direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Natuurpercelen buitengebied 2
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.WP1409BGNATUUR2-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het wijzigingsplan

In het kader van de Herinrichting Winterswijk-Oost zijn bij de gemeente Winterswijk vier verzoeken binnengekomen voor het aanleggen van natuur op zeven percelen. De zeven percelen liggen verspreid in het buitengebied van Winterswijk en hebben een totale omvang van 15.523 m2. Het doel is in de gebieden landschapselementen aan te leggen om ter plaatse de natuurlijke landschapsstructuur te verbeteren.

Omdat de natuuraanleg niet past binnen het agrarisch gebruik dat het bestemmingsplan voorschrijft en omdat het initiatief past op de locatie en gewenst is wordt medewerking verleend. Door het opnemen van de bestemming 'Natuur', 'Bos' of 'Groen' zullen de natuur- en landschapswaarden ook in de toekomst verzekerd zijn, doordat gebruik ten behoeve van of omschakeling naar een andere functie niet bij recht mogelijk is.

Via voorliggend document wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging plangebieden

Het plan omvat vijf gebieden en totaal zeven percelen. De percelen, die zich soms slechts beperken tot een strook langs een weg, liggen verspreid in het buitengebied van de gemeente Winterswijk. Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van de gebieden in de gemeente Winterswijk, de nummers verwijzen naar de overzichtskaart (en projectnummers) in Bijlage 1 van deze toelichting. In de bijlage is tevens per gebied een gedetailleerde kaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1409BGNATUUR2-OW01_0001.jpg"

Overzichtskaart plangebied Bron: Google Maps

1.3 Opbouw wijzigingsplan

Het wijzigingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een wijzigingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het wijzigingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het wijzigingsplan. Een wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en regels waarbij deze laatste gestoeld zijn op het moederplan waarin de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen dat het maken van een wijzigingsplan mogelijk maakt.


Toelichting

De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:

  • een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
  • een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
  • de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
  • een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
  • de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.


Omdat bij de voorbereiding van het wijzigingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is opgesteld, worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:

  • een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
  • voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied;
  • een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.


Verbeelding

De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de laatste afspraken over InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.


Regels

De regels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en vaak ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 is een verwijzing naar het moederplan opgenomen omtrent de inhoudelijke toetsing op haalbaarheid. De haalbaarheid van dit plan op het gebied van 'Water', 'Ecologie' en 'Cultuurhistorie en archeologie' is wel expliciet opgenomen. Daarnaast is ook een paragraaf over de financiële haalbaarheid opgenomen. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van inspraak en overleg zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk komt het initiatief aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige functie(s) en bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

De betrokken gebieden liggen in het buitengebied van de gemeente Winterswijk. De directe omgeving van de gebieden heeft in alle gevallen een landelijke uitstraling en wordt grotendeels gebruikt ten behoeve van agrarische bedrijvigheid. De gebieden kennen een zeldzame en zeer bijzondere flora en fauna, mede omdat Winterswijk een voor Nederland unieke bodemgesteldheid kent. Niet voor niets draagt de hele gemeente Winterswijk de titel ‘Nationaal Landschap’. De Winterswijkse bodem wordt door geologen wel eens de mozaïekvloer van Nederland genoemd. Aan of vlak onder de oppervlakte komen aardlagen tevoorschijn die tientallen, soms honderden miljoenen jaren geleden zijn gevormd.

Her en der in het landschap liggen erven van agrarische bedrijven. Door de schaalvergroting in de landbouw is dit wel afgenomen en zijn een aantal voormalige agrarische bedrijven verworden tot burgerwoning. Relatief gezien slaat de balans naar aanwezigheid van agrarische bedrijven rondom de gebieden hoger uit dan elders. Er zijn weinig burgerwoningen in de omgeving.

2.2 Toekomstige situatie

In Bijlage 1 is een gedetailleerde omschrijving van de aan te leggen landschapselementen per gebied opgenomen. Op de overzichtskaart in de bijlage zijn de gebieden genummerd (zie ook paragraaf 1.2). Samengevat wordt in het gebied aangeduid met nr. 1 over een lengte van circa 250 m tegen de grens met Duitsland ter hoogte van de Bekeringweg een hakhoutsingel aangelegd.

Het gebied met nr. 3 is verdeeld over twee locaties, de Hellekampsweg (3a) en de Heurntjesweg (3b). Op de locatie Hellekampsweg wordt over een lengte van ruim 600 meter langs de bestaande beplanting extra bosplantsoen aangeplant en een extra beplantingsstrook met een breedte van 10 meter en een lengte van 410 meter aangelegd. Aan de Heurntjesweg wordt zowel laanbeplanting aangelegd als een bosje tegen een bestaande bossage aan.

Het gebied aangeduid met nr. 4 ligt langs de Ratumsebeek. Om de ecologische infrastructuur van de Ratumsebeek en aangrenzende beek met begeleidende bossen te versterken, wordt het grasland met een oppervlakte van 0,26 ha bebost.

In het gebied aangeduid met nr. 9 wordt over een lengte van 120 meter een houtsingel aangelegd met een breedte van 10 meter, haaks op de Boven-Slinge. Daarnaast wordt langs de oostzijde van de Olden Goorweg, in het verlengde van de aanwezige laanbeplanting, laanbeplanting aangelegd met een lengte van 155 meter.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Gebiedsgericht

De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee het SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend verankerd.

In de structuurvisie worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit het SVIR is de duurzame verstedelijking. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Door het ministerie van Infrastructuur en Milieu is een handreiking gemaakt. Deze 'handreiking ladder voor duurzame verstedelijking' werkt verder uit hoe met de ladder omgegaan moet worden. Voor een verdere uitleg van de ladder duurzame verstedelijking wordt naar die handreiking verwezen.

