direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Winterswijk, Klandermansweg ong
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.WP2307BGKLNDMWGON-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend wijzigingsplan heeft betrekking op het perceel aan de Klandermansweg met de kadastrale aanduiding WTW00-V-925 in het buitengebied van de gemeente Winterswijk. Dit perceel is eigendom van ProRail. Tot voor kort bevond zich hier een onbewaakte spoorwegovergang. Het perceel zelf wordt gebruikt als agrarische grond. Inmiddels is deze onbewaakte spoorwegovergang opgeheven. ProRail heeft als doelstelling om haar gronden biodiverser in te richten en wil daarom de bestemming van het perceel wijzigen van 'Agrarisch - Cultuurlandschap' naar de bestemming 'Bos' of 'Natuur'. Dit voornemen kan mogelijk worden gemaakt door toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 35.2 van het geldende bestemmingsplan "integrale herziening buitengebied Winterswijk". Om gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid, zijn een aantal voorwaarden van toepassing. In voorliggend wijzigingsplan wordt aangetoond dat aan de voorwaarden behorende bij de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan en dat de gewenste ontwikkeling in overeenstemming is met 'een goede ruimtelijke ordening'.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft het agrarische perceel aan de Klandermansweg. Op de linkerzijde van afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de kern van Winterswijk weergegeven met een rode ster. Op de rechterzijde is de ligging van het plangebied ten opzichte van de directe omgeving weergegeven. Het plangebied is hierin indicatief weergegeven met een rode contour. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de bij dit wijzigingsplan behorende verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP2307BGKLNDMWGON-OW01_0001.png"  
Afbeelding 1.1: Ligging plangebied ten opzichte van de kern Winterswijk (links) en de directe omgeving (rechts) (Bron: PDOK, bewerkt)  

1.3 Geldend bestemmingsplan

1.3.1 Algemeen

Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan "integrale herziening buitengebied Winterswijk" en het "facetbestemmingsplan parkeren Winterswijk". Deze plannen zijn door de gemeenteraad van Winterswijk vastgesteld op respectievelijk 28 februari 2011 en 28 juni 2018. Het "facetbestemmingsplan parkeren Winterswijk" legt planologisch de parkeernormen in de gehele gemeente Winterswijk vast.

In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk" weergegeven. De rode contour geef het plangebied indicatief weer. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de bij dit wijzigingsplan behorende verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP2307BGKLNDMWGON-OW01_0002.png"  
Afbeelding 1.2: Verbeelding bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk" (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)  

1.3.2 Bestemmingen en aanduidingen

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de geldende bestemmingen en gebiedsaanduidingen.

Agrarisch - Cultuurlandschap

De voor 'Agrarisch - Cultuurlandschap' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Binnen deze bestemming mogen bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd. Door middel van de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' is bepaald dat in gebieden met deze aanduiding aanvullende regels gelden voor intensieve veehouderijen. Tevens geldt de gebiedsaanduiding 'geluidzone - spoor' waarmee de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidbelasting van de spoorweg wordt gewaarborgd. De gebiedsaanduiding 'ehs verwerving' bepaalt dat de gronden mede bestemd zijn voor het beschermen en ontwikkelen van landschappelijke en ecologische waarden.

Waarde - Archeologische verwachting 2, 3 en 4

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2', 'Waarde - Archeologische verwachting 3' en 'Waarde - Archeologische verwachting 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

1.3.3 Strijdigheid

De voorliggende ontwikkeling voorziet in het wijzigen van een agrarische bestemming naar een natuurbestemming. De voorgenomen wijziging kan mogelijk worden gemaakt op basis van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 35.2 van het bestemmingsplan "integrale herziening buitengebied Winterswijk". Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • a. er dient een inrichtings- en beheersvisie te worden opgesteld waarin de natuurontwikkeling dan wel de bosaanleg is uitgewerkt;
  • b. de aanleg van bos is niet toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
  • c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Voorliggend wijzigingsplan toont aan dat de voorliggende ontwikkeling in overeenstemming is met de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid en dat de ontwikkeling vanuit ruimtelijk oogpunt verantwoord is.

