Plan: | Wissinkweg 7/9/11 en 8/10 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0294.WP1112BGWIS7911810-VA01 |
In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-aspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen onder andere aan de orde te komen het wegverkeerslawaai, geluidszones, bedrijvigheid, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen, archeologie, de flora en de veiligheid.
Archeologie en cultuurhistorie
Er geldt een archeologische verwachtingswaarde voor de percelen. De bestemmingswijziging leidt op zich niet tot ingrepen in de bodem. Een archeologisch onderzoek is daarom voor dit plan niet nodig. Om de archeologische waarden te beschermen wordt een dubbelbestemming opgenomen voor archeologie.
Bodem
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet getoetst worden of de bodemkwaliteit de planontwikkeling belemmert. Wanneer op de percelen geen (ernstige) bodemverontreiniging wordt verwacht, mag worden aangenomen dat er geen belemmeringen zijn voor de functiewijziging.
De bodemkwaliteit op de percelen is niet eerder met bodemonderzoek vastgesteld. Uit het archiefonderzoek volgt dat op de percelen een agrarisch bedrijf aanwezig is (geweest), met onder andere bovengrondse opslag van dieselolie, afgewerkte olie, mestbassins en een werktuigenberging. Uit het dossier blijkt dat de geplande ondergrondse brandstoftank niet is gerealiseerd. Uit milieucontroles volgt dat het bedrijf in onbruik is geraakt en de opslag van b.v. mestrestanten niet ordentelijk was. Toch leert de ervaring dat dit soort agrarische bedrijfsactiviteiten en -onderdelen in de regel niet tot (ernstige) bodemverontreiniging leiden. Bovendien houdt de wijziging de sloop van bestaande panden in en het komen laten vervallen van de agrarische bestemming. Aan de te behouden panden wijzigt niets en, voor zover nu bekend is, zijn er ook geen plannen voor nieuwbouw.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening moet bij een bestemmingsplanwijziging in beginsel worden getoetst of de bodemkwaliteit de functiewijziging in de weg staat. Wanneer op de percelen geen (ernstige) bodemverontreiniging wordt verwacht, mag worden aangenomen dat er geen belemmeringen zijn voor de functiewijziging. In dat geval is bodemonderzoek in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet noodzakelijk.
Op grond van bovenstaande wordt het uitvoeren van bodemonderzoek om de feitelijke bodemkwaliteit vast te leggen niet noodzakelijk geacht. Aangenomen wordt dat geen sprake is van een ernstige bodemverontreiniging en dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de functies die de te behouden panden houden. Bij nieuwbouw zal de situatie opnieuw beoordeeld moeten worden.
Milieu overig
Er geldt ter plaatse van de percelen Wissinkweg 7/9/11 en 8/10 een gebiedsaanduiding Reconstructiewetzone verwevingsgebied. Deze zone is van belang bij agrarische bedrijven die intensieve veehouderij hebben. Aangezien dit plan een wijziging van een agrarische bestemming in een woonbestemming betreft, is de reconstructiewetzone in dit verband niet van toepassing en levert deze dan ook geen belemmeringen op.
Op grond van agrarische geurcirkels zijn er geen belemmeringen. Voor de overige milieuaspecten zijn ook geen belemmeringen aanwezig. Hierbij is gekeken naar geluid, lucht, externe veilgheid en milieuzonering. Aan Flora- en Faunaregelgeving zal, voor zover noodzakelijk, toepassing worden gegeven in het kader van de vergunnningverlening op grond van de Wabo.
Waardevol landschap
De percelen Wissinkweg 7/9/11 en 8/10 ligt in de gebiedsaanduiding Waardevol landschap. In de Nota Ruimte is sprake van het Nationaal Landschap Winterswijk waarvan het buitengebied Winterswijk deel uitmaakt. Als kernkwaliteiten worden genoemd:
- kleinschalige openheid;
- het groene karakter;
- microreliëf door essen en 'eenmansessen'.