Planspecifiek

Gebiedsgericht

In het Rijksbeleid is opgenomen dat de gemeente Winterswijk een "Waardevol landschap" is. De nadere invulling van het beleid omtrent Waardevol landschap wordt overgelaten aan de Provincie. Verder is geen sprake van direct belang bij of rechtstreekse doorwerking op het plangebied. Het plan is niet in strijd met het geldende rijksbeleid.

Ladder duurzame verstedelijking

Dit plan is geen stedelijk ontwikkeling volgens de definitie van het Bro. Een verantwoording omtrent deze ontwikkeling in het kader van duurzame stedelijke ontwikkeling kan om die reden achterwege blijven.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 heeft de provincie Gelderland de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie komt daarmee in de plaats van de Structuurvisie Gelderland uit 2005. Op 24 september 2014 heeft de provincie de bijbehorende Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. Met de Omgevingsvisie kiest de provincie voor een gezamenlijke aanpak met gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en particulieren van de maatschappelijke opgaven voor de komende vijf à tien jaar. Hierbij staan twee hoofddoelen centraal:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Duurzame economische structuur

Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Het beleid richt zich op:

  • kansen bieden aan bestaande en nieuwe bedrijven;
  • het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's;
  • het creëren van een goede bereikbaarheid van de stedelijke gebieden en de economische kerngebieden met fiets, openbaar vervoer en auto maar ook digitaal;
  • het versterken van ruimtelijke randvoorwaarden voor de sterke (top)sectoren en het verbeteren van de kennisinfrastructuur;
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor cultuurbeleving;
  • een adequaat beheer (kwaliteit en kwantiteit) van bestaande en eventueel nieuwe woongebieden, bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel in Gelderland.

Ter versterking van de kansen voor bedrijvigheid zet de provincie gericht stappen richting initiatiefnemers. Deze stappen zijn als volgt:

  • a. Meer aandacht voor de versterking van opgaven in steden en stedelijke netwerken;
  • b. Meer ruimte scheppen voor economie, voor kansen pakken door actief te ondersteunen en te faciliteren van bestaande en nieuwe bedrijven in de (top)sectoren, logistiek en vrijetijdseconomie. Een duurzame groei van agrarische bedrijven is hier onderdeel van.
  • c. Meer mogelijkheden creëren voor bedrijven in en rond natuur. In het Gelders Natuurnetwerk is uitsluitend sprake van natuurbescherming. In de Gelderse Groene Ontwikkelingszone is er ruimte voor passende economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.

Borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving

Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap in Gelderland. Dit kan door het waarborgen en verder ontwikkelen van de kwaliteiten van Gelderland. De realisatie betekent vooral:

  • ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek;
  • zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
  • een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
  • een gezonde en veilige leefomgeving;
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegankelijkheid van cultuur, natuur en landschap.

Ter versterking van het bevorderen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving gaat de provincie meer inzetten op:

  • a. de gevolgen voor de gezondheid met een benadering die meer gericht is op gezondheidseffecten dan op het al dan niet halen van bepaalde normen;
  • b. het ondersteunen van ontwikkelingen met kwaliteit door gebiedskwaliteiten op te nemen in een Gebiedenatlas;
  • c. bij ruimtelijke initiatieven een match te maken tussen kwaliteiten van het initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied. Hiertoe is de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik ontwikkeld.

De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik legt de focus op het toevoegen van stedelijke functies binnen bestaand stedelijk gebied. Voor stedelijke functies in de Groene Ontwikkelingszone is ruimte, maar alleen in combinatie met een substantiële versterking van de kernkwaliteiten.

Nadere invulling van de ambities

De provinciale hoofddoelen zijn in vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie, zijn zij in de Omgevingsvisie opgenomen onder 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland.

  • 1. Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten;
  • 2. Dynamisch Gelderland betreft de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit;
  • 3. Mooi Gelderland betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming danwel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen. Het gaan dan om cultuurhistorie, natuur, water en ondergrond.

Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Voor vier majeure opgaven van multi-sectorale aard is bijzondere aandacht. Het zijn opgaven van belang voor heel Gelderland, maar met name in specifieke regio's spelen en in hun aard juist multi-sectorale aspecten benadrukken:

  • 1. Economische kracht van de Stedelijke netwerken (Arnhem-Nijmegen, Ede-Wageningen, Stedendriehoek);
  • 2. Gelderse corridor (Rivierengebied, Stadsregio Arnhem-Nijmegen);
  • 3. Veluwe (Noord-Veluwe, FoodValley, Stedendriehoek, Stadsregio Arnhem-Nijmegen);
  • 4. Krimp (Achterhoek maar niet alleen deze regio).

Planspecifiek

De regio Achterhoek heeft een duidelijk landschappelijk profiel en is 'bekend in Nederland'. De volgende kwaliteitsambities zijn van belang voor de regio Achterhoek:

  • gezamenlijk werken aan een economisch en sociaal vitaal buitengebied en zorgen voor leefbaarheid in de kernen;
  • aandacht voor ruimtelijke kwaliteit door verbetering van de landschappelijke kwaliteit én door verbetering van de leefbaarheid, de sociale cohesie op het platteland, de werkgelegenheid en het economisch bruto product van het platteland;
  • een agrarisch toekomstperspectief ontwikkelen met gebruikmaking van de gebiedsdynamiek onder voorwaarde van behoud van de ruimtelijke kwaliteit;
  • beheer en inrichting van het landschap meer integreren met activiteiten die baat hebben bij een mooi en goed onderhouden landschap (verdienlandschap);
  • verder ontwikkelen van een duurzame en innovatieve economie met aandacht voor de maakindustrie en gebruik van hernieuwbare energie;
  • streven naar een vitale leefomgeving, anticiperend op de krimp, met transitie van de woningvoorraad en afstemming van het voorzieningenniveau;
  • zorgen voor voldoende verplaatsingsmogelijkheden en verbindingen tussen de regio en omliggende gebieden en binnen de regio, met specifieke aandacht voor (OV-) bereikbaarheid en breedband. Ten aanzien van natuur en landschap streeft het provinciaal beleid naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en naar behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. De opgaven zijn:
    • 1. het behouden en mogelijk vergroten van de biodiversiteit (soortenrijkdom) in de natuur;
    • 2. het verbinden van de Gelderse natuur met natuurgebieden in aangrenzende provincies en Duitsland;
    • 3. het betrekken van de mensen in een gebied bij het beheer van hun natuur en landschap.

