan om een horecafunctie die een toevoeging is aan het huidige aanbod in Winterswijk en een bijzondere combinatie vormt met de andere functies op het Park Achterhoek.

3.4.3 Toetsing aan het gemeentelijk beleid

De visie die is ontwikkeld voor het park Achterhoek kan gezien worden als een andere uitwerking van de Stuctuurvisie Kom Winterswijk. Voor het overige past dit plan binnen de gemeentelijke beleidskaders.

 

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Milieuzonering

4.1.1 Inleiding

Het is van groot belang dat zowel de toekomstige functies onderling als de toekomstige en de bestaande omliggende functies in milieutechnische zin bij elkaar passen. In de onderstaande tabel is benoemd wat de bestaande omliggende functies zijn, wat de toekomstige gewenste functies zijn die op grond van het onderhavige bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt voor het plangebied en welke milieu-zoneringseisen daarbij horen volgens de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG.

Functie   Bepalende milieufactor   Grootste afstand  
Bestaande functies  
Ziekenhuis   geluid   30 m  
Bedrijven Beatrixpark   geluid   10 m  
Grondverzetbedrijf   geluid   50 tot 100 m  
woningen   n.v.t.   n.v.t.  
Nieuwe functies  
Wellness centre   geluid   50 m  
Verblijf   n.v.t.   n.v.t.  
Hotel   geluid   10 m  
Horeca   geluid   10 m  
Detailhandel   geluid   10 m  
Praktijkruimtes   geluid   10 m  
Parkeerterrein   geluid   30 m  

4.1.2 Conclusie voor het aspect milieuzonering

De in de bovenstaande tabel genoemde afstanden zijn van belang voor de relatie tussen de genoemde functie en een voor geluid gevoelig object. In het plangebied worden weliswaar diverse verblijfsmogelijkheden geboden, maar dit betreft vormen van tijdelijk verblijf zodat geen sprake is van voor geluid gevoelige objecten. Dit betekent dat de diverse functies binnen het Park Achterhoek onderling geen (milieu) hinder van elkaar ondervinden. De bestaande woningen in de omgeving van het plangebied zijn wel voor geluid gevoelige objecten. Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van deze woningen zijn hier echter geen milieu-ruimte-conflicten te verwachten. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op de relatie tussen deze woningen en het Park Achterhoek als het gaat om het aspect geluid.

4.2 Geluid

4.2.1 Inleiding

Ten behoeve van dit plan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek is uitgegaan van de bestaande woningen in de omgeving van het plangebied, waarbij onderzocht is of deze woningen (gezien vanuit de wettelijke geluidsnormen hinder kunnen ondervinden van het toekomstige Park Achterhoek. Omdat het onderhavige bestemmingsplan de nodige flexibiliteit biedt als het gaat om typen functies en de precieze locatie van die functies, is in het onderzoek uitgegaan van een worst-case benadering (ook als het gaat om de milieucategorie waarbinnen de toekomstige functies vallen) en twee scenario's. Het uitgveoerde onderzoek is als bijlage aan deze toelichting gehecht. De conclusies van het onderzoek zijn hieronder weergegeven.

4.2.2 Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus

Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT t.g.v. alle activiteiten bij de nieuw te vestigen bedrijven bedraagt in de immissiepunten 1 – 8 bij de meest nabijgelegen woningen maximaal 50 dB(A) etmaalwaarde. Daarmee wordt de grenswaarde van 50 dB(A) voor woningen in een woonwijk in de stad niet overschreden. Tekening 2 in bijlage I bij het onderzoek geeft een overzicht van de geluidruimte voor de diverse kavels. Het alternatief (3.1/3.2 categorieën) is gegeven in tekening 3 in bijlage I. Er is dan ruimte voor bedrijven in alle categorieën, waarbij de laagste categorie dicht bij de woningen is gepositioneerd en de hogere categorie op grotere afstand.


Een alternatief 2 met het westelijke gedeelte van het Park Achterhoek uitsluitend categorie 3.1 geeft een wat lagere geluidbelasting op de omgeving (2 – 3 dB(A) lager). De geluidbelasting (etmaal) ligt dan bij de woningen niet hoger dan 48 dB(A).

4.2.3 Maximale geluidniveaus

De maximale geluidniveaus LAmax t.g.v. bedrijven wordt in de vergunning /AmvB geregeld. Dan gelden gebruikelijke maximale grenswaarden bij de woningen van 70 dB(A) overdag, 65 dB(A) in de avond en 60 dB(A) in de nacht.

