direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Vredenseweg 158 - 166
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.WP1704BGVREDENSEWG-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit initiatief bestaat uit drie verzoeken die zien op de eigendommen en/of belangen van meerdere eigenaren van de Vredenseweg nummer 158 tot en met nummer 166. Het eerste verzoek betreft een wijziging van de bestemmingsgrenzen van drie aaneengrenzende bestemmingsvlakken waarop de woningen zijn gelegen. Hierdoor worden de bestemmingsgrenzen in overeenstemming gebracht met de kadastrale begrenzing van de percelen. Het tweede verzoek betreft formele splitsing van de woningen Vredenseweg 164 - 166. Het derde verzoek een verlegging van een deel van de bestaande zandweg (Pasweg) die langs de woningen loopt. De percelen die het plangebied betreffen zijn kadastraal bekend onder, sectie B, nummers 6896, 6101, 6102, 6103, 6181, 6180, 7009, 7010, 7011, 7012 van de gemeente Winterswijk.

In het geldende bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk" bestaat het plangebied uit drie aaneengrenzende bestemmingsvlakken met de bestemming 'Wonen'. Naast de splitsing van twee woningen, is de aanpassing van de bestemmingsgrenzen is benodigd ten behoeve van het verleggen van de naastgelegen Pasweg. Het bestemmingsplan bevat een afwijkingsbevoegdheid (art. 18.4.1) waardoor woningsplitsing onder voorwaarden kan worden toegestaan. Tevens is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om de plaats, ligging en of afmetingen van de bestemmingsgrenzen te wijzigen onder art. 35.1 van het geldend bestemmingsplan. Hiermee wordt het mogelijk om de Pasweg te verleggen en de vorm en grootte van de bestemmingsvlakken met de bestemming 'Wonen' aan te passen. Voorliggend wijzigingsplan maakt de beoogde wijziging en splitsing planologisch-juridisch mogelijk; dat wil zeggen het regelt wat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied Vredenseweg 158 - 166 ligt in het buitengebied van de gemeente Winterswijk, op circa 2,5 km ten noordwesten van de kern Winterswijk. Op onderstaande afbeelding is de locatie met een blauw kruis weergegeven. Op de daarop volgende afbeelding is het plangebied bij benadering weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1704BGVREDENSEWG-OW01_0001.png"

Ligging perceel ten opzichte van de kern Winterswijk

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1704BGVREDENSEWG-OW01_0002.png"

Plangebied bij benadering

1.3 Opbouw wijzigingsplan

Het wijzigingsplan 'Vredenseweg 158 - 166' bestaat uit één verbeelding, regels en een toelichting. Van deze drie
onderdelen vormen de digitale verbeelding met planIDN NL.IMRO.0294.WP1704BGVREDENSEWG-OW01 en de regels het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan.


Op de verbeelding zijn de bestemmingen gevisualiseerd. De regels geven weer wat de gebruiksmogelijkheden van de gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en op te richten bebouwing is. De toelichting heeft hierbij weliswaar geen bindende werking, maar bevat wel de ruimtelijke onderbouwing van het wijzigingsplan. Het is daarmee de onderbouwing van de keuzes die zijn gemaakt voor de verbeelding en de
regels.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het gebiedsprofiel, de huidige situatie op het perceel en de planopzet beschreven. Het gebiedsprofiel omvat een beschrijving van het gebied waarin het plangebied ligt, waarbij ruimtelijke en functionele aspecten van het gebied aan de orde komen. De planopzet omvat een omschrijving van het plan en waarvoor de wijziging van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk is.

In hoofdstuk 3 en 4 is het plan integraal beoordeeld. Hoofdstuk 3 bevat de toetsing aan het relevante Rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 is een toetsing ten aanzien van de milieuhygiënische- en omgevingswaarden opgenomen. Tevens is in dit hoofdstuk de economische uitvoerbaarheid opgenomen. In hoofdstuk 5 en 6 is de wijze van uitvoering beschreven, respectievelijk de juridische planopzet en de procedure.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Gebiedsprofiel

De gemeente Winterswijk is onderdeel van het 'Nationaal Landschap' en kent naast een hoge cultuurhistorische waarde ook een bijzondere flora, fauna en bodemgesteldheid. Landschappelijk is het plangebied onderdeel van Winterswijk Henxel, een oud hoevelandschap. Algemene kenmerken van dit landschap zijn:

  • een grote mate van kleinschaligheid in de akkergebieden die door de beplanting nader geaccentueerd wordt;
  • de aanwezigheid van veel opgaande begroeiing in de vorm van erfbeplantingen, bossen en bosjes;
  • een reeds van nature aanwezig microreliëf, dat door de mens nader is geaccentueerd (de glooiende essen en steilranden);
  • de beekdalen;
  • de onregelmatige en vaak ook bochtige perceels- en kavelvormen;
  • op enkele plaatsen grote open essencomplexen.

De omgeving heeft een landelijke uitstraling en kent tegenwoordig een grotendeels gemengd gebruik van agrarische bedrijvigheid, natuur, wonen en recreatie.

