direct naar inhoud van Regels
Plan: Schaapsweg 12-14
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.WP1702BGSCHAAPSW12-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Voor de toepassing van de begrippen wordt verwezen naar Artikel 1 van bestemmingsplan 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk'

In deze regels wordt verstaan onder:

het plan

het bestemmingsplan Schaapsweg 12-14 van de gemeente Winterswijk;

bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0294.WP1702BGSCHAAPSW12-OW01 met bijbehorende regels en bijlagen;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

2.2

Voor het meten van de inhoud van woningen worden bijgebouwen niet meegerekend.

2.3

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2.4

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding.

2.5

Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurlandschap

Voor de toepassing van dit artikel wordt verwezen naar Artikel 3 van het bestemmingsplan 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk'

Artikel 4 Wonen

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande aantal woningen;
  • b. praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande, dat maximaal 50 m2 van de vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen ten behoeve van deze activiteiten in gebruik mag zijn en dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • c. bed & breakfastvoorzieningen, met dien verstande dat maximaal 60 m2 van de oppervlakte van de woning hiervoor mag worden gebruikt met inbegrip van maximaal 2 slaapverblijven van elk maximaal 30 m2 voor in totaal maximaal 4 personen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

4.2 bouwregels

De inhoud van de woning bedraagt maximaal de bestaande inhoud.

4.2.1

De oppervlakte van de woning bedraagt maximaal de bestaande oppervlakte.

4.2.2

Bijgebouwen en overkappingen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 300 m2 bedragen;
  • goothoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
4.2.3

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m, met dien verstande dat lichtmasten ten behoeve van paardenbakken niet zijn toegestaan.

4.2.4

Onverminderd het bepaalde in artikel 4.2.1 is herbouw van een woning uitsluitend toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak.

4.2.5

Bij onherroepelijke vaststelling van het wijzigingsplan moet de landschappelijke inpassing overeenkomstig met Bijlage 1 Erfinrichtingsschets van deze planregels binnen 12 maanden worden uitgevoerd en duurzaam in stand gehouden worden.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Vergroten woning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 voor het vergroten van de oppervlakte en inhoud van een woning, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte mag met maximaal 20 m2 worden uitgebreid;
  • b. de kenmerkende vorm van de hoofdbouwmassa dient gehandhaafd te blijven;
  • c. de bepalingen in artikel 4.3.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing;
  • d. omgevingsvergunning voor het vergroten van de oppervlakte en inhoud van een woning mag niet worden verleend voor zover het een gesplitste woning betreft.
4.3.2 Herbouw woning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.5 voor de herbouw van een woning op een andere dan de bestaande locatie, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van de woning mag niet toenemen;
  • b. dat met betrekking tot wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
  • c. de herbouw dient qua verschijningsvorm aan te sluiten op de bouwvorm van de streekeigen bebouwing en op het landelijk karakter van het gebied;
  • d. de herbouw dient ruimtelijk gezien een betere situatie op te leveren;
  • e. de bepalingen in artikel 4.3.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing.
4.3.3 Toetsing belangenafweging

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning zoals dient tenminste aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
4.3.4 Gebruik woning als vakantie-/recreatiewoning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan dat de woning inclusief bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt gebruikt als vakantie-/recreatiewoning, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • het gebruik als vakantie-/recreatiewoning is toegestaan gedurende maximaal 180 dagen per jaar;
  • de bepalingen in artikel 4.3.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing.

4.3.5 Recreatieve nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van bij de woning behorende en daaraan ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van:

  • a. bed & breakfastvoorzieningen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
  • 1. de voorzieningen dienen te worden gerealiseerd in de woning en/of karakteristieke bijgebouwen zoals deze bestonden op 25 januari 2007 en hiervoor mag geen nieuwbouw plaatsvinden;
  • 2. zorggedragen dient te worden voor een streekeigen landschappelijke inpassing;
  • 3. maximaal 50%, met een absoluut maximum van 120 m2, van de vloeroppervlakte van de bebouwing mag hiervoor worden gebruikt met inbegrip van maximaal 4 slaapverblijven van elk maximaal 30 m2, met dien verstande dat het aantal gasten per nacht maximaal 8 bedraagt;
  • 4. voorzien dient te worden in voldoende parkeerruimte op eigen erf;
  • 5. de bepalingen in artikel 4.3.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing;

  • b. recreatiewoningen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
  • 1. de woningen dienen te worden gerealiseerd in de woning en/of karakteristieke bijgebouwen zoals deze bestonden op 25 januari 2007 en hiervoor mag geen nieuwbouw plaatsvinden;
  • 2. maximaal 50% van de vloeroppervlakte van de bebouwing mag hiervoor worden gebruikt;
  • 3. maximaal 3 recreatiewoningen of appartementen zijn toegestaan met een inhoud van maximaal 300 m3 per woning of appartement met dien verstande dat een woning ook in zijn geheel als recreatiewoning mag worden gebruikt;
  • 4. zorggedragen dient te worden voor een streekeigen landschappelijke inpassing;
  • 5. voorzien dient te worden in voldoende parkeerruimte op eigen erf;
  • 6. permanente bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan;
  • 7. de bepalingen in artikel 4.3.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing;