4.2.4 Geluidemissie bedrijven, BBT

Conform de Wet milieubeheer (art. 8.II, 3e lid) mag van een bedrijf worden verwacht dat de geluidemissie van akoestisch relevante geluidbronnen binnen redelijke grenzen en de stand der techniek zo veel mogelijk moet worden geminimaliseerd op basis van de beste beschikbare technieken (het BBT-principe). Bij elke aanvraag moet worden beoordeeld of het bedrijf voldoende aandacht heeft besteed aan het BBT-principe. Op basis van het perceeloppervlak en de milieucategorie kan worden bepaald welke geluidemissie een inrichting maximaal mag hebben.

4.2.5 Conclusie ten aanzien van het aspect geluid

Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling van een Park Achterhoek. Daar waar de toekomstige gebruikers van het Park Achterhoek aangemerkt moeten worden als een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, moeten deze gebruikers voldoen aan de kaders die gesteld worden door wet- en regelgeving en indien van toepassing een verleende omgevingsvergunning.

4.3 Geur

4.3.1 Geurgevoelige objecten

Een geurgevoelig object is een gebouw dat bestemd is voor menselijk wonen en/of verblijf. Het kan dus gaan om woningen, maar ook werkplekken zoals kantoren en praktijkruimten. Als we kijken naar het Park Achterhoek dan kunnen alle toekomstige gebouwen aangemerkt worden als geurhinder gevoelig. Het gaat immers ofwel om werkplekken ofwel om andere vormen van verblijf (inclusief nachtverblijf), bijvoorbeeld als het gaat om de short stay. Daarnaast kunnen omliggende functies zoals het ziekenhuis en woningen aangemerkt worden als geurgevoelige objecten. Voor die omringende functies is van belang of er sprake is van nieuwe geurbronnen op het Park Achterhoek.

4.3.2 Geurbronnen

In zijn algemeenheid kunnen voor een gemeente als Winterswijk veehouderijbedrijven worden aangemerkt als belangrijke geurbronnen. Er bevinden zich geen andere relevante geurbronnen in de directe nabijheid van het plangebied. De geur van de veehouderijen is enerzijds van belang bij het bepalen van het leefklimaat van de nieuwe functies op het Park Achterhoek. Anderzijds is het van belang dat de nieuwe functies op het Park Achterhoek niet in de weg staan aan de ontwikkeling van bestaande veehouderijbedrijven. De geurcontour van een veehouderijbedrijf hangt af van het type dieren dat gehouden wordt. In de VNG-handreiking 'Bedijven en mileuzonering' wordt een afstand van 200 meter gehanteerd tussen b.v. een varkenshouderij en een geurgevoelig object. Deze afstand kan nader bepaald worden per individueel bedrijf met behulp van de rekentool V-Stacks. Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij bedraagt de afstand tussen een grondgebonden veehouderij en een geurgevoelig objectin de bebouwde kom (zoals functies op het Park Achterhoek) 100 meter. Deze afstand van 100 meter wordt op basis van het Activiteitenbesluit ook gehanteerd voor de opslag van mest en kuilvoer.

Als het gaat om het aspect geur van de toekomstige functies op het Park Achterhoek is de functie wellness relevant. Bij deze is het niet uitgesloten dat hiervoor o.a. saunabaden buiten worden aangelegd. Voor dergelijke baden geldt op basis van de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' een minimale afstand van 10 meter. Een andere in theorie relevante geurbron is een restaurant. Ook hiervoor geldt op grond van de VNG-handreiking een minimale afstand van 10 meter.

4.3.3 Conclusie ten aanzien van het aspect geur

Op basis van het vigerende bestemmingsplan voor het buitengebied is de ligging van veehouderijen in de omgeving van het plangebied in beeld gebracht. Het meest dichtbij gelegen agrarische bouwvlak ligt op circa 440 meter. De overige agrarische bouwvlakken liggen op een afstand van 750 meter of meer. Er bevinden zich dan ook geen relevante geurbronnen in de omgeving van het plangebied en een nader onderzoek voor het aspect geur van veehouderijbedrijven is niet noodzakelijk.

Alle woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen in de omgeving van het plangebied liggen echter op een grotere afstand dan 10 meter. Ook als het gaat om de invloed van de toekomstige functies op het Park Achterhoek kan planologisch relevante geuroverlast worden uitgesloten en is nader geuronderzoek niet noodzakelijk.

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Inleiding

Buro Blauw heeft verspreidingsberekeningen uitgevoerd voor NO2 , PM10 en PM2,5 voor het plangebied. De concentraties van deze componenten en de bijdrage als gevolg van de activiteiten binnen het Park Achterhoek zijn getoetst aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer. Emissies van fijnstof en NO2 vinden plaats als gevolg van verkeersbewegingen en parkeren binnen het plangebied. Daarnaast is rekening gehouden met gasverbruik binnen het plangebied, bijvoorbeeld voor verwarming van gebouwen en het gebruik van keukens en warm water. In dit onderzoek zijn de concentraties van de genoemde componenten als gevolg van de activiteiten getoetst aan de wettelijke grenswaarden.

