direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Natuurpercelen Oost fase ll
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.WP1611BGNATUUOOST2-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het kader van het project Herinrichting Winterswijk Oost heeft de provincie Gelderland een verzoek ingediend voor het aanleggen van nieuwe natuur op tien percelen. De tien percelen liggen in het buitengebied van Winterswijk – Kotten. In het geldende bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Agrarisch – Cultuurlandschap'. De aanleg van natuur past niet binnen het agrarisch gebruik dat het bestemmingsplan voorschrijft. Om de ontwikkeling mogelijk te maken dient er een wijziging van het bestemmingsplan plaats te vinden. Via voorliggend document wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend en waarom dit past volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 is een verwijzing naar het moederplan opgenomen omtrent de inhoudelijke toetsing op haalbaarheid. De haalbaarheid van dit plan op het gebied van 'Water', 'Ecologie' en 'Cultuurhistorie en archeologie' is wel expliciet opgenomen. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten worden opgenomen.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Ligging plangebied

Het voorliggend plan omvat drie deelgebieden die zijn gelegen in het buitengebied van de Winterswijk - Kotten. De drie deelgebieden bestaan in totaal uit tien in te richten percelen in het gebied tussen de Borkensebaan, Kuiperweg, Buitinkweg en de grens met Duitsland. Onderstaande afbeeldingen tonen globaal de ligging van de percelen aan ten opzichte van Winterswijk. De drie deelgebieden vinden aansluiting bij de eerste fase van het plan Natuurontwikkeling Winterswijk Oost.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1611BGNATUUOOST2-VA01_0001.png"

Ligging t.o.v. kern Winterswijk, percelen zijn bij benadering rood omlijnd weergegeven   (Bron: Google Maps)

2.2 Opzet van het plan

In het project Herinrichting Winterswijk-Oost is herverkaveling van het gebied toegepast om de landbouwstructuur te verbeteren en ruimte te creëren voor onder andere de natuur. Het kavelruilproces is nu bijna geheel afgerond waardoor circa 93 hectare grond is vrijgekomen Naast het kavelruilprogramma worden concrete inrichtingsmaatregelen uitgevoerd voor het ontwikkelen van nieuwe natuur. In de eerste fase van Herinrichting Winterswijk-Oost is hiermee een start gemaakt. Het voorliggend plan maakt fase ll mogelijk. In dit plan worden drie deelgebieden gewijzigd van de bestemming 'Agrarisch Cultuurlandschap' naar bestemming 'Natuur'. De drie deelgebieden bestaan uit de volgende percelen (zie tabel 1).

kadastraal perceel   oppervlakte   Deelgebied  
WTW00D 6252G 0   0.1730 ha   3  
WTW00D 6253G 0   0.3603 ha   3  
WTW00D 6254G 0   0.2220 ha   3  
WTW00D 8689G 0   0.8110 ha   2  
WTW00D 9230G 0   2.2990 ha   2  
WTW00D 7058G 0   0.5570 ha   2  
WTW00D 10546G 0   0.8789 ha   1  
WTW00D 9247G 0   0.0805 ha   1  
WTW00D 8584G 0   0.0190 ha   1  
WTW00D 9248G 0   0.4815 ha   1  
Totaal   6,8822 ha   n.v.t.  

Tabel 1: Percelen herontwikkeling nieuwe natuur fase ll

De deelgebieden vinden aansluiting bij de eerste fase van het uitwerkingsplan Herinrichting Winterswijk-Oost. De deelgebieden zijn met rode omlijning aangegeven op de kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1611BGNATUUOOST2-VA01_0002.jpg"

Deelgebieden op kaart met rode omlijning bij benadering (Bron: Google maps)

Inrichtingsvoorstel en schetsontwerp

Het plan is onderdeel van het inrichtingsvoorstel gronden provincie Gelderland rondom Winterswijk. Voorliggend plan is in het inrichtingsvoorstel onderdeel van een groter deelgebied. Vanuit historisch oogpunt, bodem en natuurlijke landschapsvormen is het inrichtingsplan opgesteld. De bosaanleg en ontwikkeling van natuur is hierin concreet uitgewerkt. Ook is er onderzoek uitgevoerd naar ecologische en archeologische waarden. Er is geen aantasting van die waarden. Met name de ecologische waarden worden versterkt waar mogelijk. Het definitief schetsontwerp zal in een later stadium nader worden uitgewerkt.

2.3 Geldend bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk'. In dit bestemmingsplan zijn de deelgebieden bestemd als 'Agrarisch - Cultuurlandschap' met daarbij de gebiedsaanduidingen ehs - verwerving en de functieaanduidingen 'openheid' en 'hoogteverschillen'. Tevens bevatten de deelgebieden de dubbelbestemming Archeologische verwachtingswaarde '1', '3' en '4'. Op onderstaande kaart zijn de deelgebieden met rode omlijning weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1611BGNATUUOOST2-VA01_0003.png"

Bestemmingsplan Integrale Herziening Buitengebied Winterswijk (Bron: Ruimtelijke plannen)

In het bestemmingsplan is middels een wijzigingsbevoegdheid mogelijk om gronden met de bestemming 'Agrarisch - Cultuurlandschap' te wijzigen in de bestemming 'Natuur' (artikel 35.2 van de planregels). Bij deze wijzigingsbevoegdheid zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • er dient een inrichtings- en beheersvisie te worden opgesteld waarin de natuurontwikkeling dan wel de bosaanleg is uitgewerkt
  • de aanleg van bos is niet toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid' bij de toetsing van het onder a genoemde document is met dit aspect rekening gehouden.
  • geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden: dit wijzigingsplan is in overeenstemming met het Landschapsontwikkelingsplan (LOP).
  • geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden: op basis van de nu geldende wet- en regelgeving zijn er geen aantastingen geconstateerd van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden. Dit wijzigingsplan voldoet aan deze voorwaarde.