2.2 Huidige situatie

Het plangebied betreft een bebouwingscluster van woningen met de daarbij behorende bijgebouwen aan de Vredenseweg met de huisnummers 158 tot en met 166. Een deel van de woningen is ontsloten via de Pasweg (een zandweg) die direct langs deze woningen loopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1704BGVREDENSEWG-OW01_0003.png"

Vogelvluchtperspectief plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1704BGVREDENSEWG-OW01_0004.png" Vooraanzicht plangebied

2.3 Planopzet

De gewenste ontwikkeling voorziet in een wijziging van 3 aaneengesloten bestemmingsvlakken met de bestemming 'Wonen'. De woningen Vredenseweg 164 - 166 worden gesplitst. De bestemmingsvlakken worden gewijzigd en vergroot. De Pasweg aan de zuidzijde wordt ongeveer 10 meter verlegd richting het zuidwesten. Het bestemmingsvlakken van de Vredenseweg 158, 160 en 162 worden verlengd aan de zuidzijde. Het bestemmingsvlak van de woningen 164 - 166 wordt verkleind aan de westzijde verkleind en vergroot aan de noordzijde. In de bestaande situatie is er sprake van een goede landschappelijke kwaliteit. Onderstaande afbeeldingen geven de huidige situatie en de nieuwe situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1704BGVREDENSEWG-OW01_0005.png"

Huidige situatie bestemmingsvlakken en kadastraal

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1704BGVREDENSEWG-OW01_0006.png"

Verlegging van weg

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1704BGVREDENSEWG-OW01_0007.png"

Nieuwe bestemmingssituatie

2.4 Geldend bestemmingsplan

De percelen aan de Vredenseweg 158 t/m 166 hebben in het geldende bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk" (vastgesteld 27 januari 2011) de bestemming 'Wonen'. De gronden in het plangebied hebben voorts de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1704BGVREDENSEWG-OW01_0008.png"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk (bron: ruimtelijkeplannen.nl)


Door toepassing van artikel 18.4.1 van het geldend bestemmingsplan is het mogelijk om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bestaande aantal woningen middels splitsing van één woning in twee woningen. Voor woningsplitsing moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • de te splitsen hoofdbouwmassa heeft een inhoud van meer dan 900 m3;
  • de bouwmassa wordt niet vergroot;
  • de kenmerkende vorm van het gebouw blijft gehandhaafd;
  • elke afzonderlijke woning moet na splitsing een minimale inhoud van 400 m3 hebben;
  • bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 300 m2 per bestemmingsvlak, met dien verstande dat het meerdere aan bijgebouwen en overkappingen wordt gesloopt, tenzij het karakteristieke bebouwing betreft;
  • zorggedragen dient te worden voor een streekeigen landschappelijke inpassing;
  • na splitsing is geen vergroting van de woningen toegestaan;
  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.


In artikel 35.1 van het bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk" is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders het bestemmingsplan kunnen wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Samengevat houdt de toetsing belangenafweging in dat geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de in de omgeving aanwezige functies en waarden en van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden. De uitvoering en verantwoording van deze toets is in de hoofdstukken 3, 4 en 6 vastgelegd. Hieruit komt naar voren dat geen sprake is van een onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De kaders van het rijksbeleid voor ruimtelijke ordening zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna. In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn). De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk "concurrerend, bereikbaar en leefbaar & veilig". Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De drie hoofddoelstellingen en 13 nationale belangen zijn:

Concurrerend 

Het nationaal beleid is gericht op vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd:

  • nationaal belang 1: een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • nationaal belang 2: ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • nationaal belang 3: ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • nationaal belang 4: efficiënt gebruik van de ondergrond.

Bereikbaar

Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd:

  • nationaal belang 5: een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor- en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • nationaal belang 6: betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor- en vaarweg;
  • nationaal belang 7: het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor- en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.

Leefbaar & veilig 

Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn:

  • nationaal belang 8: verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • nationaal belang 9: ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • nationaal belang 10: ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • nationaal belang 11: ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • nationaal belang 12: ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;

De rijksverantwoordelijkheid voor het systeem van goede ruimtelijke ordening is zonder hoofddoelstelling, als afzonderlijk belang opgenomen:

  • nationaal belang 13: zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Nieuw instrument in de toepassing van dit dertiende belang is de 'Ladder voor Duurzame verstedelijking'. Deze 'ladder' is in SVIR geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

3.1.2 Ladder duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat als een bestemmingsplan nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de toelichting moet voldoen aan de hieronder genoemde voorwaarden:

a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoef te binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;

c.indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Voordat de ladder voor duurzame verstedelijking (de ladder) wordt toegepast, moet een afweging plaatsvinden of het een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' betreft. De Bro heeft het begrip 'stedelijke ontwikkeling' als volgt gedefinieerd: “ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen”. In de Handreiking staat dat er geen ondergrens is bepaald voor wat een 'stedelijke ontwikkeling' is. Dit plan voorziet in splitsing van één woning in twee woningen en een wijziging en vergroting van het bestemmingsvlak wonen en bestemmingsvlak verkeer. Dit is geen stedelijk ontwikkeling volgens de definitie van het Bro. Een verantwoording in het kader van duurzame stedelijke ontwikkeling kan om die reden achterwege blijven