4.4.2 Conclusie

Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd de geplande activiteiten binnen het Park Achterhoek voldoen aan de luchtkwaliteitseisen zoals gesteld in de Wet milieubeheer. Het aspect luchtkwaliteit staat niet in de weg aan de uitvoering van het onderhavige bestemmingsplan.

4.5 Bodem

4.5.1 Inleiding

Voor het gebied ten noorden van het huidige Streekziekenhuis Koningin Beatrix (SKB) is een ontwikkeling naar Park Achterhoek voorzien. De definitieve inrichting van het plan is nog niet bekend, maar het wordt een combinatie van zorg, wellness en verblijfsaccommodaties. Om dit te realiseren wordt een bestemmingsplanprocedure doorlopen. De omgevingsdienst Achterhoek (ODA) is gevraagd om het bodemonderzoek te coördineren en de bodemparagraaf voor het bestemmingsplan te leveren.

4.5.2 Beleidskader

Bij een bestemmingsplanprocedure wordt op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) nagegaan of de bodemkwaliteit een belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan. Aan de hand van beschikbare bodeminformatie of het feitelijk uitvoeren van bodemonderzoek wordt vastgesteld of de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige bestemming. Mocht de bodemkwaliteit niet geschikt blijken, dan moet aangetoond worden dat de noodzakelijke (sanerings)maatregelen financieel haalbaar zijn.

4.5.3 Bodemsituatie en uitgevoerd onderzoek

In het zuidelijk deel van het plangebied is voorheen de zuivelfabriek Coberco gevestigd geweest. Binnen deze inrichting was sprake van diverse bodembedreigende activiteiten, zoals brandstoftanks, een benzinepompinstallatie en een smederij. De zuivelfabriek is in 2003 volledig ontmanteld. Op het voormalig fabrieksterrein hebben in de periode 1994 tot 2000 diverse onderzoeken en een sanering van een (kleine) olieverontreiniging plaatsgevonden. Het overig deel van het gebied heeft van oudsher een meer agrarische functie. Ter plaatse van de Tuberweg 2 is een (woon)boerderij aanwezig. Het overig deel is braakliggend.


In 2010 is binnen het hele plangebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is ook gebruikt als kwaliteitsverklaring voor de ontsluitingsweg die inmiddels is gerealiseerd. In het kader van de bestemmingsplanprocedure is besloten een volledig actualiserend (asbest)bodemonderzoek conform NEN5740/NEN5707 uit te laten voeren, waarbij ook de bodemkwaliteit op eerder onderzochte delen is geverifieerd. De ODA heeft het onderzoek beoordeeld en vastgesteld dat het onderzoek aan de kwaliteitseisen voldoet. De resultaten van het onderzoek zijn als volgt samenvatten:

  • Op het overgrote deel zijn in de bodem geen tot nauwelijks verhoogde waarden in de grond en het grondwater vastgesteld. De bodemkwaliteit is overwegend geschikt voor de beoogde functie.
  • Op drie plaatsen zijn afwijkende waarden vastgesteld die een aandachtspunt vormen voor de uitvoeringsfase van het plan:
  • Bij peilbuis A10 is in het grondwater een sterk verhoogd kopergehalte in het vastgesteld. Het lijkt erop dat dit kopergehalte een natuurlijke herkomst heeft. Ter plaatse is geen mogelijke bron bekend en in de grond zelf zijn geen verhoogde kopergehalten vastgesteld. Sanerende maatregelen zijn in dat geval niet aan de orde, maar - afhankelijk van de ontwikkeling - kan dit mogelijk wel tot een gebruiksbeperking leiden (bv. geen grondwater onttrekken voor eigen gebruik). Eventueel kan in een latere fase besloten worden tot herbemonstering en -analyse om te toetsen of het mogelijk om een tijdelijk verhoogd gehalte gaat.
  • Op het voormalig fabrieksterrein is nog een sterke PAKverontreiniging (boring D01/119) vastgesteld. De verontreiniging is afgeperkt en hoeft niet verder onderzocht te worden. Het gaat om hooguit enkele kuubs met gehalten boven de interventiewaarde. De verontreiniging wordt als een "niet-ernstig historisch" geval aangemerkt. Hiervoor geldt geen saneringsplicht maar afhankelijk van de ontwikkeling ter plaatse kan het nodig zijn om de verontreiniging weg te nemen. De gemeente (ODA) is in dat geval het bevoegde gezag.
  • Bij één van de schuren van het perceel Tuberweg 2 is in de grond (SL04) een ernstige Asbestverontreiniging geconstateerd (109 mg/kg.ds). De verontreiniging is ontstaan door afspoeling van het asbesthoudend dak van de naastgelegen schuur. Ook deze verontreiniging is in voldoende mate afgeperkt en behoeft geen verder onderzoek. De ernstige verontreiniging wordt als een "nieuw" geval aangemerkt en valt hiermee onder het zorgplichtartikel 13 van de Wet bodembescherming. De gemeente (ODA) is hiervoor het bevoegde gezag.


