direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Cultuurlandschap
Plan: Wissinkweg 7/9/11 en 8/10
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.WP1112BGWIS7911810-VA01

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurlandschap

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Cultuurlandschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de uitoefening van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij, is toegestaan tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 25% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met een maximum van 350 m2;
  • b. de uitoefening van intensieve veehouderij, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven oppervlakte bedraagt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' intensieve veehouderij is toegestaan tot een bebouwde oppervlakte van maximaal 1 ha, dan wel de bestaande grotere oppervlakte;
    • 3. van de bedrijfsgebouwen slechts één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren;
  • c. een viskwekerij alsmede voor recreatie in de vorm van visvijvers uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'viskwekerij' met bijbehorende detailhandel, hoofdzakelijk in ter plaatse geproduceerde goederen, met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van detailhandel maximaal 50 m2 mag bedragen;
  • d. het bestaande aantal bedrijfswoningen per bouwvlak, waarbij inwoning is toegestaan in één van de aanwezige bedrijfswoningen;
  • e. maximaal 1 paardenbak per bouwvlak met een maximale oppervlakte van 800 m2, met dien verstande dat tevens de bestaande paardenbakken buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • f. praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande, dat maximaal 50 m2 van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijgebouwen ten behoeve van deze activiteiten in gebruik mag zijn en dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • g. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de volgende landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden:
    • 1. kleinschalige landschapselementen met een oppervlakte van maximaal 400 m2 zoals poelen, ruigtes, heggen, boomgroepen, houtwallen en -singels;
    • 2. hoogteverschillen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen';
    • 3. openheid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
    • 4. on- en halfverharde wegen en paden;
  • h. een biogasinstallatie binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. het agrarisch bedrijf eigen geproduceerde mest verwerkt en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat (de co-vergiste mest) wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
    • 2. het agrarisch bedrijf eigen geproduceerde mest verwerkt en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
    • 3. het agrarisch bedrijf aangevoerde mest geproduceerd door derden verwerkt en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
  • i. kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen 1', waarbij maximaal 15 kampeermiddelen zijn toegestaan, met dien verstande dat buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
  • j. kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen 2', waarbij maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan, met dien verstande dat buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
  • k. kleinschalig kamperen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen 3', waarbij maximaal 35 kampeermiddelen zijn toegestaan, met dien verstande dat buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
  • l. verblijfsrecreatie in de vorm van een natuurkampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein' waarbij maximaal 30 kampeerplaatsen zijn toegestaan, met dien verstande dat buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
  • m. een zend-, ontvang- en/of sirenemast ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  • n. opslag ten behoeve van agrarische activiteiten alsmede de stalling van vee ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • o. een parkeerterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' met dien verstande dat deze gronden gedurende maximaal 25 dagen per jaar voor parkeren mogen worden gebruikt;
  • p. nevenactiviteiten in de vorm van een kinderopvang uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang' met dien verstande dat maximaal 234 m2 van de oppervlakte van de bebouwing hiervoor mag worden gebruikt;
  • q. nevenactiviteiten in de vorm van educatieve activiteiten in verband met biologische landbouw met de daarbij behorende ondersteunende horeca uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - informatiecentrum' met dien verstande dat maximaal 153 m2 van de oppervlakte van de bebouwing hiervoor mag worden gebruikt;
  • r. nevenactiviteiten in de vorm van een manege, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege' met dien verstande dat maximaal 1.440 m2 van de oppervlakte van de bebouwing hiervoor mag worden gebruikt;
  • s. nevenactiviteiten in de vorm van loonwerk- en tuinbouwmechanisatieactiviteiten met daaraan ondergeschikte detailhandel in tuinbouwmachines uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf', met dien verstande dat maximaal 893 m2 van de bebouwing en maximaal 450 m2 van de gronden buiten de bebouwing hiervoor mag worden gebruikt;
  • t. verblijfsrecreatie in de vorm van één groepsaccommodatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' met dien verstande dat het aantal bezoekers maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bezoekers' aangegeven aantal bezoekers bedraagt;
  • u. verblijfsrecreatie in de vorm van maximaal zeven recreatieappartementen in een bestaand bijgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement';
  • v. verblijfsrecreatie in de vorm van een recreatiewoning in een bestaand bijgebouw ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • w. detailhandel, uitsluitend in ter plaatse geproduceerde goederen met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van detailhandel maximaal 50 m2 mag bedragen;
  • x. bed & breakfastvoorzieningen, met dien verstande dat maximaal 60 m2 van de oppervlakte van de woning, dan wel het (bedrijfs-)gebouw waar de woning deel van uitmaakt, hiervoor mag worden gebruikt met inbegrip van maximaal 2 slaapverblijven van elk maximaal 30 m2 voor in totaal maximaal 4 personen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ruiter- fiets- en wandelpaden, ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, watergangen, tuinen en erven.