Nationaal Landschap: provinciaal belang

Het plangebied is onderdeel van het Nationaal Landschap Winterswijk. De volgende kernkwaliteiten worden aan het Winterswijkse landschap toegekend:

  • 1. Kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen; oostelijke helft kleinschaliger dan westelijke helft.
      • De kleinschaligheid is deels te herleiden tot de kleinschalige geologie en geomorfolgie van het Oost-Nederlands Plateau, dat sterk afwijkt van het aanliggende dekzandlandschap: met heel karakteristieke structuren van kleine ingesneden beken op korte afstand van elkaar.
      • Grondgebonden landbouw op economische basis draagt bij aan een landschap dat door eigenaren, gebruikers, bewoners en toeristen als ‘levend’ wordt ervaren.
  • 2. Meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing (elzen en essen) in halfopen landschap; overstromingsvlaktes in laagtes.
      • De structuur van beken en beekjes die samenstromen in de Groenlosche Slinge ende Bovenslinge wordt bepaald door de ondergrond en menselijke activiteit. Langs de beken zijn veel kleine tot middelgrote (loof)bossen gelegen. Op hogere plaatsen langs de beken is het natuurlijke reliëf opgehoogd met esdekken.
  • 3. Fraaie, open essen (opvallend groot op de plateaurand van Aalten tot Groenlo) en bijzondere broekgebieden.
      • Binnen de begrenzing van de open escomplexen komen gebiedjes voor die geen oude open bouwlanden zijn, maar bijvoorbeeld overgangen naar beekdalen, kleine beekdalen, bosjes. Deze gebiedjes zijn toleranter voor toevoegingen als opgaande beplanting. Bijzondere broek- en veengebieden zijn het Korenburgerveen en omgeving en het Wooldsche Veen, die getuigen van kleinschalige turfwinning.
  • 4. Historisch nederzettingspatroon, vervlochten in het landschap: oude boerderijplaatsen (zoals scholtenhoeven), vele gehuchten en grotere nederzettingen.
      • De enige grote nederzetting in het gebied zelf is Winterswijk, dat als een spin in een web van wegen zit. Aan de westrand van het gebied en het plateau liggen Groenlo, Lichtenvoorde en Aalten. De vele gehuchten liggen verspreid in het land, de meeste bestaan uit oude en jongere gebouwen, van oorsprong veelal hoeven, in een karakteristieke losse structuur gegroepeerd bij of rond essen en esjes en in veel gevallen aan een beek. Escomplexen liggen bij zulke gehuchten: onder meer Vragender, Barlo, Meddo, Huppel, Kotten, Miste en Corle.

Voor behoud van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Winterswijk is de Omgevingsverordening het juridisch vangnet in geval het provinciaal belang in het geding raakt.

Groene Ontwikkelingszone: provinciaal belang

Het plangebied ligt deels in de Groene Ontwikkelingszone, het gaat om de in Bijlage 1 aangewezen gebieden met nr. 1, 3 en 4 (gebied nr. 9 is geen onderdeel van de Groene Ontwikkelingszone). Hier is ruimte voor ontwikkelingen die verenigbaar zijn met natuur- en landschapsdoelen. De bescherming van bos en natuur buiten het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone is een verantwoordelijkheid van gemeenten. In het plangebied worden landschapselementen aangelegd met het doel om ter plaatse de natuurlijke landschapsstructuur te verbeteren. Per saldo betekent dit een toename van oppervlakte natuur met naar verwachting een verbetering van ecologische samenhang.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 heeft de provincie Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen uit de Omgevingsvisie. In de verordening is bepaald dat in een bestemmingsplan alleen activiteiten mogelijk zijn die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap behouden of versterken.

3.2.3 Natuurbeheerplan 2014

Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben het ontwerp Natuurbeheerplan 2014 op 10 september 2013 vastgesteld. In dit plan geeft de provincie aan welke natuur-, bos- en landschapsdoelen zij wil realiseren door de inzet van het subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer. Het plan beschrijft onder meer het bestaande beleid en de doelstellingen voor natuur per perceel en biedt een beschrijving van de subsidiemogelijkheden. Ook zijn in het plan de bestaande en nog te ontwikkelen natuur en landschap aangegeven.

Het Natuurbeheerplan geeft uitvoering aan de natuurambities van de Omgevingsvisie en de concept-beheerplannen Natura 2000. Door vergroting van natuurgebieden, de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden en de aanleg van ecologische verbindingszones wordt een samenhangend netwerk gevormd: het Gelders Natuurnetwerk. Dit is nodig om gebieden die versnipperd zijn geraakt door de toename van intensief grondgebruik, bebouwing en infrastructuur, zo te verbinden dat planten- en diersoorten kunnen overleven.

In het natuurbeheerplan zijn de gebieden met nr. 1, 3 en 4 als onderdeel van de Groene Ontwikkelzone opgenomen. De ambitie is om de percelen om te vormen naar natuur. Het betreffen gronden met een intensief agrarisch of ander verleden die een natuurbestemming krijgen en zullen niet van de ene op de andere dag natuurwaarden bezitten. Hiervoor is eerst een omvormingsbeheer nodig of inrichting.