De drie aandachtsgebieden zijn hieronder op de kaart geel gemarkeerd en worden in het bodeminformatiesysteem van de gemeente aangetekend:

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0015.png"

4.5.4 Conclusie

Ter plaatse van het plangebied Park Achterhoek is een actualiserend bodemonderzoek verricht waarbij alle (vml.) bodemverdenkingen, inclusief het aspect Asbest zijn onderzocht. Het onderzoek is van voldoende kwaliteit en uitgevoerd conform de NEN-richtlijnen door een hiertoe erkend bureau. Het onderzoek kan gebruikt worden als bodemkwaliteitsverklaring voor deze fase van de procedure.


Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een concreet bouwplan, moet getoetst worden of voor de drie gebieden met vastgestelde verontreiniging (sanerende) maatregelen nodig zijn. Dit is aan de orde wanneer ter plaatse een "kritische" functie wordt gerealiseerd (bv. verblijfsruimte) of als er grondroerende activiteiten gepland zijn. Voor de paar plaatsen waar sprake is van enige verontreiniging wordt ingeschat dat de benodige maatregelen financieel haalbaar zijn. Het aspect Bodem vormt daarmee geen belemmering voor deze ontwikkeling.

4.5.5 Aandachtspunten voor de uitvoeringsfase van het plan

In algemene zin worden de volgende aanbevelingen gedaan:

  • Wanneer tijdens de planrealisatie onverwacht zintuiglijke afwijkingen worden geconstateerd, dient het werk direct gestaakt te worden en de gemeente/ODA te worden geïnformeerd. Bij de werkzaamheden moet men alert zijn op de aanwezigheid van asbest(nesten).
  • Voor de toepassing van vrijkomende grond en bouwstoffen gelden de voorschriften uit het Besluit bodemkwaliteit.
  • Wanneer tijdens planrealisatie grondwater wordt onttrokken (bemaling) en geloosd, behoort vooraf toestemming te worden gegeven door het betreffende bevoegd gezag. Het sterk verhoogd kopergehalte is een aandachtspunt.
  • Bij de oprichting van een inrichting kan sprake zijn van een verplichting voor een nul- of eindsituatieonderzoek. De beoordeling hiervan vindt plaats bij het indienen van een melding in het kader van het Activiteitenbesluit of het aanvragen van een Omgevingsvergunning Milieu.


4.6 Archeologie

4.6.1 Inleiding

In opdracht van de gemeente Winterswijk, is door archeologisch adviesbureau RAAP archeologisch onderzoek uitgevoerd op de locatie Beatrixpark (gezondheidspark 't Arrisveld). De aanleiding voor het onderzoek is het voornemen de planlocatie te ontwikkelen tot een gezondheidspark. Daarvoor is een bestemmingsplanwijziging (en omgevingsvergunning) noodzakelijk. Voorgaand aan de bestemmingsplanwijziging is tenminste een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk en dat is inmiddels uitgevoerd.

4.6.2 Archeologisch onderzoek

Voor het plangebied zijn de volgende archeologische onderzoeken uitgevoerd:

  • Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek. Plangebied t Arrisveld, RAAP, rapportnr. 1334, 6 juni 2006.
  • PVE Inventariserend veldonderzoek proefsleuven met evt. doorstart naar opgraving. Plangebied 't Arrisveld, RAAP, RAAP-pve 1551, 30 oktober 2015.
  • Archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (proefsleuven), RAAP, rapportnr. 3079, 5 januari 2016.


