direct naar inhoud van Artikel 11 Maatschappelijk
Plan: Integrale herziening buitengebied Winterswijk
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1001BGHERZIENING-OW01

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 bestemmingsomschrijving
11.1.1

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat uitsluitend is toegestaan:
    • 1. een verenigingsgebouw met ondersteunende horeca en bijbehorende evenementen ten dienste van de vereniging ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'discotheek' maximaal één keer per maand een discotheek is toegestaan;
    • 2. een religieuze instelling ter plaatse van de aanduiding 'religie';
    • 3. een onderwijsinstelling ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
    • 4. een informatie- en documentatiecentrum met expositieruimte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - informatiecentrum';
    • 5. een zorgboerderij ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
    • 6. een diepvrieshuis ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - diepvrieshuis' met dien verstande dat tevens detailhandel in ter plaatse vervaardigde producten is toegestaan;
  • b. het bestaande aantal bedrijfswoningen, daaronder begrepen praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande, dat maximaal 50 m2van de vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen ten behoeve van deze activiteiten in gebruik mag zijn en dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • c. evenementen in de vorm van school- en volksfeesten uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'verenigingsleven' of 'onderwijs', mits dit gebruik voor iedere locatie afzonderlijk beperkt blijft tot maximaal drie dagen per kalenderjaar exclusief opbouwen en afbreken;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

11.2 bouwregels
11.2.1

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. voor zover een bouwvlak is aangegeven dient te worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bedrijfsvloeroppervlakte bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de bestaande oppervlakte met dien verstande dat:
    • 1. voor zover de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'EHS natuur' de oppervlakte bedrijfsgebouwen met maximaal 20% mag worden vergroot tot een maximum van 375 m2;
    • 2. voor zover de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'EHS verbinding' of 'EHS verweving' of 'landschapswaarden' de oppervlakte bedrijfsgebouwen mag worden vergroot met 20% tot een maximum van 500 m2;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van onderwijsinstellingen ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven oppervlakte;
  • d. goothoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte, dan wel voor zover de goothoogte niet is aangeduid, maximaal 6,5 m;
  • e. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte, dan wel voor zover de bouwhoogte niet is aangeduid, maximaal 9 m;
  • f. inhoud van een bedrijfswoning maximaal de bestaande inhoud met dien verstande dat voor zover er geen sprake is van een bestaande inhoud, bedraagt de inhoud maximaal 750 m³;
  • g. oppervlakte van de bedrijfswoning maximaal de bestaande oppervlakte met dien verstande dat voor zover er geen sprake is van een bestaande oppervlakte, bedraagt de oppervlakte maximaal 150 m².
11.2.2

Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 100 m2;
  • b. goothoogte is:
    • 1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;
    • 2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning + 0,25 m;
  • c. bouwhoogte is:
    • 1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;
    • 2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
11.2.3

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m.

11.3 ontheffing van de bouwregels
11.3.1 Vergroten bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 11.2.1 onder f en g voor het vergroten van de oppervlakte en inhoud van een bedrijfswoning, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte mag met maximaal 20 m² worden uitgebreid;
  • b. de kenmerkende vorm van de hoofdbouwmassa dient gehandhaafd te blijven;
  • c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
11.3.2 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 11.2.1 onder b voor het toestaan van een grotere oppervlakte van de gebouwen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. de vergroting mag niet meer bedragen dan 10% van de bestaande oppervlakte bedrijfsgebouwen;
  • b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
11.4 ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 11.1 onder a voor het toestaan van een andere maatschappelijke voorziening dan ter plaatse is toegestaan, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.