direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bessinkgoorweg 4
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1811BESSINKGW4-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Bessinkgoorweg 4 in Winterswijk was tot op heden een aannemersbedrijf gevestigd. In de huidige situatie is het bedrijf niet meer op het betreffende perceel gevestigd. De initiatiefnemer heeft de wens om de bestaande bedrijfswoning en een bijgebouw om te zetten naar twee burgerwoningen. Het deelgebied is specifiek bestemd voor een aannemersbedrijf. Binnen deze bestemming zijn geen burgerwoningen toegestaan. Voor de realisatie van de woning is in het kader van bovenplanse verevening reeds een agrarisch bijgebouw aan de Sikkinkweg 6 gesloopt.

De gemeente Winterswijk is voornemens medewerking te verlenen op basis van een partiële herziening. Voorliggend bestemmingsplan maakt de beoogde ontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk. Dat wil zeggen dit plan regelt wat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Concreet wordt de bedrijfsbestemming van Bessinkgoorweg 4 omgezet in een woonbestemming. De bestaande bedrijfswoning krijgt daarbij een woonbestemming en in het bestaande bijgebouw wordt een tweede burgerwoning mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt op het perceel Sikkinkweg 6 het bouwvlak verkleind; op de plek van de gesloopte schuur wordt het bouwvlak verwijderd.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bestaat uit 2 deelgebieden, namelijk het perceel aan de Sikkinkweg 6 in Winterswijk Kotten (sloop van een schuur) en het perceel aan de Bessinkgoorweg 6 in Winterswijk (functiewijziging naar wonen). Op bijgevoegde afbeelding is de globale ligging van het plangebied weergegeven. In de afbeelding is het deelgebied Sikkinkweg 6 rood- en de Bessinkgoorweg 4 blauw omcirkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1811BESSINKGW4-VA01_0001.png"

Globale ligging plangebied, deelgebied Sikkinkweg 6 rood- en de Bessinkgoorweg 6 blauw omcirkeld (bron: openstreetmap.org)

1.3 Opbouw bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Bessinkgoorweg 4' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Van deze drie onderdelen vormen de digitale verbeelding met plan IDN NL.IMRO.0294.BP1811BESSINKGW4-VA01 en de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.


Op de verbeelding zijn de bestemmingen gevisualiseerd. De regels geven weer wat de gebruiksmogelijkheden van de gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en op te richten bebouwing is. De toelichting de ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking. Het is daarmee de onderbouwing van de keuzes die zijn gemaakt voor de verbeelding en de
regels. In enkele paragrafen zijn de 2 deelgebieden los van elkaar toegelicht om de toelichting overzichtelijk te houden.

1.4 Geldende bestemmingsplan

Voor beide deelgebieden is het vigerend bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk", vastgesteld op 27 januari 2011.

Bessinkgoorweg 4

Het deelgebied Bessinkgoorweg 4 heeft de bestemmingen 'Bedrijf', 'Agrarisch - Cultuurlandschap' de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 3' en 'Waarde - Archeologische verwachting 4'. De gronden zijn tevens aangeduid met 'specifieke vorm van bedrijf - overige bedrijvigheid 1 - een aannemer', 'Natte natuur', 'waardevol landschap' en 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'. In het noordwesten van het deelgebied ligt een minimale strook met de aanduiding 'ehs; natuur', binnen deze aanduiding vinden geen sloop- of bouwwerkzaamheden plaats. Op bijgevoegde uitsnede van het vigerend bestemmingsplan is het deelgebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1811BESSINKGW4-VA01_0002.png"

Uitsnede geldend bestemmingsplan, deelgebied Bessinkgoorweg 4 rood omlijnd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

De gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een aannemersbedrijf, de uitoefening van een agrarisch bedrijf en mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem. Ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschap' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, de gronden ook bestemd voor het beschermen en ontwikkelen van het waardevol landschap.

In het deelgebied zijn enkel twee burgerwoningen mogelijk wanneer de bestemming wordt gewijzigd in 'Wonen'.

Sikkinkweg 6

Het deelgebied Sikkinkweg 6 heeft de bestemming 'Agrarisch - Cultuurlandschap' met bouwvlak en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3'. De gronden zijn tevens aangeduid met 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen', 'waardevol landschap' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'. Op bijgevoegde uitsnede van het vigerend bestemmingsplan is het deelgebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1811BESSINKGW4-VA01_0003.png"

Uitsnede geldend bestemmingsplan, deelgebied Sikkinkweg 6 rood omlijnd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

De gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf en mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem. Ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschap' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, de gronden mede bestemd voor het beschermen en ontwikkelen van het waardevol landschap.

De realisatie van de extra woning aan de Bessinkgoorweg 4 is enkel mogelijk wanneer de schuur aan de Sikkinkweg 6 wordt gesloopt en de mogelijkheid om een nieuwe schuur te bouwen komt te vervallen. Om deze reden moet het bouwvlak ter plaatse van de schuur worden verwijderd.

Conclusie

Voorgestane ontwikkeling is in strijd met het geldende bestemmingsplan, uitvoering kan op basis van een partiële herziening van het bestemmingsplan. Gelet op de aanduiding waardevol landschap dient een ruimtelijk plan tenminste geen aantasting van de bijzondere kwaliteiten van het waardevol landschap tot gevolg te hebben en moet het leiden tot behoud of versterking van die bijzondere kwaliteiten.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De toelichting is opgebouwd uit 5 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de haalbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond voor wat betreft het hogere overheidsbeleid, milieuaspecten zoals akoestisch onderzoek, water, archeologie, flora en fauna en economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 4 volgt de wijze van bestemmen, waarin uiteen wordt gezet hoe het in hoofdstuk 2 beschreven plan juridisch is vertaald naar de verbeelding en de regels. Tenslotte komen in het vijfde hoofdstuk de resultaten van de procedure aan de orde.

Hoofdstuk 2 Het plan

Onderhavig plan bestaat uit de sloop van een schuur en de realisatie van een woning in een bestaand bijgebouw. Daarnaast wordt een bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning. De ontwikkeling vindt plaats op 2 locaties waardoor het plan uit 2 deelgebieden bestaat. Voor beide deelgebieden is de huidige situatie en planbeschrijving toegelicht.

