direct naar inhoud van 3.1 Rijksbeleid
Plan: Het Vriezenhuis
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1012BGVRIEZENHS-OW01

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte is een strategische nota op hoofdlijnen, waarin het nationale ruimtelijke beleid is ondergebracht. In deze nota gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Met de inwerkingtreding van de Nota Ruimte zijn de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra en het Structuurschema Groene Ruimte vervallen.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om op een duurzame en efficiënte wijze ruimte te scheppen door de verschillende ruimtevragende functies, de leefbaarheid van Nederland te waarborgen en te vergroten, en de ruimtelijke kwaliteit van stad en platteland te verbeteren, waarbij speciaal aandacht wordt besteed aan het scheppen van de juiste condities voor het toepassen van ontwikkelingsplanologie. Meer specifiek richt het rijk zich in het nationaal ruimtelijk beleid op: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale waarden en borging van de veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd en zijn een uitdrukking van de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven van het rijk voor de kortere en langere termijn.

In de Nota Ruimte wordt een sturingsfilosofie onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', gehanteerd. Dit betekent dat het rijk zich intensief zal bemoeien met de uitwerking van het beleid en de uitvoering die betrekking heeft op de selectie van gebieden en netwerken die onderdeel uitmaken van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur (verder kortweg RHS genoemd). De gebieden en netwerken die het rijk van nationaal belang acht zijn opgenomen in de RHS. Buiten de RHS stelt het rijk zich terughoudend en selectief op. Wel is in de nota een beperkt aantal regels opgenomen die moeten zorgen voor een generieke basiskwaliteit in heel Nederland. Deze basiskwaliteit geldt als een soort spelregel, een ondergrens, die van toepassing is bij alle ruimtelijke afwegingen die decentrale overheden, al dan niet in samenspel met maatschappelijke organisaties, marktpartijen en burgers, maken. Alle partijen die bij planontwikkeling betrokken zijn, zijn gebonden aan deze basiskwaliteit. Deze basiskwaliteit bestaat uit wettelijke, inhoudelijke en procesmatige eisen, welke gerelateerd kunnen worden aan de drie lagen uit de lagenbenadering of aan de waarden van ruimtelijke kwaliteit.

Op het gebied van water, natuur en landschap gaat het om punten als de watertoets, functiecombinaties met water en bescherming van natuurgebieden en soorten. Daarnaast behoort ook het besteden van aandacht aan de landschappelijke kwaliteit en het ruimtelijk ontwerp in verhouding met de basiskwaliteit. Tot de RHS behoren op het gebied van water, natuur en landschap onder meer de grote rivieren en wateren, Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, Natuurbeschermingswetgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Nationale landschappen.

Het plangebied is gelegen in landelijk gebied. Uit de bovengenoemde hoofddoelstelling van het nationaal ruimtelijk beleid vloeit een aantal doelstellingen voor het ruimtelijke beleid voort die van belang zijn voor het landelijk gebied. Deze zijn het behoud en ontwikkeling van natuur-, cultuurhistorische en landschappelijke waarden en de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit. De vitaliteit en kwaliteit van het platteland wil het rijk versterken door ruimte te geven aan hergebruik van bebouwing en nieuwbouw in het buitengebied (ruimte voor ruimte, rood voor groen, etc.), vergroting en aanpassing van de toeristisch recreatieve mogelijkheden en door ruimte te bieden aan een duurzame en vitale landbouw en overige economische activiteiten die zich verdragen met de kwaliteit van het landschap.

Ruimtelijke strategieën die hierbij horen zijn 'investeren in de kwaliteit van natuur' en 'landschap ontwikkelen met kwaliteit'. De gemeente Winterswijk behoort niet tot de nationale stedelijke netwerken of economische kerngebieden. In Winterswijk is een deel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aanwezig en Habitatrichtlijngebieden (Natura 2000-gebieden). Het plangebied behoort tot het EHS-verwevingsgebied. Dit aspect is verder uitgewerkt in het Streekplan Gelderland 2005 en wordt in pargaraaf 3.2 behandeld. Niet onbelangrijk is verder dat het gebied deels behoort tot het Nationaal landschap Achterhoek. In de Nota Ruimte is de Achterhoek aangewezen als Nationaal Landschap vanwege de volgende drie kernkwaliteiten:

  • 1. kleinschalige openheid
  • 2. het groene karakter
  • 3. microreliëf door essen en 'eenmansessen'.

Volgens de Nota Ruimte zijn Nationale landschappen gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bezitten deze bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van deze landschappen moeten behouden blijven, duurzaam worden beheerd en waar mogelijk versterkt worden. In samenhang hiermee zal de toeristisch recreatieve betekenis moeten toenemen. In deze landschappen is daarom 'behoud door ontwikkeling' het uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid. De hele gemeente Winterswijk is gelegen in één van de gebieden die is aangewezen als Nationaal Landschap, de Achterhoek.