Hierbij is een belangrijk aandachtspunt dat de nieuwe natuur past binnen het bestaande cultuurlandschap. Het plangebied is onderdeel van een groter uitwerkingsplan (zie paragraaf 3.2.1) Ook is een inrichtingsplan opgesteld (zie Bijlage 1) die de uitgangspunten van het LOP vertaalt in een concrete inrichting. Voor de verschillende deelgebieden zijn factsheets opgesteld. Deze factsheets geven een beschrijving van de locatie, het natuurbeheertype en de doelstellingen van deelgebieden ( zie Bijlage 2). Onder deze voorwaarden kan medewerking worden verleend aan het verzoek.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Gebiedsgericht

De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond Rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee het SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend verankerd.

In de structuurvisie worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit het SVIR is de duurzame verstedelijking. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaven terrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Door het ministerie van Infrastructuur en Milieu is een handreiking gemaakt. Deze 'handreiking ladder voor duurzame verstedelijking' werkt verder uit hoe met de ladder omgegaan moet worden. De Bro heeft het begrip 'stedelijke ontwikkeling' als volgt gedefinieerd: “ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen”. In de Handreiking staat dat er geen ondergrens is bepaald voor wat een 'stedelijke ontwikkeling' is. De voorgenomen ontwikkeling betreft natuur en is dus geen stedelijke ontwikkeling.

3.1.2 Toetsing aan het Rijksbeleid

In het Rijksbeleid is opgenomen dat de gemeente Winterswijk een "Waardevol landschap" is. De nadere invulling van het beleid omtrent Waardevol landschap wordt overgelaten aan de Provincie. Verder is geen sprake van direct belang bij of rechtstreekse doorwerking op het plangebied. Het plan is niet in strijd met het geldende rijksbeleid. Dit plan is geen stedelijk ontwikkeling volgens de definitie van het Bro. Het plan maakt geen bedrijventerrein, zeehaven terrein, kantoren, detailhandel of woningen mogelijk. Een verantwoording omtrent deze ontwikkeling in het kader van duurzame stedelijke ontwikkeling kan om die reden achterwege blijven.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Uitwerkingsplan Winterswijk Oost

Het voorliggend plan is onderdeel van het Uitwerkingsplan Winterswijk Oost. In 2005 is ten behoeve van het project Herinrichting Winterswijk-Oost het 'Uitwerkingsplan Winterswijk Oost' opgesteld. Het uitwerkingsplan is vastgesteld door het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland. In 1997 is door het provinciaal bestuur een landinrichtingscommissie (LC) benoemd om de herinrichting Winterswijk Oost voor te bereiden op basis van de Landinrichtingswet. In 2000 is in overleg met de provincie overeengekomen samen met de Stichting Waardevol Cultuurlandschap (WCL) Winterswijk een integraal gebiedsplan op te stellen. In 2001 is het concept-gebiedsplan WCL Winterswijk/Winterswijk Oost gepubliceerd. Dit plan betrof het gehele gebied waarop de WCL-kaderregeling van toepassing was. In dat plan zijn in hoofdlijnen de kansen aangegeven voor het combineren van landbouw, natuur, landschap, recreatie en waterbeheer. Het provinciaal bestuur heeft in reactie op dit concept-gebiedsplan verzocht een uitwerkingsplan op te stellen voor het plangebied Winterswijk Oost, met als basis het concept-gebiedsplan. De LC anticipeert met hiermee op de benoeming tot uitvoeringscommissie voor het uitwerkingsplan door Gedeputeerde Staten.

Het uitwerkingsplan is een vertaling in concrete maatregelen en voorzieningen van het Reconstructieplan Achterhoek en Liemers. Het uitwerkingsplan bevat de concrete uitwerking van het Reconstructieplan voor het herinrichtingsgebied Winterswijk Oost. De Reconstructie-commissie heeft voor het Winterswijks Plateau, waar Winterswijk Oost deel van uitmaakt, besloten het voorkeursalternatief integraal toe te passen. Daarmee is ingezet op een relatief hoog ambitieniveau voor de omgevingskwaliteit (water, natuur, landschap) en de sociaaleconomische kwaliteit (landbouw, recreatie, wonen/werken, leefbaarheid). Het resultaat van dit uitwerkingsplan is een concrete visie op het gebied voor de periode tot 2015, vertaald in maatregelen en voorzieningen. Die maatregelen en voorzieningen worden gerealiseerd in een aantal uitvoeringsmodules. Dit wijzigingsplan heeft betrekking op één van deze modules waarin nieuwe natuur wordt gerealiseerd.

3.2.2 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 heeft de provincie Gelderland de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie komt daarmee in de plaats van de Structuurvisie Gelderland uit 2005. Op 24 september 2014 heeft de provincie de bijbehorende Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. Met de Omgevingsvisie kiest de provincie voor een gezamenlijke aanpak met gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en particulieren van de maatschappelijke opgaven voor de komende vijf à tien jaar. Hierbij staan twee hoofddoelen centraal:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Duurzame economische structuur

Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Het beleid richt zich op:

  • kansen bieden aan bestaande en nieuwe bedrijven;
  • het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's;
  • het creëren van een goede bereikbaarheid van de stedelijke gebieden en de economische kerngebieden met fiets, openbaar vervoer en auto maar ook digitaal;
  • het versterken van ruimtelijke randvoorwaarden voor de sterke (top)sectoren en het verbeteren van de kennisinfrastructuur;
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor cultuurbeleving;
  • een adequaat beheer (kwaliteit en kwantiteit) van bestaande en eventueel nieuwe woongebieden, bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel in Gelderland.