2.1 Huidige situatie

Sikkinkweg 6

Het deelgebied aan de Sikkinkweg 6 ligt in het buitengebied van de gemeente Winterswijk, circa 1 km ten zuiden van de kern Winterswijk Kotten. De omgeving van het deelgebied kenmerkt zich vooral door de afwisseling van open landbouwgronden en houtwallen, houtsingels en bossen. Deze gebiedskenmerken vormen een coulisselandschap. Het deelgebied is omringd door landbouwgronden, die onder meer worden gebruikt voor akkerbouw en boomteelt. De bebouwing van het deelgebied bestaat uit de bedrijfsgebouwen van het aanwezige agrarisch bedrijf en een bedrijfswoning. In het kader van bovenplanse verevening is de agrarische schuur van circa 1000 m2 in het deelgebied reeds gesloopt. Op bijgevoegde luchtfoto's uit 2017 en 2018 is weergegeven dat de betreffende schuur reeds is gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1811BESSINKGW4-VA01_0004.png"

Luchtfoto deelgebied 2017, deelgebied rood omlijnd (bron: gemeente Winterswijk)

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1811BESSINKGW4-VA01_0005.png"

Luchtfoto deelgebied 2017 (bron: gemeente Winterswijk)

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1811BESSINKGW4-VA01_0006.png"

Luchtfoto deelgebied van 2018, voormalige locatie schuur rood omcirkeld (bron: gemeente Winterswijk)

Bessinkgoorweg 4

Het deelgebied aan de Bessinkgoorweg 4 ligt in het buitengebied van de gemeente Winterswijk circa 700 m ten westen van de kern Winterswijk. Ten zuiden van het deelgebied ligt een bedrijfsterrein met onder andere een transportbedrijf en een steenfabriek. In de directe omgeving wordt het deelgebied omringd door weiland en bos. Het gebied kenmerkt zich als coulisselandschap. Op bijgevoegde luchtfoto is het deelgebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1811BESSINKGW4-VA01_0007.png"

Luchtfoto deelgebied Bessinkgoorweg 4 (bron: gemeente Winterswijk)

Tot op heden was in het deelgebied een aannemersbedrijf gevestigd. Het perceel is afgebakend door middel van een haag. De bebouwing in het deelgebied bestaat uit een voormalige bedrijfswoning met bijgebouwen. De bijgebouwen bestaan uit een werkplaats en een kantoor. Tussen de bebouwing ligt erfverharding met onder andere meerdere parkeerplaatsen en een oprit. In de tuin ten oosten van de bedrijfswoning staan meerdere bomen. Het deelgebied is ontsloten via de Bessinkgoorweg. Op bijgevoegde luchtfoto is de huidige situatie van het deelgebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1811BESSINKGW4-VA01_0008.png"

Luchtfoto bestaande situatie deelgebied (bron: gemeente Winterswijk)

2.2 Planbeschrijving

Sikkinkweg 6

In het deelgebied aan de Sikkinkweg 6 is een agrarische schuur gesloopt. Verder worden in dit gebied geen sloop- of bouwwerkzaamheden uitgevoerd. Aan de Sikkinkweg 6 is nieuwbouw vanuit stedenbouwkundig opzicht niet gewenst. Om nieuwbouw en de herbouw van de schuur te voorkomen wordt het bouwvlak ter plaatse van de schuur verwijderd.

Bessinkgoorweg 4

Aan de Bessinkgoorweg 4 wordt de bestaande bedrijfswoning en een bijgebouw omgezet naar in totaal twee burgerwoningen. Het meest noordelijk gelegen bijgebouw dat functioneert als opslagruimte, zal functioneren als bijgebouw van de nieuwe woning. Een onderdeel van het plan is het uitbreiden van het bestaande bijgebouw die wordt omgezet naar burgerwoning. Voor het deelgebied is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Het volledige landschappelijk inpassingsplan is weergegeven in Bijlage 1.

Het inpassingsplan bestaat uit een erfinrichtingsplan en een onderdeel natuurontwikkeling.

Erfinrichtingsplan

Het erf wordt landschappelijk ingericht door aan de noordzijde van de woning enkele hoogstam fruitbomen te planten. Tussen de bosrand en de bestaande scheerhaag langs de oprit wordt geen beplanting aangelegd. Hierdoor blijft het zicht vanaf de Bessinkgoorweg naar het agrarische cultuurland ten noorden van het erf behouden.

Natuurontwikkeling

Ten noorden van het erf wordt een poel aangelegd. Op bijgevoegde luchtfoto is de aan te leggen poel weergegeven. Ten westen van de poel worden acht hoogstam fruitbomen geplant. Bij voorkeur worden oude appelrassen gebruikt.

Op bijgevoegde afbeelding is het gehele inpassingsplan van het deelgebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1811BESSINKGW4-VA01_0009.png"

Landschappelijke inpassing deelgebied Bessinkgoorweg 4 (bron: Natuurbank Overijssel)

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid van het plan

3.1 Beleid

3.1.1 Rijksbeleid
3.1.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en biedt het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn deze regels aanvullend verankerd. In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk laat provincies en gemeenten zoveel mogelijk vrij zodat lagere overheden, burgers en bedrijven, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte krijgen voor een goede ruimtelijke ordening.

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit het SVIR is de duurzame verstedelijking. In het Bro is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De 'stappen van de ladder' worden is artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

  • a. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
  • b. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • c. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).

Het Bro (artikel 1.1.1) beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen". Voor toepassing van de ladder is door het ministerie van Infrastructuur en Milieu een 'handreiking ladder voor duurzame verstedelijking' opgesteld. Voor een verdere uitleg wordt naar die handreiking verwezen.

Planspecifiek

In het kader van het Rijksbeleid is geen sprake van direct belang bij of rechtstreekse doorwerking op het plangebied. Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de SVIR of het Barro. Het deelgebied aan de Bessinkgoorweg 4 is gelegen tegen gebied dat is aangeduid als Natuurnetwerk Nederland. Omdat het plangebied hier geen deel van uitmaakt kan toetsing achterwege blijven. Dit aspect vormt aldus geen belemmering voor het plan.

