direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Steengroeveweg 50, Winterswijk
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP2110STEENGROEVE-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Sibelco heeft een verzoek ingediend voor het herzien van het bestemmingsplan voor haar locatie aan de Steengroeveweg 50 in Winterswijk. Aanleiding is de wens om de geldende bestemming nader te verduidelijken en de bestaande rechten uit diverse vergunningen planologisch-juridisch correct te borgen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Winterswijk ten oosten van de kern Winterswijk.


afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2110STEENGROEVE-ON01_0001.png"

Plangebied met rood gemarkeerd (bron luchtfoto: ruimtelijkeplannen.nl)


In de nabijheid van het plangebied bevinden zich onder andere agrarische gronden en gebouwen, bos- en natuurgronden en enkele burgerwoningen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2110STEENGROEVE-ON01_0002.png"

Plangebied met roodomlijnd (bron luchtfoto: ruimtelijkeplannen.nl)

 

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Huidige situatie

Sibelco is een mineraalbewerkend bedrijf waarin in een aantal stappen grondstoffen zoals kalk, vliegas en mangaan verwerkt worden tot mineraalproducten. De groeve is sinds 1932 aanwezig op de huidige locatie en in gebruik door de NV Ankerpoort, onderdeel van Sibelco.

Het bedrijf heeft zijn ontstaan te danken aan de op deze plaats aanwezige kalkafzetting. De laagdikte van de kalkafzetting is circa 30 tot 35 meter. De geringe diepte van deze lagen maken de exploitatie in dagbouw een lonende zaak.

De eindproducten van het bedrijf worden voornamelijk gebruikt als grond- en hulpstoffen voor de keramische- en glasindustrie, vulstoffen voor de asfaltwegenbouw, beton en producten voor de agrarische industrie.

2.2 Gewenste situatie

De feitelijke situatie en bedrijfsvoering op de bedrijfslocatie verandert door dit bestemmingsplan niet. Dit bestemmingsplan heeft slechts ten doel om de geldende bestemming nader te verduidelijken en de bestaande rechten uit diverse vergunningen planologisch-juridisch correct te borgen.

Door het ontbreken van een definitie van een steen- en kalkgroeve in het geldende bestemmingsplan 'Integrale herziening 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk'' is er onduidelijkheid over de daarmee bedoelde en dus toegestane activiteiten. Om deze onduidelijkheid weg te nemen wordt het bestemmingsplan aangepast door een eenduidige omschrijving van de toegestane activiteiten op te nemen. Deze activiteiten komen overeen met de activiteiten die op basis van de volgende vergunningen vergund zijn:

  • Omgevingsvergunning Wet milieubeheer van Gedeputeerde Staten van Gelderland d.d. 15 juli 2010
  • Vergunning Wet Natuurbescherming van Gedeputeerde Staten van Gelderland d.d. 25 oktober 2017

Beide vergunningen zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

De omgevingsvergunning (milieuvergunning) uit 2010 formaliseerde niet alleen de activiteiten met betrekking tot de steen- en kalkgroeve, maar ook expliciet de be-/verwerking van primaire en secundaire grondstoffen van buiten de inrichting. Anders gezegd: de vergunning formaliseert dus alle activiteiten waaronder het verwerken van grondstoffen (primaire en secundaire) van buiten de groeve.

Daarnaast zijn er met omgevingsvergunningen (bouwvergunningen) de afgelopen jaren gebouwen gerealiseerd ten behoeve van de nu te bestemmen activiteiten, die ook in dit bestemmingsplan zijn opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2110STEENGROEVE-ON01_0003.png"

Luchtfoto bestaande situatie (bron: Bing Maps)

2.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse geldt het bestemmingsplan 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk', vastgesteld door de gemeenteraad op 28 februari 2011. De locatie heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - overige bedrijvigheid 29'. Op grond van de regels van het bestemmingsplan zijn de gronden bestemd voor 'een steen- en kalkgroeve'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2110STEENGROEVE-ON01_0004.png"

Uitsnede geldend bestemmingsplan, in paars het plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

2.4 Planopzet

Het bestemmingsplan 'Steengroeveweg 50, Winterswijk' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Van deze drie onderdelen vormen de digitale verbeelding met nummer NL.IMRO.0294.BP2110STEENGROEVE-ON01 en de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Op de verbeelding is de bestemming gevisualiseerd. De regels geven weer wat de gebruiksmogelijkheden van de gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de bebouwing is. De toelichting heeft hierbij weliswaar geen bindende werking, maar bevat wel de ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan. Het vormt daarmee de onderbouwing van de keuzes die zijn gemaakt voor de verbeelding en de regels.

2.5 Toelichting op de planregels

2.5.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan kent één hoofdbestemming, te weten 'Bedrijf - Steen- en kalkgroeve'. Zoals benoemd eerder in dit hoofdstuk is dit bestemmingsplan bedoeld om de bestaande en vergunde situatie binnen deze bestemming te verduidelijken. De geldende bestemming 'Bedrijf' uit het bestemmingsplan 'Integrale herziening 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk'' heeft daarbij nadrukkelijk als uitgangspunt gediend. Deze insteek is verankerd in de regels en op de verbeelding en dit vraagt om een toelichting op die regels en die verbeelding. In deze paragraaf wordt die toelichting gegeven.

2.5.2 Bedrijf - Steen- en kalkgroeve

De bestemming 'Bedrijf - Steen- en kalkgroeve is de hoofdbestemming van dit bestemmingsplan. Deze bestemming beslaat het volledige plangebied. De bestemming regelt de feitelijk aanwezige en vergunde activiteiten van Sibelco op deze locatie. De gronden zijn bestemd voor - samengevat - de winning en verwerking van oppervlaktedelfstoffen, het bewerken en verwerken van primaire en secundaire minerale grondstoffen en het afvoeren, aanvoeren en opslaan van grondstoffen en producten.