De realisering van het gezondheidspark met bouwplannen en de aanleg van een ontsluitingsweg kan leiden tot grondwerkzaamheden, waarbij mogelijk archeologische waarden worden verstoord. Daarom is door RAAP een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd om een gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied op te stellen en te toetsen. Het uitgevoerde onderzoeken zijn uitgevoerd volgens de geldende normen en richtlijnen in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. De onderzoeken zijn uitgevoerd conform het gemeentelijke Normblad archeologisch vooronderzoek. Het bureau- en inventariserend veldonderzoek (2006) is uitgevoerd voor een groter gebied dan het plangebied gezondheidspark 't Arrisveld. Onder meer vanwege de inmiddels aangelegde ontsluitingsweg vanaf de Groenloseweg naar het gezondheidspark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0016.png"

Het zwartomlijnde gebied is archeologisch vrij gegeven en overlapt het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan


In het bureau- en inventariserend veldonderzoek zijn onder het plaggendek van de es archeologische indicatoren (o.a. houtskoolfragmenten, stukjes handgevormd aardewerk, fragment tefriet van mogelijk een maalsteen) aangetroffen die mogelijk een aanwijzing vormen voor dieper in de bodem verborgen resten van nederzettingsterreinen. Op grond van de resultaten van het inventariserend booronderzoek is vastgesteld, dat tenminste een archeologisch sleuvenonderzoek noodzakelijk is voor geplande bodemingrepen binnen het gebied van de es. Voor het overige deel van het plangebied - buiten het terrein van de es - is geen vervolgonderzoek noodzakelijk.


Voor de aanleg van de ontsluitingsweg over de es is vervolgens een archeologisch sleuvenonderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek zijn archeologische resten aangetroffen, die bestaan uit een reeks greppels met een agrarische functie. Er zijn geen vondsten gedaan. De greppels konden daarom niet direct gedateerd worden. Op basis van de bodemopbouwgegevens en historische informatie zijn de greppels mogelijk in de 17e eeuw aangelegd. De aangetroffen resten binnen het tracé van de ontsluitingsweg zijn te gering in aantal om van een waard waardevolle vindplaats te spreken. De archeologische resten worden als niet behoudenswaardig gewaardeerd. Derhalve kon de ontsluitingsweg zonder aanvullend onderzoek gerealiseerd worden.


Conclusie


Voor het plangebied gezondheidspark 't Arrisveld (buiten het terrein van de es) is geen archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk. Het archeologisch traject is hiermee beëindigd; het terrein voor de geplande ontwikkeling wordt archeologisch vrij gegeven.


4.7 Ecologie

4.7.1 Inleiding


In het kader van de ontwikkelingen op het Park Achterhoek is natuurwaardenonderzoek noodzakelijk. In 2016 is een update uitgevoerd van het verjaarde natuuronderzoek door middel van een quickscan naar alle soortgroepen en een uitgebreid vleermuisonderzoek. In de rapportage van Staring Advies zijn enkele conclusies wat 'kort door de bocht' getrokken en om het juridisch waterdicht te maken, zijn in voorliggende memo de onderliggende redenaties weergegeven.

4.7.2 Uitgevoerde onderzoeken
4.7.2.1 Natura 2000

Buro Blauw heeft in opdracht van gemeente Winterswijk stikstofdepositieberekeningen uitgevoerd voor Park Achterhoek Arrisveld. Het onderzoek is conform de Programmatische Aanpak Stikstof uitgevoerd met de AERIUS Calculator. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een wijziging bestemmingsplan. Voor de ontwikkelingen is een emissie schatting gedaan en zijn AERIUS berekening uitgevoerd voor de beoogde situatie.

Uit het onderzoek worden de volgende conclusies getrokken:

  • In de beoogde situatie bedraagt de hoogste berekende stikstofdepositie ter hoogte van Nederlandse Natura-2000 gebieden 0,11 mol/ha/j. Deze depositie wordt berekend in het natuurgebied Korenburgerveen. De grenswaarde voor dit natuurgebied is 1,00 mol/ha/j, en wordt daarmee niet overschreden. Er dient zodoende een melding te worden gedaan bij de provincie Gelderland;
  • Voor de realisatie van de verschillende afzonderlijke inrichtingen zullen enkel meldingen gedaan moeten worden; de bijdrage per inrichting afzonderlijk zal altijd kleiner zijn dan de maximaal berekende 0,11 mol/ha/j. Het is daarbij mogelijk dat afzonderlijke inrichtingen een bijdrage <0,05 mol/ha/j zullen hebben en daarmee zelfs geen meldingsplicht.
  • Er wordt geen stikstofdepositie berekend ter hoogte van de nabij gelegen Duitse Natura-2000 gebieden. De voorgenomen activiteiten zijn zodoende niet relevant voor deze gebieden. Immers, voor een toename ter hoogte van Duitse natuurgebieden is zonder meer toestemming indien de depositie lager is dan 7,L4 mol/ha/jaar.
4.7.2.2 Huismus