1.4 Leeswijzer

Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De toelichting is opgebouwd uit 6 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 het plan beschreven. In Hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan het beleidskader, waarna in Hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid van het plan wordt aangetoond aan de hand van relevante milieu- en omgevingsaspecten en de economische uitvoerbaarheid. In Hoofdstuk 5 volgt de wijze van bestemmen, waarin uiteen wordt gezet hoe het plan juridisch is vertaald naar de verbeelding en de regels. Tenslotte komen in Hoofdstuk 6 de resultaten van de procedure aan de orde.

Hoofdstuk 2 Het plan

Zoals in de aanleiding reeds is aangegeven, voorziet voorliggend wijzigingsplan in de bestemmingswijziging van een perceel in het buitengebied van de gemeente Winterswijk. In de volgende paragraaf wordt kort ingegaan op de huidige situatie. In paragraaf 2.2 wordt vervolgens ingegaan op de gewenste situatie.

2.1 Huidige situatie

Het perceel heeft momenteel de bestemming 'Agrarisch - Cultuurlandschap' en is sinds het jaar 1900 in gebruik als agrarisch perceel. Voorheen bevond zich aan de noordkant van het perceel een onbewaakte spoorwegovergang. Deze is inmiddels buiten gebruik. Op het perceel bevindt zich geen bebouwing.

De directe omgeving van het perceel kenmerkt zich voornamelijk door de aanwezigheid van agrarische cultuurgronden, natuur en bos. Aan de oostzijde wordt het perceel begrenst door de spoorlijn Winterswijk - Zevenaar. Ten westen van het perceel ligt een camping.

In afbeelding 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie van het perceel opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP2307BGKLNDMWGON-OW01_0003.png"  
Afbeelding 2.1: Luchtfoto planlocatie aan de Klandermansweg (Bron: PDOK)  

2.2 Planbeschrijving

Zoals in voorgaande paragraaf naar voren is gekomen, bestaat het plangebied uit agrarische grond. Het voornemen bestaat om het perceel biodiverser te maken. Daarvoor dient de bestemming te worden gewijzigd naar de bestemming 'Natuur'. Voor de ontwikkeling van het perceel naar natuur is een inrichtingsplan opgesteld. Het perceel zal worden omgevormd naar een heischraal grasland in combinatie met een klein bosje. De schrale zones zijn ook geschikt als afzetplek voor eitjes van de zandhagedis. Het grootste gedeelte van het perceel zal een kruiden- en faunarijk grasland worden, afgewisseld met struweel en een dennen-, eiken- en beukenbos. In afbeelding 2.2 is een plattegrond weergegeven van de gewenste ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP2307BGKLNDMWGON-OW01_0004.png"  
Afbeelding 2.2: Inrichtingsplan Klandermansweg (Bron: PAN)  

De voorgenomen bestemmingswijziging kan mogelijk worden gemaakt op basis van artikel 35.2 (wijzigingsbevoegdheid) van het bestemmingsplan "integrale herziening buitenwijk Winterswijk". Hierbij dient te worden aangetoond dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de bij deze wijzigingsbevoegdheid behorende voorwaarden. In paragraaf 3.2.2 wordt dit aangetoond.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk gaat in op het voor de ontwikkeling van belang zijnde beleid. Aangezien de voorliggende ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt op basis van een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in het bestemmingsplan "integrale herziening buitengebied Winterswijk", is er geen sprake van enige strijdigheid met belangen op rijksniveau. In de volgende paragrafen wordt de ontwikkeling daarom getoetst aan de "Omgevingsverordening Gelderland", de "Omgevingsvisie Buitengebied Winterswijk" en aan het bestemmingsplan "integrale herziening buitengebied Winterswijk".

3.1 Provinciaal beleid

3.1.1 Omgevingsvisie Gelderland

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland, vastgesteld op 19 december 2019 gaat over ‘Gaaf Gelderland’. ‘Gaaf’ is een woord met twee betekenissen. ‘Gaaf’ betekent ‘mooi’ en gaat over wat historisch en landschappelijk gezien heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard! Maar ‘Gaaf’ verwijst ook naar dat wat ‘cool’ en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard! Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in de Gelderse Omgevingsvisie. In de Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' is benoemd wat voor de provincie van waarde is en wat moet worden beschermd. Daarnaast geeft de provincie richting aan wat ze willen en ook moeten veranderen en ontwikkelen.