Aanleg van landschapselementen en natuurontwikkeling op percelen in dit wijzigingsplan draagt bij aan het welslagen van de natuurdoelstellingen zoals gesteld in het Natuurbeheerplan 2014 van de provincie.

Planspecifiek

Het bovengenoemde beleid ten aanzien van natuur en landschap is in grote lijnen een voortzetting van het provinciale beleid zoals verwoord in de Structuurvisie Gelderland 2005 en bijbehorende uitwerkingen. Dit beleid vindt rechtstreekse doorwerking in het bestemmingsplan Buitengebied "Integrale herziening buitengebied Winterswijk". Het bestemmingsplan geeft nadere regels omtrent de voorwaarden om mee te werken aan een initiatief, zie verder paragraaf 3.3.

In de uitvoeringsagenda van de Omgevingsvisie is het opstellen van een Gebiedenatlas opgenomen. In samenwerking met regio's, gemeenten en eventueel andere partners worden in de komende periode de verschillende gebieden tegen het licht gehouden. Getoetst wordt of aanpassing van de beschrijving van kernkwaliteiten en/of de begrenzing van het Nationaal Landschap nodig is.

Voor het plangebied is een inrichtingsplan (Bijlage 1) opgesteld. De voorgestane maatregelen beogen een versterking van de genoemde kernkwaliteiten van het gebied. Dit wijzingsplan is in overeenstemming met de provinciale doelstellingen en ambities voor natuurontwikkeling.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Visie buitengebied

De gemeente Winterswijk streeft naar behoud van het cultuurlandschap. Bestaande waarden worden daarbij beschermd, verloren waarden worden hersteld en nieuwe landschappelijke waarden worden gecreëerd. De praktische uitwerking hiervan wordt toegespitst op specifieke landschapstypen. Hiermee wordt de bestaande diversiteit en afwisselingen in het landschap gewaarborgd en verder verbeterd. Bij het nemen van maatregelen of het opstellen van beleid is maatwerk nodig, waar nodig op perceelsniveau. Dit vraagt om flexibel beleid en goede samenwerking tussen de overheden en de burgers. Per saldo wordt de kwaliteit van het buitengebied (of een specifiek gebiedstype daarbinnen) behouden of versterkt bij iedere ontwikkeling die plaats vindt.

De gemeente Winterswijk is de eerst aangewezen overheidsinstantie die het lokale landschappelijke belang behartigt. In haar vertaling van het nationale beleid spreekt de gemeente van een cultuurlandschap. Het behartigen van het landschappelijk belang gebeurt op twee manieren:

  • beschermen van waardevolle elementen;
  • ontwikkelen van nieuwe functies en/of nieuwe kwaliteitselementen.

De inspanning is gericht op behoud of versterking van het cultuurlandschap. Behouden alleen is echter niet genoeg. Het landschap is een dynamisch geheel dat ontstaat door de specifieke samenhang van de delen. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk, omdat zij een bijdrage leveren aan het buitengebied (landschap, economie, leefbaarheid, etc.).

Behoud van authenticiteit en kwaliteit van gebouwen en groen staat centraal in het gemeentelijk beleid. Karakteristieke groene landschapselementen dienen te worden beschermd. De aandacht gaat daarbij primair uit naar dragers van het landschap, bijzonder kwetsbare, moeilijk te vernieuwen en zeldzame elementen. De veelheid van kleine elementen is daarbij karakteristiek voor Winterswijk. Private initiatieven voor landschapsversterking worden van groot belang geacht. Behoud van karakteristieke openheid vraagt daarbij bijzondere aandacht. Het gaat om zowel kleinschalige openheid, bijvoorbeeld van essen, als meer grootschalig, zoals in het jonge ontginningslandschap.

Behoud en bescherming van de karakteristieke landschapswaarden is een belangrijke voorwaarde binnen het agrarisch cultuurlandschap. In het bestemmingsplan Integrale herziening Buitengebied Winterswijk wordt deze bescherming vormgegeven via een omgevingsvergunningstelsel. Dit betekent dat ingrepen die kunnen leiden tot aantasting van de gebiedskwaliteiten vooraf moeten worden getoetst, zodat de overweging kan worden gemaakt of de ingreep kan worden uitgevoerd met behoud van de kwaliteiten. Dit kan betekenen dat aan ingrepen aanvullende eisen worden gesteld.

3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan

Op 4 november 2009 is het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) vastgesteld. Het LOP is de basis voor de uitvoering van landschapsprojecten en bevat het kader voor de invulling van het 'ja-mits' en 'nee- tenzij' beleid voor 'Waardevolle Landschappen' zoals verwoord in de Structuurvisie Gelderland 2005. De Structuurvisie is inmiddels vervangen door de Omgevingsvisie (zie paragraaf 3.2). Op termijn zal de provinciale ambitie ten aanzien van natuur en landschap worden uitgewerkt in een Gebiedenatlas. Dit is in wezen een actualisering van onder andere het LOP.

De hoofddoelstelling van het LOP is het bewaren en bevorderen van de unieke landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden die Winterswijk heeft, om een bijdrage te leveren aan:

  • Versterking van de leefomgeving van bewoners en de waarborging van het cultureel erfgoed voor toekomstige generaties door functies op adequate wijze te situeren, te combineren en vorm te geven;
  • Stimulering van lokale en regionale alternatieven voor verbetering van het landschap, waarbij samenhang, identiteit, verscheidenheid en beleefbaarheid van het landschap worden versterkt;
  • Stimulering van particulieren en burgers in het uitvoeren van adequaat beheer van eigendommen, tot participatie in de beleidsuitvoering en tot het nemen van initiatieven als invulling van de eigen verantwoordelijkheid voor het behoud en de versterking van de kwaliteit van de leefomgeving;
  • Vorming van een helder referentiekader voor de beoordeling van en het stellen van voorwaarden bij ruimtelijk relevante ingrepen vanuit de optiek van landschapskwaliteit.