De streng beschermde huismus maakt jaarrond gebruik van zijn nest en is ook overdag in de nabij omgeving van zijn nest te vinden, vaak met velen tegelijk. Tijdens het voorliggende onderzoek zijn geen huismussen aangetroffen. Tijdens voorgaande onderzoeken zijn ook geen nesten van huismus vastgesteld. De aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten van huismus in de aanwezige boerderij zijn gezien het compleet ontbreken van waarnemingen van huismus tijdens het onderzoek onaannemelijk, ondanks dat de boerderij wel geschikt is

4.7.2.3 Bosuil

Bosuil is in het gebied gehoord. Er bestaat een grote kans dat bosuil een roestplaats heeft in het gebied. Roestplaatsen zijn enkel beschermd indien deze essentieel zijn voor de nestplaats en het functioneren van het leefgebied. Gezien de omgeving en het ontbreken van een nestplaats, zal de mogelijk aanwezige roestplaats niet essentieel zijn.

4.7.2.4 Grote bosmuis

Grote bosmuis is niet zonder nader onderzoek vast te stellen, aangezien het een soort is met een redelijk verborgen levenswijze. Aangegeven is dat het gebied geschikt is voor de soort. Het is dus goed mogelijk dat er vaste verblijfplaatsen van grote bosmuis in het gebied aanwezig zijn. Grote bosmuis staat vermeld op tabel 2 van de Flora- en faunawet. Dit betekent dat gewerkt kan worden volgens een goedgekeurde gedragscode. Nader onderzoek is vaak niet nodig als aannemelijk gemaakt kan worden dat de soort aanwezig is, zoals hier het geval is. Ook onder de Wet Natuurbescherming is grote bosmuis beschermd.

4.7.2.5 Vleermuizen

Het voorliggende onderzoek betreft een update van eerder uitgevoerd vleermuisonderzoek. Het dient enkel te onderzoeken of de situatie in de afgelopen jaren is veranderd. Doordat de laatste tien jaar al meerdere malen vleermuisonderzoek in het gebied is uitgevoerd, begint een goed beeld te ontstaan van de aanwezige soorten. Het is daardoor niet erg dat in de najaarsronde de suboptimale tussentijd is aangehouden.

De betreffende vleermuis verbleef slechts kort in het plangebied en daarbij niet bij een logische locatie voor een paarverblijfplaats. Gewone dwergvleermuizen maken voor verscheidene redenen gebruik van sociale roepjes, niet enkel in het kader van baltsgedrag. Aannemelijk is dat het geen baltsend dier betrof, maar een dier dat om een andere reden sociale geluiden uitstootte.

4.7.2.6 Conclusie

De conclusies in het rapport over het aanvullende vleermuizenonderzoek geven aan dat de Wet natuurbescherming voor wat betreft het aspect soortenbescherming niet in de weg staat aan de vaststelling van dit bestemmingsplan. Ook als het gaat om het aspect gebiedsbescherming staat de Wet natuurbescherming niet in de weg aan dit plan.

4.8 Verkeer en parkeren

Door het plangebied loopt een recent aangelegde ontsluitingsweg die een verbinding vormt tussen de Groenloseweg en de Rondweg West. Deze weg kent een ruim voldoende capaciteit om ook als ontsluitingsweg te fungeren voor het Park Achterhoek.De nieuwe functies op het Park Achterhoek brengen een parkeerbehoefte met zich mee. Binnen het plangebied is ruim voldoende ruimte aanwezig om dit parkeren te faciliteren. Dit kan zowel door het parkeren per functie op te lossen (parkeren op eigen erf) of door een centrale oplossing te realiseren (zoals parkeren onder het zorgpad). in de planregels is geborgd dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. De aspecten verkeer en parkeren vormen dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.9 Externe veiligheid

4.9.1 Inleiding

Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico’s op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico’s bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kan
beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk
te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd.
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het BEVI). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvangen dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico betreft de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval.Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico’s acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico’s te verkleinen.

4.9.2 Stationaire bronnen

Bij het raadplegen van de risicokaart op van de provincie Gelderland is gebleken dat er zich in de omgeving van het plangebied geen bedrijven of functies bevinden die een risico vormen in het kader van externe veiligheid. Volgens de risicokaart van de provincie Gelderland bevindt zich binnen een straal van 500 meter geen stationaire bronnen die in het kader van externe veiligheid onderzocht moeten worden. Een uitsnede van de provinciale risicokaart is opgenomen op de navolgende afbeelding.

4.9.3 Mobiele bronnen

Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is vastgelegd in de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (Ministeries van V&W, VROM en BZK, 2004). De circulaire gaat uit van een risicobenadering. De risicobenadering bestaat uit een drietal stappen:

  • 1. identificatie van risico’s;
  • 2. normstelling en toetsing aan normen;
  • 3. indien noodzakelijk risicoreductie bij overschrijding van normen.