Ter versterking van de kansen voor bedrijvigheid zet de provincie gericht stappen richting initiatiefnemers. Deze stappen zijn als volgt:

  • a. Meer aandacht voor de versterking van opgaven in steden en stedelijke netwerken;
  • b. Meer ruimte scheppen voor economie, voor kansen pakken door actief te ondersteunen en te faciliteren van bestaande en nieuwe bedrijven in de (top)sectoren, logistiek en vrijetijdseconomie. Een duurzame groei van agrarische bedrijven is hier onderdeel van.
  • c. Meer mogelijkheden creëren voor bedrijven in en rond natuur. In het Gelders Natuurnetwerk is uitsluitend sprake van natuurbescherming. In de Gelderse Groene Ontwikkelingszone is er ruimte voor passende economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.

Borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving

Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap in Gelderland. Dit kan door het waarborgen en verder ontwikkelen van de kwaliteiten van Gelderland. De realisatie betekent vooral:

  • ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek;
  • zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
  • een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
  • een gezonde en veilige leefomgeving;
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegankelijkheid van cultuur, natuur en landschap.

Ter versterking van het bevorderen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving gaat de provincie meer inzetten op:

  • a. de gevolgen voor de gezondheid met een benadering die meer gericht is op gezondheidseffecten dan op het al dan niet halen van bepaalde normen;
  • b. het ondersteunen van ontwikkelingen met kwaliteit door gebiedskwaliteiten op te nemen in een Gebiedenatlas;
  • c. bij ruimtelijke initiatieven een match te maken tussen kwaliteiten van het initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied. Hiertoe is de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik ontwikkeld.

De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik legt de focus op het toevoegen van stedelijke functies binnen bestaand stedelijk gebied. Voor stedelijke functies in de Groene Ontwikkelingszone is ruimte, maar alleen in combinatie met een substantiële versterking van de kernkwaliteiten. Voorliggend plan voorziet in de toevoeging van natuur, dus de Gelderse ladder is niet van toepassing.

Nadere invulling van de ambities

De provinciale hoofddoelen zijn in vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie, zijn zij in de Omgevingsvisie opgenomen onder 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland.

  • 1. Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten;
  • 2. Dynamisch Gelderland betreft de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit;
  • 3. Mooi Gelderland betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming danwel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen. Het gaan dan om cultuurhistorie, natuur, water en ondergrond.

Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Voor vier majeure opgaven van multi-sectorale aard is bijzondere aandacht. Het zijn opgaven van belang voor heel Gelderland, maar met name in specifieke regio's spelen en in hun aard juist multi-sectorale aspecten benadrukken:

  • 1. Economische kracht van de Stedelijke netwerken (Arnhem-Nijmegen, Ede-Wageningen, Stedendriehoek);
  • 2. Gelderse corridor (Rivierengebied, Stadsregio Arnhem-Nijmegen);
  • 3. Veluwe (Noord-Veluwe, FoodValley, Stedendriehoek, Stadsregio Arnhem-Nijmegen);
  • 4. Krimp (Achterhoek maar niet alleen deze regio).

Achterhoek

Het plangebied is gelegen in het gebied de Achterhoek. De Achterhoek is een regio met bijzondere kwaliteiten. Fysieke kwaliteiten in termen van een mooi landschap met veel natuurschoon en met mooie steden en dorpen. Maar ook kwaliteiten in sociaal-economische zin: grote onderlinge betrokkenheid (naoberschap), hoge arbeidsmoraal, bescheidenheid. Dit zijn kwaliteiten en waarden die het kapitaal vormen voor ontwikkelingen en innovaties in een fase van transitie. De onontkoombare transitie wordt voornamelijk veroorzaakt door de ingrijpende demografische ontwikkelingen (krimp en vergrijzing), maar ook door economische ontwikkelingen (recessie, schaalvergroting). Alleen door krachten te bundelen en slimme verbindingen tussen maatschappelijke partners te leggen krijgt de vereiste transitie gestalte die nodig is voor deze vraagstukken.

De ontwikkelingen die op de Achterhoek afkomen zijn ingrijpend. Demografie, economie en energie ondergaan verregaande veranderingen. Dit vraagt transities op tal van terreinen om ook in de toekomst de Achterhoek vitaal te houden. Inzet van gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en provincie is nodig om deze opgave waar te maken.

Daarbij richten de provincie en haar partners hun gezamenlijke inspanningen op vier speerpunten:

  • Kansrijk platteland;
  • Duurzame en innovatieve economie;
  • Vitale leefomgeving;
  • Slim en snel verbinden.

Nationaal Landschap: provinciaal belang

Het plangebied is onderdeel van het Nationaal Landschap Winterswijk. De volgende kernkwaliteiten worden aan het Winterswijkse landschap toegekend:

  • 1. Kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen; oostelijke helft kleinschaliger dan westelijke helft.
      • De kleinschaligheid is deels te herleiden tot de kleinschalige geologie en geomorfolgie van het Oost-Nederlands Plateau, dat sterk afwijkt van het aanliggende dekzandlandschap: met heel karakteristieke structuren van kleine ingesneden beken op korte afstand van elkaar.
      • Grondgebonden landbouw op economische basis draagt bij aan een landschap dat door eigenaren, gebruikers, bewoners en toeristen als 'levend' wordt ervaren.
  • 2. Meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing (elzen en essen) in halfopen landschap; overstromingsvlaktes in laagtes.
      • De structuur van beken en beekjes die samenstromen in de Groenlosche Slinge ende Bovenslinge wordt bepaald door de ondergrond en menselijke activiteit. Langs de beken zijn veel kleine tot middelgrote (loof)bossen gelegen. Op hogere plaatsen langs de beken is het natuurlijke reliëf opgehoogd met esdekken.
  • 3. Fraaie, open essen (opvallend groot op de plateaurand van Aalten tot Groenlo) en bijzondere broekgebieden.
      • Binnen de begrenzing van de open escomplexen komen gebiedjes voor die geen oude open bouwlanden zijn, maar bijvoorbeeld overgangen naar beekdalen, kleine beekdalen, bosjes. Deze gebiedjes zijn toleranter voor toevoegingen als opgaande beplanting. Bijzondere broek- en veengebieden zijn het Korenburgerveen en omgeving en het Wooldsche Veen, die getuigen van kleinschalige turfwinning.
  • 4. Historisch nederzettingspatroon, vervlochten in het landschap: oude boerderijplaatsen (zoals scholtenhoeven), vele gehuchten en grotere nederzettingen.
      • De enige grote nederzetting in het gebied zelf is Winterswijk, dat als een spin in een web van wegen zit. Aan de westrand van het gebied en het plateau liggen Groenlo, Lichtenvoorde en Aalten. De vele gehuchten liggen verspreid in het land, de meeste bestaan uit oude en jongere gebouwen, van oorsprong veelal hoeven, in een karakteristieke losse structuur gegroepeerd bij of rond essen en esjes en in veel gevallen aan een beek. Escomplexen liggen bij zulke gehuchten: onder meer Vragender, Barlo, Meddo, Huppel, Kotten, Miste en Corle.