De van toepassing zijnde landschappelijke en cultuurhistorische waarden zijn benoemd in paragraaf 3.2.1. Daarnaast zijn ook ecologische waarden onderdeel van de regionale identiteit en een belangrijk uitgangspunt voor landschapsontwikkeling. De volgende (EHS) kernkwaliteiten gelden voor Winterswijk:

  • De landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
  • De beken met hun landschappelijke, ecologische en hydrologische samenhang met hun omgeving;
  • De samenhang en verbindingen tussen de grote Oost-Gelderse natuurkernen via beken en de daaraan gekoppelde ecologische verbindingszones: Groenlose Slinge en Boven-Slinge;
  • De verbinding tussen de restanten van (natte) heideterreinen, heischrale terreinen en blauwgraslanden (met bijvoorbeeld Wooldse veen en Korenburgerveen);
  • Het vanuit ecologisch opzicht samenhangende geheel van landgoederen, natuurgebieden, bossen, beken en landschapselementen in het kleinschalige agrarische cultuurlandschap waarvan soorten als de das, amfibieën, en vleermuizen afhankelijk zijn.

De verschillende gebieden in het plangebied sluiten aan op verschillende landschapstypen met elk haar eigen specifieke regels. Van toepassing zijn de landschapstypen 'heide- en broekontginningenlandschap' (gebied 1, zie bijlage 1) en 'oudehoevenlandschap' (gebied 3, 4 en 9, zie bijlage 1). Uitgangspunt is dat met de ontwikkeling de kernkwaliteiten worden behouden en versterkt.

Kenmerken van het heide- en broekontginningenlandschap zijn:

  • de rechtlijnige structuur van ontsluiting en kavelindeling;
  • de grootschaligheid. Veel solitaire bomen staan er niet. Op perceelsgrenzen werd nogal eens een smalle dennen-, beuken- of eikensingel gehandhaafd, maar tegenwoordig is het merendeel van deze singels niet meer aan te treffen;
  • het bodemgebruik dat overwegend uit grasland en bos (hoofdzakelijk naaldbos) bestaat. De bossen zijn vooral ten behoeve van de mijnhoutproductie aangelegd.

Kenmerken van het oudehoevenlandschap zijn:

  • een grote mate van kleinschaligheid in de akkergebieden die door de beplanting nader geaccentueerd wordt;
  • de aanwezigheid van veel opgaande begroeiing in de vorm van erfbeplantingen, bossen en bosjes;
  • een reeds van nature aanwezig microreliëf, dat door de mens nader is geaccentueerd (de glooiende essen en steilranden);
  • de beekdalen;
  • de onregelmatige en vaak ook bochtige perceels- en kavelvormen;
  • op enkele plaatsen grote open essencomplexen.

In het LOP zijn de verschillende landschapstypen weer onderverdeeld in deelgebieden, waarin de specifieke kenmerken uitgebreid zijn beschreven. Voor de gebieden in dit plan zijn dat respectievelijk 'Het Vosseveld', 'Het Brinkheurnseveld', 'Meddo/Huppel' en 'Het Woold'.

Net als de Visie Buitengebied zijn de kernkwaliteiten uit het LOP vertaald in het bestemmingsplan buitengebied. Voor de gebieden in het oudenhoevenlandschap geldt dat de bestaande openheid van essen, ook van essengordels die uit meerdere kleine essen zijn opgebouwd, dient te worden behouden. In het LOP is tevens bepaald dat de randen mogen worden geaccentueerd met beplanting en dat daarmee in wezen de openheid niet wordt aangetast. Dit dient per geval te worden beoordeeld. Voor de gebieden in het bestemmingsplan aangeduid met 'openheid' is de gemeenteraad op 18 september 2014 op dit onderdeel akkoord gegaan met het afwijken van het LOP om de gevraagde aanleg van houtsingels mogelijk te maken.

3.3.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van de percelen geldt het bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk", dat op 21 april 2011 in werking is getreden. Per gebied zijn verschillende bestemmingen, dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1409BGNATUUR2-OW01_0002.jpg"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk"; landschapselement hakhoutsingel grens Duitsland;

In het gebied met nr. 1 op de overzichtskaart in Bijlage 1 wordt over een lengte van circa 250 m tegen de grens met Duitsland ter hoogte van de Bekeringweg een hakhoutsingel aangelegd. De gronden hebben de bestemming 'Agrarisch - Cultuurlandschap' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - archeologische verwachting 3' en '4'. Het gebied is aangeduid met 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied', 'ehs - verweving' en 'agrarisch met waarden - hoogteverschillen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1409BGNATUUR2-OW01_0003.jpg"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk"'Hellekampsweg

Het gebied aangeduid met nr. 3 op de overzichtskaart in Bijlage 1 is verdeeld over twee locaties, de Hellekampsweg (3a) en de Heurntjesweg (3b). Op de locatie Hellekampsweg wordt over een lengte van ruim 600 meter langs de bestaande beplanting extra bosplantsoen aangeplant en wordt een extra beplantingsstrook met een breedte van 10 meter en een lengte van 410 meter aangelegd. De bestemmingen van toepassing zijn 'Groen' en 'Agrarisch - Cultuurlandschap', de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 3' en '4'. Het gebied is aangeduid met 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', 'ehs verweving' en 'ehs natuur'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1409BGNATUUR2-OW01_0004.jpg"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk"; Heurntjesweg  