Wat betreft de bouwregels is aangesloten bij de geldende regels van het bestemmingsplan 'Integrale herziening 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk'' en bij de omgevingsvergunningen (bouwvergunningen) die de afgelopen jaren aan Sibelco zijn verleend. Het bouwvlak is van vorm gewijzigd maar niet groter geworden. In de zuidwesthoek is het bouwvlak verkleind ten gunste van het bouwvlak aan de noordoostkant van het bedrijfsterrein. Hiermee past de bestaande vergunde loods in het aangegeven bouwvlak. Deze loods is gebouwd met een bouwvergunning waarbij gemotiveerd is afgeweken van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2110STEENGROEVE-ON01_0005.png"

Rood gemarkeerd de loods die binnen het bouwvlak wordt gebracht


Binnen het bouwvlak zijn, net als in het gelden bestemmingsplan, bedrijfsgebouwen met een maximale hoogte van 35 meter toegestaan. In een zone langs de Steengroeveweg is de maximale hoogte teruggebracht van 35 meter naar maximaal 15 meter. Dit om op die wijze langs de weg alleen lagere bebouwing toe te staan. Verder zijn de bestaande en vergunde silo's die 38 meter hoog zijn apart aangeduid op de verbeelding. In de bouwvergunning die destijds is verleend, is gemotiveerd dat een hoogte van 38 meter stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is ten opzichte van de standaardhoogte van 35 meter.

Ook voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn de geldende regels overgenomen. Bedrijfsinstallaties, keerwanden, geluidwerende voorzieningen, lichtmasten en vlaggenmasten mogen maximaal 8 meter zijn en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 2 meter.

Tenslotte is van belang dat de toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen in dit bestemmingsplan maximaal 6.818 m2 is. Deze oppervlakte komt uit het geldende bestemmingsplan 'Integrale herziening 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk'' dat de gemeenteraad heeft vastgesteld in 2011. Dat bestemmingsplan bepaalt in beginsel dat de bebouwde oppervlakte van bedrijfsgebouwen maximaal 5.390 m² mag bedragen. De raad heeft destijds echter middels een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan (artikel 4.5) de mogelijkheid aan het college van burgemeester en wethouders geboden om op de locatie Steengroeveweg 50 het plan te wijzigen in een maximale oppervlakte van 6.818 m2. Deze oppervlakte is opgenomen in bijlage 2 bij de regels van het geldende bestemmingsplan. In 2011 is dus al een bepaalde bandbreedte aan oppervlakte aangegeven waarvan Sibelco middels vergunningen in de afgelopen 10 jaren gebruik heeft gemaakt.

2.5.3 Algemene regels

Verder bevat dit bestemmingsplan de algemene regels die zijn overgenomen uit het bestemmingsplan 'Integrale herziening 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk''. Het gaat om algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels voor het waardevol landschap, algemene afwijkingsregels en algemene procedureregels.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en biedt het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

Ook de winning van oppervlaktedelfstoffen is als nationaal belang benoemd. Letterlijk staat hierover in de SVIR het volgende:

"Er is een blijvende behoefte aan winning van oppervlaktedelfstoffen uit de Nederlandse land- en zeebodem. De mogelijkheden voor import zijn beperkt en de winningsmogelijkheden zijn ongelijk verdeeld in Nederland. De winning van oppervlaktedelfstoffen dient daarom een nationaal belang. Voor de Noordzee is dit geregeld in het Nationaal Waterplan. Voor het landgebied en de grote wateren is het belangrijk dat maatschappelijk aanvaarbare winmogelijkheden worden benut. Winning van oppervlaktedelfstoffen wordt daarom verbonden met andere ontwikkelingen zoals recreatie, water, woningbouw en natuur."

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn deze regels aanvullend verankerd.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Op 1 oktober 2012 is de Ladder in werking getreden als motiveringsvereiste onder artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het vormt daarmee een nadere invulling van artikel 3:2 van de Awb. Het Bro bepaalt dat wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, deze moet worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. De toepassing van de Ladder heeft sinds 2012 tot veel uitspraken geleid bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Op 1 juli 2017 is daarom de Ladder gewijzigd en vereenvoudigd om de in de praktijk ervaren knelpunten op te lossen en de onderzoekslasten te verminderen. Met deze wijziging is beoogd de effectiviteit van het instrument te bevorderen. De 'nieuwe' Ladder bevat geen treden meer, de treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt. Daarnaast zijn de begrippen 'actuele' en 'regionale' geschrapt. De definities zijn verder niet gewijzigd, de huidige lijn in de jurisprudentie blijft hiermee in stand. Daarnaast geldt thans alleen nog voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied een uitgebreide motiveringsplicht.

Voordat de ladder voor duurzame verstedelijking wordt toegepast, moet een afweging plaatsvinden of het 'plan' een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' betreft. De Bro definieert het begrip 'stedelijke ontwikkeling' als volgt: "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er dus sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit een uitspraak van 20 april 2016 (ABRvS 20 april 2016; ECLI:NL:RVS:2016:1075) dat wanneer er enkel sprake is van een functiewijziging, het ruimtebeslag een doorslaggevende factor is of er kan worden gesproken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

In het geval dat het bestemmingsplan geen uitbreiding van de maximaal toegelaten oppervlakte van bedrijfsbebouwing mogelijk maakt wordt in beginsel niet voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro. In de Nota van toelichting bij de Bro wordt verder aangegeven dat ontwikkelingen en regelingen die géén extra verstedelijking mogelijk maken, maar juist bebouwing reduceren of verplaatsen, zoals rood-voor-rood regelingen, functieverandering of ruimte-voor-ruimte regelingen, niet worden gezien als stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder.

