direct naar inhoud van Toelichting
Plan: recreatiegebied 't Hilgelo
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Ten noorden van de kern Winterswijk is recreatiegebied Hilgelo gelegen. Het gebied omvat een recreatieplas en een cluster aan dag- en verblijfsrecreatieve bedrijven, dat zowel een lokaal als regionaal verzorgingsgebied heeft. Sinds 2013 is Leisurelands eigenaar van het recreatiegebied en voornemens de recreatiemogelijkheden binnen het gebied op en om uit te bouwen en te versterken. Om richting te geven aan de toekomstige ontwikkeling van Hilgelo, heeft Leisurelands (destijds nog RGV genaamd) in mei 2015 een gebiedsvisie voor Hilgelo opgesteld. Vervolgens is in 2020 door FACET een voorbereidend onderzoek uitgevoerd naar de gewenste ontwikkelingen. Dit onderzoek is in 2023 uitgewerkt tot een beeldkwaliteitsplan.

De plannen voor het gebied hebben betrekking op verschillende deelgebieden die de centraal in het gebied gelegen waterplas omringen. Elk van deze gebieden hangt samen met specifieke ondernemers, recreatieconcepten en doelgroepen. Dit kenmerkt Hilgelo als recreatiegebied; een compacte bundeling van uiteenlopende vormen van recreatie. Het in goede banen leiden van deze bundeling én de ontwikkelingen daarbinnen, vraagt om een uitgebalanceerd ruimtelijk-juridisch kader. Dat is het doel van dit bestemmingsplan.

Aangezien de afzonderlijke ontwikkelingen zich in verschillende stadia van uitwerking en concreetheid bevinden, omvat dit bestemmingsplan (naast conserverende elementen) zowel rechtstreekse ontwikkeltitels als meer kaderstellende, nader uit te werken bestemmingsregels. Bij dit alles is het doel een toekomstbestendig recreatiegebied te ontwikkelen, dat recht doet aan zowel gebiedseigen kwaliteiten en de belangen van de afzonderlijke gebruikers van het gebied, als aan de ambities van Leisurelands, de gemeente Winterswijk en de afzonderlijke recreatiebedrijven.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied ligt ten noorden van de stedelijke kern van Winterswijk, in het buitengebied van de gelijknamige gemeente en beslaat een oppervlakte van ca. 72 ha. De waterplas, die een centrale functie inneemt in het recreatiegebied, is ca. 32 ha groot. Het recreatiegebied wordt ontsloten door de Waliënsestraat en Meddoseweg, die het plangebied aan de oostzijde begrenzen.

De bestaande recreatieterreinen behorend bij recreatieterreinen Den Möllenhof, Attractiepark Sevink Molen, Camping Sevink Molen, Camping Klompenmakerij Ten Hagen en Camping Hilgelomeer vallen niet binnen de begrenzing van dit bestemmingsplan. Dit vanwege het feit dat deze terreinen niet in eigendom verkeren bij, noch worden beheerd door initiatiefnemer Leisurelands. Niettemin worden in dit bestemmingsplan wel ontwikkelingen geaccommodeerd die aan deze bedrijven gekoppeld zijn. Deze ontwikkelingen worden nader toegelicht in Hoofdstuk 3 van deze toelichting.

De ontwikkelingen bij Attractiepark Sevink Molen zijn in deze toelichting wel beschreven om zo een compleet beeld te schetsen voor de toekomst van het ruimere gebied; het is de mogelijke ontwikkeling van Sevink Molen die daarom is meegenomen in de inrichtingsschets. Het maakt géén onderdeel uit van het bestemmingsplan, wordt dan ook niet meegenomen in de plankaart en de planregels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0001.png" Ligging van het recreatiegebied Hilgelo met begrenzing van het plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

1.3.1 Buitengebied Winterswijk

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Winterswijk' (vastgesteld op 28 februari 2011) is, met uitzondering van de kampeerterreinen, het geldend bestemmingsplan ter plekke van het plangebied. Binnen dit bestemmingsplan is voor het grootste gedeelte van het plangebied de bestemming 'Recreatie' opgenomen, met uitzondering van gronden aan de zuidwestzijde, waar voor een deel de bestemming 'Water' op het plangebied rust.

Naast deze enkelbestemmingen rusten er ook nog verschillende dubbelbestemmingen, functie- en gebiedsaanduidingen op het plangebied. Binnen het plangebied zijn met betrekking tot archeologie de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1', 'Waarde - Archeologische verwachting 2', 'Waarde - Archeologische verwachting 3' en 'Waarde - Archeologische verwachting 4' van toepassing binnen het plangebied. Daarnaast is voor het gehele plangebied de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zandwinning' opgenomen.

Overkoepelende gebiedsaanduidingen die het plangebied zijn de gebiedsaanduidingen raken zijn 'waardevol landschap' en 'natte natuur'. Verder zijn de (verouderde) gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'reconstructiezone - extensiveringsgebied' van toepassing.

1.3.2 Verblijfsrecreatieterreinen

Het bestemmingsplan 'Verblijfsrecreatieterreinen' (vastgesteld op 28 maart 2013) omvat alle verblijfsrecreatieterreinen binnen de gemeente Winterswijk, en is dus geldend op de gronden behorend bij de verblijfsrecreatieterreinen die tot Hilgelo gerekend kunnen worden. Dit zijn de gronden van camping en attractiepark Sevink Molen aan de noordzijde van de plas, en de gronden van campings Ten Hagen en Hilgelomeer ten zuiden van de plas. Ook Den Möllenhog, gelegen aan de Jonkersweg, direct ten westen van Hilgelo, valt onder dit bestemmingsplan.

Deze terreinen zijn grotendeels bestemd als "Recreatie"' waarbij een bestemmingssystematiek gehanteerd wordt waarbij het tweede deel van de bestemmingsnaam correspondeert met de naam van het park ("Recreatie - Sevink Mölle", "Recreatie - Ten Hagen", "Recreatie Hilgelomeer", "Recreatie - De Möllenhof"). Deze terreinen zijn bestemd ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie van verschillende vormgen van verblijfsrecreatie. Naast deze recreatiebestemmingen is er aan de randen van de campings sprake van de bestemming "Groen".

1.3.3 Facetbestemmingsplan Parkeren Winterswijk

Op 28 juni 2018 heeft de gemeente Winterswijk het 'Facetbestemmingsplan Parkeren Winterswijk' vastgesteld. De gemeente heeft dit bestemmingsplan opgesteld om regels voor parkeren toe te voegen in bestemmingsplannen en beheersverordeningen.

Het plangebied is gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - buitengebied'. Aan deze gebiedsaanduiding zijn regels gekoppeld. Voor het plangebied geldt het volgende ten aanzien van parkeren:

  • Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren en stallen van voertuigen.
  • Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • Burgemeester en wethouders passen deze parkeerregels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, voortkomend uit de Nota parkeernormen Winterswijk 2013 en de actualisatie van de Nota parkeernormen, de beleidsregel parkeernormen Winterswijk. De beleidsregel parkeernormen Winterswijk is weergegeven in bijlage 1.
  • Een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. De toename van de parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de beleidsregels. Indien gedurende de planperiode de beleidsregels wijzigen, dan gelden de gewijzigde regels.

Bij de concrete invulling van het plangebied is aandacht besteed aan de parkeersituatie ter plaatse. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 5.10 'Verkeer en parkeren'.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Ligging in breder perspectief

Recreatiegebied Hilgelo ligt in het noordelijk deel van het buitengebied van de gemeente Winterswijk. De regio Winterswijk wordt aan drie zijden (noorden, oosten en zuiden) begrensd door Duitsland. Winterswijk ligt op 20 km afstand van zowel de A18 aan de westzijde als de A31 aan de oostzijde (Duitsland) met verbindingen met Munsterland en het Ruhrgebied.

Het landschap rond Winterswijk heeft de status van Nationaal Landschap Winterswijk. Het landschap bestaat uit een rijke afwisseling van akkers en weiden, houtwallen en bossen, beekjes, schilderachtige Saksische boerderijtjes en statige scholtenboerderijen. Het biedt een bijzondere combinatie van rust, ruimte en natuurschoon. Het is vooral het Nationaal Landschap Winterswijk waar Winterswijk zich toeristisch mee onderscheidt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0002.png"

Ligging plangebied in breder perspectief

2.2 Historische ontwikkeling

Recreatiegebied Hilgelo is, net zoals andere plekken nabij infrastructurele en stedelijke ontwikkeling, een restant van zandwinning. Dit zand wordt gebruikt als vulzand voor verschillende projecten in de wegen- en woningbouw. Momenteel wordt er in het westelijk deel van de plas nog zand gewonnen.

De zandwinning bij Hilgelo is gestart in de jaren '60. Voor deze zandafgraving bestond het gebied uit agrarische percelen. De huidige structuur van de waterplas is te herkennen in de essenstructuur zoals deze voor de zandafgraving aanwezig was. Omdat verdere zandafgraving aan de oostzijde niet mogelijk was vanwege de bestaande infrastructuur van de Waliënsestraat en de Meddoseweg, heeft de zandwinning zich voornamelijk in westelijke richting ontwikkeld.

Hilgelo heeft in haar ruim 40-jarig bestaan een grote recreatieve en maatschappelijke waarde opgebouwd. Het gebied heeft een basis geboden voor verschillende vormen van dag- en verblijfsrecreatie in het gebied. Gaandeweg de tijd zijn er diverse recreatiebedrijven ontstaan rondom het meer (zie 2.4). In 2017 is hier met een beachclub een horecafunctie bij gekomen. De laatste jaren zijn de bezoekersaantallen bij Hilgelo sterk gestegen.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0003.png"

Historische ontwikkeling van de omgeving van Hilgelo (bron: TopoTijdreis)

2.3 Ruimtelijke structuur

Het landschap waarin het plangebied is gelegen kenmerkt zich door een kleinschalig, glooiend karakter, met oude essen, oude ontginningsgebieden en verschillende beekdalen. Het totale gebied heeft een grootte van ca. 72 ha en kenmerkt zich als een veelzijdig natuur- en recreatiegebied, ingebed in het omringende coulissenlandschap.

In de volgende paragrafen wordt de ruimtelijke structuur van het gebied beschreven, uitgesplitst over het infrastructurele netwerk en het groen-blauwe netwerk van het plangebied en haar omgeving.

2.3.1 Infrastructurele structuur

Het plangebied kent met de Waliënsestraat/Meddoseweg één belangrijke toegangsweg, die tevens de oostgrens vormt van het plangebied. De Meddoseweg vormt de toegangsweg voor zowel het dagrecreatieterrein, de beachclub als de noordelijk van de plas gelegen recreatiebedrijven. De Waliënsestraat/Meddoseweg is een doorgaande route in noord-zuidrichting, die de kernen van Meddo en Winterswijk met elkaar verbindt. Aan de zuidoostzijde van het plangebied splitst de Waliënsestraat zich af om het recreatiegebied als bestemmingsweg te ontsluiten richting de twee campings aan de zuidzijde van het plangebied.

Er is geen auto-toegankelijke wegenstructuur rondom het plangebied aanwezig, waardoor de westflank van het gebied minder goed toegankelijk is dan de oostflank. Aan de westflank is het gebied bereikbaar via de Jokersweg en het Kerkpad. Dit zijn echter halverharde wegen. Dit staat in een logisch verband tot de recreatieve gebruiksintensiteiten binnen het gebied, met een relatief intensief karakter aan de oostzijde en een luw karakter aan de westzijde van het gebied.