Aan de Heurntjesweg wordt zowel laanbeplanting aangelegd als een bosje tegen een bestaande bosschage aan. De bestemming van toepassing is 'Agrarisch - Cultuurlandschap'. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' is van toepassing. Het gebied kenmerkt zich verder door 'hoogteverschillen' en 'openheid'. Het gebied is aangeduid met 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' en 'ehs verweving'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1409BGNATUUR2-OW01_0005.jpg"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk"; Ratumsebeek

Het gebied met nr. 4 op de overzichtskaart in Bijlage 1 ligt langs de Ratumsebeek. Hier wordt een stuk grasland omgevormd naar bos, wenselijk is om de ecologische infrastructuur van de Ratumsebeek en aangrenzende beek met begeleidende bossen te versterken. De oppervlakte van de te bebossen locatie is 0,26 ha. De gronden hebben de bestemming 'Agrarisch - Cultuurlandschap' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1', '2' en '4'. De aanduidingen 'ehs verbinding', 'ehs natuur', 'natte natuur' en 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1409BGNATUUR2-OW01_0006.jpg"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk"; Woold

In het gebied met nr. 9 op de overzichtskaart in Bijlage 1 wordt over een lengte van 120 meter een houtsingel aangelegd met een breedte van 10 meter, haaks op de Boven-Slinge. Daarnaast wordt langs de oostzijde van de Olden Goorweg laanbeplanting aangelegd met een lengte van 155 meter in het verlengde van de aanwezige laanbeplanting. De gronden zijn bestemd voor 'Agrarisch - Cultuurlandschap'. De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 2' '3' en '4' zijn van toepassing. Het gebied is aangeduid met 'Waardevol landschap' wordt gekenmerkt door 'hoogteverschillen', 'openheid' en 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'.

Wijzigingsbevoegdheid

In artikel 35.2 van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk is bepaald dat Burgemeester en wethouders de bevoegdheid hebben het plan te wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming Bos of Natuur, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • er dient een inrichtings- en beheersvisie te worden opgesteld waarin de natuurontwikkeling dan wel de bosaanleg is uitgewerkt;
  • de aanleg van bos is niet toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
  • geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

In artikel 35.3 van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk is bepaald dat Burgemeester en wethouders de bevoegdheid hebben het plan te wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming Groen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • deze wijzigingsbevoegdheid mag niet worden uitgeoefend op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
  • zorggedragen dient te worden voor een streekeigen landschappelijke inpassing;
  • geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Planspecifiek

Het plan is een direct uitvloeisel van de visie Buitengebied en het Landschapsontwikkelingsplan. Het wijzigen van de agrarische bestemming met het doel de vergroting van het areaal natuur is in overeenstemming met de geldende doelstellingen en ambities van het gemeentelijke ruimtelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

Met betrekking tot de milieu-aspecten wordt verwezen naar hoofdstuk 4 van het bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk". Hierin zijn de van toepassing zijnde milieu-aspecten en de wijze waarop deze ruimtelijk vertaald zijn uiteengezet.

Planspecifiek

Met de uitvoering van dit plan treden geen nadelige milieu-effecten op, dan wel zijn er omliggende functies die de uitvoering beperken.

4.2 Water

Bij planologische ingrepen dient beoordeeld te worden of er consequenties zijn voor het waterbeheer op en in de ondergrond. De gronden vallen onder het werkgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. De hoofddoelstelling voor de regionale waterhuishouding is het realiseren van duurzame, veerkrachtige watersystemen in zowel stedelijk gebied als landelijk gebied, zodat inzicht verkregen wordt in de aard en omvang van de wateropgaven in dit stroomgebied. De visie is opgesteld naar het nu en in de toekomst voorkomen van wateroverlast, het bereiken van de natte natuurdoelen, het veiligstellen van de drinkwatervoorziening en het voorkomen van watertekorten, het verbeteren van de waterkwaliteit en het verbeteren van de aansluiting van het regionale watersysteem op het landelijke hoofdsysteem. Ter voorkoming van huidige en toekomstige waterproblematiek is naar oplossingen gezocht, zoals het verbreden, verdiepen, hermeanderen van bestaande waterlopen. Dit biedt binnen de bestaande watergangen niet voldoende ruimte, zodat extra bergingsmogelijkheden gevonden moeten worden in daarvoor aangewezen gebieden.

De Waterwet integreert de negen bestaande wetten voor waterbeheer. De wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, beoogt het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

In het plangebied komt geen oppervlaktewater voor en zijn geen watergangen gelegen. De bestemming 'Water' is dan ook niet specifiek opgenomen in het wijzigingsplan. Ten behoeve van een complete toetsing is door het Waterschap een tabel met de waterthema's ontwikkeld. Op deze wijze kan getoetst worden of aan alle aspecten van het waterbeleid wordt voldaan.

THEMA    TOETSVRAAG   RELEVANT  
Hoofdthema's  
Veiligheid
 
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?  
Nee
Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Nee
Nee
Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee
Nee

Nee  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?  
Nee
Nee
Nee
Nee  
Oppervlakte-
waterkwaliteit
 
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?  
Nee
Nee
Nee  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?   Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?  
Nee
Nee  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  

Ja
Nee  
AANDACHTSTHEMA'S  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

Conclusie

De aanleg van landschapselementen heeft geen negatieve invloed op de waterhuishouding in het gebied. Er zijn geen hydrologische beperkingen voor het plangebied of de omgeving te verwachten. Voor de beschreven locaties (behalve locatie 3b; Heurntjesweg) geldt dat zich aan de rand van het plangebied een watergang in beheer van WRIJ bevindt. Langs deze watergangen liggen beschermingszones tot 5 meter uit de insteek van de watergang, dus ook tot binnen het plangebied. Werkzaamheden in deze zone zijn vergunningplichtig op basis van de Keur.

4.3 Ecologie

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming gaat het om de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming is geregeld in de Flora- en faunawet.