3.2 bouwregels
3.2.1

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goothoogte maximaal 6,5 m;
  • c. bouwhoogte van bedrijfsgebouwen maximaal 12 m;
  • d. bouwhoogte van bedrijfswoningen maximaal 10 m;
  • e. inhoud van een bedrijfswoning maximaal de bestaande inhoud;
  • f. oppervlakte van de bedrijfswoning maximaal de bestaande oppervlakte met dien verstande dat voor zover er geen sprake is van een bestaande oppervlakte, bedraagt de oppervlakte maximaal 150 m2.
3.2.2

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van het huisvesten van vee wordt slechts verleend, indien uit een rapportage blijkt dat dit niet leidt tot significante effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.

3.2.3

Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 150 m2, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gesplitst' ten behoeve van de gesplitste bedrijfswoningen maximaal 300 m2 bedraagt;
  • c. goothoogte maximaal 3 m;
  • d. bouwhoogte maximaal 6 m.
3.2.4

Gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gebouwd ten behoeve van kleinschalig kamperen als bedoeld in artikel 3.1 onder i, j en k onderscheidenlijk artikel 18.1 onder g en h met dien verstande dat:

  • a. deze gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak, direct aansluitend aan het bouwvlak of direct aansluitend aan het bestemmingsvlak met de bestemming Wonen, zijn toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte per kampeerterrein maximaal 75 m2 bedraagt;
  • c. de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt.
3.2.5

Kassen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. kassen mogen uitsluitend worden gebouwd op de bestaande locatie;
  • b. de oppervlakte van kassen mag niet worden vergroot;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte.
3.2.6

Rijhallen mogen niet worden gebouwd.

3.2.7

Teeltondersteunende voorzieningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. bouwhoogte maximaal 1,5 m.
3.2.8

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. sleufsilo's, mestsilo's, mestfoliebassins, mestopslagplaatsen, kuilvoerplaten en bouwwerken ten behoeve van een paardenbak worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van de zend-, ontvang- en/of sirenemast ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt maximaal de bestaande bouwhoogte;
  • c. bouwhoogte binnen het bouwvlak maximaal:
    • 1. mestsilo's 10 m;
    • 2. voersilo's 15 m;
    • 3. sleufsilo's, mestfoliebassins, mestopslagplaatsen en kuilvoerplaten 3 m;
    • 4. lichtmasten 6 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m;
  • d. bouwhoogte buiten het bouwvlak maximaal 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. tevens de bestaande kuilvoerplaten en sleufsilo's zijn toegestaan;
    • 2. lichtmasten ten behoeve van paardenbakken buiten het bouwvlak niet zijn toegestaan.
3.2.9

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein' mogen gebouwen worden gebouwd ten behoeve van sanitaire voorzieningen met een maximaal bebouwd oppervlak van 50 m2. Overige gebouwen mogen niet worden gebouwd.

