direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Landgoed Nieuwe Weuste II
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP2004BGVOSSEVWONG-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 8 februari 2010 is voor de gronden die onder dit plan vallen het bestemmingsplan 'Landgoed Nieuwe Weuste vastgesteld'. De aanleiding daarvoor was het initiatief van een particulier initiatiefnemer om een nieuw landgoed met onder andere een landhuis te realiseren. Sinds de inwerkingtreding van bestemmingsplan 'Landgoed Nieuwe Weuste' is echter op grond van het overgangsrecht gebruikgemaakt van de gronden. Er is geen landhuis gerealiseerd. De particulier initiatiefnemer heeft de gemeente verzocht de woonbestemming van het landgoed te verwijderen en het bestaande legale gebruik weer positief te bestemmen. De gemeente Winterswijk is voornemens hieraan medewerking te verlenen door een nieuw bestemmingsplan vast te stellen. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing maakt de beoogde ontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk; dat wil zeggen deze onderbouwing regelt wat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Concreet wordt bestaand legaal gebruik op grond van het overgangsrecht toegestaan.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ingeklemd tussen de Vosseveldseweg en Bekeringweg te Winterswijk. Ten noorden van de Bekeringweg is het inpassingsplan 'PAS-maatregelen Willinks Weust' gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2004BGVOSSEVWONG-OW01_0001.png"

Het plangebied ligt ter plaatse van de blauwe markering. Bron: Nedbrowser.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2004BGVOSSEVWONG-OW01_0002.png"

Het plangebied ligt ter plaatse van de blauwe markering. Bron: Nedbrowser.

Het terrein heeft een lengte van ongeveer 1.000 meter en heeft een omvang van dertien hectare. Het betreft de percelen 5559, 5560, 5561, 5562, 5563, 7416, 7417, 9634 en 10054, sectie D kadastrale gemeente Winterswijk.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Landgoed Nieuwe Weuste', vastgesteld op 8 februari 2010. Op grond van het bestemmingsplan 'Landgoed Nieuwe Weuste' hebben de gronden de volgende bestemmingen:

  • Agrarisch, met een bouwvlak.
  • Natuur
  • Wonen

Het landgoed wordt echter op grond van het overgangsrecht gebruikt overeenkomstig de bestemmingen uit het voorgaande bestemmingsplan, namelijk 'Buitengebied Winterswijk-Oost' dat is vastgesteld op 26 oktober 1989. Van de woonbestemming die op grond van bestemmingsplan 'Landgoed Nieuwe Weuste' op een deel van plangebied ligt, wordt geen gebruik gemaakt. De eigenaar van het landgoed heeft het verzoek ingediend om een nieuw bestemmingsplan te maken en het bestaande gebruik, dat op grond van overgangsrecht is toegestaan, weer positief te bestemmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2004BGVOSSEVWONG-OW01_0003.png"

Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De toelichting is opgebouwd uit 6 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan het beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid van het plan wordt aangetoond aan de hand van relevante milieu- en omgevingsaspecten en de economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 5 volgt de wijze van bestemmen, waarin uiteen wordt gezet hoe het plan juridisch is vertaald naar de verbeelding en de regels. Tenslotte komen in hoofdstuk 6 de resultaten van de procedure aan de orde.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Huidige situatie

De gronden van het plangebied hebben in het huidige plan ofwel de bestemming 'Natuur', ofwel de bestemming 'Agrarisch, ofwel de bestemming 'Wonen'. De gronden met de bestemming natuur beslaan ruim 6 hectare. De gronden met de bestemming 'Agrarisch' beslaan ruim 6,5 hectare. De oppervlakte van de gronden die onder de bestemming 'Wonen' vallen is ongeveer 1600 m². Van de woonbestemming die het huidige plan op een deel van het plangebied heeft gelegd is echter nooit gebruik gemaakt. Een deel van het plangebied wordt op grond van het overgangsrecht agrarisch gebruikt.