In de visie staan de volgende begrippen centraal: gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Met gezond en veilig worden een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna gestimuleerd. Daarmee bereidt de provincie zich voor op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. Om deze doelen te bereiken moet met name aandacht worden besteed aan verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

Met schoon en welvarend worden een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen gestimuleerd. Daarmee bereidt de provincie zich voor op het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. Om deze doelen te bereiken moet met name aandacht worden besteed aan het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

Planspecifiek

Het plangebied is in de provinciale omgevingsvisie aangeduid als 'Groene ontwikkelingszone'. In de volgende paragraaf wordt het voornemen getoetst aan artikel 2.52 van de provinciale omgevingsverordening. Daar wordt aangetoond dat voorliggend initiatief geen negatieve invloed heeft op de 'Groene Ontwikkelingszone'. Het voornemen is in overeenstemming met de Omgevingsvisie Gelderland.

3.1.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 heeft de provincie Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen uit de Omgevingsvisie. Vanuit de Omgevingsverordening Gelderland is artikel 2.52 'beschermen Groene ontwikkelingszone' van belang.

Artikel 2.52 (beschermen Groene ontwikkelingszone)

  • 1. Voor zover een bestemmingsplan van toepassing is op locaties binnen de Groene ontwikkelingszone, laat het een nieuwe activiteit of ontwikkeling alleen toe als uit onderzoek blijkt dat:
  • a. de kernkwaliteiten of ontwikkelingsdoelen, genoemd in bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone, per saldo en naar rato van de ingreep worden versterkt; en
  • b. de samenhang niet verloren gaat.
  • 2. Gedeputeerde Staten stellen regels vast om de versterking uit te werken.

Planspecifiek

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt een agrarisch perceel dat deel uitmaakt van de Groene ontwikkelingszone herbestemd naar een natuurbestemming. Het plangebied maakt volgens de bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone deel uit van deelgebied nummer 16. Eén van de ontwikkelingsdoelen van dit deelgebied is de ontwikkeling van heischrale graslanden. Ook is het ontwikkelen van biotopen voor reptielen en amfibieën een ontwikkelingsdoel. Voor het plangebied is een inrichtingsplan opgesteld. Hierbij is gekozen voor een inrichting van het plangebied die aansluit bij de omgeving en die bijdraagt aan de ontwikkelingsdoelen. In het inrichtingsplan is aangegeven dat het plangebied omgevormd zal worden naar heideschraal grasland. Dit gebied is tevens geschikt voor het uitzetten van eitjes van de zandhagedis. Hiermee is sprake van een aanzienlijke verbetering van de biodiversiteit. Met de voorgenomen ontwikkeling zal tevens de samenhang niet verloren gaan. Er zal juist sprake zijn van een toename van samenhang, aangezien er met de voorgenomen ontwikkeling natuur wordt gerealiseerd.

Met dit wijzigingsplan wordt tevens rekening gehouden met het actuele provinciale beleid, door de aanduiding 'ehs verwerving' in het wijzigingsplan te vervangen door 'overige zone - Groene Ontwikkelingszone'.

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Buitengebied Winterswijk

De Omgevingsvisie Buitengebied Winterswijk is een integrale visie voor de fysieke leefomgeving van het buitengebied van de gemeente Winterswijk. De visie bevat de strategische hoofdkeuzen van het beleid voor de lange termijn. De visie heeft twee functies. Het is het afwegingskader als een initiatief bij de gemeente wordt ingediend dat niet in het geldende bestemmingsplan in het buitengebied past en als de gemeente overweegt om van de regels in het bestemmingsplan af te wijken. Daarnaast is de omgevingsvisie het inhoudelijk kader voor de opvolger van het bestemmingsplan "integrale herziening buitengebied Winterswijk", het omgevingsplan. Het omgevingsplan komt enkele jaren na de vaststelling van de omgevingsvisie Buitengebied Winterswijk.

In de omgevingsvisie worden de volgende kwaliteiten beschouwd als kernkwaliteiten van het buitengebied:

  • 1. De bijzondere geologische en aardkundige kenmerken.
  • 2. De bijzondere en hoge kwaliteit van het cultuurlandschap, ontstaan door menselijk gebruik in het verleden.
  • 3. Ecologische waarden en milieukwaliteit, die zijn ontstaan als gevolg van de opbouw van het landschap.
  • 4. De leefbaarheid in het landelijk gebied die er is als gevolg van de sociale samenhang.
  • 5. Het economisch functioneren van het landelijk gebied, die bijdraagt aan de binding van inwoners aan het gebied en in veel gevallen een (financiële) drager is van de bijzondere kenmerken van het landschap.