3.1.3 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • duurzaam economisch groeipotentieel
  • sterke en gezonde steden en regio's
  • toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. De NOVI is op 9 september 2020 vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.

Als nationaal belang is in de NOVI genoemd het "realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie". Het Rijk geeft daarover het volgende aan:
"Om onze economie toekomstbestendig te houden en te verduurzamen, is het van nationaal belang dat de transitie naar een circulaire economie plaatsvindt. Een circulaire economie is gericht op het langer in de productieketen houden van grondstoffen, waaronder bouwgrondstoffen. Duurzame winning van (bouw)grondstoffen is onderdeel van dit nationaal belang. Het doel is optimaal gebruik en hergebruik van grondstoffen, met de hoogste waarde voor de economie en de minste schade voor het milieu. Naast het tegengaan van bedreigingen biedt een circulaire economie ook mogelijkheden voor economische vernieuwing. Zo zijn er kansen voor bedrijven: nieuwe (internationale) markten, meer samenwerking in productketens en minder grondstoffengebruik en dus kostenbesparing."

3.1.4 Landelijk Afvalplan (LAP3)

Het gewijzigde LAP3 is op 2 maart 2021 in werking getreden. Dit is de tweede wijziging van het Landelijk afvalbeheerplan (LAP3) zoals vastgesteld door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

Het beleidskader bevat de doelstelling van het afvalbeleid in Nederland en het beleid voor afvalpreventie en afvalbeheer. Het beschrijft het beleid voor traditionele afvalactiviteiten zoals inzamelen, recyclen, verbranden en storten. Daarnaast komen ook andere onderwerpen aan de orde zoals:

  • De relatie tot de circulaire economie
  • Het beschikbaar instrumentarium
  • Het maken van de afweging of een materiaal een afvalstof is of niet
  • Aspecten van belang bij vergunningverlening
  • En ook het beleid rond capaciteitsregulering

Het beleidskader beschrijft ook de actoren die betrokken zijn bij het afvalbeheer en geeft richting aan vergunningverlening van afvalverwerking. Tot slot geeft het beleidskader ook inzicht in de wijze van monitoren en handhaving van het afvalbeheer.

3.1.5 Toetsing aan het Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Delfstoffenwinning is als nationaal belang 4 met titel "efficiënt gebruik van de ondergrond" opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Het onderhavige bestemmingsplan omvat onder andere de al lang bestaande delfstoffenwinning in het plangebied. Dit bestemmingsplan past daarmee binnen het Rijksbeleid in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.


Ladder voor duurzame verstedelijking
Het onderhavige plan voorziet in het duidelijker vastleggen van de bestaande en vergunde situatie. Van een uitbreiding of functiewijziging in het plangebied is geen sprake. Op basis van de wet en jurisprudentie is er dan ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Een verder motivering is op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening niet nodig.


Nationale Omgevingsvisie
Het realiseren van een toekomstige, circulaire economie is als nationaal belang benoemd in de NOVI. De activiteiten van Sibelco in Winterswijk dragen in hoge mate bij aan het bereiken van het genoemde doel van het Rijk, namelijk duurzame winning van benodigde (bouw)grondstoffen en optimaal gebruik en hergebruik van grondstoffen, met de hoogste waarde voor de economie en de minste schade voor het milieu.


Landelijk afvalbeheerplan (LAP3)
De geldende omgevingsvergunning milieu van Sibelco uit 2010 is destijds getoetst aan het landelijk afvalbeheerplan (LAP), destijds was dat LAP2. Dit bestemmingsplan legt hetgeen in die vergunning is opgenomen nu vast in een actueel en duidelijk planologisch-juridisch kader. Inmiddels is sprake van een geactualiseerd landelijk afvalbeheerplan, LAP3. Het toetsingskader voor de vergunde afvalstoffen is echter niet veranderd. Aan het toetsingskader van het LAP wordt dan ook voldaan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

De provincie Gelderland heeft de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. Met de Omgevingsvisie kiest de provincie voor een gezamenlijke aanpak met gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en particulieren van de maatschappelijke opgaven voor de komende vijf à tien jaar. Hierbij staan twee hoofddoelen centraal:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Deze doelen versterken elkaar en kunnen niet los van elkaar gezien worden. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is meer dan een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. In deze Omgevingsvisie staat het 'fysieke' in de leefomgeving centraal. Tegelijk zit er een sterke 'sociale' component aan de opgaven voor sterke steden en een vitaal landelijk gebied.


Nadere invulling van de ambities
De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie, zijn zij in de Omgevingsvisie opgenomen onder 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's (zoals Regionaal Programma Bedrijventerreinen) en in samenwerking met partners.

Circulaire economie

Over de circulaire economie zegt de provincie in de Omgevingsvisie het volgende.

"Het gebruik van natuurlijke grondstoffen is wereldwijd in de afgelopen honderd jaar explosief gestegen. Met schaarste, uitputting en schade aan de omgeving tot gevolg. Minder afval en meer kringloop, recycling en hergebruik is nodig om Gelderland schoon en groen te houden. Wij vinden het daarom belangrijk dat wij en de partners en opdrachtnemers waarmee wij samenwerken circulair werken: bij de aanleg en het onderhoud van gronden, landschappen, wegen en waterwegen en bij het verduurzamen van vastgoed in de stad. Wij gaan zoveel mogelijk voor duurzame materialen en voor het hergebruik daarvan.