In het provinciale streekplan/structuurvisie en de streekplanuitwerking Waardevolle landschappen zijn deze kwaliteiten verder uitgewerkt. De volgende kernkwaliteiten worden aan het Winterswijkse landschap toegekend:
- Kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen; oostelijke helft kleinschaliger dan westelijke helft.De kleinschaligheid is deels te herleiden tot de kleinschalige geologie en geomorfolgievan het Oost-Nederlands Plateau, die sterk afwijkt van het aanliggende dekzandlandschap:met heel karakteristieke structuren van kleine ingesneden beken op korte afstand van elkaar. In de westelijke helft komt tussen de plateaurand Aalten-Groenlo en Winterswijk een komvormige laagte voor waar een afwijkend landschap is ontstaan op voormalig broek en veen. Dit jongere landschap is eveneens kleinschalig maar kent niet de afwisseling met beken, oude bouwlanden en hoeven. Dezelfde soort jongere landschappen komt voor aan de noordkant (onder andere Meddosche Veld en Masterveld). De kleinschaligheid en verweving hangt ook samen met het voorkomen van vele kleine landgoederen met een grote afwisseling van natuur, landbouwgrond, bos en kleine beplantingselementen. Grondgebonden landbouw op economische basis draagt bij aan een landschap dat door eigenaren, gebruikers, bewoners en toeristen als 'levend' wordt ervaren.
- Rijk aan microreliëf (steilranden, essen en eenmansessen), een duidelijke terrasrand (westzijde). De terrasrand ligt tussen Aalten en Groenlo. Boven op de rand komen grote openescomplexen voor: tussen Aalten en Barlo en bij Vragender. Verspreid liggen talloze kleinere essen; het patroon is grillig met veel gebogen wegen en esranden. Op de terrasrand komen ook jongere ontginningen met rechthoekige patronen voor, zoals Schaarsheide en Vragenderveld, met heel andere patroonkenmerken. De hoge ligging nodigde in het verleden militaire activiteit uit waaraan de Besselinkschans bij Lievelde en de vestingstad Groenlo met zijn circumvallatie uit de Tachtigjarige Oorlog nog herinnert. Essen, eenmansessen met steilranden komen overal in het gebied voor behalve in de jongere ontginningen.
- Meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing (elzen en essen) in halfopen landschap; overstromingsvlaktes in laagtes. De structuur van beken en beekjes die samenstromen in de Groenlosche Slinge en de Bovenslinge wordt bepaald door de ondergrond en menselijke activiteit. Langs de beken zijn veel kleine tot middelgrote (loof)bossen gelegen. Op hogere plaatsen langs de beken is het natuurlijke reliëf opgehoogd met esdekken.
- Fraaie, open essen (opvallend groot op de plateaurand van Aalten tot Groenlo) en bijzondere broekgebieden. Binnen de begrenzing van de open escomplexen komen gebiedjes voor die geen oude open bouwlanden zijn, maar bijvoorbeeld overgangen naar beekdalen, kleine beekdalen, bosjes. Deze gebiedjes zijn toleranter voor toevoegingen als opgaande beplanting. Bijzondere broek- en veengebieden zijn het Korenburgerveen en omgeving en het Wooldsche Veen, die getuigen van kleinschalige turfwinning.