Bovenstaande kwaliteiten zijn bepalend voor de identiteit van Winterswijk. En daarom worden in de visie keuzes gericht op:

  • 1. Het veiligstellen, behouden en bevorderen van die kwaliteiten bepalend zijn voor de identiteit van de gemeente.
  • 2. Het laten van ruimte voor initiatieven die aan die kwaliteiten bijdragen.


In de omgevingsvisie noemt de gemeente Winterswijk vier thema's om aan te werken. Voor de voorgenomen ontwikkeling is het thema 'Versterken en (onder)houden van het landschap' voornamelijk van belang.

Versterken en (onder)houden van het landschap

Om een authentiek en leefbaar landelijk gebied te borgen heeft de gemeente Winterswijk in de omgevingsvisie de visie op het platteland bepaald. De gemeente Winterswijk zet voor de komende jaren in op het versterken en (onder)houden van het landschap. De gemeente Winterswijk richt zich extra op het versterken van een aantal bijzondere kwaliteiten, zoals de biodiversiteit. Winterswijk streeft naar een hogere biodiversiteit van bestaande natuur en landschapselementen.

Planspecifiek

De voorliggende ontwikkeling voorziet in de bestemmingswijziging van een agrarisch perceel naar een perceel met de bestemming 'Natuur'. Momenteel wordt het perceel gebruikt voor agrarische doeleinden, dit betekent dat er niet veel sprake is van biodiversiteit. Door de omvorming van grasland naar een heischraal grasland in combinatie met een klein bosje, ontstaat er diversiteit in flora en fauna. Hiermee wordt bijgedragen aan de ambitie van de gemeente Winterswijk om de biodiversiteit in het buitengebied te vergroten.

Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de Omgevingsvisie Buitengebied Winterswijk.

3.2.2 Bestemmingsplan "Buitengebied Winterswijk"

Het vigerende bestemmingsplan "integrale herziening buitengebied Winterswijk" omvat de juridisch-planologische regeling van het buitengebied van de gemeente Winterswijk. Het bestemmingsplan biedt ontwikkelingsruimte aan bestaande functies en speelt daarnaast in op toekomstige of mogelijk gewenste ontwikkelingen. Deze ontwikkelingsmogelijkheden zijn onder andere opgenomen in afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden. Voorliggend wijzigingsplan voorziet in de toepassing van één van de wijzigingsbevoegdheden.

Op grond van artikel 35.2 hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid het bestemmingsplan te wijzigen in de vorm van het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming 'Bos' of 'Natuur', met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. er dient een inrichtings- en beheersvisie te worden opgesteld waarin de natuurontwikkeling dan wel de bosaanleg is uitgewerkt;
  • b. de aanleg van bos is niet toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
  • c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Planspecifiek - Toetsing van de ontwikkeling aan de wijzigingsbevoegdheid

  • a. Voor de ontwikkeling is een inrichtingsplan opgesteld. Hierbij is het landschap geanalyseerd en zijn meerdere inrichtingsplannen tegen elkaar afgewogen. Uiteindelijk is voor een inrichtingsplan gekozen waarbij het agrarische perceel wordt omgevormd tot een heischraal grasland in combinatie met een klein bosje. Ook worden er struwelen aangelegd en droge heide. Het grootste gedeelte van het perceel zal worden ingericht als een kruiden- en faunarijk grasland. Het volledige inrichtingsplan is opgenomen in Bijlage 1.
  • b. Op de gronden waarop dit wijzigingsplan toeziet is de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid' niet van toepassing.
  • c. In hoofdstuk 4 wordt de ontwikkeling getoetst aan de relevante milieu- en omgevingsaspecten. Hieruit blijkt dat er geen aantasting plaatsvindt van de ontwikkelingsmogelijkheden van in de nabijheid gelegen functies en waarden;
  • d. Uit de toetsing aan de relevante milieu- en omgevingsaspecten in hoofdstuk 4 blijkt dat de belangen van eigenaren en/of gebruikers van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
3.2.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Algemeen

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het wijzigingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een wijzigingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, het Besluit Milieueffectrapportage en water.

