Plan: | Bredelerweg 3 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0294.WP1107BGBREDELERW3-VA10 |
In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-aspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen onder andere aan de orde te komen het wegverkeerslawaai, geluidszones, bedrijvigheid, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen, archeologie, de flora en de veiligheid.
Archeologie en cultuurhistorie
Er geldt een archeologische verwachtingswaarde voor het perceel. De bestemmingswijziging leidt op zich niet tot ingrepen in de bodem. Een archeologisch onderzoek is daarom voor dit plan niet nodig. Om de archeologische waarden te beschermen wordt een dubbelbestemming opgenomen voor archeologie.
Bodem
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet getoetst worden of de bodemkwaliteit de planontwikkeling belemmert. Wanneer op het perceel geen (ernstige) bodemverontreiniging wordt verwacht, mag worden aangenomen dat er geen belemmeringen zijn voor de functiewijziging.
De bodemkwaliteit op het perceel is niet eerder met bodemonderzoek vastgesteld. Uit het archiefonderzoek volgt dat op het perceel een agrarisch bedrijf aanwezig is (geweest), met onder andere bovengrondse opslag van dieselolie, afgewerkte olie, mestbassins en een werktuigenberging. Uit het dossier blijkt dat de geplande ondergrondse brandstoftank niet is gerealiseerd. Uit milieucontroles volgt dat het bedrijf in onbruik is geraakt en de opslag van b.v. mestrestanten niet ordentelijk was. Toch leert de ervaring dat dit soort agrarische bedrijfsactiviteiten en -onderdelen in de regel niet tot (ernstige) bodemverontreiniging leiden. Bovendien houdt de wijziging de sloop van bestaande panden in en het komen laten vervallen van de agrarische bestemming. Aan de te behouden panden wijzigt niets en, voor zover nu bekend is, zijn er ook geen plannen voor nieuwbouw.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening moet bij een bestemmingsplanwijziging in beginsel worden getoetst of de bodemkwaliteit de functiewijziging in de weg staat. Wanneer op het perceel geen (ernstige) bodemverontreiniging wordt verwacht, mag worden aangenomen dat er geen belemmeringen zijn voor de functiewijziging. In dat geval is bodemonderzoek in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet noodzakelijk.
Op grond van bovenstaande wordt het uitvoeren van bodemonderzoek om de feitelijke bodemkwaliteit vast te leggen niet noodzakelijk geacht. Aangenomen wordt dat geen sprake is van een ernstige bodemverontreiniging en dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de functies die de te behouden panden houden. Bij nieuwbouw zal de situatie opnieuw beoordeeld moeten worden.
Milieu overig
Er geldt ter plaatse van het perceel Bredelerweg 3 een gebiedsaanduiding Reconstructiewetzone verwevingsgebied. Deze zone is van belang bij agrarische bedrijven die intensieve veehouderij hebben. Aangezien dit plan een wijziging van een agrarische bestemming in een woonbestemming betreft, is de reconstructiewetzone in dit verband niet van toepassing en levert deze dan ook geen belemmeringen op.
Op grond van agrarische geurcirkels zijn er geen belemmeringen. Voor de overige milieuaspecten zijn ook geen belemmeringen aanwezig. Hierbij is gekeken naar geluid, lucht, externe veilgheid en milieuzonering. Aan Flora- en Faunaregelgeving zal toepassing worden gegeven in het kader van de vergunnningverlening op grond van de Wabo.
Waardevol landschap
Het perceel Bredelerweg 3 ligt in de gebiedsaanduiding Waardevol landschap. In de Nota Ruimte is sprake van het Nationaal Landschap Winterswijk waarvan het buitengebied Winterswijk deel uitmaakt. Als kernkwaliteiten worden genoemd:
- kleinschalige openheid;
- het groene karakter;
- microreliëf door essen en 'eenmansessen'.