Voor behoud van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Winterswijk is de Omgevingsverordening het juridisch vangnet in geval het provinciaal belang in het geding raakt.

Gelders Natuurnetwerk: provinciaal belang

Alle deelgebieden liggen in het Gelders Natuurnetwerk. Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, beschermt de provincie het Gelders Natuurnetwerk. Het Gelders Natuurnetwerk is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS. Tevens bevat het GNN een aangewezen 'zoekgebied nieuwe natuur' van 7.300 hectare. De deelgebieden zijn onderdeel van het 'zoekgebied nieuwe natuur'.

De provincie wil de natuur van het Gelders Natuurnetwerk beschermen tegen aantasting en heeft daarom regels opgenomen in de Omgevingsverordening

3.2.3 Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 heeft de provincie Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen uit de Omgevingsvisie. In de verordening is bepaald dat in een bestemmingsplan voor de gronden binnen een GNN bestemd zijn voor het samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Binnen Nationaal landschap zijn alleen activiteiten mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap versterken of niet aantasten.

3.2.4 Natuurbeheerplan 2017

Op 27 september 2016 hebben de Gedeputeerde Staten van Gelderland het Natuurbeheerplan 2017 vastgesteld. Dit plan beschrijft de beleidsdoelen en de subsidiemogelijkheden voor ontwikkeling en beheer van (agrarische) natuurgebieden, landschapsen waterelementen in de provincie Gelderland. De provincie stelt de kaders voor de uitvoering van het natuur- en landschapsbeheer door dit Natuurbeheerplan vast te stellen. Het Natuurbeheerplan geeft aan waar welke beheerwaardige natuur aanwezig is en welke beheerdoelen hiervoor gelden.

Het Natuurbeheerplan is een subsidie kader om het europese, rijks- en provinciale natuur- en landschapsbeleid te realiseren. Het gaat daarbij om bestaande natuurgebieden, gebieden waar nieuwe natuur aangelegd wordt, landbouwgebieden die worden beheerd volgens agrarisch natuur- en landschapsbeheer en de Natura 2000-gebieden. Het Natuurbeheerplan beschrijft per (deel)gebied welke natuur-, landschaps- en waterdoelen nagestreefd worden. Het plan bevat de begrenzing van de (agrarische) natuurgebieden, met name toegespitst op de internationale biodiversiteitsdoelen en de internationale natuurgerichte agromilieu, water en klimaat doelen. De begrenzing is aangeduid op vier kaarten: de beheertypenkaart, ambitiekaart, de leefgebieden agrarisch natuurbeheer en de kaart zoekgebied water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1611BGNATUUOOST2-VA01_0004.jpg"

Natuurbeheerkaart (Bron: Provincie Gelderland)

In het natuurbeheerplan zijn de deelgebieden onderdeel van de GNN. De ambitie is om de percelen om te vormen naar natuur. Het betreffen gronden met een intensief agrarisch of ander verleden die een natuurbestemming krijgen en zullen niet van de ene op de andere dag natuurwaarden bezitten. Hiervoor is eerst een omvormingsbeheer nodig of inrichting. In deelgebied 2 zijn gronden aangemerkt als Botanisch waardevol grasland. In het natuurbeheerplan is hiervoor ruimte opgenomen om bestaande kruidenrijke graslanden te behouden of graslanden met een natuurpotentie, te helpen ontwikkelen. Aanleg van landschapselementen en natuurontwikkeling op percelen in dit wijzigingsplan draagt bij aan het welslagen van de natuurdoelstellingen zoals gesteld in het Natuurbeheerplan 2017 van de provincie.

3.2.5 Toetsing aan provinciaal beleid

Het bovengenoemde beleid ten aanzien van natuur en landschap is in grote lijnen een voortzetting van het provinciale beleid zoals verwoord in de Omgevingsvisie Gelderland en bijbehorende uitwerkingen. Dit beleid vindt rechtstreekse doorwerking in het bestemmingsplan Buitengebied "Integrale herziening buitengebied Winterswijk". Het bestemmingsplan geeft nadere regels omtrent de voorwaarden om mee te werken aan een initiatief zoals aangegeven in paragraaf 2.3.

In de uitvoeringsagenda van de Omgevingsvisie is het opstellen van een Gebiedenatlas opgenomen. In samenwerking met regio's, gemeenten en eventueel andere partners worden in de komende periode de verschillende gebieden tegen het licht gehouden. Getoetst wordt of aanpassing van de beschrijving van kernkwaliteiten en/of de begrenzing van het Nationaal Landschap nodig is.