In voorliggend geval zijn de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur en het Besluit Milieueffectrapportage niet van belang. Dit vanwege het feit dat:

  • met de voorgenomen ontwikkeling geen nieuw geluidsgevoelig object mogelijk wordt gemaakt (geluid);
  • met de voorgenomen ontwikkeling natuur wordt gerealiseerd. Hier zullen geen mensen voor langere tijd verblijven, waardoor een bodemonderzoek niet benodigd is (bodem);
  • het project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. De voorgenomen ontwikkeling heeft daar juist een positieve invloed op. Agrarische grond maakt plaats voor natuur. Daarnaast wordt de ontwikkeling niet aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen' (luchtkwaliteit);
  • binnen het plangebied geen mensen voor langere tijd zullen verblijven. Er is dus geen sprake van een groepsrisico of een plaatsgebonden risico (externe veiligheid);
  • de voorgenomen ontwikkeling geen milieubelastende activiteit betreft. Tevens wordt er geen milieugevoelig object gerealiseerd (milieuzonering);
  • met de voorgenomen ontwikkeling geen geurgevoelig object wordt toegevoegd, dan wel een geurbelastende activiteit wordt toegevoegd en/of uitgebreid (geur);
  • met de voorgenomen ontwikkeling geen sprake is van een landinrichtingsproject als bedoeld in onderdeel D 9 van het Besluit m.e.r., aangezien de voorgenomen ontwikkeling met een oppervlakte van 1,3 hectare ver beneden de drempelwaarde van 125 hectare ligt.

De thema's cultuurhistorie en archeologie, ecologie, explosievenonderzoek en water behoeven in voorliggend geval wel een nadere toelichting. Hierna wordt op de desbetreffende thema's ingegaan.

4.2 Cultuurhistorie en archeologie

4.2.1 Algemeen

In elk bestemmingsplan of wijzigingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening worden gehouden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

4.2.2 Cultuurhistorie

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.

4.2.3 Archeologie

Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Erfgoedwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn. Om deze reden zijn alle gronden in Winterswijk geïnventariseerd en beoordeeld op mogelijk aanwezige archeologische relicten. Er worden 4 waarden onderscheiden, iedere categorie kent een eigen verwachting op vondsten, waarbij 1 de hoogste verwachtingswaarde is en 4 de laagste.

4.2.4 Planspecifiek

Cultuurhistorie

Het plangebied bevindt zich in het Nationaal Landschap. De effecten van ruimtelijke ontwikkelingen dienen daarom in beeld te worden gebracht. Tevens is op het perceel de bestemming 'Agrarisch - Cultuurlandschap' van toepassing. Met onderhavig plan wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van cultuurlandschap, omdat wordt voorzien in de functiewijziging van een agrarisch perceel naar een perceel met de bestemming natuur. Er vinden geen sloop- of kapwerkzaamheden plaats. De ontwikkeling heeft daarmee een positieve invloed op het Nationaal Landschap. Daarnaast bevinden zich op basis van de Atlas Leefomgeving in en om het plangebied geen monumenten.

Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling niet resulteert in een aantasting van cultuurhistorische waarden.

Archeologie

Het perceel is lange tijd in gebruik geweest als agrarische grond. Gedurende die tijd hebben op het perceel agrarische werkzaamheden plaatsgevonden, zoals ploegen. Dit heeft er toe geleid dat de natuurlijke bovenlaag van het perceel reeds verstoord is tot een diepte van 40 cm. Archeologisch onderzoek kan daarom achterwege blijven.

Ter bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden op een grotere diepte dan 40 cm, worden de geldende dubbelbestemming conform het bestemmingsplan 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk' overgenomen in voorliggend wijzigingsplan.

4.2.5 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de aspecten 'cultuurhistorie' en 'archeologie' geen belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.3 Flora en fauna

4.3.1 Algemeen

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

4.3.1.1 Gebiedsbescherming

De Wet natuurbescherming richt zich op de bescherming van gebieden. In de Wet natuurbescherming zijn Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden) beschermd.

Naast deze drie soorten gebieden is in het kader van de gebiedsbescherming het Natuurnetwerk Nederland van belang. In Gelderland betreft dit het Gelders Natuurnetwerk (GNN).

Dit is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones die tussen de natuurgebieden liggen. Het natuurnetwerk draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  • vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
  • verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
  • verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
4.3.1.2 Soortenbescherming

Voorts is in de Wet natuurbescherming de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren geregeld: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Onderzocht moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook voor het voorliggende plan, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden.