Met onderhavig plan wordt een bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning en wordt een burgerwoning in een bestaand bijgebouw gerealiseerd. Voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan is reeds een schuur gesloopt. Een door bovenplanse vereving gerealiseerde woning wordt niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling; verantwoording in het kader van de ladder duurzame verstedelijking kan dan ook achterwege blijven.

Het plan is in overeenstemming met het geldende Rijksbeleid.

3.1.2 Provinciaal beleid
3.1.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 (geactualiseerd juni 2017) heeft de provincie Gelderland de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan 2005, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. Met de Omgevingsvisie kiest de provincie voor een gezamenlijke aanpak met gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en particulieren van de maatschappelijke opgaven voor de komende vijf à tien jaar. Hierbij staan twee hoofddoelen centraal:

  • een duurzame economische structuur;
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

De provinciale hoofddoelen zijn in vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie, zijn zij in de Omgevingsvisie opgenomen onder 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland.

  • Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten;
  • Dynamisch Gelderland betreft de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit;
  • Mooi Gelderland betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming danwel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen. Het gaan dan om cultuurhistorie, natuur, water en ondergrond.

Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Ten aanzien van de functie wonen in de Achterhoek is het streven om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden. In de Regionale Woonagenda agenderen alle (relevante) partijen in een regio de regionale opgaven op het gebied van wonen. Zij maken afspraken over wat zij hieraan gaan doen. De provincie is een van de partijen. De agenda gaat onder meer over hoe partijen met elkaar invulling geven aan flexibiliteit, levensloopbestendigheid, betaalbaarheid, het aandeel 'huur' en andere kwaliteiten waaraan behoefte is.

In het kader van de Regionale Woonagenda maakt de provincie op regionale schaal afspraken met gemeenten en woningbouwcorporaties over de woningvoorraad op basis van een recente huishoudensprognose (Primos). De kwantitatieve regionale afspraken worden vastgelegd in het Regionaal Programma Wonen. Dit Regionaal Programma Wonen wordt momenteel nog uitgewerkt en vormt de opvolger van de Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3) dat thans nog van kracht is. Zie ook paragraaf 3.1.3.1.

Gelderse Ladder

Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen, staat de 'Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik' centraal. De juridische basis hiervoor is de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Bro. Dit houdt in dat in bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan (behoefte, bestaand stedelijk gebied, bereikbaarheid).

Woningen worden gebouwd om te voorzien in een woonbehoefte. Dit betekent dat: alle nieuwe woningen in de Regionale woonprogrammering of Woonagenda moeten passen, er een aangetoonde (regionale) behoefte moet zijn en dat er in de binnen-regionale programmering de afspraak is dat de betreffende gemeente (een deel van) de behoefte gaat accommoderen. De ambitie is om bij de toepassing van de Gelderse ladder expliciet aandacht te schenken aan de borging van ruimtelijke kwaliteit of kwaliteit van de leefomgeving. Het is van belang dat er een goede match ontstaat tussen de kwaliteiten van het ruimtelijk initiatief en de kwaliteiten van de (uiteindelijk gekozen) locatie en het omliggende gebied.

Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 (geactualiseerd januari 2018) heeft de provincie Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen uit de Omgevingsvisie. In de Omgevingsverordening is ten aanzien van de functie wonen bepaald dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan zijn wanneer dit past in het Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.

Aangezien de juridische borging is vastgelegd in het Bro, is de Gelderse Ladder niet nogmaals opgenomen in de Omgevingsverordening.

Planspecifiek

Sikkinkweg 6

Beide deelgebieden zijn in de provinciale omgevingsvisie aangeduid als 'Nationale landschappen'. Deze gebieden zijn de symbolen bij uitstek van het Gelderse cultuurlandschap. De sloop van de ontsierlijke schuur aan de Sikkinkweg 6 heeft gezorgd voor een kwaliteitsverbetering van de omgeving.

Bessinkgoorweg 4

Het deelgebied aan de Bessinkgoorweg 4 heeft net als het andere deelgebied de aanduiding 'Nationale landschappen'. Door het deelgebied landschappelijk in te passen wordt rekening gehouden met de kwaliteit van het landelijke gebied van de omgeving. De landschappelijke inpassing is toegelicht in paragraaf 2.2.

Het westelijke gedeelte van het deelgebied heeft een beschermingszone met betrekking tot natte landnatuur. Deze gronden beschikking over een ecologische diversiteit van natte natuurgronden. Op de gronden die zijn aangeduid met een beschermingszone worden geen sloop- of bouwwerkzaamheden uitgevoerd. Op bijgevoegde uitsnede van de provinciale omgevingsvisie is weergegeven welke gronden van het deelgebied zijn aangewezen als beschermingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1811BESSINKGW4-VA01_0010.png"

Uitsnede omgevingsvisie, beschermingszone - natte landnatuur, gedeelte ter plaatse van het plangebied rood omlijnd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Gelderse ladder

Met het plan is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling, waardoor de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is. Dit aspect is reeds toegelicht in paragraaf 3.1.1.

Conclusie

Het provinciale beleid vormt daarmee geen belemmering voor onderhavig plan.

3.1.3 Regionaal beleid
3.1.3.1 Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025

Er heeft binnen de Regio Achterhoek een uitgebreide analyse plaatsgevonden van de ontwikkelingen op de woningmarkt, de bestaande woningvoorraad en de toekomstige behoefte (de 'kernenfoto's'). De uitkomsten van deze analyse zijn vastgelegd in de 'Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025'. De Regionale Woonagenda Achterhoek is vastgesteld door de gemeenteraad op 27 mei 2015. Een belangrijke conclusie van de uitgevoerde analyse (die ook is vastgelegd in het actuele woonbeleid) is dat de geplande woningbouwopgave met 10% moet worden gereduceerd. Dit in aanvulling van de eerdere reductie van het aantal woningbouwplannen die in regionale afspraken is vastgelegd in 2010. De reden hiervoor is dat het aantal geplande nieuwbouwwoningen de toekomstige vraag zal overstijgen. Dit betekent dat iedere gemeente een stringent beleid moet voeren als het gaat om het toevoegen van nieuwe woningen. Zo wordt bijvoorbeeld in de hele regio onderzocht of de woningbouwcapaciteit in bestaande woningbouwplannen teruggebracht kan en moet worden. De gemeenten in de Achterhoek monitoren de voorgenomen woningbouwopgave aan de hand van een gemeentelijke planningslijst. Deze lijst ziet op het toevoegen van nieuwe woningen.

