direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Natuurontwikkeling Winterswijk Oost
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.WP1403BGNATUUROOST-VA01

Toelichting

De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleiding

Hoofdstuk 2 De huidige situatie

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 7 Inspraak en vooroverleg

Hoofdstuk 1 Inleiding

Het project Herinrichting Winterswijk-Oost heeft tot doel kansen te creëren voor de landbouw, natuur, landschap, toerisme en waterbeheer. Dit gebeurt door middel van een kavelruilprogramma en door het uitvoeren van concrete inrichtingsmaatregelen. Dit wijzigingsplan heeft betrekking op het ontwikkelen van nieuwe natuur. Het gaat hierbij niet om één aaneengesloten gebied maar om meerdere percelen verdeeld over (met name) het oostelijke deel van het buitengebied.

Dit wijzigingsplan vloeit voort uit een intensieve samenwerking tussen overheden, terrein beherende organisaties en particuliere grondeigenaren. Het draagt daarmee bij aan de slimme samenwerking met doelgroepen en ketenpartners. De dagelijkse projectleiding is in handen van de Dienst Landelijk Gebied (verder kortweg DLG genoemd). DLG voert de kavelruil en het ontwerp voor de concrete inrichtingsmaatregelen uit in opdracht van de provincie Gelderland. De gemeente Winterswijk faciliteert de ontwikkeling van nieuwe natuur in planologische zin middels dit wijzigingsplan, waarbij de verbinding tussen de nieuwe natuur en het bestaande cultuurlandschap een belangrijke rol speelt.

Hoofdstuk 2 De huidige situatie

Een belangrijk onderdeel van het project Herinrichting Winterswijk-Oost was een herverkaveling van het gebied. Het doel hiervan was om de landbouwstructuur te verbeteren en ruimte te creëren voor onder andere de natuur. Het kavelruilproces is nu bijna geheel afgerond. Hierbij is circa 93 hectare grond vrijgekomen voor het ontwikkelen van nieuwe natuur. Het gaat hierbij om percelen die nu nog een agrarische functie hebben. Deze percelen liggen verspreid over het oostelijke deel van de gemeente Winterswijk. Daarnaast zijn er enkele percelen rond het Korenburgerveen die tevens worden meegenomen in deze procedure.


Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk' . In het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt de bestemming van gronden met de bestemming 'Agrarisch - Cultuurlandschap' te wijzigen in de bestemming 'Natuur' (artikel 35.2 van de planregels). Voorwaarde voor toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is dat er een inrichtings- en beheervisie wordt opgesteld door de initiatiefnemer. DLG heeft dit gedaan (zie bijlage 1 bij deze toelichting). Wij hebben de inrichtings- en beheervisie van DLG getoetst aan de hand van het LOP. Hierbij is een belangrijk aandachtspunt dat de nieuwe natuur past binnen het bestaande cultuurlandschap.

Op één deel locatie wordt een deel van een perceel met de bestemming 'Groen' omgezet in de bestemming 'Agrarisch - Cultuurlandschap'. Het gaat hierbij om het verwijderen van een houtwal. Deze houtwal zal op een andere locatie worden gecompenseerd. In artikel 8.4 van de regels van het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die dit mogelijk maakt.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Provinciaal beleid

Uitwerkingsplan Winterswijk Oost

In 2005 is ten behoeve van het project Herinrichting Winterswijk-Oost het 'Uitwerkingsplan Winterswijk Oost' opgesteld. Het uitwerkingsplan is vastgesteld door het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland. In 1997 is door het provinciaal bestuur een landinrichtingscommissie (LC) benoemd om de herinrichting Winterswijk Oost voor te bereiden op basis van de Landinrichtingswet. In 2000 is in overleg met de provincie overeengekomen samen met de Stichting Waardevol Cultuurlandschap (WCL) Winterswijk een integraal gebiedsplan op te stellen. In 2001 is het concept-gebiedsplan WCL Winterswijk/Winterswijk Oost gepubliceerd. Dit plan betrof het gehele gebied waarop de WCL-kaderregeling van toepassing was. In dat plan zijn in hoofdlijnen de kansen aangegeven voor het combineren van landbouw, natuur, landschap, recreatie en waterbeheer. Het provinciaal bestuur heeft in reactie op dit concept-gebiedsplan verzocht een uitwerkingsplan op te stellen voor het plangebied Winterswijk Oost, met als basis het concept-gebiedsplan. De LC anticipeert met hiermee op de benoeming tot uitvoeringscommissie voor het uitwerkingsplan door Gedeputeerde Staten.

Het uitwerkingsplan is een vertaling in concrete maatregelen en voorzieningen van het Reconstructieplan Achterhoek en Liemers. Het nu voorliggende uitwerkingsplan bevat de concrete uitwerking van het Reconstructieplan voor het herinrichtingsgebied Winterswijk Oost. De Reconstructie-commissie heeft voor het Winterswijks Plateau, waar Winterswijk Oost deel van uitmaakt, besloten het voorkeursalternatief integraal toe te passen. Daarmee is ingezet op een relatief hoog ambitieniveau voor de omgevingskwaliteit (water, natuur, landschap) en de sociaaleconomische kwaliteit (landbouw, recreatie, wonen/werken, leefbaarheid). Het resultaat van dit uitwerkingsplan is een concrete visie op het gebied voor de periode tot 2015, vertaald in maatregelen en voorzieningen. Die maatregelen en voorzieningen worden gerealiseerd in een aantal uitvoeringsmodules. Dit wijzigingsplan heeft betrekking op één van deze modules waarin nieuwe natuur wordt gerealiseerd.

Streekplan 2005

Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland tot 2015 is vastgelegd in het Streek-plan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 heeft het Streekplan de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het Streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Hierbij hanteert de provincie een tweeledige provinciale hoofdstructuur. Enerzijds ‘hoog dynamische’ functies met een intensieve vorm van ruimtegebruik, zoals stedelijke functies en intensieve vormen van recreatie. Anderzijds kent de provincie ‘laag dynamische’ functies. Deze gebieden zijn kwetsbaar voor intensieve vormen van ruimtegebruik, zoals de Ecologische Hoofdstructuur, waardevolle open gebieden en gebieden waar ruimte voor water moet worden gecreëerd.