Wel is rondom de plas aan de westzijde een fietspad aangelegd. Deze scheiding in ontsluiting voor fiets en auto zorgt ervoor dat het gebied goed bereikbaar is met de fiets, maar enkel aan de oostzijde in zijn geheel ontsloten is voor autoverkeer. Nabij de hoofdontsluiting van het recreatiegebied zijn (onverharde) parkeervoorzieningen gerealiseerd ten behoeve van het dagrecreatieterrein. Naast deze parkeervoorzieningen beschikt het attractiepark over parkeervoorzieningen op eigen terrein.

2.3.2 Groen-blauwe structuur

Het grootste gedeelte van het plangebied bestaat uit de zandwinningsplas. Aan de oost- zuidoostzijde heeft de plas haar definitieve begrenzing bereikt en is de zandwinning afgerond. Aan de (zuid)westzijde vindt nog zandwinning plaats en als gevolg daarvan breidt de plas zich in deze richting nog uit. Het oevergebied aan de westzijde van de zandwinningsplas bestaat daarom voornamelijk uit onontwikkeld ruw grasland, met als doel om dit uiteindelijk bij het recreatiegebied te betrekken.

Het plangebied en haar omgeving laat zich kenmerken als een coulissenlandschap, afwisselend open en gesloten. Vooral aan de noord- en zuidzijde van het gebied is sprake van dichtere bossage. Aan de te ontwikkelen westzijde van het plangebied is juist sprake van meer open grasland met aan de achterzijde bomenrijen langs het fietspad dat het plangebied omsluit. Hiermee is de plangrens in zijn verschijningsvorm duidelijk afgebakend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0004.png"

Aanzicht van de waterplas binnen recreatiegebied Hilgelo

2.4 Functionele structuur

De ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied staan nauw met elkaar in verband, zoals beschreven in paragraaf 2.3. Waar sprake is van een clustering van functies (aan de noord- en zuidzijde van het plangebied) is sprake van ruimtelijke verdichting van het landschap. Daar waar juist sprake is van een meer functie-luwe structuur, heeft het landschap een meer open karakter.

In deze paragraaf wordt verder ingegaan op de huidige zonering van functies in relatie tot de recreatieve gebruiksvormen binnen het plangebied. In de huidige functionele structuur van Hilgelo kunnen de zandwinnningsplas en omliggende gronden grofweg in de volgende deelgebieden ingedeeld worden:

  • Noordoostzijde: intensieve dag- en verblijfsrecreatie;
  • Zuidoostzijde: verblijfsrecreatie;
  • Westzijde: extensief recreatie- en natuurgebied, agrarisch gebruik in afwachting van recreatieve ontwikkeling en reservering voor zandwinning.
2.4.1 Noordoostzijde

De noordoostzijde van het plangebied betreft de hoofdentree van het recreatiegebied. Aan de noordzijde van dit deelgebied is camping en attractiepark Sevink Molen gelegen. Dit zijn twee verschillende bedrijven, handelend onder één naam. De camping betreft een op zichzelf staand recreatiebedrijf met een divers aanbod, van chalets en stacaravans voor eigen gebruik en verhuur tot plekken voor toeristisch kamperen. De camping heeft een omvang van ca. 3,6 hectare en biedt plaats aan 125 verblijfseenheden. Het attractiepark ligt ten oosten van de camping en heeft een omvang van ca. 3,0 ha en biedt vooral ruimte voor dagrecreatie, zowel indoor als outdoor. Daarnaast verhuurt het bedrijf een groepsaccomodatie.

Ten zuiden van het attractiepark en de camping is het dagrecreatieterrein gelegen, dat de noordoostelijke oever van de plas bestrijkt. Dit terrein, inclusief parkeervoorzieningen en officiële zwemzones, biedt ruimte aan dagrecreatief gebruik, dat met name bij goed weer plaatsvindt. Dit gebruik bestaat hoofdzakelijk uit strandbezoek, evenementen en groepsactiviteiten. Aan zuidoostelijke zijde van het strand is beachclub MEER gelegen, een horecapaviljoen met terras en een steiger. Naast de primaire horecafunctie biedt beachclub MEER verschillende arrangementen voor activiteiten aan en op het water.

Naast deze strandfaciliteiten en de beachclub is ten zuiden van de beachclub een afgescheiden strandvoorziening, bedoeld als naaktstrand.

2.4.2 Zuidoostzijde

Aan de zuidoostzijde van het plangebied is er sprake van een clustering van verblijfsrecreatie. Hier zijn twee campings gevestigd: Camping Hilgelomeer en Camping annex Klompenmakerij ten Hagen. Camping Hilgelomeer is ca. 2,7 ha groot en biedt plaats aan 100 verblijfseenheden, variërend van jaarplaatsen tot plekken voor toeristisch kamperen. Camping Ten Hagen is ca. 2,6 ha groot en biedt plaats aan 83 verblijfseenheden. Hierbij gaat het om een combinatie van jaarplaatsen en plekken voor toeristisch kamperen. Daarnaast bevindt zich op het terrein nog een ambachtelijke klompenmakerij.

In tegenstelling tot de meer intensieve cluster aan de noordoostzijde van het plangebied, laten de campings zich aan de zuidoostzijde meer categoriseren als verblijfsrecreatie zonder al teveel voorzieninge voor vermaak. De setting van kamperen sluit hier vooral aan bij rustkamperen. Beide campings liggen bijzonder fraai aan het meer, waarbij zich een openbare wandelpromenade bevindt tussen de campings en het meer. Vanaf deze wandelpromenade ontstaan mooie doorzichten over het water, waardoor deze zone veel recreatieve en landschappelijke waarde heeft.

2.4.3 Westzijde

De westzijde laat zich, in tegenstelling tot de oostzijde van het plangebied, juist karakteriseren door haar (functie)luwe karakter. Dit heeft voornamelijk te maken met de zandwinning, die hier nog gaande is. De westzijde van het recreatiegebied is daarmee nu nog een deels een onontgonnen gebied. In aansluiting op de zuidzijde van het meer enerzijds èn op het fraaie, omringende landschap anderzijds ligt het hier voor de hand om in dit gebied de nadruk te leggen op een recreatieve ontwikkeling in combinatie met kwalitatief hoogwaardige natuurontwikkeling.

Hoofdstuk 3 Planvoornemen

Recreatiegebied Hilgelo wordt gekenschetst door een divers aantal recreatieve gebruiksvormen die rondom de plas aanwezig zijn. Dit leidt tot een zonering in deelgebieden, waarbinnen afzonderlijke functies en bedrijven hun domein hebben. Binnen elk van deze deelgebieden wordt continuering van de gebruiksfunctie beoogd, waarbij aanvullend ontwikkelings- en uitbreidingswensen bestaan.

Dit bestemmingsplan heeft tot doel een evenwichtig, toekomstgericht planologisch kader te schetsen, waarbinnen ook beoogde ontwikkelingen worden toegestaan. Daar waar ontwikkelingen voldoende concreet zijn om een volwaardige ruimtelijke afweging mogelijk te maken, leidt het bestemmingsplan tot een rechtstreekse 'bouwtitel'.

Voor het gebied is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Hieronder is een afbeelding van het totaalplan opgenomen. Hierbij moet de kanttekening geplaatst worden dat de locatie van recreatieterrein Den Möllenhof (westzijde plangebied) niet binnen het plangebied valt. Onder de afbeelding wordt de indeling van het gebied verder toegelicht per deelgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0005.png"

Totaalplan - Beeldkwaliteitsplan (Bron: 'Beeldkwaliteitsplan ontwikkeling Recreatiegebied Hilgelo', Facet 27-03-2023)

Op onderstaand kaartbeeld is het gebied weergegeven, met een indicatieve begrenzing in deelgebieden. Navolgend worden deze achtereenvolgens beschreven, waarbij per deelgebied wordt omschreven welke gebruiksfuncties en ontwikkelingen binnen dit bestemmingsplan worden toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0006.png"

Gebiedsgerichte uitwerking ontwikkelingsvisie (Bron: 'Voorbereidend onderzoek recreatiegebied Hilgelo', Facet 10-12-2020)

3.1 Deelgebied 1: Ontwikkeling stranden

Aan de noord- en oostzijde is de hoofdentree tot het gebied gelegen. Deze biedt toegang tot een centrale parkeergelegenheid, vanwaar uit het dagrecreatieterrein kan worden bereikt. Dit deelgebied vormt de basis voor intensieve dagrecreatie, horeca en evenementen.

Dit deelgebied wordt met name intensief gebruikt, wanneer het gedurende een aantal dagen mooi weer is. Buiten deze piekmomenten heeft het gebied een aanmerkelijk rustiger karakter. Voor meer evenwichtige exploitatie is een bredere spreiding van het gebruik in de tijd noodzakelijk. Hiertoe is het noodzakelijk om nieuw aanbod toe te voegen, zodat het gebied ook buiten de warme dagen aantrekkelijk is om te bezoeken. Gedacht kan worden aan mogelijkheden om te sporten in het gebied en dagactiviteiten in de winter, zoals bijvoorbeeld een tijdelijke kunstijsbaan.

Dit uit zich ook in de aanwezigheid van drie horeca-voorzieningen, waarvan twee bestaand en één nieuw te ontwikkelen, elk met een specifiek en onderscheidend karakter. Deze zijn op het bovenstaande kaartbeeld aangeduid als H1 t/m H3:

  • H1: Kiosk / Paviljoen
  • H2: Beachclub
  • H3: Ontbijt / lunch / koffiebar

Al decennia bevindt zich in het gebied de kiosk (H1). Deze wordt nu uitgebaat door Attractiepark Sevink Molen, en kent vooral een seizoenskarakter. Het is vooral gericht op strandgasten en fungeert daarnaast als snackbar voor gasten van de verblijfsrecreatie rondom de plas. Het horecapunt is geopend tot zonsondergang.

Sinds 2017 is Beachclub Meer (H2) gevestigd aan de oostflank van de plas. De waarneembare stijging in het aantal bezoekers van het recreatiegebied maakt zichtbaar dat hiermee in een behoefte wordt voorzien en een nieuwe doelgroep aanspreekt. In het kader van de seizoensverlenging (met jaarrond gebruik), is het een welkome toevoeging aan het gebied. De volwaardige horecafunctie biedt ook 's avonds de mogelijkheid om te dineren aan het water. De beachclub biedt daarnaast diverse activiteiten aan en blijft hierin vernieuwen.

De beachclub bedient een (nieuw) deel van de markt voor Hilgelo. Het is een kleinschalig initiatief, passend bij de schaal van het gebied. De beachclub-sfeer spreekt nieuwe doelgroepen aan. Daarmee past de beachclub goed in de gemeentelijke en regionale ambitie om nieuwe belevingsconcepten te bieden en meer jongeren naar de regio/gemeente te trekken. Het functioneert daarbij ook als basis voor meerdere muziekevenementen.

Hieronder zijn het huidige ontwerp en de plattegrond van de beachclub opgenomen. Met dit bestemmingsplan wordt een permanente bestemming gegeven aan de locatie van de beachclub, zodat zekerheid gegeven wordt voor de toekomst. Hierdoor worden investeringen in een nieuwe gebouw met een permanente structuur mogelijk gemaakt.

Camping Sevink Molen heeft de ambitie om een kleinschalige horecavoorziening (H3) te starten aan het meer. In de eerste plaats voor haar eigen campinggasten, maar daarnaast biedt het ook mogelijkheden voor passanten. Het aanbod is gericht op ontbijt, lunch, drankjes en hapjes met een openingstijd tot 20.00 uur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0007.png"

Plattegrond camping en recreatiebedrijf Sevink Molen

Aan de noordzijde van het gebied bevindt zich het huidige parkeerterrein (P). Dit parkeerterrein van ruim twee hectare groot heeft gedurende een groot deel van jaar, wanneer de dagstranden minder intensief worden bezocht, een fikse overcapaciteit omdat het is ingericht op pieken.