  • c. groepsaccommodaties, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
  • 1. de accommodaties dienen te worden gerealiseerd in de bebouwing zoals deze bestond op 25 januari 2007 en hiervoor mag geen nieuwbouw plaatsvinden;
  • 2. verblijf in groepsaccommodaties is toegestaan voor maximaal 25 personen;
  • 3. maximaal 50%, met een absoluut maximum van 350 m2, van de vloeroppervlakte van de bebouwing mag hiervoor worden gebruikt;
  • 4. zorggedragen dient te worden voor een streekeigen landschappelijke inpassing;
  • 5. voorzien dient te worden in voldoende parkeerruimte op eigen erf;
  • 6. de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande infrastructuur op het erf mag niet als gevolg van de voorzieningen worden verhard of aangepast;
  • 7. de bepalingen in artikel 4.3.8 (stapeling van afwijkingen) zijn onverkort van toepassing;
  • 8. de bepalingen in artikel 4.3.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing;

  • d. kleinschalige terrasvoorziening, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
  • 1. de terrasvoorzieningen dienen worden gerealiseerd in de bebouwing zoals deze bestond op 25 januari 2007 en hiervoor mag geen nieuwbouw plaatsvinden
  • 2. maximaal 50%, met een absoluut maximum van 200 m2, van de vloeroppervlakte van de bebouwing mag hiervoor worden gebruikt, waarbij maximaal 100 m2 buitenruimte mag worden ingericht;
  • 3. zorggedragen dient te worden voor een streekeigen landschappelijke inpassing;
  • 4. voorzien dient te worden in voldoende parkeerruimte op eigen erf;
  • 5. de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande infrastructuur op het erf mag niet als gevolg van de voorzieningen worden verhard of aangepast;
  • 6. de bepalingen in artikel 4.3.8 (stapeling van afwijkingen) zijn onverkort van toepassing;
  • 7. de bepalingen in artikel 4.3.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing;

  • e. kleinschalige dagrecreatieve activiteiten, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
  • 1. de kleinschalige dagrecreatieve activiteiten dient plaats te vinden in de bebouwing zoals deze bestond op 25 januari 2007;
  • 2. maximaal 50%, met een absoluut maximum van 350 m2, van de vloeroppervlakte van de bebouwing mag
  • 3. hiervoor worden gebruikt, waarbij direct aansluitend op de aanwezige bebouwing maximaal 200 m2 buitenruimte mag worden ingericht;
  • 4. zorggedragen dient te worden voor een streekeigen landschappelijke inpassing;
  • 5. voorzien dient te worden in voldoende parkeerruimte op eigen erf;
  • 6. de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande infrastructuur op het erf mag niet als gevolg van de voorzieningen worden verhard of aangepast;
  • 7. de bepalingen in artikel 4.3.8 (stapeling van afwijkingen) zijn onverkort van toepassing;
  • 8. de bepalingen in artikel 4.3.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing.

4.3.6 Detailhandel in ter plaatse geproduceerde producten of streekproducten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor detailhandel in uitsluitend of in hoofdzaak ter plaatse geproduceerde producten en/of streekproducten, met inachtneming van de voorwaarde dat het hiervoor gebruikte bedrijfsvloeroppervlak maximaal 50% van de bestaande oppervlakte bebouwing mag bedragen met een maximum van 350 m2.

4.3.7 Overige nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van nevenactiviteiten als bedoeld in bijlage 1 met inachtneming van de onderscheiden deelgebieden ter plaatse van de aanduidingen zoals aangegeven in de bijlage, dan wel niet-agrarische nevenactiviteiten die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die zij veroorzaken gelijk kunnen worden gesteld aan activiteiten als bedoeld in bijlage 1, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • maximaal 50% van de vloeroppervlakte van de bebouwing zoals deze bestond op 25 januari 2007 mag hiervoor wordt gebruikt, met inachtneming van de in onderstaande tabel aangegeven maximumoppervlakte in m2 zoals die geldt ter plaatse van de aanduidingen zoals opgenomen in de tabel.