2.2 Planbeschrijving

Het voorliggende plan is gericht op het positief bestemmen van bestaand legaal gebruik. Het huidige gebruik van een deel van de gronden valt onder het gebruiksovergangsrecht van het nu geldende bestemmingsplan. Het grootste deel van het landgoed wordt gebruikt agrarisch gebruikt en een relatief klein deel is bos. Nieuw ten opzichte van het huidige en het daarvoor geldende bestemmingsplan is de bestemming 'Natuur' die op delen van het plangebied worden gelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2004BGVOSSEVWONG-OW01_0004.png"

Uitsnede uit plankaart oud bestemmingsplan Buitengebied Winterswijk West Oost.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en biedt het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn deze regels aanvullend verankerd. In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Nationaal Landschap

Op basis van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten heeft het Rijk in het verleden een selectie gemaakt van twintig ‘Nationale landschappen’. Het gebied Winterswijk maakte deel uit van deze selectie vanwege de volgende kernkwaliteiten: kleinschalige openheid, groene karakter en microreliëf. Met de vaststelling van de SVIR is het landschapsbeleid losgelaten. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies.

Planspecifiek

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In het kader van het Rijksbeleid is geen sprake van direct belang bij of rechtstreekse doorwerking op het plangebied. Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de SVIR.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 (geactualiseerd januari 2018) heeft de provincie Gelderland de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan 2005, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. Met de Omgevingsvisie kiest de provincie voor een gezamenlijke aanpak met gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en particulieren van de maatschappelijke opgaven voor de komende vijf à tien jaar. Hierbij staan twee hoofddoelen centraal:

  • een duurzame economische structuur;
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

De provinciale hoofddoelen zijn in vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie, zijn zij in de Omgevingsvisie opgenomen onder 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland.

  • Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten;
  • Dynamisch Gelderland betreft de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit;
  • Mooi Gelderland betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming danwel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen. Het gaan dan om cultuurhistorie, natuur, water en ondergrond.

Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Ten aanzien van de functie wonen in de Achterhoek is het streven om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden. In de Regionale Woonagenda agenderen alle (relevante) partijen in een regio de regionale opgaven op het gebied van wonen. Zij maken afspraken over wat zij hieraan gaan doen. De provincie is een van de partijen. De agenda gaat onder meer over hoe partijen met elkaar invulling geven aan flexibiliteit, levensloopbestendigheid, betaalbaarheid, het aandeel 'huur' en andere kwaliteiten waaraan behoefte is.

Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 (geactualiseerd januari 2018) heeft de provincie Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen uit de Omgevingsvisie. In de Omgevingsverordening is ten aanzien van de functie wonen bepaald dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan zijn wanneer dit past in het Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.

Planspecifiek

Het plangebied is in de Omgevingsverordening aangeduid als 'Nationaal landschap'. Ten noorden en ten westen van het plangebied liggen gronden die onderdeel uitmaken van het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het GNN wordt beschermd tegen aantasting van de kernkwaliteiten. Dat zijn de natuurwaarden, de potentiële waarden en de omgevingscondities. Het GNN is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Het uitgangspunt is dat in het GNN geen nieuwe initiatieven plaatsvinden, behalve ontwikkelingen van een groot algmeen of provinciaal belang of waarvoor geen alternatieven bestaan.

Het GNN heeft geen externe werking, waardoor deze gronden geen belemmering vormen voor het plan. Het plan heeft hier ook geen effect op, omdat het plan geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, maar bestaand gebruik weer positief bestemt.

De Omgevingsvisie Gelderland en de Omgevingsverodening Gelderland staan niet aan realisatie van dit plan in de weg. In het plangebied zijn landschapselementen gerealiseerd op basis van het landschapsplan bij het huidige bestemmingsplan. Dat is geen aantasting van de kwaliteit. Het versterkt de kwaliteit. Er worden geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt, omdat bestaand gebruik weer positief bestemd wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2004BGVOSSEVWONG-OW01_0005.png"

Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Buitengebied Winterswijk

De Omgevingsvisie Buitengebied Winterswijk is een integrale visie voor de fysieke leefomgeving van het buitengebied van de gemeente Winterswijk. De visie bevat de strategische hoofdkeuzen van het beleid voor de lange termijn.

De visie heeft twee functies. Het is het afwegingskader als een initiatief bij de gemeente wordt ingediend dat niet in het geldende bestemmingsplan in het buitengebied past, en als de gemeente overweegt om van de regels in het bestemmingsplan af te wijken. En het is het inhoudelijk kader voor de opvolger van het bestemmingsplan 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk', het omgevingsplan. Het omgevingsplan komt enkele jaren na de vaststelling van de omgevingsvisie Buitengebied Winterswijk.