Planspecifiek

Het toevoegen van een woning, gerealiseerd door middel van bovenplanse verevening, wordt niet als stedelijke ontwikkeling gezien, waardoor toetsing aan de regionale woonagenda bij onderhavig plan niet van toepassing is.

3.1.4 Gemeentelijk beleid
3.1.4.1 Visie Buitengebied

De woonfunctie is altijd aanwezig geweest in het Winterswijkse cultuurlandschap. Er is echter een verschuiving waar te nemen in het type bewoner van het buitengebied: van boer naar burger. Deze verschuiving wordt onder andere veroorzaakt door de teruggang in de landbouw en de groeiende voorkeur voor landelijk wonen. Deze verschuiving heeft invloed op het gebruik en de beleving van het cultuurlandschap. Het buitengebied is daardoor niet langer alleen een ‘productieruimte’ voor de landbouw. Het is ook een woon-, werk- en recreatiegebied geworden. De gemeente Winterswijk streeft er naar de verschuivende functies van het buitengebied op elkaar af te stemmen. Het belang van de landbouw is hierbij nog steeds groot.

De functie wonen is van groot belang voor een leefbaar buitengebied. Een woning in het buitengebied is meer dan een gebouw. Het is een plek waar mensen wonen en vaak ook werken. Het is voor veel mensen een plek met betekenis en geschiedenis. Wonen en werken bieden een basis voor een leefbaar platteland. De woonfunctie is naast een economische drager ook een sociale drager. Daarom streeft de gemeente naar een divers woningaanbod in het buitengebied.

Behoud en ontwikkeling van het cultuurlandschap is een belangrijk uitgangspunt. Bestaande waarden worden daarbij beschermd, verloren waarden worden hersteld en nieuwe landschappelijke waarden worden gecreëerd. De praktische uitwerking is toegespitst op specifieke landschapstypen, zodat de bestaande diversiteit en afwisselingen in het landschap wordt gewaarborgd en verder verbeterd.

Bij het nemen van maatregelen of het opstellen van beleid is sprake van maatwerk, waar nodig op perceelsniveau. Per saldo dient bij een ontwikkeling de kwaliteit van het buitengebied (of een specifiek gebiedstype daarbinnen) behouden of versterkt te worden. Het behartigen van het landschappelijk belang gebeurt op twee manieren:

  • 1. beschermen van waardevolle elementen;
  • 2. ontwikkelen van nieuwe functies en/of nieuwe kwaliteitselementen.

Deze inspanning is gericht op behoud of versterking van het cultuurlandschap. Behouden alleen is echter niet genoeg. Het landschap is een dynamisch geheel dat ontstaat door de specifieke samenhang van de delen. Nieuwe ontwikkelingen zijn toegestaan, omdat zij een bijdrage aan het buitengebied leveren (landschap, economie, leefbaarheid, etc.).

Behoud en ontwikkeling van het agrarische cultuurlandschap is in het huidige bestemmingsplan vertaald door het overgrote deel van het gebied, namelijk alle agrarische gronden zoals veldkavels (weilanden en akkers) en bouwvlakken (erven) waarop de bedrijfsbebouwing van agrarische bedrijven is gelegen, te bestemmen tot ‘agrarisch cultuurlandschap’. Benadrukt is dat naast het agrarisch gebruik, evenzeer de landschappelijke waarde van belang is die in belangrijke mate met dit gebruik samenhangt.

Planspecifiek

Door de verschuiving van het type bewoners van het buitengebied in Winterswijk streeft de gemeente er naar om de verschuivende functies op elkaar af te stemmen. Met onderhavig plan wordt een bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning en wordt een woning gerealiseerd in een bestaand bijgebouw. Het gehele erf aan de Bessinkgoorweg 4 wordt landschappelijk ingepast. Voor de uitvoerbaarheid van het plan is in het kader van de bovenplanse verevening reeds een agrarische schuur gesloopt. De sloop van de schuur en de landschappelijke inpassing zorgen voor een kwaliteitsverbetering van het plangebied. Daarnaast vormen de woningen een toegevoegde waarde voor de diversiteit en leefbaarheid van het buitengebied. Het plan voorziet in een versterking van de aanwezige natuur- en landschapswaarden en past binnen het gemeentelijke beleid zoals dat geformuleerd is in de Visie Buitengebied.

3.1.4.2 Volkshuisvestelijk Afwegingskader Woningbouw Winterswijk

Het afwegingskader, vastgesteld op 28 juni 2018, kent een puur volkshuisvestelijke insteek. Het beoordeelt plannen in de basis op hun bijdrage aan de volkshuisvestelijke ambities van de gemeente Winterswijk, zoals die zijn vastgelegd in het gemeentelijk woonbeleid. De beoordeling van plannen aan de hand van dit afwegingskader is onderdeel van een bredere ruimtelijke afweging, mede op andere beleidsvelden (parkeren, goed woon- en leefklimaat, milieu, groene inpassing, cultuurhistorie, duurzaamheid, levensloop-bestendigheid, etc.). Een positieve beoordeling op dit afwegingskader betekent een positief advies vanuit volkshuisvestelijk oogpunt.

Het afwegingskader is een procesinstrument dat wordt toegepast voor de volkshuisvestelijke beoordeling van woningbouwplannen. Het afwegingskader dient meerdere doelen:

  • Het komen tot een woningbouwprogramma dat aansluit op de kwalitatieve en kwantitatieve woonbehoeften van verschillende doelgroepen in de gemeente Winterswijk;
  • Een bijdrage leveren aan het behouden en liefst versterken van de omgevingskwaliteit van de kern Winterswijk, het kerkdorp Meddo, de buurtschappen en het overige buitengebied;
  • Het behoud van leefbare gemeenschappen, het sociaal en vitaal houden van kernen en buurtschappen;
  • Het voorkomen / tegengaan van leegstand van woningen of ander incourant vastgoed.