Verder zijn in Gelderland verschillende bedrijven op dit terrein innovatief bezig. Wij willen dit stimuleren en focussen daarbij vooral en eerst op: de Gelderse Food sector vanuit Ede-Wageningen, op circulaire regio's en bedrijventerreinen in Gelderland, op Smart Industry en op het recyclen van kunststoffen en consumentengoederen. Tegelijkertijd is wet- en regelgeving niet altijd ingericht op circulair werken. Zo mag bijvoorbeeld niet alle afval als grondstof worden aangemerkt. Wij vinden het belangrijk dat beperkende regels worden weggenomen en zetten ons daarvoor in.

Een voortvarend en innovatief circulair beleid; dat is wat wij willen. Zo versterken wij Gelderland: nu en in de toekomst."


De provincie Gelderland heeft de volgende ambitie geformuleerd:

  • Gelderland wil de eerste afvalloze provincie van Nederland zijn. Afval bestaat niet meer; er zijn alleen nog grondstoffen die blijvend hun waarde behouden in onze schone industrie.
  • Om dit te bereiken is in 2030 het gebruik van primaire grondstoffen in Gelderland met 50% teruggebracht.


Daarvoor is de volgende aanpak geformuleerd:

  • De provincie en de partners en opdrachtnemers waarmee ze samenwerkt werken circulair - zoals bij het beheer en onderhoud van gronden, dijken en (water-)wegen en bij bouwprojecten.
  • De provincie stimuleert tal van innovaties in sectoren met een groot potentieel. Streven daarbij is het maken van schaalsprongen. De focus ligt om te beginnen op de Gelderse Food sector en op het recyclen van kunststoffen en consumentengoederen en de provincie kijkt naar de manier waarop regio's en bedrijven zich circulair kunnen ontwikkelen in Gelderland.
  • De provincie zoekt de ruimte in de regels die circulair werken belemmeren.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 9 juli 2014 heeft de provincie Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze is daarna een aantal keren geactualiseerd. In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen uit de Omgevingsvisie.

Ten aanzien van het Nationaal landschap is in de Omgevingsverordening in artikel 2.7.4.2 bepaald dat in een bestemmingsplan alleen activiteiten mogelijk zijn die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap behouden of versterken. In afwijking hiervan zijn activiteiten die afbreuk doen aan de kernkwaliteiten of deze kernkwaliteiten niet versterken mogelijk als er geen reële alternatieven zijn, er sprake is van redenen van groot openbaar belang en er compenserende maatregelen worden getroffen ter waarborging van de aanwezige kernkwaliteiten.

3.2.3 Toetsing aan het provinciaal beleid

3.2.3 Toetsing aan het provinciaal beleid

Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
De activiteiten van Sibelco sluiten naadloos aan bij de ambities van de provincie Gelderland voor een circulaire economie. Dit plan draagt dus bij aan de provinciale ambities uit de Omgevingsvisie.


Omgevingsverordening Gelderland
Verder is van belang dat het Nationaal landschap niet aangetast wordt omdat dit bestemmingsplan slechts de feitelijke en vergunde situatie regelt en geen nieuwe activiteiten mogelijk maakt. Er is geen strijd met de provinciale Omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie 'Intergrale herziening buitengebied Winterswijk'

In december 2019 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk' vastgesteld. De steengroeve is hierin specifiek aangeduid als landschapstype 'steengroeve'.


afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2110STEENGROEVE-ON01_0006.png"

Uitsnede uit kaart landschapstypen (bron: Omgevingsvisie 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk')


De steengroeve is dus apart aangeduid in de Omgevingsvisie. Verder wordt vermeld dat een instrument dat zowel tot uitwerking als uitvoering van de Omgevingsvisie dient, de gebiedsvisie is. De gemeente geeft aan dat voor de steengroeve en omgeving een actualisatie onderweg is. Deze actualisatie is op dit moment echter nog niet gereed. Verder is in de Omgevingsvisie een foto opgenomen van het steengroevetheater.

3.3.2 Omgevingsvisie Eindhoven: Kloppend hart van Brainport

De uitvoeringsagenda duurzaamheid 2019-2022 is op 31 januari 2019 vastgesteld. In de uitvoeringsagenda duurzaamheid staat welke concrete activiteiten de gemeente de komende jaren gaat uitvoeren. De gemeente Winterswijk wil toe naar een volledig duurzame samenleving in 2050.

Het koersdocument beschrijft wat de gemeente onder duurzaamheid verstaat en welke doelen worden nagestreefd. In de uitvoeringsagenda staat welke concrete activiteiten de gemeente de komende jaren gaat uitvoeren. In het duurzaamheidsbeleid van Winterswijk staan vier pijlers centraal: klimaat, kringloopeconomie, biodiversiteit en cultuurhistorie.


De gemeente wil:

  • maatregelen treffen om de opwarming van de aarde tegen te gaan, onder andere door geen fossiele brandstoffen meer te gebruiken;
  • het gebruik van hernieuwbare materialen stimuleren, zodat er minder vervuiling en verspilling optreedt;
  • planten en dieren meer leefruimte geven door het vergroenen van schoolpleinen, wijken en buurten;
  • cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten van Winterswijk beschermen en versterken.


