direct naar inhoud van 4.4 Uitbreiding niet-agrarische bedrijvigheid
Plan: GELDERESCHWEG 108
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1210BGGELDERE108-VA01

4.4 Uitbreiding niet-agrarische bedrijvigheid

Zoals in hoofdstuk 3 wordt weergegeven kan door toepassing van de regels opgenomen in het beleidsstuk "Uitbreiding van niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied van Winterswijk" (december 2010) meer uitbreiding worden toegestaan. Uiteraard is hier een aantal voorwaarden aan verbonden.

Ten aanzien van de uitbreiding van niet-agrarische bedrijvigheid zijn vier scenario’s mogelijk. De van toepassing zijnde scenario hangt af van de uitbreidingsvraag van de initiatiefnemer:

1. Scenario I: uitbreiding niet-agrarische bedrijvigheid binnen de maximale regionale norm, binnen vigerend bestemmingsvlak bedrijfs- of horecadoeleinden;

2. Scenario II: uitbreiding niet-agrarische bedrijvigheid buiten de maximale regionale norm, binnen vigerend bestemmingsvlak bedrijfs- of horecadoeleinden;

3. Scenario III: uitbreiding niet-agrarische bedrijvigheid binnen de maximale regionale norm, buiten vigerend bestemmingsvlak bedrijfs- of horecadoeleinden;

4. Scenario IV: uitbreiding niet-agrarische bedrijvigheid buiten de maximale regionale norm, buiten vigerend bestemmingsvlak bedrijfs- of horecadoeleinden.

Beoogde uitbreiding is geprojecteerd buiten de maximale norm, buiten het bouwvlak en de bestemmingsgrens. Door toepassing van scenario 4 kan, onder voorwaarden, beoogde uitbreiding evenwel toch worden toegestaan:

Scenario IV: uitbreiding niet-agrarische bedrijvigheid buiten de maximale regionale norm, buiten vigerend bestemmingsvlak bedrijfs- of horecadoeleinden.

De kwalitatieve normen uit scenario I zijn wederom ook bij dit scenario van kracht:

1. De mogelijkheden van bestaande agrarische bedrijven mag niet worden aangetast;

2. De in de omgeving aanwezige (agrarische) functies mogen niet worden geschaad;

3. De nieuwe activiteit mag niet leiden tot een onevenredige vergroting van verkeersaantrekkende werking;

4. Het geheel dient landschappelijk te worden ingepast (met streekeigen beplanting).

Inspiratiebron voor de landschappelijke inpassing zijn o.a. de volgende documenten:

- De cultuurhistorische atlas Winterswijk

- Brochure: ‘Kiezen voor een fraaie omgeving, streekeigen beplanting in het buitengebied’:

* Heide- en broekontginningenlandschap

* Boslandschap

* Essenlandschap

* Veenontginningenlandschap

5. Voor het parkeren dient op het bedrijfs- of horecaperceel een parkeerruimte te worden ingericht.

6. Er dient een verplaatsingsonderzoek te worden opgesteld.

Het verschil met scenario I is dat de uitbreiding van de niet-agrarische bedrijvigheid een vergroting van het bestemmingsvlak bedrijfs- of horecadoeleinden betekent. Ook worden de normen uit het regionale beleid overschreden. Hierdoor is het noodzakelijk om een bestemmingsplanherziening (Wro) plaats te laten vinden van het specifieke plangebied. Ook geldt hier dat maximaal een vergroting van 50% van het bestemmingsvlak bedrijfs- of horecadoeleinden mag plaatsvinden.

Met betrekking tot het verplaatsingsonderzoek (ad 6) kan het volgende worden opgemerkt.

In voorliggend geval is duidelijk dat er geen alternatieven zijn. Zo zou het bedrijf passen binnen de mogelijkheden van een regulier industrieterrein. Echter uit een financiële onderbouwing (verplaatsingsonderzoek) is gebleken dat bedrijfsverplaatsing de doodsteek voor het bedrijf zou betekenen. De enige oplossing is uitbreiding van het huidig bedrijf aan de Geldereschweg.

Bedoeld verplaatsingsonderzoek is, vanwege de gevoelige inhoud, niet in het bestemmingsplan opgenomen.

Beoogde uitbreiding voldoet voor het overige aan alle eisen. In de hoofdstuk 5, 6, 7 en 9 wordt een en ander verder toegelicht.