In het afwegingskader is opgenomen dat wanneer met een plan niet meer dan 2 wooneenheden worden toegevoegd, de ontwikkeling akkoord is met realisatie vanuit volkshuisvestelijke afweging.


Planspecifiek

Met onderhavig plan wordt een bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning en wordt een wooneenheid gerealiseerd in een bestaand bijgebouw. Met het plan wordt dus één extra wooneenheid toegevoegd, waardoor de ontwikkeling akkoord is met realisatie vanuit volkshuisvestelijke afweging.

3.1.4.3 Functies zoeken plaatsen zoeken functies in Winterswijk

Veel gebouwen in het buitengebied van de Achterhoek hebben de afgelopen jaren hun oorspronkelijke functie verloren. Het gaat vooral om agrarische bedrijven die door de ontwikkelingen in de landbouw (onder andere schaalvergroting) zijn beëindigd. De verwachting is dat deze ontwikkeling voort zal gaan en dat nog meer agrarische bedrijven hun activiteiten zullen staken. Dat heeft niet alleen gevolgen voor de agrariërs zelf, maar ook voor landschap en natuur.

Het vrijkomen van agrarische gebouwen biedt nieuwe kansen. Door op een goede manier hergebruik en/of functieverandering van deze gebouwen te stimuleren, kunnen de leefbaarheid, de vitaliteit en de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied een nieuwe impuls krijgen.

Beleidsnota: bovenplans verevenen (bijgesteld)

Volgens de beleidsnota: "Bovenplans verevenen (bijgesteld), een nadere uitwerking van het functieveranderingsbeleid "Functies zoeken plaatsen zoeken functies in Winterswijk", kan het principe van bovenplans verevenen in de vorm van sloop van overtollige bebouwing ingezet worden voor de bouw van een woning. Door elders een bijgebouw in het buitengebied te slopen kan voldoende sloopoppervlak behaald worden om een woning te realiseren. Er moet volgens dit beleid minimaal 500 m2 gesloopt worden en maximaal de helft van het sloopoppervlak mag worden ingezet voor de woning. Daarnaast moet volgens het functieveranderingsbeleid in beginsel op de locatie waar de woning komt minimaal 400 m2 gesloopt worden.

Planspecifiek

Met onderhavig plan wordt een bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning en wordt een wooneenheid gerealiseerd in een bestaand bijgebouw. Het toevoegen van een wooneenheid wordt gerealiseerd in het kader van bovenplanse verevening. Aan de Sikkinkweg 6 is ten behoeve van de bovenplanse verevening een voormalige kalverenschuur gesaneerd.

Op twee onderdelen voldoet het plan niet aan de voorwaarden van het functieveranderingsbeleid maar de ontwikkeling heeft vele positieve effecten waardoor kan worden afgeweken van het geldend beleid.

Onderdeel 1: In het deelgebied Sikkinkweg 6 is een kalverschuur gesloopt en de locatie waar de nieuwe woning mogelijk wordt is Bessinkgoorweg 4. Sloop van bebouwing en het omzetten van het bijgebouw naar burgerwoning vinden aldus niet op dezelfde locatie plaats terwijl dit wel de voorkeur heeft volgens het functieveranderingsbeleid.

In dit geval ligt de slooplocatie, midden op een agrarisch perceel, net buiten het erf. Een woning op de slooplocatie is daarmee niet goed inpasbaar op het erf.

In het deelgebied Bessinkgoorweg 4 staat een kantoorpand dat niet meer als zodanig wordt gebruikt en dat vanaf de weg bezien een woonuitstraling heeft. Verbouwen van dit pand ten behoeve van een tweede woning is functieverandering: het leegstaande kantoor is door bedrijfsbeëindiging overtollig geworden en heeft in dit geval een nieuwe functie gekregen.

Dat de nieuwe woning op de Bessinkgoorweg 4 wordt gerealiseerd en niet nabij Sikkinkweg 6 ligt dan ook, ruimtelijk gezien, meer voor de hand.

Onderdeel 2: In beginsel is volgens de beleidsuitgangspunten extra sloop van 400 m2 op de locatie waar een wooneenheid wordt toegevoegd (Bessinkgoorweg 4) nodig. Echter in dit geval zijn er geen overtollige, ontsierende gebouwen aanwezig op deze locatie. Eén bijgebouw: het voormalig kantoor wordt hergebruikt als woning en de overige bijgebouwen met een oppervlakte van ca. 270 m² kunnen worden hergebruikt als bijgebouw bij de woonfunctie. Deze bijgebouwen voldoen aan de maximum oppervlakte voor bijgebouwen (300 m²) die volgens de bestemming "Wonen" is toegestaan. Alle gebouwen verkeren in uitstekende staat.

Er is geen aanleiding om op deze plek een sloopplicht op te leggen.

3.2 Milieuaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken.

3.2.1 Bodem

Bij een bestemmingsplanprocedure wordt op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgesteld of de bodemkwaliteit een belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan. Aan de hand van beschikbare bodeminformatie wordt onderbouwd wat de verwachte bodemkwaliteit is, of bodemonderzoek nodig is en of er maatregelen nodig zijn om de bodemkwaliteit geschikt te maken voor het beoogde gebruik. Deze paragraaf betreft de Wet bodembescherming, het Besluit Asbestwegen, het Besluit bodemkwaliteit, de Woningwet/bouwverordening en de Arbowet.

Planspecifiek

Sikkinkweg 6

Voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan is aan de Sikkinkweg 6 reeds een agrarische schuur gesloopt. Voor de sloop van de schuur is een asbestinventarisatie uitgevoerd.

Bessinkgoorweg 4

In de huidige situatie is aan de Bessinkgoorweg 4 een aannemersbedrijf gevestigd. Met onderhavig plan wordt de bestaande bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning en wordt een wooneenheid gerealiseerd in een bestaand bijgebouw. Voor de uitvoerbaarheid van het plan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De volledige rapportage van het onderzoek is weergegeven in Bijlage 2.

Uit het onderzoek blijkt dat in geen van de geanalyseerde parameters in zowel grond als grondwater de waarde voor nader onderzoek (tussenwaarde) en/of de interventiewaarde is overschreden. De aangetroffen licht verhoogde gehalten in de grond en in het grondwater vormen geen belemmering voor het toekomstige gebruik. De hypothese "De gehele onderzoekslocatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd" wordt grotendeels aangenomen.