Over grondstoffen schrijft de gemeente in haar uitvoeringsagenda het volgende:
"Een duurzame samenleving zorgt ervoor dat alle gebruikte grondstoffen biologische afbreekbaar zijn of opnieuw worden gebruikt. Hoe krijgen we dat voor elkaar? Ondernemers zijn niet verplicht om circulaire grondstoffen te gebruiken. Toch zie je dat steeds meer bedrijven op zoek gaan naar alternatieven en kiezen voor een circulaire economie. Dit komt deels omdat grondstoffen duurder worden en afval geld kost. Ook zie je dat een toenemend aantal ondernemers de bewuste keuze maken hun ecologische footprint te verkleinen, in balans te brengen. Zij houden steeds vaker bij het ontwerp van hun producten al rekening met de 'afvalfase' van de toe te passen grondstoffen (Cradle-to-cradle). Hoewel de primaire beslissing over het gebruikt van grondstoffen en de aanschaf van producten niet bij de gemeente ligt, kan de gemeente wel het goede voorbeeld geven en bij het afvalbeleid en in contacten met bedrijven (o.m. informeren, controle en handhaving) voorsorteren op een gewenste circulaire economie."

3.3.3 Toetsing aan het gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk'
Dit plan past binnen de Omgevingsvisie 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk' omdat de groeve hierin specifiek is aangeduid. Bovendien heeft dit bestemmingsplan slechts betrekking op het correct vastleggen van de feitelijke en vergunde situatie.

Uitvoeringsagenda Duurzaamheid 2019-2022
De activiteiten van Sibelco sluiten naadloos aan bij de ambities van de gemeente om te zorgen dat gebruikte grondstoffen opnieuw worden gebruikt. De activiteiten die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan dragen bij aan de doelen van de gemeente zoals geformuleerd in de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid 2019 - 2022.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Milieuzonering

4.1.1 Inleiding

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient tussen kwetsbare of gevoelige objecten, zoals een woning, en bepaalde functies en bedrijven voldoende afstand te worden gehouden. Deze afstand is enerzijds nodig om het woon- en leefklimaat ter plaatse van het gevoelige object niet aan te tasten, anderzijds is deze afstand nodig om het bedrijf of de functie niet te beperken in de betreffende (bedrijfs)activiteiten. Als uitgangspunt worden de richtafstanden uit publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) genomen. In de VNG-publicatie is voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar een richtafstand gegeven, waarbij de grootste richtafstand leidend is. Een richtafstand wordt gemeten vanaf de grens van een inrichting (het terrein of perceel van een functie met een richtafstand) tot aan de gevel van een gevoelig of kwetsbaar object.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2110STEENGROEVE-ON01_0007.png"

Tabel met richtafstanden 'Bedrijven en milieuzonering'


De VNG maakt onderscheid tussen de omgevingstypen 'Rustige woonwijk / rustig buitengebied' en 'Gemengd gebied'. Bij het eerste type is er duidelijk sprake van functiescheiding. Bij het tweede is sprake van functiemenging en komen direct naast woningen ook andere functies voor zoals winkels, horeca en (kleine) bedrijven. In dit geval kwalificeert het gebied als 'rustig buitengebied'.

Sibelco Winterswijk is niet in een standaard milieucategorie in te delen. De categorie die ongeveer vergelijkbaar is, is "Mergel- en overige delfstoffenwinningbedrijven". Dergelijke bedrijven zijn in milieucategorie 5.1 ingedeeld. Voor de verwerking van afvalstoffen geldt een lagere milieucategorie. De navolgende beschouwing gaat daarom uit van milieucategorie 5.1. De richtafstanden die daarbij gelden zijn:

  • 10 meter voor geur
  • 200 meter voor stof
  • 500 meter voor geluid
  • 50 meter voor gevaar


Sibelco voldoet voor de aspecten geur, stof en gevaar aan de richtafstanden omdat de dichtstbijzijnde woningen op meer dan 200 meter afstand zijn gelegen.

Voor wat betreft geluid geldt weliswaar de grootste richtafstand, namelijk 500 meter maar die richtafstand is niet van toepassing. Voor het aspect geluid geldt namelijk de geluidzone uit de Wet geluidhinder.

4.1.2 Conclusies voor het aspect milieuzonering

De afstand van Sibelco tot aan de omliggende kwetsbare en gevoelige objecten, zoals woningen, voldoet overal aan de richtafstanden.

4.2 Geluid

4.2.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan legt de feitelijke situatie vast en hetgeen de afgelopen jaren vergund is, waaronder de activiteiten conform de omgevingsvergunning (milieuvergunning) uit 2010. Opgemerkt wordt dat het verwerken van grondstoffen van buiten de groeve plaatsvindt binnen hetzelfde proces als dat van de verwerking van de kalk uit de groeve. Vanuit het proces is daarmee niet meer geluidsproductie als gevolg van deze activiteiten.

4.2.2 Onderzoek

Onderdeel van de genoemde omgevingsvergunning is een akoestisch onderzoek dat de representatieve bedrijfssituatie beschrijft en beoordeelt van de activiteiten vanuit de steen- en kalkgroeve inclusief de be-/verwerking van primaire en secundaire grondstoffen van buiten de inrichting. De conclusie van dat akoestisch onderzoek luidt dat er aan de vastgestelde grenswaarden wordt voldaan. Het akoestisch onderzoek en de daaraan ten grondslag liggende rapportages maken onderdeel uit van de omgevingsvergunning uit 2010.

4.2.3 Conclusie ten aanzien van het aspect geluid

Onderhavige aanpassing van het geldende bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de al vergunde/geformaliseerde situatie ten aanzien van geluid(emissie).

4.3 Geur

4.3.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan legt de feitelijke situatie vast en daarnaast hetgeen de afgelopen jaren vergund is, waaronder de activiteiten conform de omgevingsvergunning (milieuvergunning) uit 2010.