Het plangebied ligt in een gebied dat door de provincie in het streekplan is aangewezen als ‘waardevol landschap’. In de streekplanuitwerking geeft de provincie per landschap aan welke landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten aanwezig zijn. Het ruimtelijk beleid voor de waardevolle landschappen is het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten.


Het plangebied ligt in het waardevol landschap Winterswijk. Regionaal gezien valt dit waardevol landschap binnen de Achterhoek. Het landschap van de Achterhoek bestaat uit een complex van kleinschalige landschappen, grootschalige ontginnings- en ruilverkavelingslandschappen, stuwwallen, verspreid liggende dorpen en een verstedelijkte zone langs de Oude IJssel. Van oudsher zijn de dekzandruggen in dit landschap als akkers in gebruik door boeren die zich op de rand van zo'n rug vestigden. Dat heeft ‘ensembles’ opgeleverd van glooiend land met op de rand van een dergelijke glooiing een boerderij met erfbeplanting en lager gelegen weiden langs beken. De oude bouwlanden (es-complexen en esjes) zijn op veel plaatsen nog goed herkenbaar. De volgende kernkwaliteiten worden in het streekplan beschreven ten aanzien van het waardevol landschap in Winterswijk:

  • Kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes,
  • houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen; (oostelijke helft kleinschaliger dan westelijke helft);
  • Rijk aan microrelief (steilranden, essen en eenmansessen), een duidelijke terras-rand (westzijde);
  • Meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing (elzen en essen) in halfopen landschap; overstromingsvlaktes in laagtes;
  • Fraaie, open essen (opvallend groot op de plateaurand van Aalten tot Groenlo) en bijzondere broekgebieden;
  • Historisch nederzettingspatroon vervlochten in het landschap: oude boerderijplaatsen (zoals scholtenhoeven), vele gehuchten en grotere nederzettingen.


In de streekvisie zijn uitgangspunten opgenomen die van belang zijn voor het plangebied:

  • 1. Stimuleren van toeristisch-recreatieve initiatieven: extensieve vormen van recreatie moeten te verenigen zijn met natuur- en landschapsdoelstellingen;
  • 2. Behoud en ontwikkeling cultuurhistorische, ecologische en landschappelijke waarden.

Met name dit tweede punt wordt in de praktijk gebracht in dit wijzigingsplan. Dit door de ontwikkeling van nieuwe ecologische waarden in overeenstemming met het bestaande cultuurlandschap. Dit wijzigingsplan sluit dan ook naadloos aan op de doelen die de provincie Gelderland heeft geformuleerd in het Streekplan.

Ontwerp Omgevingsvisie Gelderland

De ontwerp omgevingsvisie van de Provincie Gelderland is de opvolger van het Streekplan uit 2005, de vigerende structuurvisie. Op 14 mei januari 20143 heeft het college van Gedeputeerde Staten de Ontwerp Omgevingsvisie vastgesteld.


Specifiek voor de regio Achterhoek is er een verdieping opgenomen in het Ontwerp Omgevingsvisie waarin wordt ingegaan op de kernkwaliteiten en provinciale ontwikkelingsstrategie voor het gebied. De kernkwaliteiten uiten zich volgens de Omgevingsvisie op zowel fysiek als sociaal-maatschappelijk vlak. Fysieke kwaliteiten in termen van een mooi landschap met veel natuurschoon en met mooie steden en dorpen. Maar ook kwaliteiten in sociaal-economische zin: grote onderlinge betrokkenheid (naoberschap), hoge arbeidsmoraal, bescheidenheid. Dit zijn kwaliteiten en waarden die het kapitaal vormen voor ontwikkelingen en innovaties in een fase van transitie. Het kwaliteitsdenken concentreert zich in de Achterhoek op een 'verbonden wereld' waarin vraagstukken van bevolkingsontwikkeling, transitie van platteland, sociale samenhang, kwaliteit van het landschap en economische kracht aan elkaar worden gekoppeld en waarin krachten worden gebundeld en slimme verbindingen tussen maatschappelijke partners worden aangegaan. De volgende relevante kwaliteitsambities worden door de Provincie aangegeven als van belang voor de regio Achterhoek:

  • Gezamenlijk werken aan een economisch en sociaal vitaal buitengebied en zorgen voor leefbaarheid in de kernen;
  • Aandacht voor ruimtelijke kwaliteit door verbetering van de landschappelijke kwaliteit en door verbetering van de leefbaarheid, de sociale cohesie op het platteland, de werkgelegenheid en het economisch bruto product van het platteland;
  • Een agrarisch toekomstperspectief ontwikkelen met gebruikmaking van de gebiedsdynamiek onder voorwaarde van behoud van de ruimtelijke kwaliteit;
  • Beheer en inrichting van het landschap meer integreren met activiteiten die baat hebben bij een mooi en goed onderhouden landschap (verdienlandschap);
  • Zorgen voor voldoende verplaatsingsmogelijkheden en verbindingen tussen de regio en omliggende gebieden en binnen de regio, met specifieke aandacht voor (OV-) bereikbaarheid en breedband.


Ontwikkelingen of nieuwe functies in het landschap kunnen volgens de provincie positief bijdragen aan de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van het Achterhoeks landschap. Dat vraagt wel om een 'ja, mits'-benadering, zoals in de Omgevingsvisie uitgewerkt. Dat betekent dat een activiteit mogelijk is, onder voorwaarde dat de kernkwaliteiten niet worden aangetast. Dit wijzigingsplan is er juist op gericht om de kernkwaliteiten van het buitengebied van Winterswijk te versterken. Dit door nieuwe natuur te ontwikkelen in overeenstemming met het bestaande cultuurlandschap. Dit plan sluit daarmee aan bij de Ontwerp Omgevingsvisie van de provincie Gelderland.

Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op 22 januari 2011 is de Ruimtelijke Verordening Gelderland officieel in werking ge-treden. Met de ruimtelijke verordening stelt de provincie regels voor onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Op 27 juni 2012 is de eerste herziening van de Ruimtelijke Ver-ordening Gelderland vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Op 19 december 2012 volgde een tweede herziening. De derde herziening is op 29 mei 2013 vastgesteld. De verordening richt zich net zo breed als het streekplan op de fysieke leefomgeving in de provincie. De vigerende ruimtelijke structuurvisie hanteert als uitgangspunt dat nieuwe verstedelijking voor wonen en werken hoofdzakelijk plaatsvindt binnen het be-staand bebouwd gebied. De verordening legt dit beleid van bundeling en intensivering vast door hiervoor voorschriften op te nemen. Bij de afzonderlijke voorschriften uit de verordening is in de artikelsgewijze toelichting een korte duiding en verantwoording van het provinciaal belang opgenomen.

In de 'Ruimtelijke verordening Gelderland' stelt de provincie Gelderland ruimtelijke kaders voor gemeentelijk beleid. In deze verordening wordt het buitengebied van de gemeente Winterswijk aangewezen als een waardevol landschap binnen een Nationaal Landschap. Dit wijzigingsplan is gericht op het versterken van ecologische en landschappelijke waarden. Er is geen sprake van aantasting van de kernkwaliteiten van het waardevolle landschap. Dit plan past dan ook binnen het provinciale beleidskader.

3.2 Gemeentelijk beleid

Visie buitengebied (2005)

Algemeen De gemeente Winterswijk streeft naar behoud van het cultuurlandschap. Bestaande waarden worden daarbij beschermd, verloren waarden worden hersteld en nieuwe landschappelijke waarden worden gecreëerd. De praktische uitwerking hiervan wordt toegespitst op specifieke landschapstypen. Hiermee wordt de bestaande diversiteit en afwisselingen in het landschap gewaarborgd en verder verbeterd. Bij het nemen van maatregelen of het opstellen van beleid kiest de gemeente voor maatwerk, waar nodig op perceelsniveau. Dit vraagt om flexibel beleid en goede samenwerking tussen de overheden en de burgers. Per saldo wordt de kwaliteit van het buitengebied (of een specifiek gebiedstype daarbinnen) behouden of versterkt bij iedere ontwikkeling die plaats vindt.


De manier waarop de bewoners van Winterswijk met het landschap om zijn gegaan is bepalend geweest voor de huidige ‘vorm’ van dit landschap. Dit heeft geleid tot een landschap dat historisch waardevol is, erkend wordt en gewaardeerd wordt. De menselijke activiteit, van met name het agrarische gebruik, is een grote vormgever van het cultuurlandschap. Belangrijk is dat het landschap nog steeds in gebruik is als agrarisch productiegebied. Dit is mede bepalend voor de kwaliteit en de sfeer van het huidige landschap. De gemeente streeft ernaar dat de agrarische sector een belang-rijke economische drager van het buitengebied blijft. De gemeente Winterswijk is de eerst aangewezen overheidsinstantie die het lokale landschappelijke belang behartigt. In haar vertaling van het nationale beleid spreekt de gemeente van een Cultuurlandschap. Het behartigen van het landschappelijk belang gebeurt op twee manieren:

  • Beschermen van waardevolle elementen;
  • Ontwikkelen van nieuwe functies en/of nieuwe kwaliteitselementen.


Deze inspanning is gericht op behoud of versterking van het cultuurlandschap. Behouden alleen is echter niet genoeg. Het landschap is een dynamisch geheel dat ontstaat door de specifieke samenhang van de delen. Daarom worden nieuwe ontwikkelingen toegestaan. Deze nieuwe ontwikkelingen (b.v. zorgboerderijen, niet-agrarische werkfuncties, recreatie etc.) leveren een bijdrage aan het buitengebied (landschap, economie, leefbaarheid etc.).


Het behoud van authenticiteit en kwaliteit van gebouwen en groen staat hoog in het vaandel van het gemeentelijk beleid. De aandacht gaat daarbij primair uit naar dragers van het landschap, bijzonder kwetsbare elementen, moeilijk te vernieuwen elementen en zeldzame elementen. De veelheid van kleine elementen is daarbij karakteristiek voor Winterswijk. Private initiatieven voor landschapsversterking worden van groot belang geacht. Behoud van karakteristieke openheid vraagt daarbij bijzondere aandacht. Het gaat om zowel kleinschalige openheid, bijvoorbeeld van essen, als meer grootschalig, zoals in het jonge ontginningslandschap. Behoud en ontwikkeling van het agrarisch cultuurlandschap is leidend in de gemeentelijke strategie.

De Visie Buitengebied noemt in hoofdstuk 4 het realiseren van de ecologische hoofdstructuur als een gemeentelijk doel. Dit project draagt bij aan de verwezenlijking van dat doel. De percelen die worden ingericht als nieuwe natuur versterken bestaande natuurgebieden in de ecologische hoofdstructuur of zorgen voor nieuwe schakels in die ecologische hoofdstructuur. De Visie Buitengebied noemt hierbij vrijwilligheid als basis voor de ontwikkeling van nieuwe natuur. Ook hiervan is sprake bij dit project omdat het voortkomt uit het vrijwillige kavelruilproces binnen het project Herinrichting Winterswijk-Oost.

Landschapsontwikkelingsplan Winterswijk

Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) kan worden opgevat als een uitwerking van het Landschapsonderdeel van de Visie Buitengebied. Het ‘bewaren en bevorderen van de unieke landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden die Winterswijk heeft’ moet worden beschouwd als de hoofddoelstelling van het LOP. Het plan beschrijft daartoe de gewenste ontwikkelingen, die voor landschapsplanning de basis vormen en de ontwikkelingsrichting aangeven. Uitgaande van de bestaande (in-ter)nationaal en provinciaal zeldzame en soms unieke ecologische, waterhuishoudkundige, cultuurhistorische, visuele, aardkundige, archeologische en geologische landschapskwaliteiten van het Waardevolle (Cultuur)Landschap Winterswijk wordt beschreven hoe, en onder welke voorwaarden, nieuwe ontwikkelingen zo goed mogelijk kunnen bijdragen aan de aantrekkelijkheid en identiteit van het landschap.