In het provinciale streekplan/structuurvisie en de streekplanuitwerking Waardevolle landschappen zijn deze kwaliteiten verder uitgewerkt. De volgende kernkwaliteiten worden aan het Winterswijkse landschap toegekend:
- Kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen; oostelijke helft kleinschaliger dan westelijke helft.De kleinschaligheid is deels te herleiden tot de kleinschalige geologie en geomorfolgievan het Oost-Nederlands Plateau, die sterk afwijkt van het aanliggende dekzandlandschap:met heel karakteristieke structuren van kleine ingesneden beken op korte afstand van elkaar. In de westelijke helft komt tussen de plateaurand Aalten-Groenlo en Winterswijk een komvormige laagte voor waar een afwijkend landschap is ontstaan op voormalig broek en veen. Dit jongere landschap is eveneens kleinschalig maar kent niet de afwisseling met beken, oude bouwlanden en hoeven. Dezelfde soort jongere landschappen komt voor aan de noordkant (onder andere Meddosche Veld en Masterveld). De kleinschaligheid en verweving hangt ook samen met het voorkomen van vele kleine landgoederen met een grote afwisseling van natuur, landbouwgrond, bos en kleine beplantingselementen. Grondgebonden landbouw op economische basis draagt bij aan een landschap dat door eigenaren, gebruikers, bewoners en toeristen als 'levend' wordt ervaren.
- Rijk aan microreliëf (steilranden, essen en eenmansessen), een duidelijke terrasrand (westzijde). De terrasrand ligt tussen Aalten en Groenlo. Boven op de rand komen grote openescomplexen voor: tussen Aalten en Barlo en bij Vragender. Verspreid liggen talloze kleinere essen; het patroon is grillig met veel gebogen wegen en esranden. Op de terrasrand komen ook jongere ontginningen met rechthoekige patronen voor, zoals Schaarsheide en Vragenderveld, met heel andere patroonkenmerken. De hoge ligging nodigde in het verleden militaire activiteit uit waaraan de Besselinkschans bij Lievelde en de vestingstad Groenlo met zijn circumvallatie uit de Tachtigjarige Oorlog nog herinnert. Essen, eenmansessen met steilranden komen overal in het gebied voor behalve in de jongere ontginningen.
- Meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing (elzen en essen) in halfopen landschap; overstromingsvlaktes in laagtes. De structuur van beken en beekjes die samenstromen in de Groenlosche Slinge en de Bovenslinge wordt bepaald door de ondergrond en menselijke activiteit. Langs de beken zijn veel kleine tot middelgrote (loof)bossen gelegen. Op hogere plaatsen langs de beken is het natuurlijke reliëf opgehoogd met esdekken.
- Fraaie, open essen (opvallend groot op de plateaurand van Aalten tot Groenlo) en bijzondere broekgebieden. Binnen de begrenzing van de open escomplexen komen gebiedjes voor die geen oude open bouwlanden zijn, maar bijvoorbeeld overgangen naar beekdalen, kleine beekdalen, bosjes. Deze gebiedjes zijn toleranter voor toevoegingen als opgaande beplanting. Bijzondere broek- en veengebieden zijn het Korenburgerveen en omgeving en het Wooldsche Veen, die getuigen van kleinschalige turfwinning.
- Historisch nederzettingspatroon, vervlochten in het landschap: oude boerderijplaatsen (zoals scholtenhoeven), vele gehuchten en grotere nederzettingen. De enige grote nederzetting in het gebied zelf is Winterswijk, dat als een spin in een web van wegen zit. Aan de westrand van het gebied en het plateau liggen Groenlo, Lichtenvoorde en Aalten. De vele gehuchten liggen verspreid in het land, de meeste bestaan uit oude en jongere gebouwen, van oorsprong veelal hoeven, in een karakteristieke losse structuur gegroepeerd bij of rond essen en esjes en in veel gevallen aan een beek. Escomplexen liggen bij zulke gehuchten: onder meer Vragender, Barlo, Meddo, Huppel, Kotten, Miste en Corle. De verspreid gelegen oude boerderijen hebben veelal een bijbehorende eenmanses. Voor de waardevolle landschappen als geheel geldt binnen de voorwaarde dat de kernkwaliteiten worden versterkt, en bij inachtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied een 'ja mits'- benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen. Voor zover de waardevolle landschappen deel uitmaken van het multifunctioneel gebied is de voorwaarde dat de nieuwe bebouwing leidt tot landschappelijke versterking, en dat recht wordt gedaan aan de kernkwaliteiten van de betreffende landschappen. Ter beoordeling van het wel of niet toestaan van een nieuwe ruimtelijke activiteit op een bepaalde plek in een waardevol landschap (bij hoofdafwegingsformule van 'ja, mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt') geldt de volgende afbeelding met stappenschema.
Visie Buitengebied (december 2005)
Ook in de gemeentelijke Visie Buitengebied is aangegeven dat het buitengebied moet worden benaderd als een waardevol cultuurlandschap.