3.1.3 Toetsing aan het Rijksbeleid

In het kader van het SVIR is er geen sprake van nationaal belang bij of rechtstreekse doorwerking op het plangebied. De beoogde ontwikkeling is geen stedelijk ontwikkeling volgens de definitie van het Bro. Een verantwoording in het kader van duurzame stedelijke ontwikkeling kan om die reden achterwege blijven. In het Rijksbeleid is opgenomen dat de gemeente Winterswijk een "Nationaal Landschap" is. De nadere invulling van het beleid hieromtrent wordt overgelaten aan de Provincie. Het plan is niet in strijd met het geldende Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 heeft de provincie Gelderland de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie komt daarmee in de plaats van de Structuurvisie Gelderland uit 2005. Met de Omgevingsvisie kiest de provincie voor een gezamenlijke aanpak met gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en particulieren van de maatschappelijke opgaven voor de komende vijf à tien jaar. Hierbij staan twee hoofddoelen centraal:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Deze doelen versterken elkaar en kunnen niet los van elkaar gezien worden. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is meer dan een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. In deze Omgevingsvisie staat het 'fysieke' in de leefomgeving centraal. Tegelijk zit er een sterke 'sociale' component aan de opgaven voor sterke steden en een vitaal landelijk gebied.


Nadere invulling van de ambities

De provinciale hoofddoelen zijn in vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie, zijn zij in de Omgevingsvisie opgenomen onder 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en in samenwerking met partners. Voor de regio Achterhoek is bijzondere aandacht.

Regio Achterhoek

De regio Achterhoek heeft een duidelijk landschappelijk profiel en is 'bekend in Nederland'. De volgende kwaliteitsambities zijn van belang voor de regio Achterhoek:

  • gezamenlijk werken aan een economisch en sociaal vitaal buitengebied en zorgen voor leefbaarheid in de kernen;
  • aandacht voor ruimtelijke kwaliteit door verbetering van de landschappelijke kwaliteit én door verbetering van de leefbaarheid, de sociale cohesie op het platteland, de werkgelegenheid en het economisch bruto product van het platteland;
  • een agrarisch toekomstperspectief ontwikkelen met gebruikmaking van de gebiedsdynamiek onder voorwaarde van behoud van de ruimtelijke kwaliteit;
  • beheer en inrichting van het landschap meer integreren met activiteiten die baat hebben bij een mooi en goed onderhouden landschap (verdienlandschap);
  • verder ontwikkelen van een duurzame en innovatieve economie met aandacht voor de maakindustrie en gebruik van hernieuwbare energie;
  • streven naar een vitale leefomgeving, anticiperend op de krimp, met transitie van de woningvoorraad en afstemming van het voorzieningenniveau;
  • zorgen voor voldoende verplaatsingsmogelijkheden en verbindingen tussen de regio en omliggende gebieden en binnen de regio, met specifieke aandacht voor (OV-)bereikbaarheid en breedband. Ten aanzien van natuur en landschap streeft het provinciaal beleid naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en naar behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. De opgaven zijn:
    • 1. het behouden en mogelijk vergroten van de biodiversiteit (soortenrijkdom) in de natuur;
    • 2. het verbinden van de Gelderse natuur met natuurgebieden in aangrenzende provincies en Duitsland;
    • 3. het betrekken van de mensen in een gebied bij het beheer van hun natuur en landschap.

Gelderse Ladder

De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik legt de focus op het toevoegen van stedelijke functies binnen bestaand stedelijk gebied. De provincie wil nog onderzoeken of de ladder ook voor landelijke functies kan worden uitgewerkt. Voor de voorgestane ontwikkeling kan toetsing aan de ladder achterwege blijven.

Nationaal Landschap Winterswijk

Het plangebied is onderdeel van het Nationaal Landschap Winterswijk. De volgende kernkwaliteiten worden aan het Winterswijkse landschap toegekend:

  • 1. Kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen (oostelijke helft kleinschaliger dan westelijke helft);
  • 2. Rijk aan microreliëf (steilranden, essen en eenmansessen), een duidelijke terrasrand (westzijde);
  • 3. Meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing (elzen en essen) in halfopen landschap; overstromingsvlaktes in laagtes;
  • 4. Fraaie, open essen (opvallend groot op de plateaurand van Aalten tot Groenlo) en bijzondere broekgebieden;
  • 5. Historisch nederzettingspatroon, vervlochten in het landschap: oude boerderijplaatsen (zoals scholtenhoeven), vele gehuchten en grotere nederzettingen.

Voor het behoud van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Winterswijk is de Omgevingsverordening het juridisch vangnet in geval het provinciaal belang in het geding raakt.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 heeft de provincie Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen uit de Omgevingsvisie. Op grond van de verordening zijn kleinschalige ontwikkelingen mogelijk, indien is aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied in hun onderlinge samenhang bezien per saldo substantieel worden versterkt.

In de verordening is bepaald dat in een bestemmingsplan alleen activiteiten mogelijk zijn die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap behouden of versterken. In de uitvoeringsagenda van de Omgevingsvisie is het opstellen van een Gebiedenatlas opgenomen. In samenwerking met regio's, gemeenten en eventueel andere partners wordt in de komende periode de verschillende gebieden tegen het licht gehouden. Getoetst wordt of aanpassing van de beschrijving van kernkwaliteiten en/of de begrenzing van het Nationaal Landschap nodig is.