De onderlinge samenhang tussen de verschillende landschapsaspecten is groot. Bij de instandhouding ervan speelt de landbouw als beheerder van het gebied een belangrijke rol. De gemeente ondersteunt daarom de wens van de Winterswijkse landbouw om het buitengebied als probleemgebied aan te wijzen. Diverse verbredingsmogelijkheden kunnen bijdragen aan een voldoende veerkrachtige en concurrentiekrachtige landbouw. De landbouw kan bijvoorbeeld een belangrijke rol vervullen in vergroting van het toeristisch-recreatieve aanbod. Versterking van het landschap is mogelijk door met (landschaps)architectuur en beeldende kunst hieraan nieuwe, in het landschap passende, kernkwaliteiten toe te voegen. Herstel van het landschap is mogelijk door aanvulling met beplantingen waar deze verdwenen of aangetast zijn, door beplantingen te gebruiken om lelijke objecten te camoufleren, door het terugbrengen van steilranden langs essen en door het opnieuw laten meanderen van beeklopen.

Eén van de locaties waar nieuwe natuur wordt gerealiseerd betreft het deelproject Bemersbeek. Het betreft percelen langs de Oosinkbeek, ten westen van de Burloseweg en de Blankersweg. Hoewel de ligging van de Bemersbeek volgens het LOP in jong ontginningenlandschap is gesitueerd, duidt de aanwezigheid van esgronden erop dat dit niet helemaal terecht is. Esgronden waren immers al sinds de middeleeuwen als cultuurgrond in gebruik. De in het inrichtingsplan voor de Bemersbeek aangegeven bovenste es is overigens geen enkeerdgrond, maar een veldpodzol, wat erop wijst dat we met een zandkop te maken hebben waar heide aanwezig was, geen akker. Het zou dan ook vreemd zijn daar een esrand te herstellen. De overige eenmansessen zijn wel ongeveer op de plek van de aanwezige enkeerdgronden gesitueerd en daar ligt esrandherstel dus voor de hand. Het LOP maakt dit echter niet mogelijk omdat het plan hier aangeeft dat juist de openheid van het gebied kenmerkend is voor de hier aangegeven heideontginning. Vanwege de afwijkende omstandigheden die niet echt kenmerkend zijn voor een heideontginning, kan bij wijze van uitzondering ingestemd worden met de door DLG voorgestelde andere invulling dan het LOP voor ogen heeft. Het voorstel is om het Bemersbeekgebied als een beekdal te ontwikkelen dat door essen wordt geflankeerd. Zo'n inrichting is karakteristiek voor oudhoevig landschap. Gezien de aanwezigheid van oude cultuurgronden ter weerszijden van de Bemersbeek, is de voorgestelde ontwikkeling, met spontane bosontwikkeling in het beekdal, verdedigbaar. In oudhoevig landschap zijn veel beekbegeleidende bossen aanwezig. Om die reden is het redelijk om van het LOP af te wijken. Afwijken van het LOP is een bevoegdheid van de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft op 24 april 2014 besloten a te wijken van het LOP voor het deelproject Bemersbeek.

Voor de overige locaties getoetst of de voorgenomen inrichting en het beheer passen binnen het LOP. Deze toetst is uitgevoerd aan de hand van een visiedocument voor de inrichting en he beheer dat is opgesteld door DLG (zie bijlage 1 bij deze toelichting). De voorgenomen inrichting en het beheer voor de overige locaties passen binnen het LOP.

Bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk

Dit wijzigingsplan is gebaseerd op een tweetal wijzigingsbevoegdheden die zijn opgenomen in het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk. De eerste wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 35.2 van de regels en heeft betrekking op de percelen die in dit wijzigingsplan de bestemming 'Natuur' krijgen. Bij deze wijzigingsbevoegdheid zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • a. er dient een inrichtings- en beheersvisie te worden opgesteld waarin de natuurontwikkeling dan wel de bosaanleg is uitgewerkt: in bijlage 1 bij deze toelichting is deze inrichtings- en beheersvisie opgenomen. Met dit document is aan deze voorwaarde voldaan.
  • b. de aanleg van bos is niet toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid' bij de toetsing van het onder a genoemde document is met dit aspect rekening gehouden. De inrichtings- en beheersvisie voldoet aan deze voorwaarde.
  • c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden: dit wijzigingsplan is in overeenstemming met het LOP. Ook is er onderzoek uitgevoerd naar ecologische en archeologische waarden. Er is geen aantasting van die waarden en daarmee voldoet dit wijzigingsplan aan deze voorwaarde.
  • d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden: op basis van de nu geldende wet- en regelgeving zijn er geen aantastingen geconstateerd van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden. Dit wijzigingsplan voldoet aan deze voorwaarde.


De tweede wijzigingsbevoegdheid die wordt toegepast in dit plan is opgenomen in artikel 8.4 van het geldende bestemmingsplan. Deze wijzigingsbevoegdheid heeft betrekking op de locatie waar een bestaande houtwal wordt verwijderd welke op een andere locatie wordt gecompenseerd. Voor deze wijzigingsbevoegdheid zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • a. de wijziging houdt verband met de verplaatsing van de ter plaatse aanwezige houtsingel: aan deze voorwaarde wordt in dit plan voldaan.
  • b. er mag geen bouwvlak worden opgenomen: de betreffende locatie krijgt een agrarische bestemming zonder bouwvlak. Daarmee wordt voldaan aan deze voorwaarde.
  • c. zorggedragen dient te worden voor een streekeigen landschappelijke inpassing: aan deze voorwaarde wordt voldaan.
  • d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden: er is geen sprake van een onevenredige aantasting van aanwezige functies en waarden.
  • e. een onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden: de toepassing van deze wijziging heeft geen invloed op de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.


Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Ecologie

4.1.1 Ecologisch onderzoek

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op het toekennen van de bestemming Natuur aan percelen die nu nog een agrarische bestemming hebben zonder bebouwingsmogelijkheden. In de bestemming Natuur is een vergunningenstelsel opgenomen voor aanlegactiviteiten waarin onder andere ecologische waarden worden beschermd. Onderzoek naar de bestaande ecologische waarden (flora en/of fauna) in het kader van dit wijzigingsplan is alleen noodzakelijk als de voorgenomen inrichtingsmaatregelen leiden tot wezenlijke veranderingen op het perceel. Voor dat deel van het plangebied waar dergelijke inrichtingsmaatregelen zijn voorzien is daarom een quickscan flora en fauna uitgevoerd door het adviesbureau Stichting Staring Advies (zie de bijlage bij de toelichting). De conclusie van die quickscan was dat er aanvullend onderzoek noodzakelijk is voor twee deelgebiden gericht op de soorten hazelworm, kleine modderkruiper en levendbare hagedis. Dit omdat in die deelgebieden sprake is van het dempen van sloten. Ook dit aanvullende onderzoek is uitgevoerd door Stichting Staring Advies (zie de bijlage bij deze toelichting). De conclusie van dat aanvullende onderzoek is dat er geen beschermde soorten zijn aangetroffen in de te dempen sloten. De voorgenomen inrichtingsmaatregelen in deze deelgebieden kunnen worden uitgevoerd zonder mitigerende en/of compenserende maatregelen voor genoemde soorten.

4.1.2 Bescherming van ecologische waarden

Het vergunningenstelsel in de bestemming Natuur maakt het mogelijk om andere inrichtingsmaatregelen uit te voeren dan voorzien ten tijde van het vaststellen van dit wijzigingsplan. Voorwaarde hierbij is onder andere de bescherming van bestaande ecologische waarden. Algemeen is het van belang dat een eigenaar of beheerder weet wat er in zijn terreinen leeft wanneer hij beheer wil uitvoeren of een ontwikkeling ter hand wil nemen. Deskundig onderzoek is dus nodig. Het gebruik van een beheerkalender, die de meest gevoelige perioden van de voorkomende beschermde soorten ontziet (voortplantingstijd, winterslaap) is onontbeerlijk bij zowel beheer als ruimtelijke ontwikkeling (mitigatie). Voorkoming van aantasting van een leefgebied is altijd beter dan dat te moeten oplossen. Het werken volgens een goedgekeurde gedragscode kan de verplichting tot het indienen van een ontheffingsaanvraag voorkomen in geval van beheer met licht beschermde algemene (tabel 1) soorten en van ruimtelijke ontwikkeling en beheer met zwaarder beschermde (tabel 2) soorten. Ook voor zwaar beschermde soorten kan in sommige gevallen de noodzaak van ontheffing worden voorkomen door te werken met een gedragscode, namelijk bij beheer en onderhoud van watergangen en bermen, bij natuurbeheer en bij beheer in de bos- en landbouw geldt dan een vrijstelling voor plukken, vangen, opsporen, verstoren en vernielen. Ook voor vogels geldt een beheervrijstelling bij werken volgens een gedragscode, maar niet bij ruimtelijke ontwikkeling. De volgende uitgangspunten zullen worden gehanteerd bij het verlenen van een Omgevingsvergunning voor de uitvoering van werkzaamheden, die kunnen bestaan uit bouwen, slopen, vergraven, dempen, ontgronden, vellen en/of rooien en aanleg van beplantingen:

  • 1. Nestelende en broedende vogels mogen niet worden verstoord en hun nesten in aanbouw, met eieren of jongen mogen niet worden verwijderd. Als er werkzaamheden worden gepland met mogelijk die gevolgen is onderzoek door een vogeldeskundige nodig naar nestplaatsen in graslanden en akkers, moerassen en oevers, ruigten, struweel, bomen en gebouwen.
  • 2. De nestplaatsen van sommige vogels zijn jaarrond beschermd; bij gebruik van nestplaatsen door boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, huismus, kerkuil, oehoe, ooievaar, ransuil, roek, slechtvalk, sperwer, steenuil, wespendief of zwarte wouw kunnen deze niet worden aangetast zonder de flora- en faunawet te overtreden. Van belang is dan dat u in een mititgatie- en compensatieplan aangeeft hoe u de schade zoveel mogelijk beperkt en de vogels nieuwe nestplaatsen aanbiedt. Met dit plan kunt u vervolgens ontheffing aanvragen. Bij voorkeur worden de bestaande leefgebieden echter ontzien. Als nestplaatsen van blauwe reiger, boerenzwaluw, bonte vliegenvanger, boomklever, boomkruiper, bosuil, brilduiker, draaihals, ekster, gekraagde roodstaart, glanskop, grauwe vliegenvanger, groene specht, grote bonte specht, hop, huiszwaluw, ijsvogel, kleine bonte specht, kleine vliegenvanger, koolmees, kortsnavelboomkruiper, oeverzwaluw, pimpelmees, raaf, ruigpootuil, spreeuw, tapuit, torenvalk, zeearend, zwarte kraai, zwarte mees, zwarte roodstaart en zwarte specht verloren gaan, is compensatie daarvan dringend gewenst, maar niet verplicht wanneer het om aantallen gaat die geen grote negatieve invloed op de populatie hebben.
  • 3. Als door werkzaamheden groeiplaatsen van planten worden verstoord, moet bij onbekendheid met de soorten een floradeskundige worden geraadpleegd. Als er op de groeiplaats licht beschermde algemene (tabel 1) plantensoorten groeien, geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling, voor beheer is echter een ontheffing nodig wanneer de soort door het beheer op populatieniveau schade zal ondervinden. Beter dan ontheffing aan te vragen is voor dergelijke soorten het beheer aan te passen op het voor die soorten optimale beheer. Voor zwaarder beschermde soorten moet altijd ontheffing worden aangevraagd voor op populatieniveau schadelijke handelingen. Hierbij moet in een mitigatie- en compensatieplan worden aangegeven welke maatregelen worden getroffen om de schade te herstellen. Bij voorkeur wordt de bestaande groeiplaats echter ontzien.
  • 4. Als door beheerwerkzaamheden verblijfplaatsen van algemene beschermde zoogdiersoorten worden verstoord, moet men een beheerkalender gebruiken om te voorkomen dat deze werkzaamheden in de voortplantingsperiode plaatsvinden. Denk aan legers, holen en in geval van sommige muizensoorten ook gebouwen (bijvoorbeeld huisspitsmuis). Voor ruimtelijke ontwikkeling geldt in dat geval een vrijstelling. Bij onvoldoende bekendheid met de soorten moet een zoogdierendeskundige worden geraadpleegd. Voor zwaarder beschermde zoogdiersoorten (eekhoorns gebruiken vaak zelf gebouwde nesten in bomen; bevers bouwen een nestkoepel op oevers of met de fundering op waterbodems) moet voor verstorende werkzaamheden ontheffing worden aangevraagd, waarbij in een mitigatie- en compensatieplan moet worden aangegeven hoe de schade wordt hersteld. Voor soorten die gebruik maken van meerdere onderkomens geldt de aantasting van één daarvan niet direct als een probleem, maar als er meer verblijven worden aangetast, is er sprake van aantasting van het leefgebied en zal een ontheffing nodig zijn. In dat geval moet in een bij te voegen mitigatie- en compensatieplan aangegeven worden hoe herstel kan worden gegarandeerd. Bij voorkeur worden bestaande leefgebieden ontzien.
  • 5. Spleten, kieren, holten, ruimten achter gevelbetimmeringen, vensterluiken en onder dakpannen en loodslabben e.d., spouwmuren, schoorstenen en verder donkere tochtvrije ruimten en kelders kunnen gebruikt worden door vleermuizen. Ook bomen met loshangende schorsdelen, spleten, scheuren of boomholten kunnen gebruikt worden door vleermuizen. Aan inspectie door een vleermuizendeskundige is niet te ontkomen wanneer (delen van) gebouwen worden gesloopt of voor vleermuizen potentieel geschikte bomen worden geveld (waarbij niet moet worden uitgesloten dat met klimop begroeide en naaldbomen waarbij beoordeling niet direct mogelijk is mogelijk geschikt zijn), waarbij onder andere gelet moet worden op vettige vlekken bij invliegopeningen, op afgebeten insectenvleugels en op vleermuizenkeutels (deze lijken op muizenkeutels waarin glimmende onverteerbare resten van insecten zichtbaar zijn). Uit de inspectie kan blijken dat een uitgebreid onderzoek moet plaatsvinden. Blijkt daaruit dat er vleermuizenonderkomens zijn, dan moet, omdat vleermuizenonderkomens jaarrond beschermd zijn, een ontheffing worden aangevraagd voor het werk. Hierbij is een bij te voegen mitigatie- en compensatieplan verplicht. Hierin geeft u aan hoe u de schade zoveel mogelijk beperkt en de vleermuizen een nieuw onderkomen geeft. De onderkomens zo mogelijk intact laten heeft overigens de voorkeur. Bosranden en lijnvormige houtopstanden kunnen belangrijke vliegroutes of foerageergebieden zijn. Als daarvan sprake is, is voor de kap daarvan eveneens een ontheffing nodig.
  • 6. Als door beheerwerkzaamheden verblijfplaatsen van algemene beschermde amfibieën worden verstoord, moet men een beheerkalender gebruiken om te voorkomen dat deze werkzaamheden in de winterrust- en voortplantingsperiode plaatsvinden. Denk aan poelen, plassen, vennen, beken en watervoerende sloten. Niet maaien in de winterperiode voorkomt voor een deel van het landhabitat problemen, maar voor vellen in bos is dat lastiger. Want het is natuurlijk niet duidelijk waar zich bijvoorbeeld padden of bruine kikkers in het strooisel ophouden. De grote mate van verspreiding maakt de kwetsbaarheid in het landbiotoop voor werkzaamheden echter kleiner. Voor ruimtelijke ontwikkeling geldt voor algemene soorten een vrijstelling. Bij onvoldoende bekendheid met de soorten moet een herpetoloog worden geraadpleegd. Voor zwaarder beschermde amfibieën en reptielen moet voor verstorende werkzaamheden ontheffing worden aangevraagd, waarbij in een mitigatie- en compensatieplan moet worden aangegeven hoe de schade wordt hersteld. Beheer van leefgebieden is meestal een noodzaak om populaties in stand te houden. Door de juiste beheervorm te kiezen, bijvoorbeeld begrazen, kan overtreding van de flora- en faunawet soms worden voorkomen. Hetzelfde geldt voor gebruik van een beheerkalender. Ook voor ruimtelijke ontwikkeling geldt dat men deze op het juiste moment in het seizoen moet laten plaatsvinden (mitigatie), maar een ontheffing zal dan vaak nodig zijn.
  • 7. De zwaar beschermde vlindersoorten zijn het minst gevoelig in de vliegtijd van de vlinders. Dat is echter ook de periode waarin de eitjes worden afgezet. Bij beheeringrepen en ruimtelijke ontwikkeling moeten groeiplaatsen van waardplanten daarom zo goed mogelijk worden ontzien. In die gevallen waarin de waardplanten beheer behoeven in de periode dat zich daarop eieren of rupsen bevinden, wordt mogelijk de flora- en faunawet overtreden en moet ontheffing worden aangevraagd, onder overlegging van een mitigatie- en compensatieplan. Dat kan bijvoorbeeld inhouden dat een deel van de waardplanten niet wordt gemaaid op zodanige wijze dat de vlinderpopulatie geen gevaar loopt. Ook bij ruimtelijke ontwikkeling moet bij een ontheffingsaanvraag een mitigatie- en compensatieplan worden overgelegd.
  • 8. Beheer van wateren met zwaar beschermde vissoorten moet niet plaatsvinden in de voortplantingsperiode. Het einde van de zomerperiode tot begin herfst is de beste periode zolang de vissen nog actief zijn, waarbij niet alle waterplanten verwijderd mogen worden. Als het om een grote beheeringreep gaat, is een ontheffing nodig, voorzien van een mitigatie- en compensatieplan. Zwaar beschermde vissen met een langdurig ingegraven larvestadiuim (beekprik) kunnen mogelijk niet overleven wanneer hun leefgebied grootschalig wordt gebaggerd. Voor baggeren is dan een ontheffing nodig, voorzien van een mitigatie- en compensatieplan. Voor ruimelijke ontwikkeling geldt eveneens een ontheffingsplicht. In het mitigatie- en compensatieplan moet ook worden voorzien in geschikt nieuw leefgebied.
  • 9. Zwaar beschermde kevers zijn kwetsbaar in hun voortplantingsbiotoop (eikenstobben en eikenhakhoutstoven i.g.v. vliegend hert, water i.g.v. waterroofkevers). Het rooien van stobben in leefgebied van het vliegend hert of beheer en ruimtelijke ontwikkeling in het voortplantingsgebied van de zwaar beschermde waterroofkevers kan niet zonder ontheffing en mitigatie- en compensatieplan als schade aan de populatie kan ontstaan door de ingreep.
  • 10. Zwaar beschermde libellen zijn gevoelig in hun voortplantingsgebied. Aantasting daarvan is ontheffingsplichtig wanneer dit gevolgen heeft voor de populatie. Een ontheffingsverzoek moet vergezeld gaan van een mitigatie- en compensatieplan. Afhankelijk van de soort leven larven 1 of meerdere jaren in het water. Beheeringrepen moeten daar rekening mee houden (niet wanneer er eieren zijn of de larven vanwege de kou weinig mobiel).
  • 11. De platte schijfhoren is een zwaar beschermde waterslak. Waar deze voorkomt, moeten ingrepen met gevolgen voor de populatie worden geweerd, want anders is een ontheffing nodig. Met een mitigatie- en compensatieplan moet dan achteruitgang worden voorkomen.
  • 12. 4 soorten bosmieren vallen onder het lichte beschermingsregime. Voor beheersingrepen waarbij hun nesten worden beschadigd, is een ontheffing nodig. Voor ruimtelijke ontwikkeling geldt dit niet, maar het streven naar behoud is wel aan te bevelen.
  • 13. Onder de slakken is de wijngaardslak licht beschermd. Beheersingrepen die het leefgebied aantasten, zijn ontheffingsplichtig, maar ruimtelijke ontwikkeling niet. Het streven naar behoud van leefgebied is wel aan te bevelen bij ruimtelijke ontwikkeling.