De gemeente Winterswijk streeft naar behoud van het cultuurlandschap. Bestaande waarden worden daarbij beschermd, verloren waarden worden hersteld en nieuwe landschappelijke waarden worden gecreëerd. De praktische uitwerking hiervan wordt toegespitst op specifieke landschapstypen. Hiermee wordt de bestaande diversiteit en afwisselingen in het landschap gewaarborgd en verder verbeterd. Bij het nemen van maatregelen of het opstellen van beleid kiezen wij voor maatwerk, waar nodig op perceelsniveau. Dit vraagt om flexibel beleid en goede samenwerking tussen de overheden en de burgers. Per saldo wordt de kwaliteit van het buitengebied (of een specifiek gebiedstype daarbinnen) behouden of versterkt bij iedere ontwikkeling die plaats vindt. De manier waarop de bewoners van Winterswijk met het landschap om zijn gegaan is bepalend geweest voor de huidige 'vorm' van dit landschap. Dit heeft geleid tot een landschap dat historisch waardevol is, erkend wordt en gewaardeerd wordt. De gemeente Winterswijk is de eerst aangewezen overheidsinstantie die het lokale landschappelijke belang behartigt. In haar vertaling van het nationale beleid spreekt de gemeente van een cultuurlandschap. Het behartigen van het landschappelijk belang gebeurt op twee manieren:
1 beschermen van waardevolle elementen;
2 ontwikkelen van nieuwe functies en/of nieuwe kwaliteitselementen.
Deze inspanning is gericht op behoud of versterking van het cultuurlandschap. Behouden alleen is echter niet genoeg. Het landschap is een dynamisch geheel dat ontstaat door de specifieke samenhang van de delen. Daarom worden nieuwe ontwikkelingen toegestaan.
Deze nieuwe ontwikkelingen (bijvoorbeeld zorgboerderijen, niet-agrarische werkfuncties, recreatie etc.) leveren een bijdrage aan het buitengebied (landschap, economie, leefbaarheid etc.). Het cultuurlandschap is een dynamisch geheel. De gemeente wil gebruik maken van de veranderingen die optreden, ten gunste van het cultuurlandschap en de bewoners en gebruikers.
Het behoud van authenticiteit en kwaliteit van gebouwen en groen staat hoog in het vaandel van gemeentelijk beleid. Karakteristieke groene landschapselementen dienen in het gemeentelijk beleid te worden beschermd. De aandacht gaat daarbij primair uit naar dragers van het landschap, bijzonder kwetsbare elementen, moeilijk te vernieuwen elementen en zeldzame elementen. De veelheid van kleine elementen is daarbij karakteristiek voor Winterswijk. Private initiatieven voor landschapsversterking worden van groot belang geacht. Behoud van karakteristieke openheid vraagt daarbij bijzondere aandacht. Het gaat om zowel kleinschalige openheid, bijvoorbeeld van essen, als meer grootschalig, zoals in het jonge ontginningslandschap.
Landschapsontwikkelingsplan
Het buurtschap Ratum is een oud hoevelandschap met een langgerekte essengordelnaast diverse eenmansesjes. Het grootste deel van het gebied is dan ook van grote cultuurhistorische waarde, met uitzondering van een weinig waardevol gedeelte oost van ‘De Voortwisch’ (inclusief de golfbaan zelf) en een klein gebiedje in het zuidoosten met een middelhoge waarde. In Ratum zijn 8 historisch bouwkundige monumenten aanwezig, alle van agrarische oorsprong. Het is van belang het ensemble van deze gebouwen met hun omgeving zo goed mogelijk te conserveren en waar nodig te versterken. Hierin kan het hergebruikbeleid een rol spelen wanneer agrarisch gebruik niet meer actueel is, waarbij eventueel weinig waardevolle overtollige bebouwing kan worden gesloopt. Fragmenten van de fundamenten van de voormalige kerk van Ratum bevinden zich (deels?) onder de nieuwbouw van boerderij Jacobshuis ter plekke van de in 1943 afgebrande voormalige boerderij, een historisch plekje dus om zuinig op te zijn. In het gebied ligt een concentratie van landgoederen. De Ratumsebeek, die op veel plaatsen door het besloten landschap meandert, voert het water af dat in de bossen is gebufferd. In het gebied komen veel natuurwaarden voor,waaronder zeer veel vogels, vlinders, reptielen en libellen.