3.2.3 Toetsing aan het provinciaal beleid

Het bovengenoemde beleid ten aanzien van natuur en landschap is in grote lijnen een voortzetting van het provinciale beleid zoals verwoord in de Structuurvisie Gelderland 2005 en bijbehorende uitwerkingen. Dit beleid vindt rechtstreekse doorwerking in het bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk". Het bestemmingsplan geeft nadere regels omtrent de voorwaarden om mee te werken aan een initiatief, zie paragraaf 2.4.

Dit plan betreft een kleinschalige ontwikkeling, namelijk een splitsing van de woningen nrs. 164 - 166 en een wijziging van de bestemmingvlakken ten behoeve van de bestaande functies wonen en verkeer. Het plan is in overeenstemming met de provinciale doelstellingen en ambities.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Visie Buitengebied

De woonfunctie is altijd aanwezig geweest in het Winterswijkse cultuurlandschap. Er is echter een verschuiving waar te nemen in het type bewoner van het buitengebied: van boer naar burger. Deze verschuiving wordt onder andere veroorzaakt door de teruggang in de landbouw en de groeiende voorkeur voor landelijk wonen. Deze verschuiving heeft invloed op het gebruik en de beleving van het cultuurlandschap. Het buitengebied is daardoor niet langer alleen een ‘productieruimte’ voor de landbouw. Het is ook een woon-, werk- en recreatiegebied geworden. De gemeente Winterswijk streeft er naar de verschuivende functies van het buitengebied op elkaar af te stemmen. Het belang van de landbouw is hierbij nog steeds groot.

De functie wonen is van groot belang voor een leefbaar buitengebied. Een woning in het buitengebied is meer dan een gebouw. Het is een plek waar mensen wonen en vaak ook werken. Het is voor veel mensen een plek met betekenis en geschiedenis. Wonen en werken zijn beide een basis voor een leefbaar platteland. De woonfunctie is naast een economische drager ook een sociale drager. Daarom streeft de gemeente naar een divers woningaanbod in het buitengebied.

Behoud en ontwikkeling van het cultuurlandschap is een belangrijk uitgangspunt. Bestaande waarden worden daarbij beschermd, verloren waarden worden hersteld en nieuwe landschappelijke waarden worden gecreëerd. De praktische uitwerking is toegespitst op specifieke landschapstypen, zodat de bestaande diversiteit en afwisselingen in het landschap wordt gewaarborgd en verder verbeterd.

Bij het nemen van maatregelen of het opstellen van beleid is sprake van maatwerk, waar nodig op perceelsniveau. Per saldo dient bij een ontwikkeling de kwaliteit van het buitengebied (of een specifiek gebiedstype daarbinnen) behouden of versterkt te worden. Het behartigen van het landschappelijk belang gebeurt op twee manieren:

  • 1. beschermen van waardevolle elementen;
  • 2. ontwikkelen van nieuwe functies en/of nieuwe kwaliteitselementen.

Deze inspanning is gericht op behoud of versterking van het cultuurlandschap. Behouden alleen is echter niet genoeg. Het landschap is een dynamisch geheel dat ontstaat door de specifieke samenhang van de delen. Nieuwe ontwikkelingen zijn toegestaan, omdat zij een bijdrage aan het buitengebied leveren (landschap, economie, leefbaarheid, etc.).

Behoud en ontwikkeling van het agrarische cultuurlandschap is in het het bestemmingsplan (zie paragraaf 2.4) vertaald door het overgrote deel van het gebied, namelijk alle agrarische gronden zoals veldkavels (weilanden en akkers) en bouwvlakken (erven) waarop de bedrijfsbebouwing van agrarische bedrijven is gelegen, te bestemmen tot ‘agrarisch cultuurlandschap’. Benadrukt is dat naast het agrarisch gebruik, evenzeer de landschappelijke waarde van belang is die in belangrijke mate met dit gebruik samenhangt.

3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan

Op 4 november 2009 is het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) vastgesteld. Het LOP kan worden opgevat als een uitwerking van het Landschapsonderdeel van de Visie Buitengebied. Het LOP is de basis voor de uitvoering van landschapsprojecten en bevat het kader voor de invulling van het 'ja-mits' en 'nee- tenzij' beleid voor 'Waardevolle Landschappen' zoals verwoord in de Structuurvisie Gelderland 2005. De Structuurvisie is inmiddels vervangen door de Omgevingsvisie (zie paragraaf 3.2). Op termijn zal de provinciale ambitie ten aanzien van natuur en landschap worden uitgewerkt in een Gebiedenatlas. Dit is in wezen een actualisering van onder andere het LOP. Het voorliggende initiatief is getoetst aan het LOP.