4.3.2 Situatie plangebied

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt binnen de Groene Ontwikkelingszone en direct naast het Gelders Natuur Netwerk. De voorloper van het GNN en het GO is de EHS (Ecologische hoofdstructuur). De geldende gebiedsaanduidingen 'ehs verweving' is om die reden gewijzigd naar de gebiedsaanduiding 'overige zone - Groene Ontwikkelingszone'. Met de realisatie van natuur binnen het plangebied, wordt bijgedragen aan de Groene Ontwikkelingszone en het Gelders Natuur Netwerk.

In afbeelding 4.2 is de ligging van het plangebied ten opzichte van het Natura 2000-gebied 'Korenburgerveen' weergegeven. Het plangebied is hierin aangeduid met de rode ster.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP2307BGKLNDMWGON-OW01_0005.png"  
Afbeelding 4.2: Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000 (Bron: AERIUS.nl)  


Het plangebied bevindt zich op circa 15 meter afstand van het Natura 2000-gebied "Bekendelle". Momenteel is het perceel in gebruik als agrarische grond en vindt er tevens bemesting plaats. De omvorming van het perceel van agrarische grond naar natuur zal dan ook leiden tot een afname van de stikstofdepositie, aangezien er als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling geen sprake meer zal zijn van bemesting. De ontwikkeling heeft daarmee juist een positieve invloed op de instandhoudingsdoellingen van Natura 2000.

Opgemerkt wordt dat de geldende gebiedsaanduiding 'ehs verweving' uit het geldende bestemmingsplan "integrale herziening buitengebied Winterswijk" wordt doorvertaald naar dit wijzigingsplan (gebiedsaanduiding 'overige zone - Groene Ontwikkelingszone'). Hiermee worden de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden juridisch geborgd.

Voorgenomen activiteiten leiden niet tot wettelijke consequenties in het kader van gebiedsbescherming.

Soortenbescherming

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een quickscan ecologie uitgevoerd binnen het plangebied. De quickscan is opgenomen in Bijlage 2.

Uit de quickscan blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling geen negatieve effecten heeft op grondgebonden zoogdieren, vleermuizen, vogels, reptielen, amfibieën, vissen en ongewervelden. Er zijn geen beschermde planten te verwachten in het plangebied.

Te allen tijde dient men de zorgplicht in acht te nemen. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moet worden voorkomen. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet.

Daarmee wordt geconcludeerd dat de voorliggende ontwikkeling geen negatieve effecten op beschermde soorten met zich meebrengt.

4.3.3 Conclusie

De in dit wijzigingsplan besloten ontwikkeling brengt geen negatieve effecten met zich mee op beschermde gebieden dan wel beschermde soorten. Het aspect 'flora en fauna' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.

4.4 Explosievenonderzoek

4.4.1 Algemeen

Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven (CE’s) uit conflictperioden in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers, granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Ook de omgeving rond het plangebied is hier verdacht op. Bij eventuele grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE’s).

4.4.2 Situatie plangebied

In voorliggend geval is door Barink Explosieven Opsporing een aanvullend vooronderzoek conventionele explosieven uitgevoerd. Het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 3.

In afbeelding 4.3 is te zien dat ter plaatse van het plangebied geen activiteiten hebben plaatsgevonden die aanleiding geven tot de verwachting dat ter plaatse sprake is van niet gesprongen explosieven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP2307BGKLNDMWGON-OW01_0006.png"  
Afbeelding 4.3: Uitsnede onderzoeksgebied explosievenonderzoek (Bron: BeoBOM)  

Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat het plangebied ligt in een onverdacht gebied. Werkzaamheden kunnen ter plaatse op reguliere wijze worden uitgevoerd.

4.4.3 Conclusie

Niet gesprongen explosieven vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.5 Verkeer

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie die hierdoor ontstaan.

Dit plan voorziet in het wijzigen van een agrarische bestemming naar een natuurbestemming. Daarmee is geen sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Als gevolg van de bestemmingswijziging zal er bovendien geen sprake meer zijn van landbouwverkeer.

Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat er vanuit verkeerskundig oogpunt geen bezwaren zijn tegen de in dit plan besloten ontwikkeling.

4.6 Water

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen. Het Waterschap Rijn en IJssel laat in het Waterbeheerprogramma 2022-2027 zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten het waterschap in de samenwerking met haar partners wil leggen. Vanuit die omgevingsverkenning wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2022-2027 beschreven voor de primaire taakgebieden:

  • het (grond)waterpeil te beheren;
  • rioolwater te zuiveren;
  • zorgen voor schoon water in beken, sloten en rivieren en
  • stevige dijken.