In de omgevingsvisie worden de volgende kwaliteiten beschouwd als kernkwaliteiten van het buitengebied:

  • 1. De bijzondere geologische en aardkundige kenmerken.
  • 2. De bijzondere en hoge kwaliteit van het cultuurlandschap, ontstaan door menselijk gebruik in het verleden.
  • 3. Ecologische waarden en milieukwaliteit, die zijn ontstaan als gevolg van de opbouw van het landschap.
  • 4. De leefbaarheid in het landelijk gebied die er is als gevolg van de sociale samenhang.
  • 5. Het economisch functioneren van het landelijk gebied, die bijdraagt aan de binding van inwoners aan het gebied en in veel gevallen een (financiële) drager is van de bijzondere kenmerken van het landschap.

Bovenstaande kwaliteiten zijn bepalend voor de identiteit van Winterswijk. En daarom worden in de visie keuzes gericht op:

  • 1. Het veiligstellen, behouden en bevorderen van die kwaliteiten bepalend zijn voor deidentiteit van de gemeente.
  • 2. Het laten van ruimte voor initiatieven die aan die kwaliteiten bijdragen.

Bij functieverandering van (agrarische en niet agrarische) erven en aanpassingen van (bedrijfs)woningen wordt de kwaliteit van het hele erf betrokken bij de beoordeling. Daar waar onderdelen van ensembles eerder al verloren zijn gegaan of incompleet zijn geraakt, steunt de gemeente elk initiatief dat deze weer aanheelt c.q. versterkt.

Planspecifiek

De Omgevingsvisie buitengebied Winterswijk staat niet aan realisatie van dit plan in de weg. Het gaat hier om het positief bestemmen van bestaand legaal gebruik, waarbij de mogelijkheid om een woning te realiseren verdwijnt. Dit plan draagt bij aan de omgevingskwaliteit voor dit specifieke gebied.

3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan

Op 4 november 2009 is het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) vastgesteld. Het LOP kan worden opgevat als een uitwerking van het Landschapsonderdeel van de Visie Buitengebied. Het LOP is de basis voor de uitvoering van landschapsprojecten en bevat het kader voor de invulling van het 'ja-mits' en 'nee- tenzij' beleid voor 'Waardevolle Landschappen' zoals verwoord in de Structuurvisie Gelderland 2005. De Structuurvisie is inmiddels vervangen door de Omgevingsvisie. Op termijn zal de provinciale ambitie ten aanzien van natuur en landschap worden uitgewerkt in een Gebiedenatlas. Dit is in wezen een actualisering van onder andere het LOP. Het voorliggende initiatief is getoetst aan het LOP.

De hoofddoelstelling van het LOP is het bewaren en bevorderen van de unieke landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden die Winterswijk heeft, om een bijdrage te leveren aan:

  • Versterking van de leefomgeving van bewoners en de waarborging van het cultureel erfgoed voor toekomstige generaties door functies op adequate wijze te situeren, te combineren en vorm te geven;
  • Stimulering van lokale en regionale alternatieven voor verbetering van het landschap, waarbij samenhang, identiteit, verscheidenheid en beleefbaarheid van het landschap worden versterkt;
  • Stimulering van particulieren en burgers in het uitvoeren van adequaat beheer van eigendommen, tot participatie in de beleidsuitvoering en tot het nemen van initiatieven als invulling van de eigen verantwoordelijkheid voor het behoud en de versterking van de kwaliteit van de leefomgeving;
  • Vorming van een helder referentiekader voor de beoordeling van en het stellen van voorwaarden bij ruimtelijk relevante ingrepen vanuit de optiek van landschapskwaliteit.

Planspecifiek

De locatie is gelegen in een relatief open gebied, gelegen tussen de boscomplexen rond de steengroeven en natuurgebied Willinks Weust in het noorden en de bossen langs de Boven-Slinge in het zuiden. De locatie ligt in het heideontginningslandschap. Kenmerkend voor dit landschapstype is de rechtlijnige verkaveling en de verspreid liggende (naaldhout)bosjes en houtsingels. Twee van dergelijke bosjes grenzen aan het beoogde landgoed. Beeldbepalend op het terrein zijn de lange percelen die door greppels van elkaar gescheiden zijn. Langs deze greppels staan een aantal solitaire eiken en plaatselijk hakhout.