Een eventuele ontheffing moet worden aangevraagd bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in Den Haag.

4.2 Bodemkwaliteit

Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet getoetst worden of de bodemkwaliteit de planontwikkeling belemmert. Wanneer op het betreffende perceeldeel geen (ernstige) bodemverontreiniging wordt verwacht, mag worden aangenomen dat er geen belemmeringen zijn voor de functiewijziging en dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de beoogde functie. Dit initiatief betreft de realisatie van nieuwe natuur op onbebouwde agrarische percelen in het buitengebied van Winterswijk. De bodemkwaliteit wordt geschikt geacht voor de toekomstige functie.

4.3 Archeologie

4.3.1 Bescherming van archeologische waarden

Naast de gebouwde cultuurhistorische waarden zijn ook in de bodem nog veel aanwijzingen uit het verleden aanwezig. Ook in beleidsmatige zin hebben de archeologische waarden de afgelopen jaren meer aandacht gekregen. Dit heeft onder andere geresulteerd in internationale verdragen over het behoud van bodemschatten (Verdrag van Valletta).


De indicatieve kaart archeologische waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geeft globaal de kansrijke gebieden aan. Voor het buitengebied van Winterswijk zijn de verwachtingen nader onderzocht door RAAP. De verwachtingskaart is gebaseerd op het principe dat archeologische waarden niet willekeurig over een gebied zijn verspreid, maar gerelateerd zijn aan bepaalde landschappelijke kenmerken of eigenschappen. De verwachtingskaart is gebaseerd op algemene archeologische kennis over de ligging en verspreiding van archeologische vindplaatsen in Oost-Nederland. De gebieden die op de verwachtingskaart zijn aangemerkt als gebieden met een (lage, middelmatige of hoge) archeologische verwachtingswaarde zijn in het bestemmingsplan opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting' met als toevoeging 1 tot en met 4. Deze zones geven daarmee aan voor welk gebied welke waarde geldt en waar een strenger beschermingsregiem geldt.


Er zijn ook archeologische vindplaatsen en monumenten geïnventariseerd. Dit zijn locaties waar reeds archeologische waarden zijn aangetroffen. Deze terreinen staan allemaal op zowel de gemeentelijke archeologische beleidskaart, als op de zogenaamde Archeologische Monumenten Kaart (AMK) van provincie en rijk. In Winterswijk ligt één terrein met een wettelijk beschermde status, het rijksmonument De Ruitenburgerschans. Daarnaast kent Winterswijk nog veertien terreinen met een archeologische status vanwege bekende archeologische waarden. Alle terreinen met een archeologische status zijn op de verbeelding opgenomen met de bestemming 'Waarde - Archeologie'.


In het bestemmingsplan zijn de gebieden met bekende archeologische waarde bestemd als 'Waarde - Archeologie'. De gebieden worden beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen en andere omgevingsvergunningen waarbij sprake is van bodemverstoringen. Door middel van deze regeling wordt voorkomen dat zonder meer bekende waarden door bepaalde activiteiten verloren gaan.


De gebieden met een zeer hoge, hoge, middelmatige en lage archeologische verwachtingswaarde zijn bestemd als 'Waarde - Archeologische verwachting 1 tot en met 4'. Deze gebieden worden eveneens beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen en andere omgevingsvergunningen waarbij sprake is van bodemverstoringen. Het oppervlakte criterium, waarboven archeologisch onderzoek noodzakelijk is, verschilt per gebied. Deze verschillen zijn expliciet benoemd in de planregels. De op de verbeelding opgenomen dubbelbestemmingen in combinatie met vergunningenstelsel dat is opgenomen in de planregels verzekeren de bescherming van archeologische waarden bij bodemingrepen.

4.3.2 Archeologisch onderzoek

Verstoringen van de bodem kunnen leiden tot een aantasting van het archeologische bodemarchief. DLG heeft als initiatiefnemer aangegeven voor welke delen van het plangebied verstoringen van de bodem zijn voorzien als gevolg van de inrichting van de natuurgebieden. Voor die deelgebieden is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het gaat hierbij om gebieden waarvan nu reeds bekend is dat de bodem tot meer dan 30 cm wordt beïnvloed. Het onderzoek is uitgevoerd door Hamaland Advies (zie de bijlage bij deze toelichting). Het betreft een archeologisch bureauonderzoek.