3.2 Deelgebied 2: Hoogwaardige ontwikkeling noordzijde

Aan de noord-/noordwest zijde van het gebied bevinden zich nog delen, die nog niet recreatief zijn ontwikkeld in afwachting van de oplevering van het zandwinproject. In lijn met de Gebiedsvisie Hilgelo 2015 is dit aangewezen als ontwikkellocatie voor een hoogwaardige invulling.

Voor een deel van dit deelgebied (U2) zijn reeds plannen gemaakt door Camping Sevink Molen. De plannen omvatten het uitbreiden van de camping met maximaal 30 hoogwaardige accommodaties aan het water en toeristisch kamperen, passend bij de doelgroep van het bestaande bedrijf Camping Sevink Molen. Voor het overige deel van dit deelgebied (U3) is in samenwerking met initiatiefnemers een plan ontwikkeld passend bij de schaal van het gebied met een extensieve dichtheid en een sterke focus op doelgroepen met enkel verhuuraccommodaties gericht op stellen zonder kinderen.

De nadruk voor het deelgebied ligt op verblijfsrecreatie, zonder verkaveling en met natuurbeleving. Met de realisatie van maximaal 60 eenheden in dit concept ontstaat er een goede basis voor een toekomstbestendige exploitatie en biedt dit tegelijkertijd voldoende mogelijkheden voor de landschappelijke inpassing en voor een onderscheidend recreatief product (niche-recreatie).

In de basis concentreert deze ontwikkeling zich met name op het gebied voor het fiets- en wandelpad (9,6 ha) tot aan het water. Met de lage dichtheid onderscheidt het zich nadrukkelijk ten opzichte van de andere recreatiebedrijven (31 tot 37 eenheden per ha) in de omgeving.

3.3 Deelgebied 3: Natuurontwikkeling

De westzijde van het recreatiegebied is nu nog voor een deel een onontgonnen gebied. In dit gebied zal nog verdere zandwinning plaatsvinden, conform de daarvoor verleende ontgrondingsvergunning. Hier wordt aangesloten op de zuidzijde van het meer enerzijds én op het fraaie, omringende landschap anderzijds.

Er wordt door Leisurelands ingezet op een inrichting die leidt tot een verhoging van de natuurwaarde met behoud en eventueel versterking van de recreatieve routes die door dit terrein lopen, zoals een menroute en mtb-route.

De toegankelijkheid van dit gebied wordt beperkt door de omringende zandwegen, waardoor een mooi en rustig gebied ontstaat, waar ruimte is voor de ontwikkeling van natuurwaarden.

3.4 Deelgebied 4: Groene promenade

Aan de zuid(-oost-)zijde van het meer bevinden zich de campings Ten Hagen en ’t Hilgelomeer. Beide campings liggen bijzonder fraai aan het meer, waarbij zich een openbare wandelpromenade bevindt tussen de campings en het meer. Vanaf deze wandelpromenade ontstaan mooie doorzichten over het water, waardoor deze zone veel recreatieve en landschappelijke waarde heeft.

Camping Ten Hagen krijgt de mogelijkheid om aan de westelijke zijde van de bestaande camping een terrein voor maximaal 12 camperplaatsen te ontwikkelen op grondgebied van Leisurelands. De toevoeging van de camperplaatsen in een fraaie landschappelijke setting, met uitzicht over het meer, vormt een goede toevoeging aan verbreding van het aanbod met kleinschalige recreatie. Daarnaast biedt het mogelijkheden voor extra sociale controle op de entreezone in dit gebied.

Ten zuiden van camping ’t Hilgelomeer bevindt zich eveneens een entree tot het gebied. Ook in deze zone is een kleine uitbreiding van verblijfsrecreatie denkbaar van camping ’t Hilgelomeer met verhuuraccommodaties of toeristisch kamperen. Bij de ontwikkeling van dit gebied staan landschappelijke waarden voorop en mag de toegankelijkheid tot het recreatiegebied niet in het geding komen.

3.5 Deelgebied 5: Groene buffer

Aan de zuidoostelijke zijde van de plas bevindt zich een klein deelgebied tussen het naaktstrand en de campings aan de groene promenade. Dit gebied dient in de basis als groene buffer tussen activiteiten op beide deelgebieden. Daarnaast heeft het ook als doel om de landschappelijke inpassing aan de oostzijde de ruimte te geven. Een verdere invulling van dit gebied met dag- of verblijfsrecreatie wordt niet wenselijk geacht.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De nationale omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld. Deze visie is door het rijk opgesteld in het kader van de nieuwe Omgevingswet, die per 1 januari 2022 in werking treedt. Aan de hand van een toekomstperspectief is hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden de volgende vier prioriteiten onderscheiden:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie;
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het Rijk de volgende drie afwegingsprincipes:

  • 5. Combinaties van functies gaat voor enkelvoudige functies;
  • 6. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • 7. Afwentelen wordt voorkomen.

Met de NOVI wordt gebouwd aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden, waarbij wordt gestreefd naar de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De wens is om daar naar toe te groeien en een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's te realiseren. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. Het kabinet heeft voor de korte termijn daarom een pakket aan maatregelen voorgesteld om de woningbouw een nieuwe, stevige impuls te geven.

Het plangebied maakt deel uit van het Stedelijk Netwerk Nederland. De ontwikkeling vindt plaats in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Grote open ruimten tussen de steden houden hun groene karakter. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd.

De opgave is daarbij om de veiligheid en gezondheid van onze leefomgeving zodanig te verbeteren dat in 2050 negatieve omgevingseffecten op onze gezondheid naar een verwaarloosbaar laag niveau zijn gebracht. Daarnaast streeft het kabinet ernaar om in 2030 te voldoen aan de huidige WHO-advieswaarden.

Één van de nationale belangen die onderschreven wordt in de NOVI is het waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving. Daarbij wordt voor de gezonde leefomgeving onderscheid gemaakt tussen het beschermen van de gezondheid door een goede milieukwaliteit en het bevorderen van een gezonde leefstijl door een gezond ingerichte leefomgeving. Een gezond ingerichte leefomgeving verleidt mensen tot gezond gedrag en laat mensen zich prettig voelen. Belangrijke elementen voor een gezonde leefomgeving zijn: uitnodigen tot bewegen (wandelen, fietsen, sporten, spelen), elkaar ontmoeten en ontspannen. hierbij hoort ook het stelsel van recreatiefe fiets-, wandel- en vaarnetwerken.

Met dit bestemmingsplan wordt voorzien in een toekomstbestendige regeling voor recreatiegebied Hilgelo. Hilgelo vormt een belangrijke recreatieve bestemming in de regio Winterswijk, zowel op het gebied van dagrecreatie en verblijfsrecreatie. Dit is verenigbaar met de doelstellingen zoals geformuleerd in de NOVI.

4.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt tevens enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In de SVIR schetst het Rijk haar ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrend, bereikbaar en veilig worden.

Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van Rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.

Deze ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het Rijk een nationaal belang heeft aangewezen. De SVIR heeft daarom geen consequenties voor voorliggend plan.

4.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Het plangebied is niet gelegen binnen de invloedsferen van het Barro. Deze levert daarom geen belemmeringen op voor vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

4.1.4 Bro: motivering duurzame verstedelijking

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per 1 oktober 2012 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'motivering duurzame verstedelijking' (voormalige ladder) opgenomen. Dit stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken.

De motivering duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen, te voorkomen en hergebruik te stimuleren.

Per 1 juli 2017 zijn een aantal wijzigingen op de eerdere ladder van kracht geworden. Op basis van deze gewijzigde tekst geldt in het geval dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dat de toelichting een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.

Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen. Het begrip stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen."

Dit bestemmingsplan biedt verruimingsmogelijkheden voor verblijfsrecreatie op verschillende plekken in het plangebied. Een recreatiebedrijf is aan te merken als leisurevoorziening, die volgens de definitie van stedelijke ontwikkeling aangeduid kan worden als 'andere stedelijke voorziening'. Om deze reden wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. Deze bestaat uit de volgende stappen:

  • a. Voorziet het onderhavige besluit in een stedelijke ontwikkeling?
  • b. Voorziet het onderhavige besluit in een nieuwe stedelijke ontwikkeling?
  • c. Is er sprake van een behoefte aan de voorziene ontwikkeling?
  • d. Is de voorziene ontwikkeling gelegen buiten bestaand stedelijk gebied?
  • e. Is het mogelijk om de voorziene ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren?


Hieronder volgt beantwoording van deze vragen met een eventuele toelichting.


a. Voorziet het onderhavige besluit in een stedelijke ontwikkeling?


Beoordeeld dient te worden of een recreatiebedrijf valt onder één van de genoemde 'stedelijke ontwikkelingen', om vervolgens te beoordelen of de ontwikkeling voorziet in een regionale behoefte. Het begrip 'andere stedelijke voorzieningen', onderdeel van de definitie van 'stedelijke ontwikkeling', is niet gedefinieerd in het Bro. Op basis van de door het ministerie van Infrastructuur en Milieu uitgebrachte handreiking voor het toepassen van de ladder duurzame verstedelijking kan worden gesteld dat een recreatiebedrijf wél onder deze definitie valt. In de handreiking worden 'leisurevoorzieningen' als 'andere stedelijke voorziening' beschouwd. Een recreatiebedrijf is aan te merken als een leisurevoorziening.


b. Voorziet het onderhavige besluit in een nieuwe stedelijke ontwikkeling?


Na de vraag of het besluit in een stedelijke ontwikkeling voorziet, dient beschouwd te worden of het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro. Hierbij moet vergeleken worden met het voorgaande bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan biedt ruimte voor verblijfsrecreatie die nog niet mogelijk was binnen voorgaande bestemmingsplannen. Hoewel de toegevoegde verblijfseenheden deel uitmaken van bestaande verblijfsrecreatiebedrijven, kan gesteld worden dat met het mogelijk maken verruimingen in het bestemmingsplan er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.


c. Is er sprake van een behoefte aan de voorziene ontwikkeling?


Het gaat bij het bepalen van de behoefte om een markttechnisch samenhangend gebied: een interactiemilieu. Elke regio heeft zijn eigen kenmerken, identiteit en kracht. In de praktijk komt een marktregio niet altijd overeen met een bestuurlijke regio of bestaande samenwerking. Een marktregio kan ook over provinciegrenzen en zelfs landsgrenzen heengaan. Verblijfsrecreatie is een type voorziening waarvan de marktregio provincie-overstijgend en mogelijkerwijs zelfs landsgrens-overstijgend is. De vraag komt gedeeltelijk vanuit heel Nederland, maar ook vanuit omringende landen.
Recreatiegebied Hilgelo heeft beleidsmatig en ruimtelijk mogelijkheden om door te groeien en uit te breiden naar een meer veelzijdig recreatiepark met een groter aanbod aan activiteiten die jaarrond geëxploiteerd kunnen worden.
Het huidige toerisme in de regio Winterswijk is voor een belangrijk deel gericht op de Duitse markt. Winterswijk heeft als stad daarbij een belangrijke centrumfunctie (funshopping en evenementen). Ook het bezoek aan Hilgelo is 35 - 45% Duits. Hier ligt een belangrijk marktpotentieel.
Het Nationaal Landschap Winterswijk biedt voor de regio een sterk toeristisch merk. Om het krimpgebied waarin Hilgelo ligt toeristisch aantrekkelijk te houden, is doorontwikkeling van verblijfsrecreatie wenselijk. Deze ontwikkelingswensen zijn reeds verankerd in diverse beleidsdocumenten die opgesteld zijn door initiatiefnemer in combinatie met het bevoegd gezag.


d. Is de voorziene ontwikkeling gelegen buiten bestaand stedelijk gebied?