Rond 1880 was de zuidelijke helft van het terrein begroeid met heide. De noordelijke helft bestond uit bos en twee smalle percelen grasland. Evenals de heide is dit bos, op een klein stukje na, later ontgonnen waardoor langgerekte percelen grasland ontstonden met een lengte van ongeveer een kilometer. Tegenwoordig is deze cultuurgrond als bouwland in gebruik. Zie ook de historische kaart (afbeelding 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2004BGVOSSEVWONG-OW01_0006.png"

Historische kaart (topografisch), situatie omstreeks 1905 (Bron: Grote Historische Atlas Provincie Gelderland, 2005).

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Bodem

Bij een bestemmingsplanprocedure wordt op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgesteld of de bodemkwaliteit een belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan. Aan de hand van beschikbare bodeminformatie wordt onderbouwd wat de verwachte bodemkwaliteit is, of bodemonderzoek nodig is en of er maatregelen nodig zijn om de bodemkwaliteit geschikt te maken voor het beoogde gebruik. Deze paragraaf betreft de Wet bodembescherming, het Besluit Asbestwegen, het Besluit bodemkwaliteit, de Woningwet/bouwverordening en de Arbowet.

Planspecifiek

Het gaat hier om het positief bestemmen van bestaand legaal gebruik. De bodemkwaliteit vormt hiervoor geen belemmering. Het gebruik verandert namelijk niet en de bouwmogelijkheden die op grond van bestemmingsplan 'Landgoed Nieuwe Weuste', vastgesteld op 8 februari 2010, verdwijnen.

4.1.2 Geluid

De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):

  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    • 1. een verzorgingstehuis;
    • 2. een psychiatrische inrichting;
    • 3. een kinderdagverblijf.

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wgh worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en/of industrieterreinen.

Planspecifiek

Met dit bestemmingsplan verdwijnt het bouwvlak en de mogelijkheid om een woning te bouwen. Het bestaande legale gebruik, dat op grond van het overgangsrecht is toegestaan, wordt weer positief bestemd. Op het plangebied zijn geen geluidsgevoelige objecten (toegestaan). Wat betreft het aspect geluid zijn er dan ook geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.1.3 Lucht

Onderzoek in het kader van luchtkwaliteit is niet nodig, omdat het gaat om het positief bestemmen van bestaand legaal gebruik.

4.1.4 Bedrijfs- en milieuzonering

De milieugevoelige functie wonen verdwijnt, inclusief de mogelijkheid om een woning te bouwen. Het bestaande, legale gebruik wordt met dit bestemmingsplan weer positief bestemd.

4.1.5 Geur

In het plangebied zijn geen geurgevoelige objecten aanwezig. De mogelijkheid om een geurgevoelig object te bouwen, namelijk een woning, bestaat door dit bestemmingsplan niet meer.

4.1.6 Externe Veiligheid

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan. Bestaand legaal gebruik wordt weer positief bestemd. De woonbestemming verdwijnt, waardoor er geen woning meer gerealiseerd kan worden.

4.2 Archeologie

Voordat het huidige bestemmingsplan 'Landgoed Nieuwe Weuste' werd vastgesteld, is archeologisch onderzoek verricht om inzicht te krijgen in de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied.Dit onderzoek is in augustus 2008 uitgevoerd door RAAP (referentienummer WIVW). Het volledige onderzoek is opgenomen in de bijlagen 1 t/m 3 bij deze toelichting.


Gezien de onderzoeksresultaten is geconcludeerd dat bij de realisatie van de nieuwbouw zeer waarschijnlijk geen archeologische resten zullen worden verstoord. Op basis hiervan werd aanbevolen om in het plangebied van landgoed Nieuwe Weuste geen aanvullend archeologisch vooronderzoek te laten verrichten en het deelgebied vrij te geven. Dit bestemmingsplan beperkt de bouwmogelijkheden ten opzichte van het bestemmingsplan 'Landgoed Nieuwe Weuste', vastgesteld op 8 februari 2010. Gezien het feit dat geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, maar bestaand gebruik weer positief wordt bestemd, wordt nieuw archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.

4.3 Flora en fauna

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.


Gebiedsbescherming

De Wet natuurbescherming richt zich op de bescherming van gebieden. In de Wet natuurbescherming zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:

  • Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
  • beschermde Natuurmonumenten;
  • wetlands.