De landschappelijke kwaliteiten zijn medesturend voor de wijze waarop ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden. Uitgangspunt is dat de Nationale landschappen zich in sociaal-economisch opzicht voldoende moeten kunnen blijven ontwikkelen, terwijl de bijzondere kwaliteiten van het gebied worden behouden of worden versterkt. In algemene zin geldt daarom dat in deze landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt: het 'ja, mits'-regime. De provincies zijn verantwoordelijk voor de uitwerking van het beleid voor nationale landschappen in hun streekplannen c.q. structuurvisies. Dit bestemmingsplan sluit aan bij de doelstellingen van de Nota Ruimte . Het geeft zelf actief uitvoering aan de doelstellingen die door het rijk zijn gesteld.

3.1.2 Waterbeleid

Een ander belangrijk onderwerp in het rijksbeleid is duurzaam waterbeheer. De Europese Kaderrichtlijn Water, die sinds 2000 van kracht is, speelt hierbij een belangrijke rol. De richtlijn moet er immers voor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. Dit betekent dat de rijksoverheid streeft naar een watersysteem dat zoveel mogelijk de natuurlijke situatie (zonder ingrepen van de mens) benadert. Het streven is onder andere gericht op het behouden en vergroten van de ruimte voor water, waar mogelijk vasthouden van water en verbetering van de waterkwaliteit. De waterbeheerders spelen hierbij een belangrijke rol. In de ruimtelijke plannen, waaronder het bestemmingsplan, wordt een waterparagraaf opgenomen. In hoofdstuk 4.2 wordt hier nader op ingegaan.

3.1.3 Nota Belvedere

In 1999 is de Nota Belvedere verschenen. Het rijk signaleert in deze nota dat Nederland voor grote ruimtelijke veranderingen staat en dat tegelijkertijd de culturele identiteit van de leefomgeving in de belangstelling staat. Die identiteit kan volgens de nota versterkt worden door een sterker accent te leggen bij het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten. In de dynamiek van nieuwe ontwikkelingen, moet zorg voor, en creatieve benutting van cultuurhistorische waarden vanzelfsprekend zijn.

Cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting moeten sterker gekoppeld worden, opdat er een kwaliteitsimpuls met maatschappelijke meerwaarde ontstaat. Het adagium is ook hierbij : 'behoud door ontwikkeling.' Daarin ligt een gezamenlijke opgave voor overheden, marktpartijen, burgers en maatschappelijke organisaties in een integrale aanpak bij planontwikkeling. In de nota zijn uitgangspunten voor cultuurhistorisch ruimtelijk beleid neergelegd, die door moeten werken in ander ruimtelijk beleid. De nota zelf bevat geen beleid. Doelstelling van de nota is dan ook: “De cultuurhistorische identiteit wordt sterker richtinggevend voor de inrichting van de ruimte, en het rijksbeleid zal daarvoor goede voorwaarden scheppen”. Voor het ruimtelijk beleid komen hieruit als belangrijkste nevendoelen voort:

  • Het erkennen en herkenbaar houden van cultuurhistorische identiteit in zowel het stedelijke als landelijke gebied als kwaliteit en uitgangspunt voor verder ontwikkelingen;
  • Het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten van de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden van Nederland, de zogenoemde Belvederegebieden.

Het plangebied valt binnen het Belvedere-gebied Winterswijk. Het cultuurhistorische karakter van het gebied wordt volgens de nota vorm gegeven door onder meer de volgende fysieke dragers:

  • Gave escomplexen,
  • Oude waardevolle scholtehoeven in samenhang met kleinschalige beplantingen en verkavelingspatronen,
  • Havezaten, (restanten van) watermolens, grachten, steengroeve, kerken, kapellen en kloosters en
  • Terreinen met een hoge archeologische waarde en/of betekenis.

Op deze dragers kan het ruimtelijk beleid van gemeente en provincie zich richten. Zij kunnen hier zelf invulling aan geven, met als doelstelling het in stand houden en ontwikkelen van de cultuurhistorische identiteit. Het rijksbeleid uit de Nota Belvedere is vertaald in de provinciale Nota Belvoir 2 en 3 (zie paragraaf 3.2.2).

In dit bestemmingsplan wordt expliciet rekening gehouden met de fysieke dragers die zijn benoemd in de Nota Belvedere. Ook aan de gewenste kwaliteitimpuls wordt invulling gegeven door het hergebruik van de monumentale gebouwen.