Eventueel vrijkomende grond kan niet zondermeer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden t.b.v. bemaling, dient te worden bekeken in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt.

Het initiatief is hiermee uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.

3.2.2 Geluid

De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):

  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    • 1. een verzorgingstehuis;
    • 2. een psychiatrische inrichting;
    • 3. een kinderdagverblijf.

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wgh worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en/of industrieterreinen.

Planspecifiek

Sikkinkweg 6

In het deelgebied aan de Sikkinkweg 6 is enkel een schuur gesloopt. In de zin van de Wgh wordt aan dit adres dus geen geluidgevoelig object toegevoegd. Verder akoestisch onderzoek is voor dit deelgebied niet vereist.

Bessinkgoorweg 4

In de zin van de Wgh voorziet dit plan in een geluidgevoelig object (wonen). Het deelgebied ligt aan de Bessinkgoorweg, een landweg die enkel wordt gebruikt door bestemmingsverkeer. Voor deze weg geldt een maximale snelheid van 60 km per uur. De Wet geluidhinder bepaalt dat deze wegen een geluidszone van 250m hebben. Doordat deze landweg enkel wordt gebruikt door bestemmingsverkeer en door het slechte wegdek (zand) wordt aangenomen dat snelheden van 60 km per uur beperkt zullen worden gehaald. Door deze 2 aspecten wordt niet verwacht dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevel wordt overschreden. Bovendien is er met de bestaande bedrijfswoning reeds sprake van een geluidgevoelig object. Het uitvoeren van akoestisch onderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

3.2.3 Lucht

De Wet milieubeheer biedt het kader om te toetsen aan luchtkwaliteitseisen. Een uitzondering op deze verplichting om de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen op de luchtkwaliteit mee te wegen, vormen bepaalde typen projecten die niet in betekende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. Het begrip NIBM is uitgewerkt in het "Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)", en de bijbehorende "Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)".

Een plan draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging wanneer aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de "3% grens" niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1.2 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2. De Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van ruimtelijke ontwikkelingen een invulling aan de NIBM grens. Indien er binnen de getalsmatige begrenzing van de Regeling wordt gebleven, is er geen nader onderzoek nodig. Bij de ruimtelijke ontwikkeling is er dan automatisch sprake van een niet in betekende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit.Voor de functie wonen zijn locaties die niet meer dan 1500 woningen omvatten, aangemerkt als gevallen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.

Planspecifiek

Onderhavig plan betreft het slopen van een schuur, het omzetten van een bedrijfs- naar burgerwoning en de realisatie van een woning. Van een aantal van 1500 woningen is geenszins sprake. Deze ontwikkeling draagt dus ‘niet in betekende mate bij aan luchtverontreiniging’. Toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit kan daarmee achterwege blijven.

Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Het aspect luchtkwaliteit is geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

3.2.4 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid gebruik te maken van de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom is deze publicatie te gebruiken voor het verantwoord inpassen van bedrijvigheid in een woon- of werkomgeving. De publicatie geeft informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op elkaar af te stemmen.

Het is niet de bedoeling om de in deze publicatie genoemde richtafstanden zonder meer toe te passen. De afstanden zijn namelijk afhankelijk van de omgevings- en bedrijfskenmerken. Dit leidt tot een gemotiveerd toepassen van de afstanden. Uitgangspunt is dat de in de bedrijvenlijst genoemde afstanden gelden tussen enerzijds de perceelgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van de woning. De richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden. Dit kan zowel een rustige woonwijk als een rustig buitengebied zijn. Voor de omgeving van het plangebied geldt in het kader van bedrijven en milieuzonering een bijzondere omstandigheid. Het is namelijk een centrumgebied. Daarbij is sprake van functiemenging tussen wonen en bedrijvigheid. Voor dit gebied geldt een andere categorieaanduiding dan in een gebied zonder functiemenging.

Het kan zo zijn dat specifieke wet- en regelgeving andere afstanden voorschrijft. Deze gaan dan voor de afstanden uit de VNG-publicatie. Te denken valt aan de Wet geurhinder en veehouderij, het Activiteitenbesluit of het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Planspecifiek

Sikkinkweg 6

In het deelgebied aan de Sikkinkweg 6 is enkel een schuur gesloopt. Met deze ontwikkeling wordt geen gevoelige functie toegevoegd en heeft dus geen invloed op de milieuzonering van omliggende bedrijven.

Bessinkgoorweg 6

Aan de Bessinkgoorweg 6 wordt de bedrijfsbestemming omgezet naar een woonbestemming. Door deze wijziging kan op het perceel geen bedrijf meer worden ingericht. Op circa 200 m afstand van het deelgebied is een bedrijfsterrein gevestigd met bedrijfscategorie 4.1 als maximaal toegestaan. Voor deze bedrijfscategorie geldt volgens de bedrijven- en milieuzonering van de VNG een richtafstand van 200 m. Het deelgebied ligt op voldoende afstand van het bedrijfsterrein.

De beoogde ontwikkeling ligt op voldoende afstand van omliggende bedrijven en werkt niet belemmerend voor deze bedrijven. Omgekeerd is het woon- en leefklimaat in het plangebied niet in het geding. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

3.2.5 Externe Veiligheid

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijk slachtoffers, dit is respectievelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.

Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel wordt geacht, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden.

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi, stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld. De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.


Planspecifiek

Sikkinkweg 6

In het deelgebied aan de Sikkinkweg 6 is enkel een schuur gesloopt. Verder blijft de bestaande situatie ongewijzigd, waardoor de ontwikkeling geen invloed heeft op het groepsrisico.

Bessinkgoorweg 4

Op de bijgevoegde uitsnede van de risicokaart van de provincie Gelderland is te zien dat in de omgeving van het deelgebied geen stationaire risicobronnen zijn gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1811BESSINKGW4-VA01_0011.png"

Uitsnede risicokaart, deelgebied blauw omcirkeld (bron: risicokaart.nl)

Op de risicokaart is te zien dat op circa 180 m afstand van het deelgebied een provinciale weg ligt, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van deze weg. Het initiatief is daarmee uitvoerbaar met betrekking tot het aspect externe veiligheid.