Gebiedsbescherming

Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn worden aangemerkt als speciale beschermingszones (Natura2000 gebieden). Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura2000 gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van LNV.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1409BGNATUUR2-OW01_0007.png"

Natura2000

Bovenstaande afbeelding geeft de Natura2000 gebieden (in rood) in de gemeente Winterswijk weer. Gezien de ruime afstand tot deze gebieden in relatie tot de aard en kleinschaligheid van de ontwikkeling, is met de uitvoering van dit plan geen sprake van negatieve effecten op kwalificerende soorten en habitats.

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is het samenhangend netwerk van natuurgebieden met bestaande en potentiële natuurwaarden van (inter)nationaal belang met als doel het veiligstellen van ecosystemen met de daarbij behorende soorten. In bovenstaande figuur in groen weergegeven. Enkele percelen grenzen aan de EHS. Het EHS beleid staat in de toelichting van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk (vanaf pagina 31). Binnen de contouren van de EHS mogen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de kernkwaliteiten niet aantasten en moet de samenhang van de kernkwaliteiten versterkt worden. Waar geen specifieke natuurdoelen beschreven zijn, is het beschermen van de aanwezige natuur en landschapswaarden aandachtspunt en, in het bijzonder, het borgen van de ecologische samenhang tussen aangrenzende natuurgebieden.

Soortenbescherming

Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van significant negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

Planspecifiek

De gebieden in het plan bestaan uit grasland en het gebruik is agrarisch. Van aantasting of verkleining van het EHS areaal is geen sprake, het initiatief beoogd nieuwe natuur te realiseren door de aanplant van landschapselementen. De uitbreiding heeft rechtstreeks een verbindende werking tussen verschillende EHS gebieden en zorgen voor een betere robuustheid van de EHS. Het plan draagt daarmee bij aan de instandhoudingsdoelen van de EHS.

De beoogde ontwikkeling heeft geen negatief effect op de aanwezige flora en fauna, in de zin dat objecten worden verwijderd of mogelijk andere aanwezige waarden (blijvend) worden aangetast. De kans dat tijdens werkzaamheden een significante aantasting van de gunstige staat van instandhouding van de te beschermen soorten plaatsvindt is minimaal. In de omgeving van het plangebied is ruim voldoende alternatief leefgebied voorhanden.

Het aspect ecologie is geen belemmering voor uitvoering van dit plan, een ontheffing in het kader van de Flora en Faunawet is niet nodig. Te allen tijde geldt de zorgplicht vanuit de Flora- en Faunawetgeving (Flora en Faunawet, artikel 2, lid 1).

 

4.4 Cultuurhistorie en archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Hieronder vallen: aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

De gronden hebben in het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk de onderscheidenlijke dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting #' waarbij # kan staan voor 1, 2, 3 of 4. Voor deze gronden geldt dat afhankelijk van de oppervlakte en diepte van een ingreep in de bodem archeologisch onderzoek gedaan moet worden.

Planspecifiek

Cultuurhistorie

In de plangebieden bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle waarden of elementen, anders dan de in paragraaf 3.3.2 genoemde (landschaps)waarden.

Archeologie

Plangebied grens met Duitsland ( gebied 1)

Gezien de ligging van het tracé, de diepte van de bodemverstoring en de omvang van de bodemverstoring wordt een archeologisch onderzoek voorafgaand aan de werkzaamheden niet noodzakelijk geacht.

Plangebied Hellekampseweg (gebied 3)

De beplantingsstroken langs de oost- en noordzijde van het landbouwperceel worden aangelegd binnen een zone met een lage archeologische verwachting. Het oppervlaktecriterium voor archeologisch onderzoek is hier 2500 m2. Voor de greppel wordt op een diepte van 30 cm minus maaiveld een oppervlakte van circa 164 m2 verstoord. De totale verstoring is circa 3850 m2. De beplantingsstrook langs de Hellekampsweg wordt deels aangelegd binnen een zone met een middelmatige archeologische verwachting en deels binnen een zone met een lage archeologische verwachting. Binnen de zone met een middelmatige archeologische verwachting wordt voor de greppel op een diepte van 30 cm minus maaiveld een oppervlakte van circa 120 m2 verstoord. De totale verstoring door de beplantingsstrook met greppel is circa 1400 m2.

Gezien de ligging van het tracé, de diepte van de bodemverstoring en de omvang van de bodemverstoring wordt een archeologisch onderzoek voorafgaand aan de werkzaamheden niet noodzakelijk geacht.

Plangebied Heurntjesweg (gebied 3)

De laanbeplanting met greppel en uitbreiding van het bosje met greppel worden aangelegd binnen een zone met een middelmatige archeologische verwachting. Het oppervlaktecriterium voor archeologisch onderzoek is hier 100 m2. Voor de greppel wordt op een diepte van 30 cm minus maaiveld een oppervlakte van circa 120 m2 verstoord. Daarnaast vindt nog verstoring plaats door de uitbreiding van het bosje met een oppervlakte van circa 545 m2. De laanbeplanting (plantafstand 3 m) kan in dit kader buiten beschouwing worden gelaten.

Gezien de ligging van het tracé, de diepte van de bodemverstoring en de omvang van de bodemverstoring wordt een archeologisch onderzoek voorafgaand aan de werkzaamheden niet noodzakelijk geacht.

Plangebied Ratumsebeek (gebied 4)

Het gebied waar de aanplant van het bosplantsoen plaatsvindt, ligt in een zone met een lage archeologische verwachting. Het criterium voor archeologisch onderzoek is hier 2500 m2 voor werken die dieper reiken dan 0,3 m. De oppervlakte van de te bebossen locatie is 2600 m2 en grondwerk vindt plaats tot een diepte van 30 cm.