In dit wijzigingsplan zijn dubbelbestemmingen opgenomen te bescherming van het archeologische bodemarchief. Op basis van deze dubbelbestemmingen is een Omgevingsvergunning noodzakelijk voor activiteiten die kunnen leiden tot een verstoring van de bodem. De omgevingsvergunningen zullen worden aangevraagd op basis van dit wijzigingsplan. Hierbij wordt rekening gehouden met de uitkomsten van het archeologische bureauonderzoek en zal tevens bepaald worden of er aanvullend onderzoek noodzakelijk is voordat de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd.

4.4 Niet gesprongen explosieven

In de periode 1940-1945 tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben zich zware oorlogshandelingen voorgedaan. Winterswijk en met name het stationsemplacement met de toenmalige spoorbanen binnen de gemeente zijn doelwit geweest van bombardementen en/of beschietingen. Als gevolg van deze oorlogshandelingen kunnen op bepaalde locaties niet gesprongen conventionele explosieven (verder kortweg CE genoemd) of delen daarvan in de bodem voorkomen. De aanleiding tot het uitvoeren van een historisch vooronderzoek CE vloeit voort uit het voornemen van DLG, om op verschillende locaties in het buitengebied van Winterswijk Oost, in het kader van inrichtingswerken t.b.v. natuur grondwerkzaamheden uit te laten voeren.

Bij graafwerkzaamheden kan op deze niet gesprongen explosieve gestuit worden. Dit onderwerp is daarom van belang voor de inrichtingsmaatregelen die zullen worden uitgevoerd op basis van dit wijzigingsplan. Het onderzoek is uitgevoerd voor die delen van het plangebied waar dergelijke graafwerkzaamheden zijn voorzien. Het thema is tevens van belang voor omgevingsvergunningen die verleend zullen gaan worden op basis van dit wijzigingsplan. Het onderzoek is uitgevoerd door Cees van den Akker Advies (zie ook de bijlage bij deze toelichting). De conclusie van dit onderzoek voor deze acht deellocaties is dat de beschietingen en bombardementen niet hebben plaatsgevonden in het onderzoeksgebied. De aanwijzingen van crash- locaties van diverse vliegtuigen verwijzen niet naar het onderzoeksgebied. Het advies is dan ook om de voorgenomen werkzaamheden regulier uit te voeren. Indien er op andere deellocaties ook sprake is van graafwerkzaamheden zal in het kader daarvan nader bepaald moeten worden of aanvullend onderzoek noodzakelijk is.

4.5 Overige milieuaspecten

Dit wijzigingsplan betreft de wijziging van onbebouwde percelen van de bestemming 'Agrarisch - Cultuurlandschap' naar de bestemming 'Natuur'. De volgende thema's zijn niet relevant voor deze bestemmingswijziging en zijn dan ook niet nader onderzocht:

  • Luchtkwaliteit
  • Externe veiligheid
  • Geurhinder
  • Geluidhinder

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren". Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt “stand still - step forward”. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.


Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

In artikel 3.1.6 (Bro) is aangegeven dat in de toelichting van een bestemmingsplan is beschreven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

In deze waterparagraaf worden de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling per waterthema afgewogen. De relevante waterthema’s worden door middel van de watertoetstabel geselecteerd en vervolgens beschreven. De intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op vragen die in de onderstaande tabel aan de orde komen. Als er op een categorie 2 vraag een ‘ja’ is geantwoord is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2 vragen een ‘ja’ geantwoord dan kan een verkorte watertoets doorlopen worden.

Thema   Toetsvraag   Relevant   Intensiteit  
Veiligheid
 
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Nee


Nee  
2


2  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m³ / uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Nee

Nee
Nee  
2

1
1  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m² ?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m² ?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee

Nee

Nee

Ja  
2

1

1

1  
Oppervlaktewaterkwaliteit   1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?   Nee   1  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
4. Beoogt het plan aanleg van drainage?  
Nee

Nee
Ja

Nee  
1

1
1

1  
Grondwaterkwaliteit   1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee   1  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Ja


Ja  
1


2  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee  
1

1  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Ja

Ja

Ja

Ja  
2

2

1

1  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee   1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?  
Ja  

2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee   1  

Op basis van dit wijzigingsplan worden ontwerpen gemaakt voor de inrichting van de nieuwe natuur. Deze ontwerpen worden opgesteld in nauwe samenwerking met het Waterschap Rijn en IJssel. De ontwerpen worden vervolgens vertaald in fysieke ingrepen in het plangebied. Om die reden is een aantal vragen in de bovenstaande tabel dan ook met "ja" beantwoord. Daar waar de ingrepen leiden tot wezenlijke wijzigingen in het watersysteem zal vooraf een toetsing plaatsvinden door het waterschap en zal waar nodig een vergunningentraject doorlopen worden. Het vergunningenstelsel van het waterschap en het vergunningenstelsel in het bestemmingsplan zorgen ervoor dat de ingrepen in het plangebied aansluiten bij het waterbelang. De uitgebreide watertoets zal dan ook worden uitegevoerd op basis van de (nog te ontwikkelen) concrete fysieke maatregelen in het plangebied.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk die niet is benoemd in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betekent dat geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld. De maatregelen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn onderdeel van afspraken tussen DLG, de provincie Gelderland, het waterschap Rijn & IJssel en de gemeente Winterswijk. Voor de uitvoering van het plan is budget beschikbaar binnen het project en bij de gemeente. De economische uitvoerbaarheid is hiermee niet in het geding.

Hoofdstuk 7 Inspraak en vooroverleg

Het ontwerp van dit wijzigingsplan is op 20 mei 2014 gepubliceerd in de Staatscourant en de Inforubriek van het Achterhoek Nieuws. Het ontwerp heeft vervolgens zes weken ter inzage gelegen. In deze perioden zijn twee zienswijzen ingediend. Een samenvatting van de zienswijzen en de beantwoording hievan vindt u als bijlage bij het vaststellingsbesluit. Het plan is ten opzichte van het ontwerpplan gewijzigd. Bij de bestemminsomschrijving van de bestemming Natuur is toegevoegd dat watergangen ook zijn toegestaan. Daarnaast zijn er enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Dit betreffen de verbetering van een aantal verwijzingen die foutief in de planregels stonden.