De identificatie van de risico’s vormt de eerste stap. Als er geen (verhoogd) risico blijkt, kunnen de volgende stappen worden overgeslagen. Voor het inventariseren van de risico’s is gebruik gemaakt van de resultaten uit de inventarisatie inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water van het project 'COEV/Anker', (2006). Omdat er thans wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving is tevens de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen bij de beoordeling betrokken. In de nota zijn de kaders van het externe veiligheidsbeleid voor vervoer van gevaarlijke stoffen beschreven en wordt de ontwikkeling van een basisnet aangekondigd. Rondom het plangebied bevinden zich geen wegen die zijn aangewezen als route voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Over de omliggende wegen vindt naar verwachting wel beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats (bestemmingsverkeer).

De normen voor het plaatsgebonden risico en/of groepsrisico worden, door vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, ter plaatse van het plangebied niet overschreden. Er zijn verder geen aanwijzingen dat het weggebruik van de wegen in de omgeving van het plangebied invloed heeft op het groepsrisico en de bestrijdbaarheid en beheersbaarheid van risico’s en de zelfredzaamheid van individuen in de omgeving bij uitvoering van het plan. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van spoorwegen of bevaarbaar water. Deze aspecten hoeven dan ook niet nader te worden beoordeeld. Nabij het plangebied zijn geen bovengrondse hoogspanningsleidingen gelegen. Het stralingseffect hoeft dan ook niet verder beoordeeld te worden. In de directe omgeving van het plangebied ligt wel een aardgasleiding. Deze leiding is beoordeeld in een kwantitatieve risicoanalyse (QRA)4. Onderstaande tabel toont gegevens van deze leiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0017.png"

Uit de voornoemde kwantitatieve risicoanalyse blijkt dat de betreffende leiding geen noemenswaardige invloed heeft op de hoogte van het groepsrisico rond de leiding.

4.9.4 Conclusie

Ter plekke van het plangebied wordt voldaan aan de eisen van de externe veiligheid en van een goede ruimtelijke ordening. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief.

4.10 Water

4.10.1 Beleid

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen. Het Waterschap Rijn en IJssel laat in het Waterbeheerplan 2016-2021 zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten het waterschap in de samenwerking met haar partners wil leggen. Vanuit die omgevingsverkenning wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor de primaire taakgebieden:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.


Voor het taakgebied Veiligheid water is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het taakgebied Voldoende water is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren". Voor Schoon water is het uitgangspunt "stand still - step forward". Essentieel is het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem met als einddoel een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Partnerschappen met gemeenten en andere partijen zorgen voor een effectieve en efficiënte (afval)waterketen. Door optimalisatie van de behandeling van afvalwater wordt een bijdrage geleverd aan een goede volksgezondheid en een schoon watersysteem. Het terugwinnen van energie en grondstoffen uit afvalwater draagt bij aan een meer circulaire economie.


Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoets proces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

4.10.2 Situatie plangebied

6.2.1 Algemeen

Het plan betreft de ontwikkeling van een Park Achterhoek links en rechts van de weg 'Beatrixpark' (de bestaande weg door het plangebied). Voor het gehele plan wordt een bergingseis van T=100+10% gehanteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0018.png"
Overzicht projectgebied Arrisveld

6.2.2 Watertoetstabel

Hieronder zijn de relevante waterthema's geselecteerd en vervolgens beschreven.

Thema   Toetsvraag   Relevant   Intensiteit#  
Veiligheid
 
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire
waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Nee

Nee  
2

2  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?  
Ja
Ja
Nee  
2
1
1  
Wateroverlast (oppervlakte-water)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden,
beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Ja
Ja
N.v.t.
Nee  
2
1
1
1  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?
 
Ja en nee
 
1  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
5. Beoogt het plan aanleg van drainage?  
Nee
Nee
Nee
Nee  
1
1
1
1  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee   1  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Ja

ja  
1

2  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee
Nee  
1
1  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee
Nee
Nee  
2
2
1
1  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee   1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee   2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee   1  


6.2.4


6.2.4.1 Algemeen

Hieronder is op basis van de richtlijn van Civicon d.d. 13 maart 2018 een samenvatting gegeven van de uitgangspunten m.b.t. de omgang met water binnen het plangebied.