Ten aanzien van duurzame verstedelijking dient bepaald te worden of de stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied ligt. Voor het begrip 'bestaand stedelijk gebied' wordt de volgende definitie gegeven binnen het Bro: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing voor wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, en de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
De ontwikkelingslocatie van verblijfsrecreatie aan de rand van de zandwinningsplas kan niet aangemerkt worden als stedelijk gebied; deze is gelegen in het buitengebied van de gemeente Winterswijk.


e. Is het mogelijk om de voorziene ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren?


Onder d. is geconstateerd dat de ontwikkeling van verblijfsrecreatie niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt beoogd. Volgens artikel 3.1.6 lid 2 Bro dient daarom te worden gemotiveerd waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Daarbij spelen de beschikbaarheid en geschiktheid van locaties binnen bestaand stedelijk gebied een rol. Er bestaan verschillende argumenten waarom binnen bestaand stedelijk gebied geen mogelijkheden zijn voor de nieuwe (stedelijke) ontwikkelingen. Hierbij kan gedacht worden over de kwalitatieve aspecten van de behoefte, andere functies die ter plaatse al aanwezig zijn, of aanzienlijke investeringen die eerst nodig zijn voor inbreiding.
De ligging van Hilgelo in het Nationaal Landschap Winterswijk legt beperkingen op, maar biedt tegelijkertijd kansen: Hilgelo is het enige recreatiegebied in de omgeving waarvoor het beleid gericht is op versterking van intensieve recreatiemogelijkheden. Dit sluit intensieve ontwikkelingen elders uit.


Conclusie

Het voornemen om in het plangebied verblijfsrecreatie door te ontwikkelen, kan op basis van het voorgaande beschouwd worden als een nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. Om deze reden is onder c. de behoefte van het voornemen beschouwd, en onder e een motivering gegeven waarom juist alleen deze locatie geschikt is voor een eventuele oprichting van verblijfsrecreatie. Gezien de Gebiedsvisie recreatiegebied Hilgelo uit 2015 en de gesprekken met gemeente, kan geconcludeerd worden dat het voor dit gebied wenselijk is om het gehele recreatieve aanbod van Hilgelo te verbreden en te verbeteren. Door het verder uitbreiden van verblijfsrecreatieve en dagrecreatieve mogelijkheden binnen het gebied kan een toekomstbestendig recreatiegebied met een groot verzorgingsgebied gecreëerd worden. Er kan gesteld worden dat met het voornemen voor verdere doorontwikkeling van dagrecreatie en verblijfsrecreatie binnen Hilgelo sprake is van duurzame verstedelijking.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is vastgesteld op 19 december 2018 en bevat thematische visieschetsen. Deze schetsen zijn niet bedoeld als plankaart of ontwikkelkaart, maar zijn wel een grove schets van in het oog springende bestaande en nieuwe initiatieven, kansen, mogelijkheden en ontwikkelingen die de provincie op dit moment ziet vanuit het perspectief van haar Omgevingsvisie. Ze dienen hiermee voor de provincie als onderlegger om met haar partners het gesprek te voeren over de thema's, vraagstukken en oplossingsrichtingen, zowel op de schaal van Gelderland als op regionale en lokale schaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0008.png"

Kaart Omgevingsvisie

De Provincie Gelderland gebruikt haar omgevingsvisie om ontwikkelingen te stimuleren, ruimte te maken voor nieuwe technologieën en werkgelegenheid en kansen te pakken op het terrein van duurzaamheid, economische kracht en verbondenheid. Uit deze focus en ambities voor een duurzaam, economisch krachtig en verbonden Gelderland volgen dan ook 'spelregels' of 'Doe-principes' voor verdere inzet en uitvoering. Deze 'Doe-principes' zijn:

  • Doen: Er wordt breed gekeken en gewerkt met focus consequent vanuit het perspectief van duurzaam én verbonden én economisch krachtig;
  • Laten: Er worden geen zaken gestimuleerd die niet aansluiten op de visie;
  • Zelf: De provincie geeft zelf het goede voorbeeld, neemt haar verantwoordelijkheid en zet door als het vraagstuk erom vraagt;
  • Samen: De provincie werkt met open vizier, bouwt aan gezamenlijke agenda's met partners en stimuleert kansen voor innovatie en kennisdeling.

Hilgelo ligt ten noorden van Winterswijk in een gebied dat op de kaart 'Woon- en leefomgeving' aangeduid wordt als krimpgebied. Om dit gebied vitaal te houden, is een centrale recreatievoorziening van belang. Recreatieve doorontwikkeling is daarom noodzakelijk om Hilgelo potent te houden voor de toekomst. Om deze toekomstbestendigheid te verzekeren, is het daarbij belangrijk om in te spelen op de verschillende recreatietrends en de gebruikswensen van de gemiddelde bezoeker van het gebied. Ter plekke van Hilgelo betreft dit vooral de uitbreiding van de verblijfsrecreatieve mogelijkheden en de mogelijkheden voor het organiseren van evenementen.

4.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland is door Provinciale Staten vastgesteld op 24 september 2014 en voor het laatst geactualiseerd in januari 2023. De Omgevingsverordening is één van de instrumenten die de provincie Gelderland gebruikt om haar ambities te realiseren. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet tot nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal.

De Omgevingsverordening is gericht op de regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. Dit betekent ook dat vrijwel alle regels omtrent de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening.

Binnen de planbegrenzing van het recreatiegebied 't Hilgelo zijn de volgende aanduidingen gelegen, die mogelijke implicaties kunnen hebben voor ontwikkelingen:

  • Ammoniakbuffergebied (regels landbouw);
  • Gelders Natuurnetwerk (regels natuur);
  • Groene Ontwikkelingszone (regels natuur);
  • Nationaal landschap buiten Gelders natuunetwerk, Groene ontwikkelingszone en Nieuw Hollandse Waterlinie (regels landschap);
  • Molenbiotoop (regels erfgoed).

In par. 5.5.1 wordt ingegaan op de ligging van de Beschermingszone natte landnatuur en Groene ontwikkelingszone binnen het plangebied. Gelet op deze toelichting levert de Omgevingsverordening Gelderland verder geen belemmeringen op voor het planvoornemen.

4.2.2.1 Onderbouwing ontwikkeling in Nationaal Landschap Winterswijk

De provincie Gelderland heeft de kernkwaliteiten van de nationale landschappen vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland. Ruimtelijke ontwikkelingen in het nationaal landschap zijn mogelijk, mits de kernkwaliteiten worden behouden en versterkt. Het 'Ja, mits-principe'.

Activiteiten die de kernkwaliteiten aantasten zijn alleen mogelijk als:

  • 1. Er geen reële alternatieven zijn;
  • 2. er sprake is van redenen van groot openbaar belang;
  • 3. compenserende maatregelen plaatsvinden ter waarborging van de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen zoals vastgelegd in bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen.

Het provinciale beleidsdocument 'Kernkwaliteiten Gelderse Nationale Landschappen' bevat de uitwerking van de kernkwaliteiten van het gebied. Het beschrijft de eigenschappen en kwaliteiten van de gebieden die tot het Nationale Landschap behoren. Recreatiegebied Hilgelo maakt onderdeel uit van het Nationaal Landschap Winterswijk. De gemeente Winterswijk wil het bijzondere landschap behouden en ontwikkelen en ziet hierbij een belangrijke rol voor de bewoners, initiatiefnemers en gebruikers van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0009.png"

Afbeelding: begrenzing Nationaal Landschap Winterswijk (ligging plangebied in rode cirkel)

Het Nationale Landschap Winterswijk wordt gekenmerkt door een kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken en boerderijen. Dit landschap is in de oostelijke helft kleinschaliger dan in de westelijke helft. Andere kenmerken van het gebied zijn:

  • 1. Rijk aan microreliëf (steilranden, essen en eenmansessen), een duidelijke terrasrand (westzijde);
  • 2. Meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing (elzen en essen) in halfopen landschap;
  • 3. Fraaie, open essen (opvallend groot op de plateaurand van Aalten tot Groenlo) en bijzondere broekgebieden;
  • 4. Verspreid gelegen oude boerderijen hebben veelal een bijbehorende eenmanses.

Toerisme en recreatie in de gemeente ontwikkelt zich verder als economische drager voor het bijzondere, cultuurhistorisch waardevolle buitengebied. Het Nationaal Landschap Winterswijk is voor toeristen en recreanten een zeer aantrekkelijk gebied voor kort of lang verblijf. Belangrijke aspecten voor de verblijfsrecreatie zijn de kwaliteit, diversiteit en aansluiting bij het landschap.

Voorliggend bestemmingsplan borgt de aanwezige landschappelijke kwaliteiten beter dan het vigerende plan. Voorbeelden hiervan zijn het specifiek bestemmen van de groenstructuur en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de nieuwe verblijfsrecreatie.

De groenstructuur is specifiek bestemd, waarmee de bouwmogelijkheden binnen deze gebieden worden beperkt. Zodoende blijven de landschaps- en natuurwaarden ter plaatsen behouden.

Er worden kwalitatief hoogwaardige, goed in het bestaande landschap passende faciliteiten gerealiseerd met een onderscheidend aanbod. Door de relatief lage dichtheid van de recreatieve voorzieningen hebben deze een minimale impact op de aanwezige landschaps- en natuurwaarden. Sterker: de bebouwing wordt in samenhang met het groencasco gerealiseerd, waardoor bebouwing en groen een samenhangende eenheid zullen gaan vormen.

Vooral door de robuuste groene buitenranden van het terrein, bestaande uit gebiedseigen aanplant, wordt de aansluiting naar het omliggende landschap ruimtelijk geborgd. Ook zijn deze aaneengesloten groenstructuren van waarde voor de ecologische samenhang in het gebied.

In het gebied zijn geen beken of essen gelegen die beschermenswaardig zijn. Wel is de ruimtelijke en functionele (recreatieve) samenhang met de kern Winterswijk van waarde. Recreatie op een passende wijze in een fraaie landschappelijke context is dan ook uitgangspunt voor dit plan.

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat de kernkwaliteiten worden behouden en dat het landschap, waar mogelijk, wordt versterkt.

4.3 Regionaal beleid

4.3.1 Vrijetijdsagenda Achterhoek 2020-2030

De Vrijtijdsagenda Achterhoek 2020-2030 is in juni 2020 opgesteld door acht Achterhoekse gemeenten, waaronder gemeente Winterswijk. In het visiedocument wordt de vrijetijdssector benoemd als sector om een positieve bijdrage te geven aan de uitdagingen waar de Achterhoekse gemeenten voor staan, zoals onder andere vergrijzing en ontgroening van de bevolking en klimaatveranderingen.

In de Vrijetijdsagenda wordt gesteld dat toerisme bijdraagt aan de leefbaarheid van de Achterhoek, door een bredere basis onder de instandhouding van voorzieningen, door meer reuring en zichtbaarheid van het gebied en een positief toeristisch en recreatief imago versterkt de aantrekkelijkheid van de regio. In het document wordt gezien dat de recreatie in de Achterhoek groeit en er wordt een groot belang gehecht aan het vitaal zijn van de sector.

