direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen
Plan: Meddosestraat
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1202SGMEDDOSESTR-OW01

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' uitsluitend voor zorgwoningen al dan niet in combinatie met een zorgfunctie, in een bijzondere groepering of samenstelling met bijbehorende voorzieningen welke ten dienste staan aan dit doeleinde, zijnde:
    • 1. detailhandel;
    • 2. publieksgerichte en/of maatschappelijke dienstverlening;
    • 3. medische en welzijnsvoorzieningen;
    • 4. horeca;
    • 5. praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat maximaal 50 m2 van de vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van deze activiteiten in gebruik mag zijn en dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft.
  • c. een en ander met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven, (voet)paden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Voor bebouwing gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
  • c. de afstand van gebouwen tot de achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 meter;
  • d. de voorgevels van hoofdgebouwen dienen in of tot maximaal 3 meter achter de aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • f. de hoofdgebouwen in hoofdzaak dienen te worden afgedekt met een kap, ondergeschikte bouwdelen uitgezonderd;
  • g. overkappingen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden opgericht;
  • h. overkappingen dienen minimaal 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • i. de hoogte van overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen;
  • j. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen per hoofdgebouw mag maximaal 25 m2 bedragen;
  • k. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen:
    • 1. 1 meter, voor zover het betreft gronden, gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;
    • 2. 2 meter, voor zover het betreft gronden, gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.2 ten behoeve van de bouw van overkappingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde daarvan, eventueel met overschrijding van de gevellijn, mits:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
    • 2. de belangen van eigenaren en/of gebruikers van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. artikel 5.2 sub g ten behoeve van de bouw van gebouwen met een maximale goothoogte van 10 meter en een maximale bouwhoogte van 13 meter, mits:
    • 1. de stedenbouwkundige karakteristiek in de omgeving niet negatief beïnvloed wordt;
    • 2. het vanuit stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is een accent in de bebouwing te creëren;
  • c. artikel 5.2 sub g en artikel 1.27 ten behoeve van de bouw van gebouwen met kap in een gebogen vorm of set-back, mits:
    • 1. de gebogen dakvorm of een set-back in de totale vormgeving van het pand is opgenomen;
    • 2. het een vrijstaand pand betreft;
    • 3. geen afbreuk wordt gegaan aan de historische en karakteristieke opbouw van de straatwand.

5.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van een goede ruimtelijke ontwikkeling nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van gebouwen en verkeersvoorzieningen zoals parkeervoorzieningen en in- en uitritten, teneinde te voorkomen dat:

  • a. blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen;
  • b. verkeersonveilige situaties ontstaan.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 en artikel 5.2 ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt. Dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen omgevingsvergunning tot afwijken wordt verleend voor inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer;
    • 2. het bedrijfsmatig gebruik met het woonkarakter in de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • c. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten. Het bevoegd gezag is bevoegd nadere voorwaarden te stellen ten aanzien van parkeerplaatsen op het bijbehorende bouwperceel;
  • d. de bedrijfsactiviteiten geen detailhandel betreffen, uitgezonderd detailhandel die een nevenactiviteit betreft van de uitoefening van het bedrijf en daaraan ondergeschikt is;
  • e. ten hoogste 50 m2 van de oppervlakte per woning en de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik is.