Gezien de ligging van het tracé, de diepte van de bodemverstoring en de omvang van de bodemverstoring wordt een archeologisch onderzoek voorafgaand aan de werkzaamheden niet noodzakelijk geacht.

Plangebied Olden Goorweg (gebied 9)

De laanbeplanting met greppel wordt aangelegd binnen een zone met een lage (en voor een klein deel middelmatige) archeologische verwachting. Het oppervlaktecriterium voor archeologisch onderzoek is hier 2500 m2 (en voor de middelmatige archeologische verwachting 100 m2). Voor de greppel wordt op een diepte van 30 cm minus maaiveld een oppervlakte van circa 60 m2 verstoord. Daarnaast worden voor de laanbeplanting nog 14 bomen geplant. Gezien de oppervlakte van de bodemverstoring wordt archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.

De houtsingel wordt aangelegd in een zone met een hoge archeologische verwachting. Bij geplande bodemingrepen groter dan 100 m2 èn dieper dan 40 cm minus maaiveld is een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Voor de greppel wordt op een diepte van 40 cm minus maaiveld een oppervlakte van circa 50 m2 verstoord. Daarnaast vindt nog verstoring plaats door de aanleg van de houtsingel op een oppervlakte van circa 1200 m2. Aangenomen mag worden dat het grootste deel van het toekomstige wortelstelsel geen negatieve invloed heeft op de wellicht aanwezige vondstlaag onder het esdek. Bovendien blijft het overgrote deel van het esdek onaangetast.

Gezien de ligging van het tracé, de diepte van de bodemverstoring en de omvang van de bodemverstoring een archeologisch onderzoek voorafgaand aan de werkzaamheden niet noodzakelijk geacht.

4.5 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Artikel 6.2.1 van het Bro geeft aan voor welke bouwplannen een exploitatieplan moet worden opgesteld:

  • a. de bouw van een of meer woningen;
  • b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • c. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte of met een of meer woningen;
  • d. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • e. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bruto-vloeroppervlakte bedraagt;
  • f. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte.

Planspecifiek

Dit plan voorziet niet in een ontwikkeling zoals gesteld in art. 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Om die reden kan van een onderbouwing omtrent het kostenverhaal afgezien worden. Voor een mogelijke afwenteling van planschade op initiatiefnemers is geen aanleiding.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

In paragraaf 1.3 is de opbouw van het wijzigingsplan opgenomen. Het plan voorziet in de volgende bestemmingen:

  • 'Bos' waarbij het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van algemene natuur- en landschappelijke waarden centraal staat;
  • 'Groen' waar het gaat om houtwallen en houtsingels;
  • 'Natuur' waarbij ontwikkeling, behoud en herstel van natuurwetenschappelijke waarden centraal staat. Extensieve dagrecreatie (wandelen en fietsen) is toegestaan binnen deze bestemming;
  • 'Waarde - Archeologische verwachting #', ten behoeve van het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Voor het overige zijn -indien van toepassing- de (gebieds)aanduidingen op de verbeelding en in de regels opgenomen conform het 'moederplan' "Integrale herziening buitengebied Winterswijk". Het wijzigingsplan gaat deel uit maken van het moederplan. Met de wijziging van de bestemming vervalt de onderliggende bestemming uit dat plan.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

De wijzigingsbevoegdheid is via het moederplan aan burgemeester en wethouders gegeven. Voor het opstellen van een wijzigingsplan geldt de uniforme voorbereidingsprocedure ex afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen 8 weken na afloop van de ter inzage legging een besluit moeten nemen. Daarna volgt beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Net als in een reguliere bestemmingsplanprocedure geldt bij de voorbereiding van een wijzigingsplan dat overleg moet worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het gaat dan tenminste om de betrokken waterschappen en diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Conform afdeling 3.4 Awb ligt het ontwerpwijzigingsplan gedurende 6 weken ter inzage. Belanghebbenden kunnen dan een zienswijze indienen op het plan. Na vaststelling door burgemeester en wethouders ligt het wijzigingsplan opnieuw 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het wijzigingsplan treedt in werking daags na afloop van de tervisielegging, als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het wijzigingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Verslag artikel 3.1.1 Bro overleg

Dit wijzigingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de Inspectie Leefomgeving & Transport.

De provincie Gelderland heeft gesteld dat in principe iedere ruimtelijke ontwikkeling in het buitengebied van Winterswijk van provinciaal belang is. Dit volgt uit de aanwijzing van het landelijk gebied van de gemeente als 'nationaal landschap' en de aanwezigheid van drie Natura2000 gebieden in de gemeente. Bij brief van 22 oktober 2009 met kenmerk 2009-018420 van de provincie is bepaald dat indien het alleen een lokaal belang betreft, inzending van de stukken niet noodzakelijk is. Onderhavig wijzigingsplan is gezien de kleinschaligheid alleen van lokaal belang en in eerste instantie niet voorgelegd aan de provincie. Hierbij is opgemerkt dat de beoogde natuurontwikkeling aansluit op de provinciale doelstellingen voor versterking van de natuur in de provincie Gelderland in het algemeen en in de gemeente Winterswijk in het bijzonder. Een aantal percelen zijn opgenomen in het provinciaal Natuurbeheerplan 2014. Het daadwerkelijk aanleggen van de natuur is een directe uitvloeisel van het provinciale beleid omtrent natuur en EHS. Over de gewenste ontwikkeling bestaat overeenstemming, zie hiervoor paragraaf 3.2.

In overleg met het waterschap Rijn en IJssel zijn de waterhuishoudkundige aspecten aan de orde gesteld. Het resultaat in sommige gevallen is een vergunning in het kader van de Keur noodzakelijk. Over de gewenste situatie bestaat overeenstemming zie hiervoor paragraaf 4.2.

6.3 Verslag zienswijzen

In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de zienswijzen op het ontwerpwijzigingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.