4.3.2 Onderzoek

Als onderdeel van de genoemde omgevingsvergunning zijn de potentiële geuremissies op relevantie beoordeeld ten aanzien van de activiteiten vanuit de steen- en kalkgroeve inclusief de be-/verwerking van primaire en secundaire grondstoffen van buiten de inrichting. Daarbij is onder andere beoordeeld op de afstandentabellen uit de in paragraaf 4.1.1 beschreven 'Bedrijven en milieuzonering'.

4.3.3 Conclusie ten aanzien van het aspect geur

Onderhavige aanpassing van het geldende bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de al vergunde/geformaliseerde situatie ten aanzien van geur(emissie).

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan legt de feitelijke situatie vast en daarnaast hetgeen de afgelopen jaren vergund is, waaronder de activiteiten conform de omgevingsvergunning (milieuvergunning) uit 2010.

4.4.2 Onderzoek

Als onderdeel van de genoemde omgevingsvergunning zijn de emissies naar de lucht reeds geïnventariseerd. Hiertoe is onder andere destijds een Luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd.

4.4.3 Conclusie ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit

Onderhavige aanpassing van het geldende bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de al vergunde/geformaliseerde situatie ten aanzien van emissies naar de lucht.

4.5 Bodem

4.5.1 Inleiding

Met betrekking tot bodembedreigende activiteiten valt Sibelco onder de regelgeving van het Activiteitenbesluit. De vergunde activiteiten binnen de inrichting van waaruit mogelijk bodemverontreining zou kunnen ontstaan zijn geïnventariseerd en beoordeeld volgens de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming versie 2012. Uit deze inventarisatie blijkt dat Sibelco in de vergunde situatie voldoet aan de vereiste van een verwaarloosbaar bodemrisico.

4.5.2 Onderzoek

De nulsituatie van het gehele terrein is met historische bodemonderzoeken vastgelegd. Deze onderzoeken zijn in het bezit van de gemeente.

4.5.3 Conclusie ten aanzien van het aspect bodem

Dit bestemmingsplan legt de feitelijke situatie vast en daarnaast hetgeen de afgelopen jaren vergund is. Omdat er geen bedrijfsactiviteiten worden beëindigd is geen eindsituatieonderzoek noodzakelijk. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

4.6.1 Inleiding

Cultuurhistorie
Een belangrijke kwaliteit in het buitengebied wordt gevormd door de panden en elementen met cultuurhistorische waarde. Het betreft rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en karakteristieke objecten.

Rijksmonumenten zijn beschermd in het kader van de Monumentenwet 1988 en gemeentelijke monumenten in het kader van de monumentenverordening. Daarnaast bestaan er in het buitengebied van Winterswijk karakteristieke gebouwen. Deze hebben wel een eigen beschermende regeling in het bestemmingsplan.

Op het terrein van Sibelco en in de directe nabijheid ervan zijn geen karakteristieke gebouwen of monumenten aanwezig die een specifieke cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen. Dat blijkt onder meer uit het geldende bestemmingsplan en de Cultuurhistorische waardenkaart van provincie Gelderland.


Archeologie
In beleidsmatige zin hebben de archeologische waarden de afgelopen jaren meer aandacht gekregen. Dit heeft onder andere geresulteerd in internationale verdragen over het behoud van bodemschatten (Verdrag

van Valletta). De indicatieve kaart archeologische waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geeft globaal de kansrijke gebieden aan. Voor het buitengebied van Winterswijk zijn de verwachtingen nader onderzocht door RAAP. De verwachtingskaart is gebaseerd op het principe dat archeologische waarden niet willekeurig over een gebied zijn verspreid, maar gerelateerd zijn aan bepaalde landschappelijke kenmerken of eigenschappen. De verwachtingskaart is gebaseerd op algemene archeologische kennis over de ligging en verspreiding van archeologische vindplaatsen in Oost-Nederland.

De gebieden die op de verwachtingskaart zijn aangemerkt als gebieden met een (lage, middelmatige of hoge) archeologische verwachtingswaarde zijn in het bestemmingsplan opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting' met als toevoeging 1 tot en met 4. Deze zones geven daarmee aan voor welk gebied welke waarde geldt en waar een strenger beschermingsregiem geldt.

Op het terrein van Sibelco ligt geen archeologische dubbelbestemming zodat de conclusie is dat er archeologische verwachtingswaarde is.

Daarnaast geldt dat wanneer onverwacht alsnog archeologische vondsten en/of structuren worden aangetroffen, dit op basis van de Erfgoedwet 2016 (artikel 5.10 en 5.11) zo spoedig mogelijk bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en de gemeente Winterswijk gemeld dient te worden. Op deze manier zijn ook toevalsvondsten op een goede manier verzekerd.

4.6.2 Conclusie ten aanzien van de aspecten archeologie en cultuurhistorie

Uit het geldende bestemmingsplan blijkt dat in het plangebied geen sprake is van specifieke archeologische of cultuurhistorische waarden. Nader onderzoek naar archeologie en cultuurhistorie is dan ook niet nodig.

4.7 Ecologie

4.7.1 Inleiding

Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) en het bijbehorende Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb) in werking getreden. Door de inwerkingtreding van deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet komen te vervallen. Het is de bedoeling dat deze nieuwe wet en de bijbehorende Bnb en Rnb uiteindelijk opgaan in de nieuwe Omgevingswet waarvan verwacht wordt dat die in 2022 in werking treedt.