Naast deze drie soorten gebieden is in het kader van de gebiedsbescherming het Nationaal natuurnetwerk van belang. Dit is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones die tussen de natuurgebieden liggen. Het natuurnetwerk draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  • vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
  • verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
  • verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.

Soortenbescherming

Voorts is in de Wet natuurbescherming de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren geregeld: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Onderzocht moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.


Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook voor het voorliggende plan, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden.

Planspecifiek

Met dit bestemmingsplan wordt het bestaande legale gebruik, dat legaal is op grond van het overgangsrecht, weer positief bestemd. Dit bestemmingsplan maakt geen verandering van het gebruik mogelijk en beïnvloedt de natuurwaarden daardoor niet. Het plangebied ligt niet in een Natura2000-gebied en het plan heeft geen invloed op Natura2000-gebieden. Dit plan is geen plan als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid van de Wet natuurbescherming, omdat het geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt die significante effecten kunnen hebben op Natura2000-gebieden. Het plan maakt geen ander gebruik mogelijk dan het bestaande gebruik. Het maakt ook geen activiteiten mogelijk. Onderzoek in de zin van de Wet natuurbescherming wordt daardoor niet noodzakelijk geacht.

4.4 Verkeer

Verkeer is voor dit plan niet relevant.

4.5 Water

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Planspecifiek

Het plan maakt geen nieuwe ontwikkeling mogelijk. Het gaat enkel om het positief bestemmen van bestaand legaal gebruik. Water is daarom niet relevant voor dit plan.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende plan heeft voor de gemeente Winterswijk geen financiële consequenties, aangezien het gaat om het positief bestemmen van bestaand legaal gebruik en de plannen voor rekening en risico van de initiatiefnemer komen. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk. In geval van planschade is een overeenkomst getekend waardoor eventuele planschadekosten op de initiatiefnemer verhaald kunnen worden. Het plan is daarmee economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

5.1 Algemeen

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • 1. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • 2. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).


Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • 1. het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • 2. het bebouwen van de gronden;
  • 3. het verrichten van werken (aanleggen).


Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Erfgoedwet, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook van toepassing voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.

Opbouw van de regels

Het bestemmingsplan is conform de daaraan te stellen wettelijke eisen zoals vastgelegd in de Standaard voor Bestemmingsplannen 2012 opgesteld. De regels hebben een vaste opbouw en de hoofdstukken zijn als volgt verdeeld:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen.

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels en algemene afwijkings- en wijzigingsregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

5.2 Dit bestemmingsplan

De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen in de toelichting is beschreven. In deze paragraaf is als bedoeld in artikel 3.1.3. van het Besluit ruimtelijke ordening een beschrijving opgenomen van de bestemmingen die in het bestemmingsplan voorkomen.

Agrarisch - Cultuurlandschap

Deze bestemming wordt gelegd op het grootste deel van het plangebied. De voor Agrarisch - Cultuurlandschap aangewezen gronden zijn met name bestemd voor de uitoefening voor een grondgebonden agrarisch bedrijf.

Bos

Deze bestemming komt op een relatief klein deel aan de rand van het plangebied, waar op grond van voorgaande bestemmingsplannen al bos bestond. De gronden zijn bestemd voor met name bos.

Groen

Deze bestemming wordt gelegd op delen van het plangebied waar reeds beplanting aanwezig is. De gronden zijn met name bestemd voor beplanting.

Gebiedsaanduiding overige zone - Nationaal landschap

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Nationaal landschap' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen en ontwikkelen van het nationaal landschap.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht ligt het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage. Eenieder kan dan een zienswijze indienen op het plan. Na vaststelling door de gemeenteraad ligt het bestemmingsplan opnieuw 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt in werking daags na afloop van de tervisielegging, als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Verslag artikel 3.1.1. Bro overleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan geldt dat overleg moet worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het gaat dan tenminste om de betrokken waterschappen en diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.


Dit bestemmingsplan is in vooroverleg voorgelegd aan de provincie Gelderland, maar vanwege de geringe omvang niet voorgelegd aan het waterschap Rijn en IJssel.

6.3 Verslag zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor een termijn van zes weken ter inzage gelegd. Wanneer gedurende deze periode zienswijzen worden ingediend, wordt hiervan in deze paragraaf of in een aparte bijlage verslag gedaan.