De hoofddoelstelling van het LOP is het bewaren en bevorderen van de unieke landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden die Winterswijk heeft, om een bijdrage te leveren aan:

  • Versterking van de leefomgeving van bewoners en de waarborging van het cultureel erfgoed voor toekomstige generaties door functies op adequate wijze te situeren, te combineren en vorm te geven;
  • Stimulering van lokale en regionale alternatieven voor verbetering van het landschap, waarbij samenhang, identiteit, verscheidenheid en beleefbaarheid van het landschap worden versterkt;
  • Stimulering van particulieren en burgers in het uitvoeren van adequaat beheer van eigendommen, tot participatie in de beleidsuitvoering en tot het nemen van initiatieven als invulling van de eigen verantwoordelijkheid voor het behoud en de versterking van de kwaliteit van de leefomgeving;
  • Vorming van een helder referentiekader voor de beoordeling van en het stellen van voorwaarden bij ruimtelijk relevante ingrepen vanuit de optiek van landschapskwaliteit.

In paragraaf 2.1 is een gebiedsprofiel van het plangebied beschreven. In het LOP is het plangebied onderdeel van het deelgebied "Henxel". Dit is een oud hoevelandschap met een concentratie van oude landgoederen. Mede hierdoor is een belangrijk deel van de oude structuur behouden gebleven. Dit heeft ertoe bijgedragen dat de natuurwaarden in het gebied hoog zijn. Tevens kent het gebied een grote cultuurhistorische en landschappelijke waarde. Net als de Visie Buitengebied zijn de kernkwaliteiten uit het LOP vertaald in het bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk".

3.3.3 Woningbouwbeleid

De gemeente Winterswijk voert een stringent beleid als het gaat om de toevoeging van nieuwe woningen. Het aantal nieuwe woningen dat in de gemeente kan worden gerealiseerd is daarbij gelimiteerd. Dit is mede gebaseerd op afspraken die zijn gemaakt tussen de gemeenten in de Regio Achterhoek. Het doel van dit beleid is te voorkomen dat er meer woningen gebouwd worden dan er behoefte is. Met andere woorden, met dit beleid wil de gemeente voorkomen dat er woningen leeg komen te staan.

In dit plan wordt het pand met het adres Vredenseweg 164-166 formeel gesplitst in twee woningen als het gaat om het bestemmingsplan. Het pand is reeds eerder op basis van een door de gemeente verleende bouwvergunning geschikt gemaakt voor dubbele bewoning (een zogenaamde tussendeur-constructie). In de Basis Administratie Adressen en Gebouwen (kortweg BAG genoemd) is het pand ook al aangeduid als twee wooneenheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1704BGVREDENSEWG-OW01_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1704BGVREDENSEWG-OW01_0010.png"

Informatie over het te splitsen pand in de BAG Uitsnede uit de verleende bouwvergunning voor dubbele bewoning

In het gemeentelijke woningbouwbeleid (en de onderliggende regionale afspraken) is vastgelegd dat het splitsen van een dergelijke situatie in de zin van het bestemmingsplan niet gezien wordt als de toevoeging van een nieuwe woning in de zin van het woningbouwbeleid. Om die reden past dit verzoek dan ook binnen de kaders van het gemeentelijke woningbouwbeleid.

3.3.4 Toetsing aan het gemeentelijk beleid

Dit plan betreft een kleinschalige ontwikkeling, de woningsplitsing en het aanpassen van de bestemmingvlakken wonen en verkeer leiden niet tot een onevenredige aantasting van de aanwezige natuur- en landschappelijke waarden in het gebied. Gelet op de aanwezige (kwaliteit van) waarden is er geen noodzaak tot aanvullende landschappelijke inpassing. Ook past het plan binnen het gemeentelijke woningbouwbeleid. De met dit wijzigingsplan voorgestane ontwikkeling is in overeenstemming met de ambities en doelstellingen van het gemeentelijk beleid.

 

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Milieu

4.1.1 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen de beoogde woonfunctie en omliggende functies is de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' uit 2009 geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor zowel het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen. Hinderaspecten voor een ruimtelijke ontwikkeling kunnen zijn geur, stof, geluid en gevaar, waarbij geldt dat de grootste afstand maatgevend is. Het kan zo zijn dat specifieke wet- en regelgeving andere afstanden voorschrijft. Deze gaan dan voor de afstanden uit de VNG-publicatie. Voor het aspect geur geldt in principe de toetsing aan de Wet geurhinder en veehouderij, zie paragraaf 4.1.2.

Het plangebied ligt in het buitengebied van Winterswijk en voorziet in een woningsplitsing en kleinschalige wijziging van de bestemmingsvlakken wonen en verkeer. Concreet worden de drie bestemmingsvlakken vergroot aan de zuidwest zijde, verkleind aan de zuidoost zijde en vergroot aan de noordzijde. De Pasweg die bestemming verkeer bevat wordt 6 meter richting het zuidwesten verlegd. Het dichtstbijzijnde bedrijf, een wijngaard is gelegen op circa 30 meter afstand. Op basis van richtafstandenlijst is voor dit type bedrijf wat valt onder 'akkerbouw' de grootste richtafstand 30 meter voor geluid. De beoogde ontwikkeling op het perceel ligt precies op de van toepassing zijnde richtafstand, de woonfunctie en omliggende functie belemmeren elkaar zodoende niet. Het aspect milieuzonering is geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.1.2 Geur

In het kader van dit wijzigingsplan is de wet Geurhinder en Veehouderij (Wgv) niet van belang. De Wgv bevat grenswaarden en afstanden voor geurbelasting vanwege dierenverblijven van veehouderijen en stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in categorieën. Bij het dichtstbijzijnde bedrijf worden geen bedrijfsmatige dieren gehouden. Dit beinvloed de woningsplitsing en wijziging van het bestemmingsvlak wonen en verkeer niet en vice versa. Er zijn vanuit het aspect geur geen belemmeringen voor de uitvoering van dit plan.