3.3 Omgevingsaspecten

3.3.1 Cultuurhistorie en archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening worden gehouden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan moet worden opgenomen.

Archeologie

Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Erfgoedwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn. Om deze reden zijn alle gronden in Winterswijk geïnventariseerd en beoordeeld op mogelijk aanwezige archeologische relicten. Er worden 4 waarden onderscheiden, iedere categorie kent een eigen verwachting op vondsten, waarbij 1 de hoogste verwachtingswaarde is en 4 de laagste.

Planspecifiek

Sikkinkweg 6

Ter plaatse van de gesloopte schuur gelden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3' voor de bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden opgenomen. Met de uitgevoerde sloopmelding is rekening gehouden met het aspect cultuurhistorie en archeologie.

Omdat de gronden ter plaatse van de schuur reeds geroerd zijn werd niet verwacht dat eventuele archeologische waarden beschadigd zouden worden. De geldende archeologische dubbelbestemmingen blijven behouden in onderhavig bestemmingsplan.

Bessinkgoorweg 4

Ter plaatse van het deelgebied aan de Bessinkgoorweg 4 gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 3' en 'Waarde - Archeologische verwachting 4'. Ter plaatse van het uit te breiden bijgebouw geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3. Voor deze dubbelbestemming geldt dat bij bodemingrepen vanaf 100 m2 archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. De uitbreiding van het gebouw betreft minder dan 100 m2, waardoor archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.

Ter plaatse van de te graven poel geldt de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4'. Voor deze dubbelbestemming geldt dat bij bodemingrepen vanaf 2500 m2 archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Doordat de poel circa 200 m2 betreft, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Het plan is daarmee uitvoerbaar met betrekking tot het aspect cultuurhistorie en planologie.

3.3.2 Flora en fauna

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.


Gebiedsbescherming

De Wet natuurbescherming richt zich op de bescherming van gebieden. In de Wet natuurbescherming zijn Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden) beschermd.

Naast deze drie soorten gebieden is in het kader van de gebiedsbescherming het Natuurnetwerk Nederland van belang. In Gelderland betreft dit het Gelders Natuurnetwerk (GNN).

Dit is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones die tussen de natuurgebieden liggen. Het natuurnetwerk draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  • vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
  • verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
  • verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.

Soortenbescherming

Voorts is in de Wet natuurbescherming de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren geregeld: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Onderzocht moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook voor het voorliggende plan, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden.


Planspecifiek

Gebiedsbescherming

Om de gevolgen van gebiedsbescherming te beoordelen is de website http://synbiosys.alterra.nl/natura2000 geraadpleegd. Op de bijgevoegde screenshots van die website zijn de eventuele aanwezige Natura 2000-gebieden rondom de deelgebieden weergegeven. Natura 2000 gebieden hebben een externe werking.

Sikkinkweg 6

Het deelgebied ligt op circa 2,7 km afstand van Natura 2000-gebied Wooldse Veen. Doordat de bestaande situatie in dit deelgebied ongewijzigd blijft de en afstand tot het te beschermen gebied, kan het optreden van significante negatieve effecten worden uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1811BESSINKGW4-VA01_0012.png"

Uitsnede natuurkaart Nederland, deelgebied blauw omcirkeld (bron: synbiosys.alterra/natura2000)

Bessinkgoorweg 4

Het deelgebied ligt op circa 2 km afstand van Natura 2000 gebieden Korenburgerveen en Bekendelle. Doordat de ontwikkeling in dit deelgebied slechts een bestemmingswijziging en het realiseren van één woning in een bestaand bijgebouw betreft en afstand tot het te beschermen gebied, kan het optreden van significante negatieve effecten worden uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1811BESSINKGW4-VA01_0013.png"

Uitsnede natuurkaart Nederland, deelgebied blauw omcirkeld (bron: synbiosys.alterra/natura2000)

Soortenbescherming

Sikkinkweg 6

De schuur in het deelgebied Sikkinkweg 6 is reeds gesloopt. Voor de sloop van de schuur is een sloopmelding gedaan. Gedurende de sloop van de schuur was de zorgplicht van toepassing. Met de zorgplicht is rekening gehouden met eventueel beschermde flora en fauna in de schuur.

Bessinkgoorweg 4

Met onderhavig plan wordt het bestaande bijgebouw uitgebreid. Het uit te breiden gedeelte wordt in de bestaande situatie gebruikt als tuin. Het wordt niet verwacht dat deze gronden een ecologische waarde hebben, waardoor verder ecologisch onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

Conclusie

Er zijn op voorhand geen aanwijzingen dat de beoogde ontwikkeling conflicterend is met geldende wetgeving. Er is geen vergunning of ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming noodzakelijk. Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

3.3.3 Verkeer

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het effect van de beoogde ontwikkeling op de verkeersstructuur inzichtelijk te worden gemaakt.

Sikkinkweg 6

Met de sloop van de schuur blijft de verkeerskundige situatie ongewijzigd. Het aspect verkeer is daarmee niet van belang bij dit deelgebied.

Bessinkgoorweg 4

Het deelgebied aan de Bessinkgoorweg 4 is ontsloten via de Bessinkgoorweg. Deze onverharde landweg wordt voornamelijk gebruikt door bestemmingsverkeer. In het deelgebied zijn de bedrijfsactiviteiten van het aannemersbedrijf beëindigd en wordt een woning gerealiseerd in een bestaand bijgebouw. Deze ontwikkelingen hebben invloed op de verkeersgeneratie en de parkeerbalans van het deelgebied.

Het aantal te realiseren parkeerplaatsen is geregeld in het bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan parkeren Winterswijk', vastgesteld op 28 juni 2018. Volgens dat bestemmingsplan geldt voor een vrijstaande woning in het buitengebied een parkeernorm van 2,5 parkeerplaatsen. In het deelgebied moeten dus 5 parkeerplaatsen worden gerealiseerd en in stand worden gehouden. Deze norm is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. De Bessinkgoorweg heeft voldoende capaciteit om de verkeersgeneratie van het deelgebied op te vangen.