- Historisch nederzettingspatroon, vervlochten in het landschap: oude boerderijplaatsen (zoals scholtenhoeven), vele gehuchten en grotere nederzettingen. De enige grote nederzetting in het gebied zelf is Winterswijk, dat als een spin in een web van wegen zit. Aan de westrand van het gebied en het plateau liggen Groenlo, Lichtenvoorde en Aalten. De vele gehuchten liggen verspreid in het land, de meeste bestaan uit oude en jongere gebouwen, van oorsprong veelal hoeven, in een karakteristieke losse structuur gegroepeerd bij of rond essen en esjes en in veel gevallen aan een beek. Escomplexen liggen bij zulke gehuchten: onder meer Vragender, Barlo, Meddo, Huppel, Kotten, Miste en Corle. De verspreid gelegen oude boerderijen hebben veelal een bijbehorende eenmanses. Voor de waardevolle landschappen als geheel geldt binnen de voorwaarde dat de kernkwaliteiten worden versterkt, en bij inachtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied een 'ja mits'- benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen. Voor zover de waardevolle landschappen deel uitmaken van het multifunctioneel gebied is de voorwaarde dat de nieuwe bebouwing leidt tot landschappelijke versterking, en dat recht wordt gedaan aan de kernkwaliteiten van de betreffende landschappen. Ter beoordeling van het wel of niet toestaan van een nieuwe ruimtelijke activiteit op een bepaalde plek in een waardevol landschap (bij hoofdafwegingsformule van 'ja, mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt') geldt de volgende afbeelding met stappenschema.
Visie Buitengebied (december 2005)
Ook in de gemeentelijke Visie Buitengebied is aangegeven dat het buitengebied moet worden benaderd als een waardevol cultuurlandschap.
De gemeente Winterswijk streeft naar behoud van het cultuurlandschap. Bestaande waarden worden daarbij beschermd, verloren waarden worden hersteld en nieuwe landschappelijke waarden worden gecreëerd. De praktische uitwerking hiervan wordt toegespitst op specifieke landschapstypen. Hiermee wordt de bestaande diversiteit en afwisselingen in het landschap gewaarborgd en verder verbeterd. Bij het nemen van maatregelen of het opstellen van beleid kiezen wij voor maatwerk, waar nodig op perceelsniveau. Dit vraagt om flexibel beleid en goede samenwerking tussen de overheden en de burgers. Per saldo wordt de kwaliteit van het buitengebied (of een specifiek gebiedstype daarbinnen) behouden of versterkt bij iedere ontwikkeling die plaats vindt. De manier waarop de bewoners van Winterswijk met het landschap om zijn gegaan is bepalend geweest voor de huidige 'vorm' van dit landschap. Dit heeft geleid tot een landschap dat historisch waardevol is, erkend wordt en gewaardeerd wordt. De gemeente Winterswijk is de eerst aangewezen overheidsinstantie die het lokale landschappelijke belang behartigt. In haar vertaling van het nationale beleid spreekt de gemeente van een cultuurlandschap. Het behartigen van het landschappelijk belang gebeurt op twee manieren:
1 beschermen van waardevolle elementen;
2 ontwikkelen van nieuwe functies en/of nieuwe kwaliteitselementen.
Deze inspanning is gericht op behoud of versterking van het cultuurlandschap. Behouden alleen is echter niet genoeg. Het landschap is een dynamisch geheel dat ontstaat door de specifieke samenhang van de delen. Daarom worden nieuwe ontwikkelingen toegestaan.
Deze nieuwe ontwikkelingen (bijvoorbeeld zorgboerderijen, niet-agrarische werkfuncties, recreatie etc.) leveren een bijdrage aan het buitengebied (landschap, economie, leefbaarheid etc.). Het cultuurlandschap is een dynamisch geheel. De gemeente wil gebruik maken van de veranderingen die optreden, ten gunste van het cultuurlandschap en de bewoners en gebruikers.
Het behoud van authenticiteit en kwaliteit van gebouwen en groen staat hoog in het vaandel van gemeentelijk beleid. Karakteristieke groene landschapselementen dienen in het gemeentelijk beleid te worden beschermd. De aandacht gaat daarbij primair uit naar dragers van het landschap, bijzonder kwetsbare elementen, moeilijk te vernieuwen elementen en zeldzame elementen. De veelheid van kleine elementen is daarbij karakteristiek voor Winterswijk. Private initiatieven voor landschapsversterking worden van groot belang geacht. Behoud van karakteristieke openheid vraagt daarbij bijzondere aandacht. Het gaat om zowel kleinschalige openheid, bijvoorbeeld van essen, als meer grootschalig, zoals in het jonge ontginningslandschap.
