direct naar inhoud van Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten
Plan: Wijziging bouwvlak Beerninkweg 24
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.WP1201BGBEERNINK24-VA01

Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten

In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-aspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen onder andere aan de orde te komen het wegverkeerslawaai, geluidszones, bedrijvigheid, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen, archeologie, de flora en de veiligheid.

Archeologie

Het gehele bouwblok (inclusief de uitbreiding van het bouwblok) ligt binnen een gebied met een lage archeologische verwachting.Zie voor de archeologische waarden en verwachtingen en de archeologische verplichtingen de kaartuitsnede en legenda van de archeologische beleidskaart hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1201BGBEERNINK24-VA01_0003.jpg"

Kaartuitsnede en legenda uit archeologische beleidskaart.

Kaartuitsnede en legenda zijn ontleend aan:

Archeologisch beleid van de gemeente Winterswijk. De archeologische beleidskaart, Raap Archeologisch Adviesbureau, Raap-rapport 2033. 21 januari 2010.

Algemeen

Bij veranderingen van de bestaande bestemming dient naar het aspect van de archeologie te worden gekeken. Op die locaties binnen het plangebied waar in de toekomst nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zullen plaatsvinden, zal bezien moeten worden of het uitvoeren van archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Op basis van het onderzoek kan worden beslist hoe met de eventueel aanwezige archeologische waarden dient te worden omgegaan.

Gemeentelijk archeologisch beleid

Op 25 november 2010 is de nieuwe Erfgoedverordening met bijbehorende archeologische beleidskaart door de gemeenteraad vastgesteld. In het herziene bestemmingsplan Buitengebied zijn archeologieregels opgenomen conform het vastgestelde archeologiebeleid.

Op grond van dit beleid dient de archeologische beleidskaart als onderlegger voor nieuwe bestemmingsplannen te worden gebruikt en geeft die de archeologische (onderzoeks)verplichtingen voor verschillende bodemingrepen.

Beoordeling

Op grond van de archeologische beleidskaart is voor de onderhavige locatie archeologisch onderzoek noodzakelijk als de bodemverstoring groter is dan 2500 m2 èn dieper reikt dan 30 cm minus maaiveld.

Omdat de gewenste uitbreiding van het bouwvlak ca 875 m2 bedraagt, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Conclusie

  • 6. De gemeentelijke archeologische beleidskaart dient als onderlegger te worden gebruikt voor het nieuwe bestemmingsplan. Voor de op te nemen planregels e.d. wordt kortheidshalve verwezen naar het bestemmingsplan buitengebied.
  • 7. Op het onderhavige perceel is archeologisch onderzoek in het kader van de bestemmingsplanwijziging niet noodzakelijk. Er is echter wel sprake van een meldplicht bij toevalsvondsten. Zie hierna.

Grondwerkzaamheden, archeologische vondsten en meldingsplicht

Eventuele archeologische vondsten bij sloop-, bouw en/of graafwerkzaamheden moeten worden gemeld!

Bij de uitvoering van niet archeologische graafwerkzaamheden dient te allen tijde de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) in acht te worden genomen:

Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het verdient tevens aanbeveling de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente, waar de vondst is gedaan, hiervan per direct in kennis te stellen.

Bodem

  • 1. Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet getoetst worden of de bodemkwaliteit de planontwikkeling belemmert. Wanneer op het perceel geen (ernstige) bodemverontreiniging wordt verwacht, mag worden aangenomen dat er geen belemmeringen zijn voor de functiewijziging.

  • 2. Bodemtoets

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening moet bij een bestemmingsplanwijziging in beginsel worden getoetst of de bodemkwaliteit de functiewijziging in de weg staat. Op basis van historisch onderzoek is het perceel waarop de uitbreiding plaatsvindt onverdacht. Op het perceel wordt geen (ernstige) bodemverontreiniging verwacht en valt aan te nemen dat er geen belemmeringen zijn voor de functiewijziging. In dat kader is in de bestemmingsplanprocedure geen nader bodemonderzoek noodzakelijk.