Het aspect verkeer vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

3.3.4 Water

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen. Het Waterschap Rijn en IJssel laat in het Waterbeheerplan 2016-2021 zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten het waterschap in de samenwerking met haar partners wil leggen. Vanuit die omgevingsverkenning wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor de primaire taakgebieden:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.

Voor het taakgebied Veiligheid water is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het taakgebied Voldoende water is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren". Voor Schoon water is het uitgangspunt “stand still - step forward”. Essentieel is het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem met als einddoel een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Partnerschappen met gemeenten en andere partijen zorgen voor een effectieve en efficiënte (afval)waterketen. Door optimalisatie van de behandeling van afvalwater wordt een bijdrage geleverd aan een goede volksgezondheid en een schoon watersysteem. Het terugwinnen van energie en grondstoffen uit afvalwater draagt bij aan een meer circulaire economie.

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Planspecifiek

Sikkinkweg 6

Aan Sikkinkweg 6 is enkel een schuur gesloopt. Met deze ontwikkeling verminderd het verharde oppervlak in het gebied wat ten goede komt van de infiltratie van hemelwater.

Bessinkgoorweg 4

Aan het deelgebied Bessinkgoorweg 4 neemt het verhard oppervlakte met circa 70 m2 toe. Voor de uitvoerbaarheid van het plan is een watertoets opgesteld. Hieronder zijn de relevante waterthema's geselecteerd en vervolgens beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1811BESSINKGW4-VA01_0014.png"

Riolering en afvalwaterketen

Huishoudelijk afvalwater van de bestaande bebouwing wordt geloosd op het gemeentelijk drukrioleringssysteem (P072). Afvalwater van het uit te breiden gedeelte moet op het drukrioleringssysteem worden aangesloten. De capaciteit is voldoende voor de afvoer van het afvalwater.


Wateroverlast (oppervlaktewater)

Hemelwater mag niet worden aangesloten op het drukrioleringssysteem. Zowel het bestaande als het nieuwe verharde oppervlak (van dak en terrein) moet binnen het perceel worden geïnfiltreerd of worden geborgen in een retentievoorziening. Dat kan bijvoorbeeld in een vijver of een zaksloot.

3.4 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

Het voorliggende plan heeft voor de gemeente Winterswijk geen financiële consequenties, aangezien de plannen voor rekening en risico van de initiatiefnemer komen. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk. In geval van planschade is een overeenkomst getekend waardoor eventuele planschadekosten op de initiatiefnemer verhaald kunnen worden. Het plan is daarmee economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 4 Wijze van bestemmen

4.1 Algemeen

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • 1. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • 2. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).


Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • 1. het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • 2. het bebouwen van de gronden;
  • 3. het verrichten van werken (aanleggen).


Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Erfgoedwet, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook van toepassing voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.

Opbouw van de regels

Het bestemmingsplan is conform de daaraan te stellen wettelijke eisen zoals vastgelegd in de Standaard voor Bestemmingsplannen 2012 opgesteld. De regels hebben een vaste opbouw en de hoofdstukken zijn als volgt verdeeld:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen.

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels en algemene afwijkings- en wijzigingsregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

4.2 Dit bestemmingsplan

In paragraaf 1.3 is de opbouw van dit bestemmingsplan aan bod gekomen. De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen in de toelichting is beschreven. In deze paragraaf is als bedoeld in artikel 3.1.3. van het Besluit ruimtelijke ordening een beschrijving opgenomen van de bestemmingen die in het bestemmingsplan voorkomen.

Agrarisch - Cultuurlandschap

De voor Agrarisch - Cultuurlandschap aangewezen gronden zijn met name bestemd voor de uitoefening voor een agrarisch bedrijf. Gebouwen zijn binnen het bouwvlak toegestaan.

Natuur

De voor Natuur aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarden.

Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in een burgerwoning. Het aantal wooneenheden is vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan. Gebouwen zijn binnen het bouwvlak toegestaan en de maximale goot- en bouwhoogte is met een aanduiding vastgelegd. Uitbreiding van bijgebouwen en overkappingen zijn uitgesloten. Ten aanzien van het parkeren is een parkeernorm opgenomen.

Dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 1

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 3

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 4

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen

De voor 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van hoogteverschillen.

Gebiedsaanduiding other: natte natuur

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'natte natuur' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarden in de vorm van natte natuur.

Gebiedsaanduiding other: ehs natuur

De gronden ter plaatse van de aanduidingen 'EHS Natuur', 'EHS Verweving' en 'EHS Verbinding' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen en ontwikkelen van landschappelijke en ecologische waarden.

Gebiedsaanduiding other: nationaal landschap

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'nationaal landschap' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen en ontwikkelen van het nationaal landschap.

Gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

Ter plaatse van de gronden met deze gebiedsaanduiding zijn geen intensieve veehouderijen toegestaan.

Gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de gronden met deze gebiedsaanduiding zijn intensieve veehouderijen toegestaan tot een bebouwde oppervlakte van maximaal 1 ha, dan wel de bestaande grotere oppervlakte.

Hoofdstuk 5 Procedure

5.1 Algemeen

Conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht ligt het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage. Eenieder kan dan een zienswijze indienen op het plan. Na vaststelling door de gemeenteraad ligt het bestemmingsplan opnieuw 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt in werking daags na afloop van de tervisielegging, als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Verslag artikel 3.1.1. Bro overleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan geldt dat overleg moet worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het gaat dan tenminste om de betrokken waterschappen en diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.


Dit bestemmingsplan is vanwege de geringe omvang niet voorgelegd aan de provincie Gelderland.

Dit bestemmingsplan is in eerste instantie niet voorgelegd aan het waterschap Rijn en IJssel. Uit de watertoets komt naar voren dat het plan een beperkt waterhuishoudkundig belang treft. Er zijn geen aanvullende maatregelen of voorwaarden noodzakelijk. Zie voor een nadere onderbouwing de watertoets in paragraaf 3.3.4.

5.3 Verslag zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor een termijn van zes weken ter inzage gelegd. Wanneer gedurende deze periode zienswijzen worden ingediend, wordt hiervan in deze paragraaf of in een aparte bijlage verslag gedaan.

Er zijn geen zienswijzen ingediend.