De visie uit de Vrijetijdsagenda vormt de basis voor de Uitvoeringsagenda 2020 - 2023. In deze uitvoeringsagenda zijn een vijftal speerpunten genoteerd:

  • 1. Aanbodontwikkeling: Het doel is om de beleefbaarheid van Achterhoek te vergroten. Daarom wordt o.a. ingezet op het stimuleren van nieuwe ontwikkelingen;
  • 2. Vitaliteit verblijfsrecreatie op peil houden: Vanuit dit speerpunt wordt onder andere ingezet op het stimuleren van experimenteerruimte en flexibel bestemmen, zodat bedrijven gemakkelijker kunnen inspringen op veranderde vraag van de gast;
  • 3. Zichtbaarheid: Het doel is om de Achterhoek vooral zichtbaarder te maken voor de (inter-)nationale gast;
  • 4. Gastvrijheid van de regio bevorderen: Het doel is om niet alleen te werken aan aanbod en profilering, maar ook aan goed gastheerschap. Vanuit dit speerpunt wordt o.a. ingezet met extra aandacht om jongeren te enthousiasmeren om naar de Achterhoek te komen;
  • 5. Positie vrijetijdssector binnen de Achterhoek versterken en verbindingen met andere sectoren intensiveren: Dit speerpunt gaat voor over het vergroot van de zichtbaarheid in de regio, het stimuleren en ondersteunen van cross-sectorale initiatieven en het stimuleren van de bereikbaarheid.

Concreet biedt de Vrijetijdsagenda 2020-2030 (en de Uitvoeringsagenda 2020-2023) aanknopingspunten voor de verdere ontwikkeling van Recreatiegebied Hilgelo.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Gebiedsvisie Hilgelo

In 2015 is de Gebiedsvisie Hilgelo ontwikkeld en vastgesteld door de gemeenteraad van Winterswijk. De ontwikkelde gebiedsvisie voor recreatiegebied Hilgelo (2015) omschrijft de potentie voor doorontwikkeling van het gebied, op basis van de kennis en inzichten van dat moment.

Vanuit de marktontwikkelingen en trends werden op dat moment vooral beperkingen gezien in het beperkte verdienvermogen in de leisuresector, waarbij de winstgevendheid van de verblijfsrecreatie- en hotelsector onder druk stonden. Kansen in de groeiende bevolking van de provincie Gelderland en kansen voor All-in formules, ook voor de recreatie-branche. Hierbij werd de nadruk gelegd op de noodzaak van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. en werd de nadruk gelegd op succesfactoren als brancheverbreding, beleving bieden, verhogen productiviteit en doelgroep-segmentatie.

In de gebiedsvisie is de ambitie uitgesproken om door te ontwikkelen. Hierbij wordt Hilgelo gezien als recreatief centrum in een landschappelijke bijzonder waardevolle omgeving. De gebiedsvisie Hilgelo bevat een hoofdzonering, die de leidraad vormt voor de toekomstige ontwikkelingen die dit bestemmingsplan vastlegt. Over deze hoofdzonering wordt verder uitgewijd in Hoofdstuk 3. De nadruk wordt hierbij gelegd op meer dagrecreatieve voorzieningen aan de oostzijde rondom het strand, opwaardering van de kioskfunctie tot volwaardige horeca, uitbreiding van verblijfsrecreatie en ruimte voor grootschalige evenementen.

4.4.2 Beleidsnota Economie Winterswijk 2017

Op 19 oktober 2017 is de Beleidsnota Economie Winterswijk 2017 opgesteld. Deze beleidsnota is erop gericht om met het bedrijfsleven structureel te werken aan de economische ontwikkeling van Winterswijk, ieder vanuit zijn eigen rol en kracht. In de beleidsnota worden de ambities en inspanningen van de gemeente genoteerd en omgezet naar activiteiten en projecten voor de verschillende sectoren. Zo ook voor de Recreatie.

Winterswijk heeft een sterk en divers aanbod, zo wordt gesteld in de beleidsnota. Echter; er ontbreekt een grote dagattractie, met een eigen landelijke aantrekkingskracht. Ook is het aanbod in verblijfsrecreatie deels gedateerd. Maar er worden nog genoeg kansen gezien voor groei, van ca 700.000 overnachtingen in 2017 naar 1.000.000 overnachtingen in de toekomst.

Het creëren van meer belevingsconcepten wordt gezien als middel om meer gasten te trekken in de toekomst. Het doel is om een aantal concrete belevingsconcepten te ontwikkelen en in de markt te zetten. De gemeente Winterswijk nodigt ondernemers dan ook uit om hierin intiatieven te nemen. Daarnaast worden evenementen als een goed instrument gezien om meer bezoekers van buiten de regio te halen. Gemeente Winterswijk stimuleert initiatieven, wanneer deze een bovenregionaal aantrekkingskracht hebben en een structureel karakter kunnen krijgen.

Concreet biedt de Beleidsnota Economie 2017 diverse aanknopingspunten waar het recreatiegebied Hilgelo op voort kan borduren.

4.4.3 Omgevingsvisie Buitengebied Winterswijk 2019

In november 2019 is de Omgevingsvisie Buitengebied Winterswijk 2019 vastgesteld. Deze visie is het product van diverse partijen. de omgevingsvisie bevat strategische hoofdkeuzen op de lange termijn voor het gemeentelijk beleid met betrekking tot buitengebied. Uitgangspunt voor deze visie is in stand houden van het unieke landschap rondom Winterswijk. Echter, het is geen museum, maar een gebied waarin geleefd wordt.

De visie omschrijft handvatten voor het behoud van de landschappelijke kwaliteit, maar biedt ook mogelijkheden voor toekomstgerichtheid en leefbaarheid. De visie biedt zowel een aanpak op thema’s:

  • 1. Een sociaal vitaal platteland: Bij dit thema gaat het o.a. om aspecten als leefbaar houden van het landschap. Hiervoor wil men o.a. ruimte bieden voor actieve recreatie en natuurbeleving;
  • 2. Economisch vitaal platteland: Bij dit thema gaat het o.a. om aspecten als het creëren van voldoende financieel draagvlak om het landschap in stand te houden;
  • 3. Beleef het Nationaal Landschap: Doel is om meer toeristen te trekken naar het gebied, van 700.000 naar 1.000.000 bezoekers. Het toevoegen van recreatiewoningen wordt niet toegestaan. Recreatiegebied Hilgelo is een uitzondering hierop. Dit gebied is de enige locatie, die in de Omgevingsvisie als recreatieontwikkelingszone wordt gezien;
  • 4. Versterk de kwaliteit: Dit thema gaat vooral over het versterken van zaken als de biodiversiteit, cultuurhistorie, rust, etc.

In het algemeen is het beleid vanuit de omgevingsvisie erop gericht goede ideeën te stimuleren en te sturen op effecten. Concreet biedt de Omgevingsvisie Buitengebied Winterswijk veel aanknopingspunten voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan en het bieden van verruimingsmogelijkheden voor het recreatiegebied Hilgelo.

4.4.4 Uitvoeringsagenda duurzaamheid

De uitvoeringsagenda duurzaamheid 2019-2022 is op 31 januari 2019 vastgesteld. In de uitvoeringsagenda duurzaamheid staat welke concrete activiteiten de gemeente de komende jaren gaat uitvoeren. De gemeente Winterswijk wil toe naar een volledig duurzame samenleving in 2050.
Het koersdocument beschrijft wat de gemeente onder duurzaamheid verstaat en welke doelen worden nagestreefd. In de uitvoeringsagenda staat welke concrete activiteiten de gemeente de komende jaren gaat uitvoeren. In het duurzaamheidsbeleid van Winterswijk staan vier pijlers centraal: klimaat, kringloopeconomie, biodiversiteit en cultuurhistorie.


De gemeente wil:

maatregelen treffen om de opwarming van de aarde tegen te gaan, onder andere door geen fossiele brandstoffen meer te gebruiken;

  • het gebruik van hernieuwbare materialen stimuleren, zodat er minder vervuiling en verspilling optreedt;
  • planten en dieren meer leefruimte geven door het vergroenen van schoolpleinen, wijken en buurten;
  • cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten van Winterswijk beschermen en versterken.


Over grondstoffen schrijft de gemeente in haar uitvoeringsagenda het volgende:

"Een duurzame samenleving zorgt ervoor dat alle gebruikte grondstoffen biologische afbreekbaar zijn of opnieuw worden gebruikt. Hoe krijgen we dat voor elkaar? Ondernemers zijn niet verplicht om circulaire grondstoffen te gebruiken. Toch zie je dat steeds meer bedrijven op zoek gaan naar alternatieven en kiezen voor een circulaire economie. Dit komt deels omdat grondstoffen duurder worden en afval geld kost. Ook zie je dat een toenemend aantal ondernemers de bewuste keuze maken hun ecologische footprint te verkleinen, in balans te brengen. Zij houden steeds vaker bij het ontwerp van hun producten al rekening met de 'afvalfase' van de toe te passen grondstoffen (Cradle-to-cradle). Hoewel de primaire beslissing over het gebruikt van grondstoffen en de aanschaf van producten niet bij de gemeente ligt, kan de gemeente wel het goede voorbeeld geven en bij het afvalbeleid en in contacten met bedrijven (o.m. informeren, controle en handhaving) voorsorteren op een gewenste circulaire economie."

Deze doelen sluiten naadloos aan op de beheerdoelstellingen die LeisureLands heeft voor dit gebied: duurzaam, klimaatbestendig en met respect voor omgevingswaarden het gebied ontsluiten voor recreatief gebruik met behoud en versterking van de natuurwaarden in dit stukje landelijk gebied. Dit komt terug in concrete maatregelen bij de ruimtelijke ontwikkelingen in de vorm van onder andere het niet afvoeren van hemelwater, aanplant van inheemse soorten en inrichting van bepaalde deelgebieden gericht op verhoging van de biodiversiteit.

4.4.5 Evenementennota Gemeente Winterswijk

In de gemeente Winterswijk worden jaarlijks vele evenementen georganiseerd. Deze evenementen hebben positieve en negatieve kanten. In deze nota wordt het gemeentelijke beleid met betrekking tot het organiseren van evenementen beschreven om op een overzichtelijke wijze informatie over alle van toepassing zijnde regelgeving en beleidsregels voor evenementen te geven. In 2011 heeft de gemeente Winterswijk de Evenementennota vastgesteld. In deze nota is opgenomen wanneer er een evenementenvergunning is benodigd.

De regelgeving voor evenementen in de gemeente Winterswijk staat in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). In het kader van deregulering is in deze APV de mogelijkheid opgenomen om voor een aantal evenementen, in plaats van een vergunning, een vrijstelling vast te stellen. In samenhang met deze laatste mogelijkheid kan de burgemeester algemene voorschriften voor de betreffende evenementen vaststellen.

Voor evenementen gelden allerlei regels. Deze worden vertaald in algemene of specifieke voorschriften en betreffen o.m. de volgende onderwerpen: eindtijden, geluidsnormen, toezicht en veiligheid, het verstrekken van (zwakalcoholhoudende) dranken en overige onderwerpen zoals vervuiling en milieu, brandveiligheid, toiletvoorzieningen, parkeergelegenheid, verkeersveiligheid en reclame.

In dit evenementenbeleid is een tweedeling gemaakt in soorten evenementen, namelijk vergunningsplichtige evenementen en vergunningsvrije evenementen. Deze indeling is van belang omdat er voor deze verschillende soorten evenementen ook verschillende regels gelden. In de nota zal worden aangegeven in welke gevallen wel of geen vergunning vereist is.