Voor het plangebied is een inrichtingsplan opgesteld. De voorgestane maatregelen beogen een versterking van de genoemde kernkwaliteiten van het gebied. Dit wijzigingsplan is in overeenstemming met de provinciale doelstellingen en ambities voor natuurontwikkeling.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Visie buitengebied

De gemeente Winterswijk streeft naar behoud van het cultuurlandschap. Bestaande waarden worden daarbij beschermd, verloren waarden worden hersteld en nieuwe landschappelijke waarden worden gecreëerd. De praktische uitwerking hiervan wordt toegespitst op specifieke landschapstypen. Hiermee wordt de bestaande diversiteit en afwisselingen in het landschap gewaarborgd en verder verbeterd. Bij het nemen van maatregelen of het opstellen van beleid kiezen wij voor maatwerk, waar nodig op perceelsniveau. Dit vraagt om flexibel beleid en goede samenwerking tussen de overheden en de burgers. Per saldo wordt de kwaliteit van het buitengebied (of een specifiek gebiedstype daarbinnen) behouden of versterkt bij iedere ontwikkeling die plaats vindt. De manier waarop de bewoners van Winterswijk met het landschap om zijn gegaan is bepalend geweest voor de huidige ‘vorm’ van dit landschap. Dit heeft geleid tot een landschap dat historisch waardevol is, erkend wordt en gewaardeerd wordt.

De gemeente Winterswijk is de eerst aangewezen overheidsinstantie die het lokale landschappelijke belang behartigt. In haar vertaling van het nationale beleid spreekt de gemeente van een cultuurlandschap. Het behartigen van het landschappelijk belang gebeurt op twee manieren:

  • beschermen van waardevolle elementen;
  • ontwikkelen van nieuwe functies en/of nieuwe kwaliteitselementen.

Deze inspanning is gericht op behoud of versterking van het cultuurlandschap. Behouden alleen, is echter niet genoeg. Het landschap is een dynamisch geheel dat ontstaat door de specifieke samenhang van de delen. Daarom worden nieuwe ontwikkelingen toegestaan.

Deze nieuwe ontwikkelingen (bijvoorbeeld zorgboerderijen, niet-agrarische werkfuncties, recreatie etc.) leveren een bijdrage aan het buitengebied (landschap, economie, leefbaarheid etc.).

Het cultuurlandschap is een dynamisch geheel. De gemeente wil gebruik maken van de veranderingen die optreden, ten gunste van het cultuurlandschap en de bewoners en gebruikers.

Behoud van authenticiteit en kwaliteit van gebouwen en groen staat centraal in het gemeentelijk beleid. Karakteristieke groene landschapselementen dienen te worden beschermd. De aandacht gaat daarbij primair uit naar dragers van het landschap, bijzonder kwetsbare, moeilijk te vernieuwen en zeldzame elementen. De veelheid van kleine elementen is daarbij karakteristiek voor Winterswijk. Private initiatieven voor landschapsversterking worden van groot belang geacht. Behoud van karakteristieke openheid vraagt daarbij bijzondere aandacht. Het gaat om zowel kleinschalige openheid, bijvoorbeeld van essen, als meer grootschalig, zoals in het jonge ontginningslandschap.

Behoud en bescherming van de karakteristieke landschapswaarden is een belangrijke voorwaarde binnen het agrarisch cultuurlandschap. In het bestemmingsplan Integrale herziening Buitengebied Winterswijk wordt deze bescherming vormgegeven via een omgevingsvergunningstelsel. Dit betekent dat ingrepen die kunnen leiden tot aantasting van de gebiedskwaliteiten vooraf moeten worden getoetst, zodat de overweging kan worden gemaakt of de ingreep kan worden uitgevoerd met behoud van de kwaliteiten. Dit kan betekenen dat aan ingrepen aanvullende eisen worden gesteld.

3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan

Op 4 november 2009 is het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) vastgesteld. Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) kan worden opgevat als een uitwerking van het Landschapsonderdeel van de Visie Buitengebied. Het ‘bewaren en bevorderen van de unieke landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden die Winterswijk heeft’ moet worden beschouwd als de hoofddoelstelling van het LOP

Het plan beschrijft daartoe de gewenste ontwikkelingen, die voor landschapsplanning de basis vormen en de ontwikkelingsrichting aangeven. Uitgaande van de bestaande (in-ter)nationaal en provinciaal zeldzame en soms unieke ecologische, waterhuishoudkundige, cultuurhistorische, visuele, aardkundige, archeologische en geologische landschapskwaliteiten van het Waardevolle (Cultuur)Landschap Winterswijk wordt beschreven hoe, en onder welke voorwaarden, nieuwe ontwikkelingen zo goed mogelijk kunnen bijdragen aan de aantrekkelijkheid en identiteit van het landschap.

De onderlinge samenhang tussen de verschillende landschapsaspecten is groot. Bij de instandhouding ervan speelt de landbouw als beheerder van het gebied een belangrijke rol. De gemeente ondersteunt daarom de wens van de Winterswijkse landbouw om het buitengebied als probleemgebied aan te wijzen. Diverse verbredingsmogelijkheden kunnen bijdragen aan een voldoende veerkrachtige en concurrentiekrachtige landbouw. De landbouw kan bijvoorbeeld een belangrijke rol vervullen in vergroting van het toeristisch-recreatieve aanbod. Versterking van het landschap is mogelijk door met (landschaps)architectuur en beeldende kunst hieraan nieuwe, in het landschap passende, kernkwaliteiten toe te voegen. Herstel van het landschap is mogelijk door aanvulling met beplantingen waar deze verdwenen of aangetast zijn, door beplantingen te gebruiken om lelijke objecten te camoufleren, door het terugbrengen van steilranden langs essen en door het opnieuw laten meanderen van beeklopen.