In de Willinkbeek, deels behorend tot dit deelgebied, maar ook tot deelgebied 7, zijn vanaf de grens met Duitsland stroomafwaarts over 3 km lengte achtereenvolgens Bontzandsteen, Muschelkalk (ter hoogte van boerderij Willink op natuurlijke wijze ontsloten), Rhaet, Lias (de klei uit de Onder-Jura is ten zuiden van boerderij Rensker aansluitend op de Muschelkalk ontsloten), Formatie van Ratum en Afzetting van Kotten ontsloten. De twee laatstgenoemde formaties behoren tot het Midden-Oligoceen. Over een lengte van 1 km is Rupelien ontsloten, behorend tot de Formatie van Ratum. De ontsluitingen hebben wetenschappelijke en educatieve waarde. In de Ratumsebeek zijn tussen de boerderijen Kremer en Lutgenkossink natuurlijke ontsluitingen van de Onder-Liasklei te vinden. Doordat ze zeldzaam en representatief zijn ontwikkeld, hebben ze grote wetenschappelijke en educatieve waarde. Ook in het Tenkinkbosch is op verschillende plaatsen in de Ratumsebeek Liasklei aanwezig. De grijze klei is hier met name ontsloten in de steile stootoevers van de beek. Herstel is hier mogelijk door de versterkingen met puin weer ongedaan te maken. De essengordel van Henxel en Ratum, gelegen tussen de Ratumsebeek en de Willinkbeek, ligt op een jong-Pleistoceen beekdal, dat in Henxel ca 30 m diep ten opzichte van de omgeving is ingesneden. Naar het oosten toe wordt deze insnijding veel minder diep. De opvulling van dit zogenoemde spitsdal bestaat uit afwisselingen van fijn en grof zand en klei- en veenlagen. Aan het einde van de geschiedenis van dit systeem is dit blijkbaar dichtgestoven en zijn de essen ontstaan. De essen zijn zo goed ontwikkeld dat ze nu boven de omgeving uitsteken als een lange hoge rug. Doordat hier de afwatering stagneerde ontstond met name ten zuiden van het systeem een nat gebied. Daardoor wordt daar plaatselijk zand met zoetwaterschelpjes aangetroffen. Als gevolg van Vroeg Middeleeuwse begreppeling is in dit gebied de Willinkbeek ontstaan. Ook de Ratumsebeek zal in die tijd uit begreppeling zijn voortgekomen. Doordat de systemen een kenmerkend meanderend patroon hebben gekregen, zijn ze van grote geomorfologische waarde.
Landschappelijk moet in dit gebied de essengordel met eenmansesjes goed zichtbaar blijven door accentuering van de steilranden met struweelbeplanting en het open houden van de gordel zelf. Het gaat hier om de bleekgroene gebieden in de figuur hiernaast. De omgeving van de Dondergoorweg behoeft versterking door de aanleg van singels. Voor de natte natuur is de ontwikkeling van poelen gewenst. Met name voor vogels is een verbetering van de structuur van bosranden wenselijk door de ontwikkeling van zoom- en mantelvegetaties.
Ter realisatie van de visie wordt het beheer van de bossen gericht op het bufferen van water. Hiervoor kan inde bossen de grondwaterstand enigszins worden verhoogd. Het is wel van belang dat hierbij rekening wordt gehouden met de waterhuishoudkundige voorwaarden die vanuit de landbouw nodig zijn. Verder kunnen de naaldhoutbossen worden omgevormd naar loofhout. Eén van de belangrijke recreatieve elementen is de golfbaan met de zomerhuisjes, die een goede landschappelijke inpassing nodig heeft.
Verder vergt in dit deelgebied het versterken van de Ratumsebeek aandacht. Voor het deelgebied Meddo/Huppel (deelgebied 6) is aangegeven hoe dit verder vorm kan krijgen. Het plaatje is ontleend aan een factsheet van de Kader Richtlijn Water (Waterschap Rijn en IJssel) en geeft het stroomgebied van de Ratumse- en Willinkbeek weer.
Hieronder vindt u enkele foto's van het perceel en de bebouwing.
Als we de beschreven landschappelijke kwaliteiten vertalen naar dit bestemmingsplan, wordt het volgende geconstateerd. Het perceel Bredelerweg 3 ligt in waardevol landschap. De bestemmingswijziging naar wonen heeft geen negatieve gevolgen op de landschappelijke kwaliteiten. De grootte en vorm van het bouwvlak worden aangepast aan het feitelijke erf. Extra investering in landschappelijke inpassing is niet nodig, aangezien het perceel reeds goed is ingepast. Om de landschappelijke waarden ook in de toekomst te beschermen, wordt in de planregels opnieuw de gebiedsaanduiding waardevol landschap opgenomen.