Voor de volgende evenementen is, op basis van de nota, gaan evenementenvergunning benodigd:

  • Incidentele sportevenementen tot maximaal 100 bezoekers / deelnemers;
  • Muzikale rondgangen, serenades en optochten tot maximaal 100 deelnemers;
  • Straatmuziek en straattheater (maximaal 5 personen en geen versterkingsapparatuur);
  • Buurt-, wijk- en straatfeesten tot maximaal 100 personen;
  • Wandel- en fietstochten tot maximaal 100 deelnemers;
  • Eendaagse fancyfairs en rommelmarkten tot maximaal 100 bezoekers;

Voor de volgende evenementen is, op basis van de nota, een evenementen vergunning benodigd:

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0010.png"

Uitsnede Evenementennota gemeente Winterswijk, vergunningsplichtige evenementen

In artikel 15.2 van de planregels is hiervoor een maatwerkvoorschrift opgenomen.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

5.1 Bedrijven- en milieuzonering

Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient er voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Dit moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of een beoogde functie zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of deze functie gevoelig is voor hinder. Voor de inventarisatie van milieuzonering is de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering, editie 2009" leidend. Hierin wordt per bedrijfssoort en soort inrichting aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke afstand hierbij (minimaal) in acht genomen dient te worden (de richtafstand). De handreiking is oorspronkelijk bedoeld als hulpmiddel bij de ruimtelijke planvorming. Uit de rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State vloeit voort dat de handreiking als hulpmiddel is erkend.

Het aspect bedrijven- en milieuzonering betreft dus een tweezijdige bescherming, waarbij het belangrijk is om te beschouwen of het bestemmingsplan voorziet in de oprichting van hinderveroorzakende en/of hindergevoelige objecten. Het bestemmingsplan voorziet in het correct bestemmen van bedrijvigheid die de hoofdfunctie horeca betreft. Er zijn echter in de directe omgeving van deze horecafuncties geen hindergevoelige objecten gelegen.

Het bestemmingsplan voorziet niet in het mogelijk maken van nieuwe hindergevoelige objecten. Hoewel er met vaststelling van onderhavig bestemmingsplan verruimingsmogelijkheden ontstaan voor verblijfsrecreatie, worden deze verblijfseenheden in de basis niet aangemerkt als hindergevoelige objecten. Hiermee kan geconcludeerd worden dat op basis bedrijven- en milieuzonering geen directe milieukundige bezwaren aan te merken zijn met betrekking tot het bestemmingsplan. Op de milieu- en omgevingsaspecten wordt in de volgende paragrafen van dit hoofdstuk verder ingegaan.

5.2 Bodem

Bij een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling dient te worden vastgesteld of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.

Dit bestemmingsplan heeft een voornamelijk kaderstellend karakter, waarbij in de basis de enkelbestemming Recreatie wordt gecontinueerd. Een verkennend bodemonderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht om de ruimtelijke afweging zoals deze ten behoeve van dit bestemmingsplan wordt gemaakt, te ondersteunen.

Dit laat echter onverlet dat voor bepaalde functiewijzigingen zal moeten worden vastgesteld of de bodemhygiënische situatie het beoogd gebruik toelaat. In die gevallen zal het uitvoeren van een een verkennend bodemonderzoek (en eventueel daarop volgende onderzoeks- en/of saneringsverplichtingen) onderdeel van de nadere afweging zijn.

5.3 Geluid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer, spoor of bedrijven. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenoemde 'geluidgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale geluidsbelasting.

Voor de inrichting Beachclub MEER is, door Geluid Plus Adviseurs, een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidemissie van het bedrijf. Het onderzoek is uitgevoerd voor de bedrijfslocatie op recreatiegebied 't Hilgelo te Winterswijk. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van het een wijziging van het bestemmingsplan en het Activiteitenbesluit. Op basis van onderhavig onderzoek (zie ook Bijlage 1 Akoestisch onderzoek) kan het volgende geconcludeerd worden:

  • Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vanwege de inrichting bij het gebruik van het terras, met achtergrondmuziek, bedraagt ten hoogste 40, 40 en 23 dB(A) (inclusief toeslag voor muziekgeluid, inclusief stemgeluid) ter plaatse van omliggende woningen.
  • Het maximaal geluidniveau vanwege de inrichting bedraagt ten hoogste 41 dB(A) in zowel de dag- als avondperiode ter plaatse van omliggende woningen. In de nachtperiode zijn er geen relevante piekgeluiden.
  • Met de bepaalde geluidbelastingen wordt ter plaatse van omliggende woningen, in het kader van goede ruimtelijke ordening, voldaan aan de richtwaarden van het gemeentelijk geluidbeleid en aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit.
  • Ter plaatse van de nabij gelegen campings is de geluidbelasting vanwege de inrichting inzichtelijk gemaakt. Campingterreinen zijn echter niet geluidgevoelig. Ter plaatse van beide campings blijkt dat aan acceptabele geluidbelastingen zijn vanwege de Beachclub wordt voldaan.

Het mogelijk nieuwe horecapunt van Sevink als nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is nog nader te onderzoeken op dit aspect.

5.4 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met de Wet geurhinder en veehouderij geldt één toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderij in de gehele gemeente. Voor niet vergunningverplichte veehouderijen en overige agrarische niet-vergunningplichtige bedrijven is het Activiteitenbesluit het toetsingskader.

De Wet geurhinder en veehouderij bevat normen en afstanden die bedrijven moeten aanhouden ten opzichte van geurgevoelige objecten. Daarnaast geeft de Wet geurhinder en veehouderij gemeenten de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijk inrichting.

Binnen het plangebied wordt met vaststellen van dit bestemmingsplan geen oprichting van geurgevoelige objecten of geurhinder veroorzakende functies mogelijk gemaakt. Om deze reden is het aspect geur niet relevant voor vaststelling van het bestemmingsplan.

5.5 Natuur

In de paragraaf natuur wordt toegelicht of wijzigingen binnen het plangebied mogelijk kunnen leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming of andere relevante natuurwetgeving. Concreet kan het beschermingsregime van de Wet natuurbescherming uitgesplitst worden over het beschermen van gebieden en het beschermen van soorten.

5.5.1 Beschermde gebieden
5.5.1.1 Natura 2000

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, beschermd door de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Alle EU-lidstaten wijzen beschermde gebieden aan voor specifieke (leefgebieden) van (vogel-)soorten. De onder beide richtlijnen aangewezen beschermde gebieden vormen gezamenlijk het Natura 2000-netwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0011.png"

Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden

Op ca. 2,2 km ten westen van het plangebied is Natura 2000-gebied 'Korenburgerveen' gelegen. Het 'Korenburgerveen' is een natuurreservaat met hoogveen en vormt geografisch en ecologisch een geheel met het Meddosche veen, het Vragenderveen en Corlese Veen. Andere Natura 2000-gebieden in de omgeving zijn 'Willinks Weust' op ca. 4,4 km ten zuidoosten van het plangebied en 'Bekendelle' op ca. 4,8 km ten zuiden van het plangebied.

Stikstof

Door de realisatie en in gebruik name van het planvoornemen is er een toename aan stikstofemissie in het plangebied. Als een project significant negatief effecten kan veroorzaken op stikstofgevoelige habitattypen en soorten in een Natura 2000-gebied als gevolg van stikstofdepositie is een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist. De effecten van het plan op de emissie en depositie van stikstof zijn onderzocht, zie hiervoor [Bijlage stikstof].

PM Stikstofonderzoek invoegen bij het ontwerp bestemmingsplan

5.5.1.2 Gelders Natuurnetwerk

Met het beheer en de aanleg van nieuwe natuur zorgt de Provincie Gelderland voor het versterken van bestaande natuur en het creëren van het Gelders Natuurnetwerk. De begrenzingen van dit natuurnetwerk zijn opgenomen in de Omgevingsverordening, waarin ook de regelingen opgenomen ten behoeve van bescherming van deze gebieden.

Wat de instandhoudingsdoelen en wensen zijn per gebied is opgenomen in het Natuurbeheerplan en hangt onder meer af van de grondsoort en de grondwaterstand. Het Natuurbeheerplan wordt jaarlijks geactualiseerd in overleg met terreinbeheerders zoals Natuurmonumenten, Het Gelders Landschap, Staatsbosbeheer, Natuurcollectieven en overige collectieven voor landschapsbeheer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0012.png"

Begrenzing plangebied ten opzichte van Gelders Natuurnetwerk

Ligging onderdelen Natuurbeheerplan 2020 binnen het plangebied

Het plangebied ligt ingebed in verschillende onderdelen die deel uitmaken van Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone. Deze gebieden liggen voornamelijk ten noorden, westen en zuiden van het plangebied. Aan de westzijde vallen onderdelen van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone binnen de plancontour.

Gelders natuurnetwerk

In paragraaf 2.6.1 van de Omgevingsverordening Gelderland zijn de instructieregels opgenomen ten behoeve van de bescherming van gronden behorend bij het Gelders Natuurnetwerk. Gronden aan de westzijde van het plangebied maken deel uit van dit Gelders Natuurnetwerk. Artikel 2.39 stelt de volgende regels met betrekking tot de bescherming van de kwaliteit van het Gelders Natuurnetwerk:

  • 1. Voor zover een bestemmingsplan betrekking heeft op het Gelders natuurnetwerk wordt een nieuwe activiteit of ontwikkeling alleen toegelaten als die geen nadelige gevolgen kan hebben voor de kernkwaliteiten, oppervlakte of samenhang als bedoeld in de bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone;
  • 2. Er is geen sprake van nadelige gevolgen voor de oppervlakte als die in overeenstemming met paragraaf 2.6.2 worden gecompenseerd:
    • a. buiten het Gelders natuurnetwerk; of
    • b. in het Gelders natuurnetwerk op gronden die op de ambitiekaart bij het natuurbeheerplan zijn aangeduid met code N00.01.

Het bestemmingsplan maakt geen functies mogelijk binnen de kleine hoeveelheid grond binnen het plangebied die aangeduid wordt als Gelders Natuurnetwerk. De verruimingsmogelijkheden concentreren zich aan de noord- en oostzijde van het plangebied.

Groene ontwikkelingszone

In paragraaf 2.6.5 van de Omgevingsverordening Gelderland zijn de instructieregels opgenomen voor nieuwe ontwikkelingen en uitbreidingen van bestaande functies binnen gronden aangeduid als Groene ontwikkelingszone (artikel 2.52 en 2.53). Een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de Groene ontwikkelingszone mag geen nieuwe grootschalige ontwikkeling mogelijk maken die leidt tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten Groene ontwikkelingszone van het betreffende gebied, tenzij:

  • a. er geen reële alternatieven zijn;
  • b. sprake is van redenen van groot openbaar belang;
  • c. de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang zoveel mogelijk worden beperkt;
  • d. de overblijvende negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang gelijkwaardig worden gecompenseerd overeenkomstig paragraaf 2.6.2.

Het bestemmingsplan maakt geen functies mogelijk binnen de kleine hoeveelheid grond binnen het plangebied die aangeduid wordt als Groene ontwikkelingszone. De verruimingsmogelijkheden concentreren zich aan de noord- en oostzijde van het plangebied.

Gelet op vorenstaande levert het provinciaal natuurbeleid (GNN) geen belemmering op voor vaststelling van het bestemmingsplan. De gebieden aangeduid als Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone worden in het bestemmingsplan bestemd als 'Natuur', waarmee de gebiedsdoelen zijn geborgd.

5.5.2 Beschermde soorten

Er moet inzichtelijk gemaakt worden dat met de planontwikkeling geen habitats van soorten beschermd door de Wet natuurbescherming aangetast worden. Om deze reden heeft Staring Advies een toetsing in het kader van de Wet natuurbescherming uitgevoerd (d.d. 21 april 2021, rapportnummer 2270). Deze notitie is bijgevoegd als Bijlage 2 bij deze toelichting. Deze notitie stelt de kaders voor eventuele ontwikkelingen waar verruimingsmogelijkheden plaatsvinden voor evenementen en dag- of verblijfsrecreatie. De notitie is uitgesplitst over de verschillende deelgebieden zoals vastgesteld in Hoofdstuk 3.