De verschillende gebieden in het plangebied zijn gelegen in deelgebied 16, Kotten. Dit gebied is gekenmerkt als landschapstype oude hoevenlandschap. Kenmerken van het oudehoevenlandschap zijn:

  • een grote mate van kleinschaligheid in de akkergebieden die door de beplanting nader geaccentueerd wordt;
  • de aanwezigheid van veel opgaande begroeiing in de vorm van erfbeplantingen, bossen en bosjes;
  • een reeds van nature aanwezig microreliëf, dat door de mens nader is geaccentueerd (de glooiende essen en steilranden);
  • de beekdalen;
  • de onregelmatige en vaak ook bochtige perceels- en kavelvormen;
  • op enkele plaatsen grote open essencomplexen.

Net als de Visie Buitengebied zijn de kernkwaliteiten uit het LOP vertaald in het bestemmingsplan buitengebied. Voor de gebieden in het oudenhoevenlandschap geldt dat de bestaande openheid van essen, ook van essengordels die uit meerdere kleine essen zijn opgebouwd, dient te worden behouden. In het LOP is tevens bepaald dat de randen mogen worden geaccentueerd met beplanting en dat daarmee in wezen de openheid niet wordt aangetast. Dit dient per geval te worden beoordeeld.

3.3.3 Toetsing aan het gemeentelijk beleid

Visie buitengebied en het landschapsontwikkelingsplan zijn doorvertaald in het bestemmingsplan Herziening Buitengebied Winterswijk. Middels de voorwaarden zoals gesteld in artikel 35.2 van het Bestemmingsplan Herziening buitengebied Winterswijk is een inrichting- en beheersvisie te opgesteld waarin de natuurontwikkeling dan wel de bosaanleg is uitgewerkt. Hiermee voldoet het voorgenomen plan aan het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied als beschermde natuur (Natura-2000 gebieden, wetlands of het Gelders Natuurnetwerk). Hierbij is de Natuurbeschermingswet van toepassing. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.


Dit wijzigingsplan heeft betrekking op het toekennen van de bestemming Natuur aan percelen die nu nog een agrarische bestemming hebben. In de bestemming Natuur is een vergunningenstelsel opgenomen voor aanlegactiviteiten waarin onder andere ecologische waarden worden beschermd. Onderzoek naar de bestaande ecologische waarden (flora en/of fauna) in het kader van dit wijzigingsplan is alleen noodzakelijk als de voorgenomen inrichtingsmaatregelen leiden tot wezenlijke veranderingen op het perceel. Daarom is een quickscan flora en fauna uitgevoerd door het adviesbureau Stichting Staring Advies (zie de bijlage bij de toelichting). Tijdens de uitvoering van het verkennende natuuronderzoek is het voorkomen van beschermde soorten planten en dieren op de locatie nagegaan. Daarnaast is onderzocht op welke wijze de plannen voor de locatie in overeenstemming kunnen worden gebracht met hetgeen bepaald is in de Flora- en faunawet. De volgende alinea's gaan in op de onderzochte gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De agrarische percelen bestaan uit soortenarme graslandpercelen en enkele graanakkers. Tussen de percelen lopen enkele watergangen en deels verruigde greppels. Er staan enkele solitaire zomereiken in en langs de percelen. Het plangebied grenst aan de noord- en westzijde aan agrarisch grasland en enkele bospercelen. De geplande ruimtelijke ontwikkelingen betreffen het omvormen van agrarische percelen naar nieuwe natuur. Deze ingrepen zullen uiteindelijk ook een positieve uitwerking hebben op de kernkwaliteiten van het GNN of de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden. Verdere toetsting of een vergunningsaanvraag in het kader van de Natuurbeschermingswet is niet noodzakelijk.

Soortenbescherming

In het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Beschermde plantensoorten worden, met uitzondering van de licht beschermde gewone dotterbloem, gewone vogelmelk, koningsvaren en slanke sleutelbloem door het ontbreken van geschikte groeiplaatsen in het plangebied ook niet verwacht. Bovenstaande licht beschermde soorten worden uitsluitend langs de perceelsranden, greppels, sloten en aangrenzende bosranden verwacht. Voor licht beschermde soorten geldt automatisch de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Strenger beschermde plantensoorten, zoals de in de NDFF vermelde brede orchis/rietorchis, grote keverorchis, jeneverbes, kleine zonnedauw, klokjesgentiaan en ronde zonnedauw komen niet voor in het plangebied. Het uitvoeren van een aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk voor deze soortgroep.

In het plangebied zijn enkele beschermde diersoorten aangetroffen. De beschermde diersoorten zijn onderverdeeld in broed vogels, grondgebonden zoogdieren, vleermuizen en overige diersoorten. De volgende alinea beschrijft per soort kort of aanvraag voor ontheffing of nader onderzoek naar soorten noodzakelijk is.

Broed vogels: voor de broed vogels geldt dat tijdens de broed periode deze soort groep het meest gevoelig is voor verstoring. Ontheffing voor deze diergroep is niet mogelijk. Het verstoren, verontrusten, doden en anderszins nadelig beïnvloeden van deze soort groep is dus niet toegestaan. Werkzaamheden moeten daarom buiten het broedseizoen gestart worden;
Grondgebonden zoogdieren: voor de grondgebonden zoogdieren zijn enkele (sporen) van algemene, licht beschermde zoogdieren aangetroffen;
Licht beschermde soorten: voor licht beschermde soorten geldt bij ruimtelijke ingrepen automatisch een vrijstellingsregeling;
Vleermuizen: voor vleermuizen is onderzoek gedaan naar aanvliegroutes, verblijfplaatsen of essentiële foerageer gebieden, aangezien er niets wordt gesloopt of gekapt is het uitvoeren van aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing niet noodzakelijk;
Overige soorten: binnen de overige diersoorten zijn matig en streng beschermde diersoorten niet aangetroffen. Het uitvoeren van een aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk voor strikt beschermde soorten uit deze soort groepen.

Conclusie

Aan de hand van de resultaten van de quickscan natuurtoets op de locatie 'agrarische percelen in Winterswijk' kan de conclusie worden getrokken dat aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk is en dus geen belemmering oplevert.