4.1.3 Bodem

Voor nieuwe functies dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik. Aan de hand van beschikbare bodeminformatie of het feitelijk uitvoeren van bodemonderzoek wordt vastgesteld of de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige bestemming. Mocht de bodemkwaliteit niet geschikt blijken, dan moet aangetoond worden dat de noodzakelijke (sanerings)maatregelen financieel haalbaar zijn.

Het plan omvat het splitsen van een woning en wijzigen van het bestemmingsvlak wonen en verkeer. Het plan voorziet niet in een nieuwe functie. De bodemkwaliteit ter plaatse van nr. 162 eerder met een bodemonderzoek vastgesteld, waarbij is geconcludeerd dat het perceel voldoende is onderzocht. Voor de andere huisnummers is niet bekend of er bodemverontreinigingen aanwezig zijn. Hiervoor is een vooradvies bij de Omgevingsdienst Achterhoek opgevraagd. Mochten er grondwerkzaamheden in de toekomst plaatsvinden, dient de bodem nader te worden onderzocht.

Het perceel is op het provinciale georegister tevens als ''asbestverdacht'' aangemerkt, omdat mogelijk sprake is van erosie van asbesthoudend bouwmateriaal (bijvoorbeeld dakbedekking) of een erfverharding bestaande uit puin-/sloopafval. Voor toekomstige uitvoering van werkzaamheden zoals bouwen en/of landschappelijke aanpassingen geldt dat: wanneer asbestverdacht materiaal op of in de bodem wordt aangetroffen of anderszins zintuiglijke afwijkingen worden waargenomen, dient het werk direct gestaakt te worden en de gemeente te worden geïnformeerd.

Tevens wordt geadviseerd dat wanneer de eigenaren van plan zijn om meer ruimtelijke ontwikkelingen door te voeren of het perceel te willen verkopen, het raadzaam is om bodemonderzoek uit te breiden naar de verdenkingen buiten het perceelgedeelte 162. Met de adviezen in overweging nemend is vormt het aspect bodem voor de wijziging van het bestemmingsvlak geen belemmering.

4.1.4 Lucht

De Wet milieubeheer biedt het kader om te toetsen aan luchtkwaliteitseisen. Een uitzondering op deze verplichting om de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen op de luchtkwaliteit mee te wegen, vormen bepaalde typen projecten die niet in betekende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. Het begrip NIBM is uitgewerkt in het "Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)", en de bijbehorende "Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)". Een plan draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging wanneer aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de "3% grenswaarde" niet wordt overschreden. De Regeling NIBM is in dit plan niet van toepassing omdat de ruimtelijke procedure voorziet in een ondergeschikte wijziging van de functie en niet in de bouw van nieuwe woningen of kantoren, of een andere ontwikkeling die in de lijst van categorieën valt. Overigens bevinden de achtergrondconcentraties aan stikstofdioxide en fijn stof in dit gebied zich ruimschoots onder de grenswaarden (Wet luchtkwaliteit). Het aspect luchtkwaliteit belemmert de uitvoering van het plan niet. Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit in het kader van genoemde besluiten is niet noodzakelijk.

4.1.5 Geluid

De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):

  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    • 1. een verzorgingstehuis;
    • 2. een psychiatrische inrichting;
    • 3. een kinderdagverblijf.

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wgh worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. De Wgh stelt dat in principe de geluidsbelasting op geluidsgevoelige ruimten niet de 48 dB mag overschrijden. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.

Feitelijk wijzigt de situatie niet, in de zin van de Wgh voorziet dit plan niet in een nieuw geluidgevoelig object. In de nabijheid van het plangebied is geen spoorweg of industrieterrein gelegen. Het perceel ligt aan een onverharde weg met beperkt verkeer, de Pasweg. De Pasweg wordt door de wijziging verlegt en komt verder van de bestaande woningen af te liggen. Aangenomen is dat de grenswaarde uit het gemeentelijk beleid niet overschreden wordt. Een akoestisch onderzoek in het kader van de Wgh is niet noodzakelijk, het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.1.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft risico’s met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transport (weg, spoor, water en buisleiding) in relatie tot de (bebouwde) omgeving. Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans om te overlijden op een bepaalde plaats ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit.Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting.


Verder gaat Externe veiligheid in op verschillende besluiten: het Besluit en Regeling externe veiligheid inrichtingen en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit en Regeling externe veiligheid transportroutes, het Besluit risico's zware ongevallen, het vuurwerkbesluit, Circulaire ontplofbare stoffen voor civiel gebruik, het besluit ruimte en het activiteitenbesluit.