Landschapsontwikkelingsplan
De percelen Wissinkweg 7/9/11 en 8/10 liggen in deelgebied 10 van het gemeentelijke landschapsontwikkelingsplan.
Deze in dit gebied gelegen goorgebieden vormen een mengeling van het oude hoevelandschap, het broek- en goorontginningenlandschap en enkele grote essen. Tussen de essen en door de laag gelegen gebieden stroomt de Boven-Slinge die deel uitmaakt van de ecologische hoofdstructuur door de Achterhoek via Aalten en Wisch naar de Oude IJssel. Het is de bedoeling om via deze watergang de natuurwaarden van Winterswijk uit te wisselen met andere gebieden. Cultuurhistorisch van grote waarde zijn de Corler Esch, De Mister Esch, het gebied west van de Goordiek en een essencomplex oost van Miste ter weerszijden van de Boven-Slinge. Voor het overige scoort het gebied grotendeels ‘midden’ voor cultuurhistorische waarde, en delen in de nabijheid van de Mister en Corler Esch ‘laag’. Er zijn 10 historisch waardevolle bouwkundige monumenten in het gebied te vinden, alle met een (van oorsprong) agrarische functie. Bij verlies van de bestaande functie kan functieverandering aan de orde zijn om het ensemble van gebouw(en) met de omgeving zo goed mogelijk te conserveren en waar nodig te versterken, zonodig met inbegrip van sloop van overtollig geworden niet waardevolle gebouwen. Eventuele nieuwe gebouwen moeten passen binnen het ensemble om daarmee een eenheid te kunnen vormen. Bij ‘Broekmolen’ heeft aan de Boven-Slinge in de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd een watermolen gestaan. Bij boerderij Tiechelers aan de rand van het Grote Veld is in 1933 een steenoven uit de Late Middeleeuwen en/of de Nieuwe Tijd uitgegraven (hoek Driemarkweg - Benninkweg). Op het essencomplex oost van Miste (Brinker Esch) zijn op 3 locaties bewoningssporen aangetroffen. Het gaat om scherven en brandsporen uit vermoedelijk de IJzertijd en op één locatie prehistorisch aardewerk. De Brinker Esch is aan de zuidkant van de Boven-Slinge grotendeels als terrein van archeologische betekenis aangemerkt. Als losse vondst is daar een vermoedelijk Laat Middeleeuwse greppel aangetroffen. Bewoningssporen uit de Mister Esch zijn bekend van het perceel Misterhof (een inmiddels verdwenen toegangsweg, de Herenweg, door de es) en het voormalige Laat Middeleeuwse Hof van Miste, een kasteelachtig huis, waarvan echter nooit stenen zijn aangetroffen, wel een inmiddels verdwenen wal vanaf de Misterweg naar het betreffende perceel, de Dierkinkwal. Oost van het Loobeeke zijn op de Corler Esch ondergronds resten van een schans uit de Nieuwe Tijd aangetroffen, volgens een zegsman met kanon en kogels. Het terrein heeft een archeologische betekenis gekregen. Eveneens geregistreerd als terrein van archeologische betekenis is de omgeving van erve Lensink op de Corler Esch, waar bewoningssporen in de vorm van vondsten van prehistorisch aardewerk en vuurstenen artefacten zijn gedaan. Een losse vondst is gedaan aan de oostzijde van het Grote Goor: een lomp type hamerbijl uit de Vroege of Midden Bronstijd. Bewoningssporen zijn verder bekend van een terrein van archeologische betekenis oost van Corle. Het gaat om vondsten van prehistorisch aardewerk in een es bij Nieuw Geelink en grondsporen van een Laat Middeleeuwse nederzetting in een nieuw gegraven kavelsloot in de buurt van de Grote Veldweg. Daarbij zijn ook scherven van kogelpotten en Pingsdorfaardewerk aangetroffen. Het is van belang de terreinen met archeologische betekenis goed te beschermen in