6.2.4.2 Riolering en afvalwaterketen

Huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater moet, uitgezonderd die situaties waar een lokale behandeling van het afvalwater doelmatiger is, worden aangesloten op het gemeentelijk rioleringssysteem (diameter 500 mm) in het Beatrixpark (weg door het plangebied). Deze riolering loost op hoofdriool West (diameter 1200 mm) aan Rondweg West. De capaciteit is voldoende voor de afvoer van het afvalwater (DWA). Het maximale aanbod van afvalwater bedraagt 9,5 m3/h. In onderstaande tabel is de berekening weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0019.png"

Net buiten het plangebied (oostzijde Tuberweg) bevindt zich een persleiding 160 mm van het waterschap. Het plan heeft geen invloed op deze leiding.


6.2.4.3 Wateroverlast (oppervlaktewater)

Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak toe met maximaal 9.900 m2. dakoppervlak en maximaal 6.500 m2 afstromende verharding. In onderstaande tabel zijn de uitganspunten weergegeven.

ontwikkeldeel west   bruto opp. 49.500 m2 (100%)   ontwikkeldeel oost   bruto opp. 23.700 m2 (100%)  
Bebouwing   6.800 m2   13,5 %   Bebouwing   3.200 m2   13.5%  
Zorgpad/weg   1.500 m2   3%   Zorgpad/weg   700 m2   3%  
Erven   1.750 m2   3,5%   Erven   500 m2   2%  
Overige paden   1.500 m2   3%   Overige paden   700 m2   3%  
Groen/water (resterend)   37.950 m2   77%   Groen/water (resterend)   18.600 m2   78.5%  
           

Tabel ontwerp oppervlaktes verhardingen (afgerond op 100 m2.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0020.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1803BTPARKACHTER-VO01_0021.png"
Prognose oppervlaktes verhard afstromend terrein.

Een regenbui van T=10+10% (40 mm) moet worden opgevangen, geborgen en/of geïnfiltreerd en indien nodig vertraagd worden afgevoerd. In de voorziening moet rekening worden gehouden met een waking (ruimte tot aan maaiveld) van minimaal 0,40 - 0,50 m. In extreme situaties met een bui T=100+10% (82 mm) kan dan tot aan maaiveld of op maaiveld geborgen worden zonder dat er waterschade aan panden optreedt. Van hemelwater op het hemelwaterriool in het Park Achterhoekk of op oppervlaktewater mag met de maximale capaciteit van 0,9 l/s/ha verhard afstromend oppervlak (landelijke afvoer). De te realiseren berging op basis van het totale verharde oppervlak van 16.400 m2 is 1339 m3. De berging kan gerealiseerd worden door gebruik te maken van (oppervlakkige) berging of bodeminfiltratie (zichtbaar en beheersbaar). De voorzieningen kunnen prima in het groen worden ingepast. In de memo 'Ontwerprichtlijnen riolerings- en waterhuishoudingsplan Arrisveld' van Civicon d.d.13 maart 2018 (opgenomen als bijlage) zijn de waterhuiskundige uitgangspunten voor het plan en een voorbeeld invulling opgenomen. Voor nadere uitwerking van het plan moet een waterhuishoudkundig plan moeten worden opgesteld.


6.2.2.4 Oppervlaktewater kwaliteit

De nieuwe ontwikkelingen maken geen functies mogelijk die tot verslechtering van de waterkwaliteit leiden. Door aanleg van infiltratie- en bergingsvoorzieningen wordt de waterkwaliteit gewaarborgd.


6.2.4.5 Inrichting en beheer

Aan de zuidzijde van het te ontwikkelen gebied (Park Achterhoek) bevindt zich een vijver in eigendom en beheer van Waterschap Rijn en IJssel (WRIJ). De vijver zal integraal onderdeel gaan uitmaken van het totale plan. Evenals het ziekenhuis en het reeds bestaande kantorenpark. Door het samen optrekken met WRIJ zal een integraal ontwerp worden gemaakt. Doel tot het samen optrekken is om de beleefbaarheid van de vijver in stand te houden, zo mogelijk te vergroten. Afhankelijk van de te realiseren berging in het plan zal worden overwogen om de vijver al dan niet te vergroten. Als vanuit de infiltratievoorzieningen of particuliere terreinen lozingen op oppervlaktewater plaatsvinden (direct of indirect), moet een knijpconstructie worden toegepast zodat de afvoer teruggebracht wordt tot de landelijke afvoernorm van 0,9 l/s/ha.Langs retentievijvers en watergangen in het eigendom van Waterschap Rijn en IJssel ligt een beschermingszone van 5 m. Deze dient vrijgehouden te worden van obstakels, zoals bebouwing en (nieuwe) bomen. Werken binnen de beschermingszone zijn enkel toegestaan met een watervergunning. Eventuele herinrichting of verplaatsing van de watergang dient met waterschap besproken te worden.