Wet natuurbescherming
De nieuwe wet beoogt zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de Europese kaders (o.a. vastgelegd in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Volgens de wetgever is hiermee sprake van een hoog beschermingsniveau van de natuur. De Europese beschermingskaders zijn met het oog op een goede doorwerking en duidelijkheid over de consequenties daarvan zo veel mogelijk één-op één opgenomen in de wet zelf. Alleen voor zover nodig voor een adequate bescherming van natuurwaarden die niet beschermd worden door Europese regelgeving, voorziet de Wnb in een aanvullende bescherming. Dit betreft bijvoorbeeld de bescherming van diersoorten die niet vallen onder de Europese beschermingskaders.

4.7.2 Uitgevoerde onderzoeken
4.7.2.1 Bescherming van gebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming is vastgelegd wat de relatie is van ruimtelijke ontwikkelingen en specifieke beschermde natuurgebieden, te weten de Natura 2000-gebieden. Daarbij moet komen vast te staan dat ofwel significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten ofwel dat deze gemitigeerd of gecompenseerd kunnen worden.

In dit geval is geen sprake van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, in die zin dat het bestemmingsplan geen ruimere bouw- of gebruiksmogelijkheden mogelijk maakt dan reeds zijn toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan dan wel op basis van verleende omgevingsvergunningen is toegestaan. Dit bestemmingsplan verduidelijkt dan ook de feitelijk aanwezige en in het verleden vergunde activiteiten van Sibelco op deze locatie. Sibelco is in het bezit van een actuele vergunning op grond van de Wet natuurbescherming die als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

4.7.2.2 Bescherming van soorten

In dit geval is geen sprake van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, in die zin dat het bestemmingsplan geen ruimere bouw- of gebruiksmogelijkheden mogelijk maakt dan reeds zijn toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan dan wel op basis van verleende omgevingsvergunningen is toegestaan. Dit bestemmingsplan verduidelijkt dan ook de feitelijk aanwezige en in het verleden vergunde activiteiten van Sibelco op deze locatie. Van een aantasting van beschermde soorten op het plangebied is dan ook geen sprake.

4.7.2.3 Conclusie

Het bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft het aspect ecologie.

4.8 Verkeer en parkeren

4.8.1 Inleiding

In de hele gemeente geldt de Nota parkeernormen Winterswijk die in 2013 is vastgesteld. Bij het toepassen van de parkeernormen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • 1. Iedere initiatiefnemer van een bouwplan is verantwoordelijk voor het realiseren van voldoende parkeerplaatsen voor het bouwplan op eigen terrein.
  • 2. Een nieuw bouwplan mag geen parkeerproblemen veroorzaken in zijn omgeving.
  • 3. Het toepassen van de parkeernormen moet een positieve invloed hebben op de bereikbaarheid en een duurzame economische ontwikkeling van Winterswijk.
  • 4. Er wordt uitgegaan van een vraagvolgend parkeerbeleid, derhalve worden de hoogste kengetallen voor parkeren van het CROW toegepast.
  • 5. Wanneer iemand die een bouwaanvraag indient met voldoende argumenten kan aantonen dat de voorgeschreven parkeernorm niet realiseerbaar is in deze specifieke situatie, wordt er gekeken naar alternatieve mogelijkheden om het parkeren op te lossen.
  • 6. Wanneer dit alles niet mogelijk is kan de gemeente gemotiveerd een vrijstelling verlenen.
  • 7. De parkeernormen kunnen worden gedifferentieerd naar verschillende gebieden: het centrum, de schil daaromheen en de rest van de kern. Dit onderscheid is in het uitvoeringsprogramma Parkeren vastgelegd.

4.8.2 Toepassing op het plangebied

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuw ontwikkelingen mogelijk maar legt slechts vast hetgeen feitelijk aanwezig is en hetgeen eerder al vergund is. De parkeernormen zijn alleen van toepassing op bouwplannen zoals te lezen is in de uitgangspunten. Een bouwplan is niet aan de orde.

Verder is van belang dat er op het terrein van Sibelco ruim voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig zijn waarmee voldaan wordt aan de gemeentelijke nota parkeernormen.

4.9 Externe veiligheid

4.9.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan legt de feitelijke situatie vast en daarnaast hetgeen de afgelopen jaren vergund is, waaronder de activiteiten conform de omgevingsvergunning (milieuvergunning) uit 2010.

4.9.2 Onderzoek

Als onderdeel van de genoemde omgevingsvergunning is gedetailleerd opgave gedaan van de gevaarlijke stoffen en gassen die binnen het bedrijf worden toegepast en worden opgeslagen. Deze opgave was gebaseerd op de activiteiten vanuit de steen- en kalkgroeve inclusief de be-/verwerking van primaire en secundaire grondstoffen van buiten de inrichting.

Bij Sibelco Winterswijk worden geen grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen opgeslagen of gebruikt. Ook bij ongewone voorvallen binnen het bedrijf is niet te verwachten dat gevaarlijke stoffen vrijkomen. Betreffende informatie maakt onderdeel uit van de omgevingsvergunning uit 2010 die als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

4.9.3 Conclusie

Onderhavige aanpassing van het geldende bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de al vergunde/geformaliseerde situatie ten aanzien van het aspect externe veiligheid.

4.10 Water

4.10.1 Beleid

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen. Het Waterschap Rijn en IJssel laat in het Waterbeheerplan 2016-2021 zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten het waterschap in de samenwerking met haar partners wil leggen. Vanuit die omgevingsverkenning wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor de primaire taakgebieden:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.


Voor het taakgebied Veiligheid water is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het taakgebied Voldoende water is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren". Voor Schoon water is het uitgangspunt "stand still - step forward". Essentieel is het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem met als einddoel een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Partnerschappen met gemeenten en andere partijen zorgen voor een effectieve en efficiënte (afval)waterketen. Door optimalisatie van de behandeling van afvalwater wordt een bijdrage geleverd aan een goede volksgezondheid en een schoon watersysteem. Het terugwinnen van energie en grondstoffen uit afvalwater draagt bij aan een meer circulaire economie.

