direct naar inhoud van Hoofdstuk 6 Planuitgangspunten
Plan: Schoolweg 4-6
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.WP1211BGSCHOOLW4E6-VA01

Hoofdstuk 6 Planuitgangspunten

In dit hoofdstuk komen de uitgangspunten met betrekking tot overige ruimtelijke aspecten aan de orde.

Flora en fauna

De huidige bebouwing past goed bij het oudhoevige landschap.

De locatie ligt buiten de EHS ( Ecologische Hoofdstructuur). Bij eventuele sloop van bebouwing, is het van belang dat er zekerheid is verkregen dat beschermde diersoorten die gebruik maken van de te slopen gebouwen niet verstoord zullen worden.

Voor vogels is het van belang dat ze niet worden verstoord in de broedtijd. Er zijn soorten die ook broeden buiten het officiële broedseizoen. Er is dus een goede inspectie vooraf nodig.

In een donkere omgeving, zoals kelders, zolders, spouwmuren, achter gevelbetimmeringen, vensterluiken, dakbeschot en in allerlei donkere kieren en spleten kunnen vleermuizen verblijven. Het is dan ook van belang dat de te slopen gebouwen vóór de sloop door een vleermuizendeskundige worden geïnspecteerd op mogelijk gebruik door vleermuizen. Mogelijk blijkt uit deze quick scan dat nader onderzoek nodig is. Een en ander is van belang om te constateren of verblijfplaatsen door de sloop verloren gaan of dat vleermuizen tijdens de sloop worden verstoord. Is daarvan sprake, dan moet een ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet worden aangevraagd en moet in mitigerende en compenserende maatregelen worden voorzien.

Als er aanwijzingen zijn voor gebruik van de gebouwen door steenmarters (stank, voedselresten, keutels) mogen weigeringsmaatregelen worden getroffen, tenzij er onzekerheid bestaat over de aanwezigheid van marters op het moment dat er dieren aanwezig zijn. Ze mogen immers niet worden opgesloten.

In de winter aangetroffen amfibieën of reptielen kunnen worden verplaatst naar een beschermde omgeving buiten, zoals onder takkenhopen of te overdekken met een hoop bladeren (mits uit de wind). Reptielen kunnen in de periode dat ze actief zijn buiten op een zonnige plaats worden gezet. Amfibieën kunnen worden gezet op een vochtige, beschaduwde plaats of in naburig water worden losgelaten.