3.2.10

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' mogen gebouwen worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte maximaal de bestaande goothoogte bedraagt;
  • b. de bouwhoogte maximaal de bestaande bouwhoogte bedraagt.
3.2.11

Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag een gebouw worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte en oppervlakte maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte en oppervlakte mogen bedragen;
  • b. in geval van sloop en herbouw van het betreffende gebouw:
    • 1. voor zover de bestaande oppervlakte gelijk is aan of minder bedraagt dan 35 m2, bedraagt de oppervlakte maximaal de bestaande oppervlakte:
    • 2. voor zover de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan 35 m2, bedraagt de oppervlakte maximaal 35 m2vermeerderd met 50% van de oppervlakte van het gesloopte gebouw, voor zover deze meer bedraagt dan 35 m2;
    • 3. mag de inhoud niet toenemen;
    • 4. mag de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedragen.
3.2.12

In afwijking van het bepaalde in de artikelen 3.2.7 zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kweektunnel', kweektunnels buiten het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedraagt.

3.2.13

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.8 zijn voorzieningen ten behoeve van op- en overslag van groenafval en meststoffen toegestaan buiten het bouwvlak uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslag'.

3.2.14

In aanvulling op het bepaalde in deze bouwregels zijn tevens de bestaande bijgebouwen en overkappingen voor opslag ten behoeve van agrarische activiteiten alsmede voor de stalling van vee buiten het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte en oppervlakte maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte en oppervlakte mogen bedragen;
  • b. in geval van sloop en herbouw van het betreffende bijgebouw of overkapping:
    • 1. voor zover de bestaande oppervlakte gelijk is aan of minder bedraagt dan 35 m2, bedraagt de oppervlakte maximaal de bestaande oppervlakte:
    • 2. voor zover de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan 35 m2, bedraagt de oppervlakte maximaal 35 m2vermeerderd met 50% van de oppervlakte van het gesloopte bijgebouw of overkapping, voor zover deze meer bedraagt dan 35 m2;
    • 3. mag de inhoud niet toenemen;
    • 4. mag de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedragen.
3.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, in relatie tot de bestaande bebouwing indien en voor zover noodzakelijk voor de bescherming van de landschappelijke waarden.

3.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van detailhandel zoals bedoeld in artikel 3.1 onder c en v.

3.5 wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Veranderen van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het veranderen van de bouwgrenzen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. de verandering niet mag leiden tot een vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak, zoals dat bestaat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit, en evenmin leiden tot een vergroting van de oppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij, zoals die is toegestaan op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit;
  • b. er dient een compacte bouwvlak te blijven bestaan;
  • c. de bepalingen in artikel 3.8.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing.
3.5.2 Vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het vergroten van de oppervlakte van het bouwvlak, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. na vergroting mag de oppervlakte van het bouwvlak maximaal 2 ha bedragen, met dien verstande dat voor zover de vergroting betrekking heeft op intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' ten behoeve waarvan:
    • 1. eerder toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6.1 de vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak niet mag leiden tot een (verdere) vergroting van de bebouwde oppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij, zoals die is toegestaan met inachtneming van de verleende omgevingsvergunning;
    • 2. niet eerder toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6.1, de vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak gepaard mag gaan met een vergroting van de oppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij, mits de vergroting noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan bij of krachtens wettelijk voorschrift bepaalde eisen ten aanzien van dierenwelzijn en/of veterinaire gezondheid zonder toename van het aantal dierplaatsen met dien verstande dat de vergroting van de bebouwde oppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij niet meer mag bedragen dan 10%;
  • b. de vergroting dient noodzakelijk te zijn in het kader van de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • c. er dient een compacte bouwvlakvorm te blijven bestaan waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt;
  • d. het wijzigen dient zo te geschieden dat de inpassing van de gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze kan plaatsvinden, aan de hand van een deugdelijk inrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende landschaps- en natuurwaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk wordt voorkomen;
  • e. de bepalingen in artikel 3.8.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing.
3.5.3 Toetsing belangenafweging

Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheden zoals opgenomen in de artikelen 3.8.1 en 3.8.2 dient tenminste aan de volgende voorwaarden te worden getoetst:

  • a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.