direct naar inhoud van 4.6 Ecologie
Plan: Badweg 1
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1109BGBADWEG1-VA01

4.6 Ecologie

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het aspect ecologie. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet, de Flora- en faunawet en de Ecologische Hoofdstructuur.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een quickscan natuurtoets uitgevoerd (EcoGroen Advies BV, Quickscan natuurtoets uitbreiding veehouderij Badweg 1, Winterswijk, van 19 oktober 2011). Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 2. De consequenties van de voorgenomen ontwikkeling op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de Flora- en faunawet en de vigerende gebiedsgerichte natuurbescherming.

Gebiedsgerichte natuurbescherming

Op basis van de ligging en de aard van de ruimtelijke ingrepen wordt ingeschat dat de beoogde plannen geen negatieve effecten hebben op de in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebieden, EHS of belangrijke natuurwaarden buiten de EHS.

Het plangebied ligt binnen een afstand van 250 meter van een kwetsbaar gebied dat is gelegen binnen de EHS. Daarom moet worden aangegeven hoe rekening is gehouden met de ammoniakemissie in verband met de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). In paragraaf 4.9 onder "ammoniak" is dit nader beschreven. Hieruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de Wav.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is de omgevingsvergunning verleend. In verband met de Natuurbeschermingswet 1998 is door het bevoegd gezag (provincie Gelderland) een verklaring van geen bedenkingen afgegeven. Hieruit blijkt dat er, gelet op het belang van de beschermde natuurgebieden Korenburgerveen, Bekendelle, Willinks Weust en Wooldse Veen, geen bedenkingen zijn tegen de vergunning. Bij de voorgenomen ontwikkeling zijn rechten van het beëindigde agrarisch bedrijf aan de Kottenseweg 114 overgenomen. In het kader van de ontwikkeling is een AAgro-Stacks berekening uitgevoerd.

Aangetroffen en te verwachten soorten

  • In het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten of plantensoorten van de Rode Lijst aangetroffen of te verwachten.
  • Verspreid in het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van een aantal algemeen voorkomende, laag beschermde, zoogdiersoorten aangetroffen en te verwachten. Vaste verblijfplaatsen van juridisch zwaarder beschermde zoogdieren, waaronder vleermuizen, zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht.
  • Met uitzondering van Huismus zijn in het plangebied geen nestlocaties aangetroffen of te verwachten van broedvogels waarvan de nestlocatie jaarrond beschermd is. De voorgenomen plannen geven overigens geen aanleiding om schade aan Huismus te veronderstellen. Verder zijn er diverse algemene broedvogels aanwezig en te verwachten aan bos en struweel.
  • Wegens het ontbreken van permanent oppervlaktewater is de aanwezigheid van vissen en voortplanting van amfibieën niet aan de orde. Wel kunnen algemene en laag beschermde amfibieën als Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander overwinteren in de strooisellaag onder beplanting en in de greppels. Zwaarder beschermde amfibieën worden op basis van terreinkenmerken en bekende verspreidingsgegevens niet in het plangebied verwacht.
  • Reptielen, beschermde libellen, dagvlinders en andere ongewervelden zijn niet aangetroffen en worden op basis van biotoopkenmerken en bekende verspreidingsgegevens ook niet in het plangebied verwacht.

Vervolgstappen en mitigerende maatregelen

  • Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering op te starten in de periode voor half maart en na half juli. Voor het broedseizoen wordt echter geen standaardperiode gehanteerd, maar het is van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum;
  • Bij de beoogde plannen kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine grondgebonden zoogdieren en amfibieën verloren gaan. Voor de in voorliggende situatie aanwezige of te verwachten tabel 1-soorten geldt echter automatisch vrijstelling van artikel 75 van de Flora- en faunawet.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande leidt het aspect ecologie niet tot belemmeringen van de voorgenomen ontwikkeling.