Voor voorliggend plan is met name het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van belang. Het Bevb geeft veiligheidsafstanden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen aan. De normstelling is in lijn met het Bevi. De risicoafstanden en de manier van risicoberekening staan net als bij het Bevi in een regeling (Revb). In het plangebied zijn leidingen aanwezig voor gas, riool onder druk, riool vrijverval, water, middenspanning en laagspanning en datatransport. Voor deze leidingen is contact opgenomen met de netbeheerders en een klic-melding uitgevoerd. De netbeheerders hebben schriftelijk toestemming gegeven voor de plannen en er zijn afspraken gemaakt over het uitvoeren van de werkzaamheden. De leidingen kunnen blijven liggen zoals ze er nu liggen. Voor het functioneren en bereikbaarheid vna de leidingen verandert er dus feitelijk niets.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats op voldoende afstand van: bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen; wegen waarop vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Voor ondergrondse buisleidingen waarin vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt is een klic-melding gedaan en zijn er afspraken gemaakt met de netbeheerders. De risicocontouren van opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen vormen geen belemmering voor de aangevraagde ontwikkeling. Ook het woon- en leefklimaat is hierbij niet in het geding. Voor de planologische procedure levert dit dus geen problemen op. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor de uitvoering van het plan.

4.2 Water

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen. Het Waterschap Rijn en IJssel laat in het Waterbeheerplan 2016-2021 zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten het waterschap in de samenwerking met haar partners wil leggen. Vanuit die omgevingsverkenning wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor de primaire taakgebieden:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.

Voor het taakgebied Veiligheid water is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het taakgebied Voldoende water is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren". Voor Schoon water is het uitgangspunt “stand still - step forward”. Essentieel is het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem met als einddoel een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Partnerschappen met gemeenten en andere partijen zorgen voor een effectieve en efficiënte (afval)waterketen. Door optimalisatie van de behandeling van afvalwater wordt een bijdrage geleverd aan een goede volksgezondheid en een schoon watersysteem. Het terugwinnen van energie en grondstoffen uit afvalwater draagt bij aan een meer circulaire economie.

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Het plan betreft het wijzigen van de grenzen van bestemmingsvlakken, het verleggen van een zandweg en de formele splitsing van een woning. Van deze drie onderdelen van het plan heeft alleen het verleggen van de weg een feitelijk gevolg. De andere twee onderdelen van het plan hebben alleen gevolgen voor de juridisch-planologische situatie. Het verleggen van de weg heeft geen significante invloed op de waterhuishoudkindige situatie in het plangebied. Het huishoudelijk afvalwater van de bestaande woning is aangesloten op het gemeentelijk drukrioleringssysteem (P341). De capaciteit van dit riool is voldoende voor de afvoer van het afvalwater. Het aspect water vormt dan ook geen belemmering voor dit initiatief.

4.3 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorie kan worden gedefinieerd als: "Sporen, objecten en patronen/structuren die zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie en ontwikkeling" (Nota Belvedère, 1999). Cultuurhistorische waarden zijn daarom verbonden aan landschappelijke kwaliteiten, archeologie en bouwkundige monumenten. De landschappelijke waarden zijn in paragraaf 2.1 aan bod gekomen, bouwkundige monumenten zijn in het plangebied niet aanwezig. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

De bescherming van archeologisch erfgoed is wettelijk verankerd in de Erfgoedwet. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Erfgoedwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn. Om deze reden zijn alle gronden in Winterswijk geïnventariseerd en beoordeeld op mogelijk aanwezige archeologische relicten. Er worden 4 waarden onderscheiden, iedere categorie kent een eigen verwachting op vondsten, waarbij 1 de hoogste en 4 de laagste verwachtingswaarde is. Deze waardering is door middel van dubbelbestemmingen vertaald in het bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk".

Het plangebied heeft een archeologische verwachting - 3, hierbij geldt een onderzoeksplicht voor oppervlakten groter dan 100 m2. Er vindt in dit wijzigingsplan geen nieuwbouw of sloop plaats. Grondwerkzaamheden worden verricht voor het verleggen van de weg maar dit zal een oppervlakte kleiner dan 100 m2 bedragen. Voor dit wijzigingsplan geldt geen archeologische onderzoeksplicht. Het beschermingsregime zoals vastgelegd in het bovenaangehaalde bestemmingsplan blijft onverkort van toepassing. Het aspect cultuurhistorie en archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.4 Ecologie

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming gaat het om de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Soortenbescherming is geregeld in de Flora- en faunawet.

Gebiedsbescherming

Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn worden aangemerkt als speciale beschermingszones (Natura 2000 gebieden). Deze Eurpese richtlijnen zijn verankerd in de Wet natuurbescherming. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000 gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de provincies.

Natura 2000

Voor de beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er voor projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden. Het dichtsbijgelegen Natura 2000 gebied is gelegen op 2,9 km. De invloedsfeer van de voorgenomen wijziging is lokaal, de functie wijzigt niet. Er treedt geen negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van genoemd beschermd natuurgebied op.

