direct naar inhoud van Artikel 3 Maatschappelijk
Plan: bestemmingsplan Geessinkweg 3 Winterswijk-Kotten 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1011BGGEESSINK3-VA01

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat uitsluitend is toegestaan:

  • a. een informatie- en cursuscentrum met expositie- en vergaderruimte, slaapruimte, keuken ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - educatie";
  • b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", het wonen in een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden", het behoud, de bescherming en/of herstel van cultuurhistorische waarde;
  • d. evenementen in de vorm van school- en volksfeesten en andere culturele evenementen, dan wel ter plaatse van een aanduiding "specifieke vorm van recreatie - evenementen", mits dit gebruik beperkt blijft tot maximaal drie dagen per kalenderjaar exclusief opbouwen en afbreken;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven, terreinen, parkeer-, waterhuishoudkundige- en groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. voor zover een bouwvlak is aangegeven dient te worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bedrijfsvloeroppervlakte bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de bestaande oppervlakte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mag de goot-, en bouwhoogte in meters van een gebouw niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • d. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, behalve ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' waar 1 bedrijfswoning per bouwperceel is toegestaan;
  • e. voor een bedrijfswoning geldt dat de inhoud niet meer dan 750 m3 mag bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan dient te worden gehandhaafd, met dien verstande dat een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast;
  • g. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd blijven.

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer dan 150 m2 bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. in de overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.

3.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis zijn de algemene afwijkingsregels van toepassing.