Ontwikkelingen die een effect kunnen hebben op beschermde soorten centreren zich voornamelijk in een klein deel van deelgebied 1 en deelgebied 2. Hieronder zijn de overzichten weergegeven voor aanvullend onderzoek van jaarrond beschermde vogels en grondgebonden zoogdieren in deelgebied 1 (ontwikkeling stranden, 3.1) en deelgebied 2 (hoogwaardige ontwikkeling noordzijde, 3.2). Ten tijde van ontwikkelingen op deze locaties, dient aanvullend onderzoek overlegd te worden waarmee aangetoond wordt dat de habitats van soorten beschermd door de Wet natuurbescherming niet aangetast worden. Met deze voorwaardelijke verplichting wordt het aspect soortenbescherming aan de voorzijde meegenomen in de afwegingen met betrekking tot een goede ruimtelijke ordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0013.png"

Overzicht aanvullend onderzoek jaarrond beschermde vogels in deelgebied 1 (ontwikkeling stranden)

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0014.png"

Overzicht aanvullend onderzoek grondgebonden zoogdieren in deelgebied 1 (ontwikkeling stranden)

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0015.png"

Overzicht aanvullend onderzoek jaarrond beschermde vogels in deelgebied 2 (hoogwaardige ontwikkeling noordzijde) afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0016.png"

Overzicht aanvullend onderzoek grondgebonden zoogdieren in deelgebied 2 (hoogwaardige ontwikkeling noordzijde)

5.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijk besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een inrichting die valt onder het Bevi, moeten worden aangehouden. Tenslotte zijn in de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente ambities opgenomen over het al dan niet toelaten van risicovolle activiteiten.

Ten behoeve van de beoordeling van externe veiligheidsaspecten is de risicokaart beschouwd. Uit de risicokaart blijkt dat er ter plekke van het plangebied geen risicobronnen gelegen zijn die geregeld zijn door het Bevb, Bevi of Bevt. Ook is er in de directe nabijheid van het plangebied geen sprake van risicobronnen. Dichtstbijzijnde risicobron betreft een LPG-inrichting op ca. 1,2 km ten oosten van het plangebied. Hiermee levert het aspect externe veiligheid geen belemmering op voor het planvoornemen.

5.7 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm), zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen. Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Het doel van titel 5.2 Wm is om de mens te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.

Wanneer een project aangeduid kan worden als 'Niet in betekenende mate bijdragen' aan de luchtverontreiniging (NIBM), vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex artikel 5.16 Wm. In het besluit NIBM wordt gesteld dat een project NIBM is wanneer een activiteit maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de concentraties fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2.

Ter beschouwing van het effect van de ontwikkelingen op de luchtkwaliteit, is de NIBM-tool gebruikt. Als input van deze tool wordt de verkeersgeneratie gebruikt zoals bepaald in par. 5.10. Dit betreft dus enkel de verkeersgeneratie van de meest concrete ontwikkeling (toevoeging van 175 verblijfseenheden aan de noordzijde van het plangebied).

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0017.png"

Gelet op de NIBM-tool leidt het planvoornemen niet tot een overschrijding van de NIBM-norm voor NO2 en PM10. Hiermee kunnen de directe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt aangemerkt worden als NIBM. Omdat het bestemmingsplan niet voorziet in kwetsbare objecten met betrekking tot luchtkwaliteit, hoeft er geen goed woon- en leefklimaat gegarandeerd te worden binnen het plangebied met betrekking tot luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit levert hiermee geen belemmering op voor vaststelling van het bestemmingsplan.

5.8 Archeologie

Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta uit 1992. De Wamz is in zijn geheel opgenomen in de Monumentenwet 1988 (Mw art. 38 t/m 60). In de Wamz is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.

De op 1 juli 2016 in werking getreden Erfgoedwet heeft de Monumentenwet 1988 deels vervangen als het gaat om archeologie. in de Erfgoedwet is vastgelegd wat onder cultureel erfgoed (waar archeologie onder valt) wordt verstaan. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving betreffen, gaan naar de Omgevingswet. Voor een aantal onderdelen (onder andere bestemmingsplannen) is voor de periode tot inwerkingtreding van de Omgevingswet een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen.

Binnen het plangebied zijn verschillende archeologische dubbelbestemmingen gelegen, variërend van 'Waarde - Archeologische verwachting 1' tot 'Waarde - Archeologische verwachting 4'. Deze dubbelbestemmingen worden overgenomen in dit bestemmingsplan, waarmee de bescherming van archeologische waarden binnen het gebied is geborgd. Mochten de grenswaarden voor onderzoeksplicht ter plekke van één van deze dubbelbestemmingen overtreden worden, dan dient conform de bestemmingsregeling een archeologisch rapport overlegd te worden.

5.9 Cultuurhistorie

Per 1 september 2017 is de Erfgoedwet in werking getreden. In een bestemmingsplan dient op grond van het Bro artikel 3.1.6 een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, rekening is gehouden. Ook de facetten historische bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

Om de cultuurhistorische waarden ter hoogte van Hilgelo en haar omgeving te beschouwen, is Cultuurhistorische Atlas Winterswijk (opgesteld door RAAP) beschouwd. In het overzicht van historische landschappen is het plangebied aangeduid als bebouwd of veranderd gebied. Dit heeft alles te maken met de zandwinning die plaats heeft gevonden in het gebied. Ten oosten van het gebied is voornamelijk sprake van en vochtige kampontginningen en het oude hoevenlandschap. Dit deel van het buitengebied wordt van origine agrarisch gebruikt. Ten westen van het plangebied is tevens sprake van veel jonge heideontginning.

Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Gelderland worden ten zuiden van het plangebied verschillende cultuurhistorisch waardevolle puntbronnen aangeduid. Dit betreffen boerderijplaatsen van voor 1850, die restanten zijn van het voormalig agrarisch gebruik van voor de zandwinning. Dit betreffen de boerderijplaatsen op camping Hilgelomeer, aan de Bonninkweg en de Ravenhorsterweg. Daarnaast wordt op de cultuurhistorische waardenkaart de Sevinkmolen aangeduid als Rijksmonument. Op de bescherming van deze molen en molenbiotoop wordt verder ingegaan in par. 5.11.

Met de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, worden geen cultuurhistorische waarden verstoord. Dit heeft mede te maken met het feit dat het gebied weinig cultuurhistorische waarden meer herbergt na de start van het zandwinningsproject in de jaren '60. Gelet op dit levert het aspect cultuurhistorie geen belemmeringen op voor vaststelling van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0018.png"

Overzicht historische landschappen in de omgeving van het plangebied (bron: Cultuurhistorische Atlas Winterswijk, RAAP)

5.10 Verkeer en parkeren

Voor een goede infrastructurele inpassing van functies binnen het plangebied is het belangrijk de toekomstige verkeerskundige situatie in beeld te brengen. Relevant is de toekomstige verkeersgeneratie van functies binnen het plangebied en de afwikkeling daarvan via ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen.

Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding mogelijk van verblijfsrecreatie binnen het plangebied. Zoals gesteld in Hoofdstuk 3 vormt het bestemmingsplan vooral een leidraad voor deze ontwikkelingen. De meest concrete ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt is het toevoegen van 175 recreatieve verblijfseenheden aan de noordzijde van het plangebied bij camping Sevink Molen. De verkeerskundige implicaties van deze uitbreiding worden beschouwd in deze paragraaf.

Verkeer

In de nieuwe situatie blijft de hoofdentree van het gebied gesitueerd aan de Meddoseweg. Deze hoofdentree wordt wel licht aangepast, waarbij meer parkeerruimte op eigen terrein wordt toegevoegd. De kampeerterreinen van Ten Hagen en Hilgelomeer blijven ontsloten middels de Waliënsestraat.

Uitgaande van de realisatie van 90 nieuwe recreatieve verblijfseenheden aan de noordzijde van het gebied en de ligging in het buitengebied van een weinig stedelijke gemeente, kan op basis van CROW-kengetallen een verkeersgeneratie van ca. 243 mvt/etmaal verondersteld worden. Dit verkeer zal ontsloten worden middels de hoofdentree aan de Meddoseweg, waarbij de benodigde parkeervoorzieningen op eigen terrein gerealiseerd zijn. Deze ontsluiting heeft de capaciteit om deze toename aan verkeersgeneratie in het gebied op te vangen; de hoofdentree wordt, waar nodig, aangepast en verbreed op basis van de nieuwe doorontwikkeling van het gebied en de Meddoseweg betreft een doorgaande route in het buitengebied van de gemeente Winterswijk.

Parkeren

Uitgaande van de hiervoor beschreven toevoeging aan recreatieve verblijfseenheden, dient deze toevoeging ook te voorzien in voldoende parkeervoorzieningen. Het uitgangspunt daarbij is dat de met de uitbreiding gepaard gaande aanvullende parkeerbehoefte door initiatiefnemer op eigen terrein wordt opgevangen. Hiermee wordt voorkomen dat deze parkeerdruk op de omgeving wordt afgewenteld.

5.11 Molenbiotoop

Aan de noordzijde van het plangebied, ter plekke van camping/attractiepark Sevinkmolen, staat een molen met dezelfde naam. De Sevinkmolen werd in 1868 gebouwd in opdracht van drie Meddose boeren, te weten D.W. te Gronde, G.W. te Voortwis en J.H. Seevink. De molen werd op de grond van Seevink gebouwd en werd daarop de Sevinkmolen genoemd. De molen is tot in 1928 in bedrijf geweest, waarna tijdens een storm het wiekenkruis van de molen waaide. In augustus 1992 werd de molen erkend als Rijksmonument. In april 1999 werd door Stichting De Sevink Molen gestart met de restauratie, die in 2001 werd afgerond. Sindsdien functioneert de molen weer volledig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP2306BGRGTHILGELO-VI01_0019.png"

De Sevinkmolen, met op de voorgrond het attractiepark met dezelfde naam (bron: website Sevinkmolen)

Ten behoeve van de bescherming van de windvang van deze molen is in de Omgevingsverordening Gelderland een regeling opgenomen. Artikel 2.64 van de Omgevingsverordening Gelderland (maart 2021) bepaalt het volgende:

  • 1. Een bestemmingsplan maakt voor gronden binnen een Molenbiotoop geen nieuwe bebouwing of beplanting mogelijk als daardoor de windvang van een molen wordt beperkt.
  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de molens in het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem.

De bouwhoogte binnen de molenbiotoop kan bepaald worden met de volgende formule:

H(x) = X/n + (c x z)

Hierbij zijn de variabelen als volgt gedefinieerd:

  • Hx = toegestane hoogte van een obstakel op afstand x;
  • X = afstand van het obstakel tot de molen;
  • n = een constante, afhankelijk van de ruwheid van de omgeving en de maximaal toelaatbare windreductie. Hiervoor worden de volgende waarden gebruikt: 140 voor open, 75 voor ruw en 50 voor gesloten gebied;
  • c = een constante, afhankelijk van de maximaal toelaatbare windreductie, gewoonlijk met de waarde 0,2;
  • z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + eventueel de hoogte van de belt, berg of stelling).