Ecologische Hoofdstructuur

Provincies zijn verantwoordelijk voor de veiligstelling en ontwikkeling van de EHS in hun provincies, in het provinciaal beleid thans aangeduid met Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone. De EHS is een netwerk van grote en kleine natuurgebieden waarin de natuur (plant en dier) voorrang heeft en wordt beschermd. Daarmee wordt voorkomen dat natuurgebieden geïsoleerd komen te liggen en dieren en planten uitsterven en dat de natuurgebieden zo hun waarde verliezen. Het plangebied is niet gelegen in de Groene Ontwikkelingszone. Met de voorgenomen wijziging treedt geen negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS op. Nader onderzoek en/of een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet is niet noodzakelijk.

Soortenbescherming

Wat betreft de soortbescherming is ook de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van significant negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing worden gevraagd.het plan voorziet in een woningsplitsing en aanpassing van de bestemmingsvlakken wonen en verkeer. De gronden waarop het plangebied betrekking heeft zijn thans in gebruik als tuin of weiland en hebben, gelet op dit gebruik, naar verwachting geen bijzondere natuurwaarden. Voor mogelijk aanwezige beschermde soorten en functies zijn er voldoende uitwijkmogelijkheden, nader onderzoek en/of ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.

Er zijn op voorhand geen aanwijzingen dat de beoogde ontwikkeling conflicterend is met geldende wetgeving. De uitvoerbaarheid van het plan voor ecologie is daarmee aangetoond. Te allen tijde geldt de zorgplicht op grond van de Wet natuurbescherming.

4.5 Verkeer

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het effect van de beoogde ontwikkeling op de verkeersstructuur inzichtelijk te worden gemaakt. Het plan betreft een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan. De verkeersstroom ten behoeve van de Pasweg verbeterd door het verleggen van de weg. De Pasweg wordt met name gebruikt door auto's met dakkoffers en caravans. De verlegging zorgt ervoor dat deze voertuigen meer ruimte krijgen op weg. Het verkeer kan zonder extra verkeerskundige maatregelen worden afgewikkeld op de omliggende wegenstructuur. De woningen krijgen door de vergroting van de woonpercelen meer ruimte om te parkeren op eigen terrein. Het aspect verkeer belemmert de uitvoering van dit plan niet.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

Net als bij een bestemmingsplan dient bij de voorbereiding van een wijzigingsplan, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan.

Het voorliggende wijzigingsplan heeft voor de gemeente Winterswijk geen financiële consequenties, aangezien de plannen voor rekening en risico van de initiatiefnemer komen. In geval van planschade is een overeenkomst getekend waardoor eventuele planschadekosten op de initiatiefnemer verhaald kunnen worden.Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.

 

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

In paragraaf 1.3 is de opbouw van het wijzigingsplan opgenomen en in paragraaf 2.4 het juridisch kader. Het plan voorziet in een woningsplitsing, de wijziging in de begrenzing van de bestemming 'Wonen' en een een wijziging van de begrenzing van de bestemming 'Verkeer'. Dit is gevisualiseerd op de verbeelding behorende bij dit wijzigingsplan. Teneinde aan het plan de juiste en volledige waarden zoals vastgelegd in het bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk" toe te kennen, zijn deze ongewijzigd opgenomen.

Voor het overige zijn er geen bijzonderheden in dit wijzigingsplan. Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

 

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

De wijzigingsbevoegdheid is via het moederplan aan burgemeester en wethouders gegeven. Voor het opstellen van een wijzigingsplan geldt de uniforme voorbereidingsprocedure ex afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen 8 weken na afloop van de ter inzage legging een besluit moeten nemen. Daarna volgt beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Conform afdeling 3.4 Awb ligt het ontwerpwijzigingsplan gedurende 6 weken ter inzage. Belanghebbenden kunnen dan een zienswijze indienen op het plan. Na vaststelling door burgemeester en wethouders ligt het wijzigingsplan opnieuw 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het wijzigingsplan treedt in werking daags na afloop van de tervisielegging, als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het wijzigingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Verslag artikel 3.1.1 overleg

Dit wijzigingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de Inspectie Leefomgeving & Transport.

Dit wijzigingsplan is in eerste instantie niet voorgelegd aan de provincie Gelderland. Bij brief van 22 oktober 2009 met kenmerk 2009-018420 van de provincie is bepaald dat indien het alleen een lokaal belang betreft, inzending van de stukken niet noodzakelijk is. Onderhavig wijzigingsplan voorziet in een kleinschalige ontwikkeling en betreft alleen een lokaal belang.

Dit wijzigingsplan wordt voorgelegd aan het waterschap Rijn en IJssel. Het wijzigingsplan voorziet in een kleinschalige ontwikkeling, maar door de ligging van buisleidingen kan het een gevolg hebben voor de waterhuishoudkundige situatie in het gebied. Zie voor een nadere onderbouwing de watertoets in paragraaf 4.2.

6.3 Verslag zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan is op dinsdag 16 mei gepubliceerd en zal vanaf woensdag 17 mei 2017 tot en met dinsdag 27 juni 2017 ter inzage liggen. In deze periode kunnen belanghebbenden ten aanzien van het ontwerpwijzigingsplan zienswijzen aan het college van burgemeester en wethouders van Winterswijk schriftelijk of mondeling kenbaar maken.