4.2 Water

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen. Het Waterschap Rijn en IJssel laat in het Waterbeheerplan 2016-2021 zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten het waterschap in de samenwerking met haar partners wil leggen. Vanuit die omgevingsverkenning wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor de primaire taakgebieden:

- Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.

- Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.

- Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.

- Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.

Voor het taakgebied Veiligheid water is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het taakgebied Voldoende water is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren". Voor Schoon water is het uitgangspunt “stand still - step forward”. Essentieel is het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem met als einddoel een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Partnerschappen met gemeenten en andere partijen zorgen voor een effectieve en efficiënte (afval)waterketen. Door optimalisatie van de behandeling van afvalwater wordt een bijdrage geleverd aan een goede volksgezondheid en een schoon watersysteem. Het terugwinnen van energie en grondstoffen uit afvalwater draagt bij aan een meer circulaire economie.

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Het plan betreft een functiewijziging van agrarische percelen naar natuur. Er is geen sprake van verhard oppervlak. Wel wordt het perceel aan de Kuipersweg deels afgegraven om het oorspronkelijke reliëf te herstellen.

Hieronder worden eerst de relevante waterhuishoudkundige aspecten onderscheiden.

Thema   Toetsvraag   Relevant   Intensiteit#  
Veiligheid
 
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire
waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Nee

Nee  
2

2  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?  
Nee
Nee
Nee  
2
1
1  
Wateroverlast (oppervlakte-water)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee

Nee

N.v.t.
Nee  
2
1
1
1  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?
 
Nee
 
1  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
5. Beoogt het plan aanleg van drainage?  
Nee
Nee
Nee
Nee  
1
1
1
1  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee   1  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Ja

Nee  
1

2  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee
Nee  
1


1  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Ja
Ja
Nee
Nee  
2
2
1
1  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee   1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?  
Nee  

2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee   1  

Natte natuur

Het plangebied bevindt zich binnen het Gelders natuur netwerk (GNN) verwevings gebied. De beoogde ontwikkeling zijn geen belemmeringen voor het GNN maar versterken juist de ontwikkeling en bescherming van de gewenste natuurwaarden.
Het plangebied ligt binnen het gebied Osink-Bemersbeek waar voor het Waterschap Rijn en Ijssel een GGOR vastgesteld. De beoogde oontwikkelingen passen binnen de GGOR.

Inrichting en beheer

Langs en door de te wijzigen percelen liggen watergangen in het beheer bij het waterschap Rijn en IJssel. Langs deze watergangen ligt aan weerszijden een strook van 5 meter uit de insteek van de watergang waarop de Keur van het waterschap van toepassing is. Wijzigingen aan de watergangen en activiteiten in deze Keurzone zijn vergunningplichtig. Het beheer en onderhoud van de watergangen dient met het reguliere onderhoudsmaterieel van het waterschap mogelijk te zijn.

4.3 Bodem

Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet getoetst worden of de bodemkwaliteit de planontwikkeling belemmert. Wanneer op de betreffende percelen geen (ernstige) bodemverontreiniging wordt verwacht, mag worden aangenomen dat er geen belemmeringen zijn voor de functiewijziging en dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de beoogde functie. Op de kaartenatlas van de provincie Gelderland is aangegeven dat er geen bodemverontreinigingen worden verwacht in de te ontwikkelen gebieden. Het initiatief betreft de realisatie van nieuwe natuur op onbebouwde agrarische percelen in het buitengebied van Winterswijk. De bodemkwaliteit wordt geschikt geacht voor de toekomstige functie.

4.4 Cultuurhistorie en archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Hieronder vallen: aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

De gronden hebben in het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk de onderscheidenlijke dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting" waarbij de gebieden met een zeer hoge, hoge, middelmatige en lage archelogische verwachtingswaarde zijn bestemd als 1, 2, 3 of 4. Voor deze gronden geldt dat afhankelijk van de oppervlakte en diepte van een ingreep in de bodem archeologisch onderzoek gedaan moet worden. Het oppervlakte criterium, waarboven archeologisch onderzoek noodzakelijk is, verschilt per gebied. Deze verschillen zijn expliciet benoemd in de planregels. De op de verbeelding opgenomen dubbelbestemmingen in combinatie met vergunningenstelsel dat is opgenomen in de planregels verzekeren de bescherming van archeologische waarden bij bodemingrepen.

Deelgebieden 1 en 2 bevatten de Archelogische verwachtingswaarde '4', Deelgebied 3 bevat zowel de Archeologische verwachtingswaarde '3' als '4'. Binnen deze gebieden is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning grondwerkzaamheden uit te voeren met een oppervlakte van meer dan 100 m2. In het voorliggend plan wordt de bodem in sommige delen van de gebieden tot meer dan 30 cm beïnvloed. Voor de archeologische verwachting is door Hamaland Advies in 2014 een archeologisch bureau onderzoek uitgevoerd (zie bijlage bij toelichting).

Het bureauonderzoek toont aan voor deelgebied 1 en 2 dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. Er is een lage verwachting op het voorkomen van archeologische resten vanaf het Laat Paleolithicum en een verhoogde trefkans voor vindplaatsen uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Het bureauonderzoek toont aan dat er voor het deelgebied 3 mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. Er is een lage verwachting op het voorkomen van archeologische resten vanaf het Laat Paleolithicum. En een hoge verwachting op het voorkomen van resten uit de Late Middeleeuwen tot en met de Nieuwe Tijd. (oude Katerstede). Daarnaast geldt een hoge trefkans voor aan beekdalgerelateerde vindplaatsen zoals voorden, afvaldumps of rituele dumps, beschoeiingen, visweren, etc. De voorgenomen graafwerkzaamheden vormen mogelijk een bedreiging voor het archeologische bodemarchief.