In het geval van de Sevinkmolen wordt uitgegaan van de volgende in te vullen parameters:

  • n = 75 (ruw gebied)
  • c = 0,2
  • z = 16,15 m

Gelet op deze parameters kan de toegestane hoogte van een obstakel op afstand x als volgt bepaald worden:

H(x) = X/75 + (0,2 * 16,15)

Om de afstand te kunnen bepalen waarop een obstakel van een bepaalde hoogte geplaatst mag worden, kan de volgende herschreven formule gebruikt worden:

X = n * (H(x)-c*z)

Het planvoornemen maakt geen directe oprichting van bouwwerken mogelijk die de grenswaarden van de molenbiotoop kunnen overschrijden. De toegelichte regeling voor de gronden binnen de molenbiotoop wordt overgenomen in de regeling van dit bestemmingsplan. Hiermee wordt een voorwaardelijke verplichting aan de bouwhoogte opgenomen voor een deel van het gebied ter bescherming van de windvang van de Sevinkmolen. Gelet op dit is dit omgevingsaspect voldoende geborgd.

5.12 Water

5.12.1 Inleiding

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. De waterparagraaf geeft een beschrijving van de beleidsuitgangspunten, waterhuishoudkundige situatie en wateropgaven in het plangebied, (motivatie van) meest geschikte oplossingen en ruimtelijke consequenties daarvan. Indien aan de orde, is tevens het advies van het waterschap in de waterparagraaf verwerkt.

5.12.2 Huidige situatie

Grondwater en bodemopbouw: Hilgelo is grotendeels aangeduid in het BIS als water. De later ontgronde of niet ontgronde delen van het plangebied zijn geclassificeerd als veldpodzolgrond met leemarm en zwak lemig fijn zand (Hn21) of beekeerdgrond met leemarm en zwak lemig fijn zand (pZg21). Qua grondwatertrappen is het plangebied onder te verdelen in grondwatertrap III aan de westzijde en zuidzijde (GHG <40 cm, GLG 80-120 cm) en grondwatertrap VI aan de noordzijde en oostzijde (GHG 40-80 cm, GLG >120 cm).

Oppervlaktewater: Binnen het plangebied is één watergang gelegen die beschermd is door het Waterschap Rijn en IJssel: de Afwatering van het Hilgelo. Deze watergang is aangesloten op de Groenlose Slinge ten westen van het plangebied. Het water van het zandwinningproject Hilgelo maakt zelf geen deel uit van het watersysteem van het Waterschap Rijn en IJssel.

Hemelwater: Momenteel is het grootste gedeelte van het plangebied onverhard of oppervlaktewater. Hemelwater kan dus gemakkelijk afgevoerd worden naar de oppervlaktewaterlichamen binnen het plangebied. De verharding binnen het plangebied betreft voornamelijk auto- en fietswegen en gebouwen ten behoeve van de recreatieve voorzieningen. Binnen Hilgelo is er sprake van onverhard parkeren, wat de afvoer van hemelwater in het gebied ten goede komt.

5.12.3 Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan voorziet niet direct in een andere waterhuishoudkundige situatie gezien het kaderstellend karakter. Daar waar als gevolg van ontwikkelingen het verhard oppervlak toeneemt, zal op grond van de keur van het waterschap en het gemeentelijk beleid hieromtrent, invulling moeten worden gegeven aan de principes voor het behandelen van hemelwater. Daarbij is het vasthouden en bergen van water binnen het gebied uitgangspunt.

PM: Aanvullen in overleg met waterbeheerder gedurende de fase vooroverleg en inspraak

PM. Waterhuishoudkundig plan kan in volgende fase worden toegevoegd, in samenspraak met WRIJ

5.12.4 Waterbeleid

Waterbeheerplan 2016-2021: Met ingang van 13 januari 2022 is het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van het Waterschap Rijn en IJssel bepalend voor het waterbeleid op de planlocatie. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen.

Daarnaast beschikt het Waterschap Rijn en IJssel over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

Het waterschap vraagt bij een watertoets specifiek aandacht voor de volgende punten:

  • 1. Veiligheid (waterkering);
  • 2. Waterberging;
  • 3. Grondwater en kwel;
  • 4. Inrichten en waterkwaliteit;
  • 5. Beheer en onderhoud watergangen;
  • 6. Riolering en hemelwater

Keur Waterschap Rijn en IJssel: In de Keur Waterschap Rijn en IJssel staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels. In de navolgende paragraaf worden de gevolgen van de plannen op de waterhuishouding omschreven en de wijze waarop met de Keur wordt omgegaan. Voor de vergunningplichtige werkzaamheden wordt bij het Waterschap Rivierenland een watervergunning aangevraagd.

5.12.5 Gevolgen voor de waterhuishouding

Door de toevoeging van de nieuwe horecafaciliteiten, neemt het aantal vierkante meters verharding in het plangebied toe. Er wordt echter ook nog actief zand gewonnen in de plas. Dit betekent dat de plas in grootte toeneemt en kan worden ingezet voor de berging van afstromend regenwater. Derhalve worden er geen grote gevolgen voor het watersysteem voorzien op basis van voorliggende ontwikkelingen.

PM. Waterhuishoudkundig plan kan in volgende fase worden toegevoegd, in samenspraak met WRIJ

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

6.1 Algemeen

Op de verbeelding zijn de gronden binnen het plangebied bestemd conform de SVBP 2012. De bijbehorende bepalingen zijn vervolgens opgenomen in de planregels. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende deel van dit bestemmingsplan. De planregels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels

Dit hoofdstuk bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft het artikel 'begripsbepalingen' waarin is toegelicht wat onder bepaalde begrippen wordt verstaan. Het tweede artikel is 'Wijze van meten', waarin is aangegeven hoe de benoemde maatvoering moet worden gemeten.

2. Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk betreft een nadere verklaring van de bestemmingen die op de verbeelding zijn aangegeven. De gehanteerde bestemmingen zijn in paragraaf 6.2 kort toegelicht.

3. Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regelingen opgenomen die zijn bedoeld voor meer dan één bestemming. De gehanteerde algemene bepalingen zijn kort toegelicht in paragraaf 6.3

4. Overgangs- en slotregels

Binnen de overgangsbepalingen is geregeld dat bouwwerken en plannen die (legaal) bestaan op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt, maar die in strijd zijn met het bestemmingsplan, mogen worden herbouwd mits er geen veranderingen plaatsvinden in aard en omvang. In de slotregel is de officiële naam van het bestemmingplan genoemd. Deze naam moet worden gebruikt om te verwijzen naar het plan.

6.2 Bestemmingen

Binnen dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen:

Enkelbestemmingen:

  • Groen;
  • Horeca;
  • Natuur;
  • Recreatie - Dagrecreatie;
  • Recreatie - Verblijfsrecreatie.

Dubbelbestemmingen:

  • Waarde - Archeologie;
  • Waarde - Archeologische verwachting (1 t/m 4)

Aanduidingen:

  • Overige zone - Gelders natuurnetwerk;
  • Overige zone - Groene ontwikkelzone;
  • Overige zone - Nationaal landschap;
  • Vrijwaringszone - Molenbiotoop Sevink möle

6.3 Algemene regels

De algemene regels omvatten de standaardregels zoals de anti-dubbeltelregel. Voor de regeling binnen dit bestemmingsplan is bovendien het bestaande parkeerbeleid van de gemeente Winterswijk opgenomen, evenals de standaard afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels.

Hoofdstuk 7 Economische en maatschappelijke haalbaarheid

7.1 Economische haalbaarheid

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient onderzocht te worden of het plan economisch uitvoerbaar is. Voor de gemeente is het daarbij primair van belang dat zij gevrijwaard is van kosten of schadeloosstellingen die met het bestemmingsplan verband houden. Dit is het principe van kostenverhaal.

In beginsel wordt kostenverhaal verzekerd via een anterieure overeenkomst met initiatiefnemer. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Op grond van het voorgaande wordt het plan economisch uitvoerbaar geacht en wordt het kostenverhaal voor de gemeente als geborgd beschouwd.

7.2 Maatschappelijke haalbaarheid en participatie

Al tientallen jaren zijn er visies, plannen, ambities en wensen om recreatiegebied Hilgelo verder te ontwikkelen met nieuw aanbod voor de toerist en de recreant dat het gebied jaarrond interessant maakt voor bestaande en nieuwe doelgroepen. In dit kader is in juni 2008 nog een visie vastgesteld door de gemeenteraad; Planvisie Landgoed 't Hilgelo. Dit plan omvatte onder meer 125 landhuizen (>300 m3 per stuk), hotel met 60 kamers, 10 suites en wellnessvoorzieningen. In juli 2009 is in het verlengde daarvan de visie Praedium en een startnotitie vastgesteld door de gemeenteraad van Winterswijk en is een MER procedure gestart, inclusief inspraakmogelijkheden. Deze plannen zijn uiteindelijk stil komen te liggen als gevolg van de economische situatie in die periode.

Sinds december 2013 is Leisurelands eigenaar van recreatiegebied Hilgelo en heeft in 2014-2015 een nieuwe visie ontwikkeld op de toekomst van het recreatiegebied, in samenspraak met omgevingspartijen en de gemeente Winterswijk. Het resultaat daarvan, Gebiedsvisie 't Hilgelo, is vastgesteld door de gemeenteraad in 2015.

Sindsdien is gewerkt aan een vertaling van de visie naar concrete plannen en is geïnvesteerd in de kwaliteit van de recreatieve voorzieningen en om naast bestaande ook nieuwe doelgroepen beter te bedienen, ook buiten het recreatieseizoen. Nieuw aanbod paste binnen de bestaande kaders van het bestemmingsplan of konden worden vergund met kleine afwijkingsmogelijkheden, kruimelgevallen ook wel genoemd.

In 2020 is de visie een stap verder gebracht met een 'voorbereidend onderzoek'. Ter voorbereiding op een nieuw bestemmingsplan dat ook de delen van de visie mogelijk maakt waarvoor dit noodzakelijk is. Het onderzoek had als doel om de visie concreet te maken ten aanzien van onderwerpen als doelgroepen/leefstijlen, concepten en (landschappelijke) inpassing. De resultaten daarvan zijn op papier gezet onder de naam 'Voorbereidend onderzoek Hilgelo' en toegelicht aan de gemeenteraad op 10 december 2020.

In de periode 2021-2022 is in samenwerking met gevestigde recreatieondernemers en specialisten gewerkt aan concrete plannen, om tot één samenhangend inrichtingsplan/toekomstperspectief te komen voor het recreatiegebied, als basis voor een nieuw bestemmingsplan. Het eindproduct is een concept inrichtingsplan en beeldkwaliteitsplan.

Het concept inrichtingsplan is in maart 2023 breed gedeeld door middel van een online projectpagina en een inloopbijeenkomst op 29 maart 2023 voor bewoners en bedrijven uit de directe omgeving. Zie bijlage 1 voor een verslag daarvan. Op de online projectpagina staat een toelichting op de plannen, zijn relevante documenten te downloaden en wordt de status van het project genoemd. Ook buiten de inloopbijeenkomst zijn diverse gesprekken gevoerd met ondernemers en omwonenden om reacties op te halen en het plan verder te verfijnen, passend binnen de vastgestelde kaders in beleid en visies.

Na verwerking van de binnengekomen reacties wordt dit voorontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Hier kan een ieder zijn of haar reactie op geven in de vorm van een inspraakreactie, gericht aan het college van b&w.

Samen met de gemeente en andere recreatieondernemers zal Leisurelands de inspraakreacties op het voorontwerpbestemmingsplan zo goed mogelijk beantwoorden en/of verwerken. Vervolgens start de formele bestemmingsplanprocedure met een ontwerpbestemmingsplan dat het College van B&W ter inzage legt.

Het volledige participatieproces dat wordt gevolgd rond dit plan, is opgenomen als Bijlage 3 Participatieproces bij deze toelichting.