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoets proces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

4.10.2 Situatie plangebied

Dit bestemmingsplan legt de feitelijke bestaande situatie vast en daarnaast hetgeen de afgelopen jaren vergund is. Op het gebied van water vindt er dan ook geen verandering plaats.

Met betrekking tot het lozen van afvalwater valt Sibelco onder de regelgeving van het Activiteitenbesluit. De activiteiten binnen de inrichting waarvoor water wordt gebruikt en afvalwater vrijkomt zijn verwoord in de aanvraag en zijn vergund middels de omgevingsvergunning uit 2010.

4.10.3 Conclusie

Onderhavige aanpassing van het geldende bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de al vergunde/geformaliseerde situatie ten aanzien van het aspect water.

4.11 Trillingen

4.11.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan legt de feitelijke situatie vast en daarnaast hetgeen de afgelopen jaren vergund is, waaronder de activiteiten conform de omgevingsvergunning (milieuvergunning) uit 2010.

4.11.2 Onderzoek

Voor trillingen geldt dat een trillingsonderzoek onderdeel uitmaakte van voorgenoemde aanvraag omgevingsvergunning die als representatieve bedrijfssituatie zowel de activiteiten vanuit de steen- en kalkgroeve als de be-/verwerking van primaire en secundaire grondstoffen van buiten de inrichting omvat.

4.11.3 Conclusie

Onderhavige aanpassing van het geldende bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de al vergunde/geformaliseerde situatie ten aanzien van het aspect trillingen.

4.12 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

4.12.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan legt de feitelijke situatie vast en daarnaast hetgeen de afgelopen jaren vergund is, waaronder de activiteiten conform de omgevingsvergunning (milieuvergunning) uit 2010.

Een bestemmingsplanwijziging komt met milieueffectrapportage in aanraking op het moment dat er sprake is van activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).

Ingevolge artikel 7.17, eerste lid, van de Wet milieubeheer moet het bevoegd gezag bij voorgenomen activiteiten genoemd in onderdeel D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) besluiten of voor het project, gelet op de belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die het project mogelijk heeft, een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Het gaat om de gevolgen voor het milieu als bedoeld in artikel 7.1 van de Wm.

De reeds vergunde activiteiten maar nog eenduidig in bestemmingsplan aan te geven be-/verwerking van (secundaire) grondstoffen heeft betrekking op de volgende activiteit genoemd in de bijlage behorende bij het Besluit m.e.r. onderdeel D, categorie 18.1: de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor de verwijdering van afval.

Omdat de be-/verwerking van secundaire grondstoffen valt onder een activiteit genoemd in bijlage D van het Besluit m.e.r. en Sibelco een vergunde productiecapaciteit van de installaties heeft van meer dan 50 ton per dag is de conclusie dat voor voorgenoemde aanpassing van het bestemmingsplan deze (vormvrij) m.e.r.-beoordeling formeel noodzakelijk is.

Sibelco be-/verwerkt naast secundaire grondstoffen ook primaire grondstoffen van buiten de inrichting. Daar waar de be-/verwerking van secundaire grondstoffen wel valt onder bijlage D van het Besluit m.e.r. geldt dat niet voor de be-/verwerking van primaire grondstoffen.

4.12.2 (vormvrije) m.e.r.-beoordeling

Door BMD Advies is een vormvrije 'm.e.r.-beoordeling' opgesteld. Deze maakt als bijlage deel uit van dit bestemmingsplan.

4.12.3 Conclusie

Uit de (vormvrije) m.e.r.-beoordeling blijkt dat de toevoeging van de bestemming be-/verwerking van secundaire grondstoffen van buiten de inrichting aan de inrichting Sibelco geen verandering inhoudt ten aanzien van de reeds geformaliseerde situatie middels de verleende omgevingsvergunning uit 2010. Deze vergunde situatie is namelijk al volledig gebaseerd op de activiteiten vanuit de steen- en kalkgroeve inclusief de be-/verwerking van secundaire grondstoffen van buiten de inrichting.

Het uitvoeren van een milieueffectrapportage was in 2010 niet nodig en is dat daarmee ook nu niet. Met het indienen van deze vormvrije m.e.r-beoordeling, direct voorafgaand aan de procedure van dit bestemmingsplan, wordt (ook nu) voldaan aan het vereiste op grond van artikel 7.16 van de Wet milieubeheer.

4.13 Financiële aspecten

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar. Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst. In onderhavig geval wordt met Sibelco een anterieure overeenkomst gesloten zodat geen verplichting bestaat tot het vaststellen van een exploitatieplan.

Hoofdstuk 5 Procedure

5.1 Algemeen

Zowel voorafgaand aan de procedure van dit bestemmingsplan als tijdens de bestemmingsplanprocedure is actief afstemming gezocht met bewoners en bedrijven in de omgeving van het plangebied. Onder andere tijdens een informatieavond is informatie gedeeld en is ruimte gegeven voor reacties en input.

5.2 Veslag artikel 3.1.1 Bro-overleg

Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het gaat dan tenminste om de betrokken waterschappen en diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan aan de orde zijn.

5.3 Zienswijzen, ambtshalve wijzigingen en beroep

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van P.M tot en met P.M. ter inzage gelegen. Er zijn P.M. zienswijzen ingediend. Deze zijn verwerkt in een nota zienswijzen.

Na vaststelling door de gemeenteraad ligt het bestemmingsplan opnieuw 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt in werking daags na afloop van de tervisielegging als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt in het geval er beroep wordt ingesteld met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State