het bestemmingsplan. Verder behoeven terreinen met vergrote kans op archeologische resten onderzoek voorafgaand aan ingrepen in de bodem. Het brede dekzandruggencomplex aan de oostelijke rand van het Schaarsbeekdal steekt 3 m boven de omgeving uit, waardoor de Mister en Corler Esch van geomorfologische waarde zijn. Opvallend zijn in dit gebied de lindelanen. Hoewel ze niet als erg typisch worden gezien, vormen deze lanen hier een belangrijk deel van het landschapsbeeld en geven het gebied een eigen gezicht. Het historische landgebruik is zichtbaar op de historische kaart van 1900 hieronder (bron: provincie Gelderland). Grasland is hier bleekgroen van kleur, de akkers wit. Heide heeft een oranje tot roze kleur en bos donkergroen. De essen zijn in de jaren zestig van de vorige eeuw verkaveld, waarbij het gebied veel opener is geworden. De visie gaat uit van het open houden van deze essen en het accentueren ervan door het aanleggen van randbeplantingen in de vorm van struwelen. Om het uitzicht op de Mister en Corler Esch te behouden mogen in de goorgebieden (de uitgestrekte lichtgroene gebieden op de historische kaart) geen nieuwe bebossingen worden toegestaan. Met uitzondering van het oude hoevelandschap rond Corle (noord van de Corler Esch en het Bessinkgoor, dat ten oosten van de Corler Esch ligt) mag het gebied vanwege de landschappelijke identiteit niet verder verdicht worden. Deze bescherming moet in het bestemmingsplan geregeld worden. Voor het versterken van de natuur gaat de voorkeur uit naar een schrale weidevegetatie in de vorm van hooiland in de laaggelegen goorgebieden. Het gaat om het Groote Goor, het Bunninkgoor en het Bessinkgoor. Deze nog vrij vochtige gebieden zijn ook zeer geschikt voor het verder ontwikkelen van populaties van amfibieën en libellen. Vooral de zone langs de Boven-Slinge komt hiervoor in aanmerking. Concreet kunnen in het gebied poelen worden aangelegd met een maximale onderlinge afstand van 300 meter. Eventuele beplantingen bestaan uit singels van Zwarte Els en andere waterminnende soorten. Mogelijk kunnen hier ook vloeiweiden worden gecreëerd die in tijden van hoog water dienen als waterbuffer. Langs de wegen in het gebied kan het bermbeheer worden gericht op het ontwikkelen van een biotoop voor vlinders. Concreet gaat het om een koninginnekruidvegetatie die 1 keer per 3 jaar fasegewijs wordt gemaaid.Onder het gebied zit een diepe dekzandslenk waarin water vanuit het noordelijke deel van de gemeente samenstroomt. Hierdoor kwelt bij regenval in het gebied rond Corle vrij snel water op. Door de onttrekking van drinkwater schommelt de grondwaterstand behoorlijk. Het onttrekken van water op deze plek heeft dus mogelijk direct invloed op de lokale verdroging op andere plaatsen in het plangebied.
Hieronder vindt u enkele foto's van de percelen en de bebouwing.
Wissinkweg 7/9/11
Wissinkweg 8/10
Als we de beschreven landschappelijke kwaliteiten vertalen naar dit bestemmingsplan, wordt het volgende geconstateerd. De percelen Wissinkweg 7/9/11 en 8/10 liggen in waardevol landschap. De bestemmingswijziging naar wonen heeft geen negatieve gevolgen op de landschappelijke kwaliteiten. De grootte en vorm van het bouwvlak worden aangepast aan het feitelijke erf. Extra investering in landschappelijke inpassing is niet nodig, aangezien de percelen reeds goed is ingepast. Om de landschappelijke waarden ook in de toekomst te beschermen, wordt in de planregels opnieuw de gebiedsaanduiding waardevol landschap opgenomen.