Op basis van de archelogische verwachtingswaarde dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden voor activiteiten die kunnen leiden tot een verstoring van de bodem. Alvorens er een vergunning wordt vergeven wordt overleg gepleegd met de archelogisch deskundige waarbij tevens bepaald zal worden (rekening houdend met het archeologisch bureauonderzoek) of er aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk is voordat werkzaamheden worden uitgevoerd.

4.5 Explosievenonderzoek

In de periode 1940-1945 tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben zich zware oorlogshandelingen voorgedaan. Winterswijk en met name het stationsemplacement met de toenmalige spoorbanen binnen de gemeente zijn doelwit geweest van bombardementen en/of beschietingen. Als gevolg van deze oorlogshandelingen kunnen op bepaalde locaties niet gesprongen conventionele explosieven (verder kortweg CE genoemd) of delen daarvan in de bodem voorkomen. De aanleiding tot het uitvoeren van een historisch vooronderzoek CE vloeit voort uit het voornemen van DLG die ook betrokken was bij de eerste fase van Herontwikkeling Natuurpercelen Winterswijk Oost. Waarbij ook op verschillende locaties in het buitengebied van Winterswijk Oost, in het kader van inrichtingswerken t.b.v. natuur grondwerkzaamheden zijn uitgevoerd.

Bij graafwerkzaamheden kan op 'niet gesprongen explosieven' uit de Tweede Wereldoorlog gestuit worden. Dit onderwerp is daarom van belang voor de inrichtingsmaatregelen die zullen worden uitgevoerd op basis van dit wijzigingsplan. Het onderzoek is uitgevoerd voor die delen van het plangebied waar dergelijke graafwerkzaamheden zijn voorzien. Het thema is tevens van belang voor omgevingsvergunningen die verleend zullen gaan worden op basis van dit wijzigingsplan. Het onderzoek is uitgevoerd door Cees van den Akker Advies (zie ook de bijlage bij deze toelichting).

De conclusie van dit onderzoek voor deze acht deellocaties is dat de beschietingen en bombardementen niet hebben plaatsgevonden in het onderzoeksgebied. De aanwijzingen van crash- locaties van diverse vliegtuigen verwijzen niet naar het onderzoeksgebied. Het advies is dan ook om de voorgenomen werkzaamheden regulier uit te voeren. Indien er op andere deel locaties ook sprake is van graafwerkzaamheden zal in het kader daarvan nader bepaald moeten worden of aanvullend onderzoek noodzakelijk is.

4.6 Overige milieuaspecten

Dit wijzigingsplan betreft de wijziging van onbebouwde percelen van de bestemming 'Agrarisch - Cultuurlandschap' naar de bestemming 'Natuur'. De volgende thema's zijn niet relevant voor deze bestemmingswijziging en zijn dan ook niet nader onderzocht:

  • Milieu zonering
  • Luchtkwaliteit
  • Externe veiligheid
  • Geurhinder
  • Geluidhinder
  • Verkeer

4.7 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk die niet is benoemd in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betekent dat geen exploitatie plan hoeft te worden vastgesteld. Er is een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten met de provincie Gelderland en de plankosten zijn verhaald via een legesfactuur. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid aangetoond.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Voor het wijzigingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

5.3 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.

Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).

5.4 Wijze van bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

  • 'Natuur' waarbij ontwikkeling, behoud en herstel van natuurwetenschappelijke waarden centraal staat. Extensieve dagrecreatie (wandelen en fietsen) is toegestaan binnen deze bestemming;
  • 'Water' waarbij waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen centraal staan. Tevens is extensieve dagrecreatie (wandelen en fietsen) toegestaan binnen deze bestemming;
  • 'Waarde - Archeologische verwachting #', ten behoeve van het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Voor het overige zijn de van toepassing zijnde (gebieds)aanduiding op de verbeelding en in de regels opgenomen conform het "moederplan" "Integrale herziening buitengebied Winterswijk". Dit plan kent geen noemenswaardige bijzonderheden. Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp wijzigingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel art. 1.1.1.3 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Een ontwerpplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor belanghebbenden om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door het college wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het wijzigingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het wijzigingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Verslag artikel 3.1.1 Bro overleg

In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de resultaten van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro opgenomen. Dit wijzigingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de Inspectie Leefomgeving & Transport.

De provincie Gelderland heeft gesteld dat in principe iedere ruimtelijke ontwikkeling in het buitengebied van Winterswijk van provinciaal belang is. Dit volgt uit de aanwijzing van het landelijk gebied van de gemeente als 'nationaal landschap' en de aanwezigheid van drie Natura-2000 gebieden in de gemeente. Bij brief van 22 oktober 2009 met kenmerk 2009-018420 van de provincie is bepaald dat indien het alleen een lokaal belang betreft, inzending van de stukken niet noodzakelijk is. Onderhavig wijzigingsplan is in opdracht van de provincie Gelderland uitgevoerd. Hierbij is opgemerkt dat de beoogde natuurontwikkeling aansluit op de provinciale doelstellingen voor versterking van de natuur in de provincie Gelderland in het algemeen en in de gemeente Winterswijk in het bijzonder. Het daadwerkelijk aanleggen van de natuur is een direct uitvloeisel van het provinciale beleid omtrent natuur en EHS. Over de gewenste ontwikkeling bestaat overeenstemming, zie hiervoor ook paragraaf 3.2.

In nauw overleg met het waterschap Rijn en IJssel worden waterhuishoudkundige aspecten aan de orde gesteld. Het resultaat in sommige gevallen is een vergunning in het kader van de Keur noodzakelijk.

6.3 Verslag zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 20 december 2017 tot en met 30 januari 2018 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn een drietal zienswijzen ingediend op het ontwerpwijzigingsplan. Vervolgens is met de indieners van de zienswijzen gesproken en is de inhoud van het wijzigingsplan nader toegelicht. Op basis van deze gesprekken zijn alle ingediende zienswijzen ingetrokken.