Nevenacitivteit   'waardevol landschap'  
Verblijfsrecreatie   750 m2  
Dagrecreatie   750 m2  
Zorg   750 m2  
Opslag   500 m2  
Overige nevenfuncties   500 m2  

bij een combinatie van meer(dere) nevenactiviteiten is de hoogste oppervlaktenorm bepalend met dien verstande dat de vloeroppervlakte ten behoeve van een bepaalde nevenactiviteit nooit de voor die nevenactiviteit aangegeven maximum vloeroppervlakte mag overschrijden;

  • in aanvulling op het bepaalde in de tabel mag een oppervlakte van maximaal 200 m2 aan buitenruimte worden gebruikt ten behoeve van de nevenfunctie, met dien verstande dat de nevenactiviteiten 'opslag' en 'overige nevenfuncties' volledig inpandig dienen plaats te vinden;
  • de (gezamenlijke) omvang van de nevenactiviteiten in oppervlakte in gebruik zijnde bebouwing en uitstraling dient ondergeschikt te blijven aan de woonfunctie;
  • de landschappelijke inpassing van de gehele locatie in de vorm van streekeigen erfbeplanting dient te zijn gewaarborgd;
  • indien de oppervlakte gebouwen dat wordt ingezet voor nevenactiviteiten groter is dan 350 m2dient er een inrichtingsplan te worden opgesteld waaruit de ruimtelijke inpassing van de bedrijvigheid in de omgeving blijkt. Bij de beschrijving van de ruimtelijke inpassing dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan:
  • aanvullende landschapsversterkende maatregelen in de vorm van de aanleg van streekeigen beplanting;
  • dan wel een ecologische inpassing in de vorm van de aanleg van kleinschalige natuurelementen;
  • dan wel een verkeerskundige inpassing in de vorm van de aanleg of versterking van de (recreatieve)infrastructuur;
  • parkeren dient volledig op eigen terrein plaats te vinden;
  • geen onevenredige toename mag plaatsvinden van de verkeersaantrekkende werking;
  • de bepalingen in artikel 4.3.8(stapeling van afwijkingen) is onverkort van toepassing;
  • de bepalingen in artikel 4.3.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing.

4.3.8 Stapeling van afwijkingen uit artikel 4.3.5, artikel 4.3.6 en artikel 4.3.7

Bij een combinatie van twee of meer van de volgende nevenactiviteiten uit artikel 4.3.5, artikel 4.3.6 en artikel 4.3.7:

  • groepsaccommodaties;
  • kleinschalige terrasvoorzieningen;
  • kleinschalige dagrecreatieve activiteiten;
  • detailhandel in ter plaatse geproduceerde producten of streekproducten;
  • overige nevenactiviteiten volgens artikel 4.3.7;

geldt de hoogste toegestane vloeroppervlakte als het totale toegestane maximum met dien verstande dat de vloeroppervlakte ten behoeve van een bepaalde nevenactiviteit nooit de voor die nevenactiviteit aangegeven maximum vloeroppervlakte mag overschrijden;

4.3.9 Paardenbak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het gebruiken van gronden voor een paardenbak, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • de paardenbak heeft een oppervlakte van maximaal 800 m2;
  • de bepalingen in artikel 4.3.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Gebruik woning als recreatiewoning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan dat de woning inclusief bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt gebruikt als vakantie-/recreatiewoning, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • het gebruik als vakantie-/recreatiewoning is toegestaan gedurende maximaal 180 dagen per jaar;
  • de bepalingen in artikel 4.3.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing.
4.5 Landschappelijke inpassing

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 4.2.5 voor het treffen van andere landschapsmaatregelen dan opgenomen in Bijlage 1 Erfinrichtingsschets, met hierbij in achtnemend tenminste de volgende voorwaarden:

  • de landschapsmaatregelen moeten minimaal gelijk zijn aan de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in van deze planregels;
  • de landschapsmaatregelen moeten minimaal gelijk zijn aan het beschermingsniveau van de landschappelijke waarden zoals opgenomen in van deze planregels;
  • de landschapsmaatregelen moeten binnen 12 maanden na het gereed komen van de bouw van het bijgebouw worden uitgevoerd en duurzaam in stand gehouden worden.

4.5.1 Toetsing belangenafweging

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning dient tenminste aan de volgende voorwaarden te worden getoetst:

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

4.5.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • Het niet nakomen van de aanleg van de landschapsmaatregelen conform de opgenomen Erfinrichtingsschets binnen 12 maanden na het gereed komen van de bouw van het bijgebouw;
  • Het niet nakomen van de duurzame instandhouding van het landschap na de aanleg van de landschapsmaatregelen conform de opgenomen Erfinrichtingsschets.

Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachting 1

Voor de toepassing van dit artikel wordt verwezen naar Artikel 23 van het bestemmingsplan 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk'

Artikel 6 Waarde - Archeologische verwachting 3

Voor de toepassing van dit artikel wordt verwezen naar Artikel 25 van het bestemmingsplan 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk'

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verwezen naar Hoofdstuk 3 van het bestemmingsplan 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk'

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 overgangsrecht bouwwerken
7.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot ,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
7.1.2

Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 7.1.1 met maximaal 10%.

7.1.3

Artikel 7.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

7.2 overgangsrecht gebruik
7.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

7.2.2

Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 7.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

7.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 7.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

7.2.4

Artikel 7.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Dit wijzigingsplan kan worden aangehaald als wijzigingsplan Schaapsweg 12-14 van de gemeente Winterswijk.

Aldus vastgesteld [datum/jaar],