Voor het taakgebied Veiligheid water is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het taakgebied Voldoende water is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren". Voor Schoon water is het uitgangspunt “stand still - step forward”. Essentieel is het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem met als einddoel een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Partnerschappen met gemeenten en andere partijen zorgen voor een effectieve en efficiënte (afval)waterketen. Door optimalisatie van de behandeling van afvalwater wordt een bijdrage geleverd aan een goede volksgezondheid en een schoon watersysteem. Het terugwinnen van energie en grondstoffen uit afvalwater draagt bij aan een meer circulaire economie.

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Waterparagraaf

Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Planspecifiek

De initiatiefnemer heeft Waterschap Rijn en IJssel geïnformeerd over het onderhavige plan via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl). Hiermee is bepaald dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en/of de afvalwaterketen. Verder overleg met Waterschap Rijn en IJssel is niet nodig. Het waterschap geeft een positief wateradvies. Het watertoetsresultaat is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen.

4.7 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.


Planspecifiek

Het voorliggende plan heeft voor de gemeente Winterswijk geen financiële consequenties, aangezien de plannen voor rekening en risico van de initiatiefnemer komen. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk. In geval van planschade is een overeenkomst getekend waardoor eventuele planschadekosten op de initiatiefnemer verhaald kunnen worden. Het plan is daarmee economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

5.1 Algemeen

Het gemeentelijke wijzigingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het plan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • 1. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het wijzigingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • 2. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het wijzigingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).

Een wijzigingsplan regelt derhalve:

  • 1. het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

en een wijzigingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • 2. het bebouwen van de gronden;
  • 3. het verrichten van werken (aanleggen).

Het wijzigingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Erfgoedwet, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook van toepassing voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.

Opbouw van de regels

Het wijzigingsplan is conform de daaraan te stellen wettelijke eisen zoals vastgelegd in de Standaard voor Bestemmingsplannen 2012 opgesteld. De regels hebben een vaste opbouw en de hoofdstukken zijn als volgt verdeeld:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen.

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene bouw-, gebruiks-, aanduidings-, afwijkings-, wijzigings- en procedureregels en overige regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

5.2 Dit wijzigingsplan

De regels in dit wijzigingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen in de toelichting is beschreven. In deze paragraaf is als bedoeld in artikel 3.1.3. van het Besluit ruimtelijke ordening een beschrijving opgenomen van de bestemmingen die in het wijzigingsplan voorkomen.

Natuur

Het volledige agrarische perceel wordt middels dit wijzigingsplan omgezet naar de bestemming 'Natuur'. De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarden. Tevens is hier een voorwaardelijke verplichting voor de landschappelijke inpassing opgenomen, gekoppeld aan een aanduiding.

Dubbelbestemming  Waarde - Archeologische verwachting 2

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 3

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 4

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Gebiedsaanduiding overige zone - Groene Ontwikkelingszone

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Groene Ontwikkelingszone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen en ontwikkelen van landschappelijke en ecologische waarden.

Gebiedsaanduiding geluidzone - spoor

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - spoor' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidbelasting van de spoorweg.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht ligt het ontwerpwijzigingsplan gedurende 6 weken ter inzage. Belanghebbenden kunnen dan een zienswijze indienen op het plan. Na vaststelling door het college van burgemeester en wethouders ligt het wijzigingsplan opnieuw 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het wijzigingsplan treedt in werking daags na afloop van de tervisielegging, als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het wijzigingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Verslag artikel 3.1.1. Bro overleg

Bij de voorbereiding van een wijzigingsplan geldt dat overleg moet worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het gaat dan tenminste om de betrokken waterschappen en diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Dit wijzigingsplan wordt in eerste instantie niet voorgelegd aan het waterschap Rijn en IJssel. Uit de watertoets komt naar voren dat het plan geen waterhuishoudkundig belang treft. Er zijn geen aanvullende maatregelen of voorwaarden noodzakelijk. Zie voor een nadere onderbouwing de watertoets in paragraaf 4.6.

6.3 Verslag zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan wordt voor een termijn van zes weken ter inzage gelegen. Eventuele zienswijzen zullen in deze paragraaf worden verwerkt.