  • 3. Conclusie

Op grond van bovenstaande wordt het uitvoeren van bodemonderzoek om de feitelijke bodemkwaliteit vast te leggen niet noodzakelijk geacht. Aangenomen wordt dat geen sprake is van een ernstige bodemverontreiniging en dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de functies die de te behouden panden houden. Bij nieuwbouw zal de situatie opnieuw beoordeeld moeten worden.

Milieu overig

Er geldt ter plaatse van het perceel Beerninkweg 24 een gebiedsaanduiding Reconstructiewetzone verwevingsgebied. Deze zone is van belang bij agrarische bedrijven die intensieve veehouderij hebben. De vergroting van het bouwvlak zal geen intensivering tot gevolg hebben, zodat in dat opzicht de vergroting verantwoord is.

Voor de overige milieuaspecten zijn ook geen belemmeringen aanwezig. Hierbij is gekeken naar geluid, lucht, externe veilgheid en milieuzonering. Aan Flora- en Faunaregelgeving zal, voor zover noodzakelijk, toepassing worden gegeven in het kader van de vergunnningverlening op grond van de Wabo.

Waardevol landschap

Het perceel Beerninkweg 24 ligt in de gebiedsaanduiding EHS-verbinding. In de Nota Ruimte is sprake van het Nationaal Landschap Winterswijk waarvan het buitengebied Winterswijk deel uitmaakt.

Als kernkwaliteiten worden genoemd:

- kleinschalige openheid;

- het groene karakter;

- microreliëf door essen en 'eenmansessen'.

Voor een beoordeling van het effect op de kernkwaliteiten bij uitbreiding van het agrarische bouwblok Beerninkweg 24 op het waardevol landschap Winterswijk is door het Centrum Plattelandsontwikkeling Oost onderzoek verricht en rapport uitgebracht. Dit rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. De conclusie hieruit is hieronder weergegeven.

Het erf is geheel gelegen binnen het ‘Waardevol landschap Winterswijk’, specifiek EHS-verbinding. Binnen de waardevolle landschappen zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt ('ja, mits'-benadering). Binnen waardevolle landschappen is daarom 'behoud door ontwikkeling’ het uitgangspunt. Dit betekent dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in overeenstemming moeten zijn met de kernkwaliteiten van het landschap. De streekplanuitwerking Waardevolle Landschappen is op 16 mei 2006 door Gedeputeerde Staten vastgesteld.

Het plangebied ligt in het ‘Waardevol landschap - samenvallend met EHS’. Voor nieuwe ruimtelijke ingrepen geldt hier het ‘nee, tenzij’-regime vanwege de samenloop met de EHS. Dat wil zeggen dat aantasting van de kernkwaliteiten niet mogelijk is tenzij er een groot maatschappelijk belang aan de orde is en er geen alternatieven elders zijn.

De landschappelijke kernkwaliteiten van het waardevol landschap Winterwijk richten zich hoofdzakelijk op de kwaliteiten van het oude hoevenlandschap, het oude kampenlandschap, de escomplexen, plateauranden en bijzondere broekgebieden. Het plangebied is gelegen in het jonge heideontginningslandschap van het Meddosche veld. Het plangebied en het aangrenzende (agrarische) cultuurlandschap bezitten deze kernkwaliteiten niet. Realisatie van de voorgenomen plannen tast deze kernkwaliteiten niet aan.

Uitvoering van voorgenomen initiatief tasten de kernkwaliteiten van het waardevol landschap niet aan. Realisatie van voorgenomen initiatief is niet in strijd van de streekplanuitwerking. Door de aanleg van erfbeplanting wordt bij planrealisatie een positieve bijdrage geleverd aan de landschappelijke kwaliteit van het landschap.

De kernkwaliteiten en omgevingscondities worden door voorgenomen activiteit niet negatief beïnvloed. Voorgenomen activiteit past binnen de randvoorwaarden die gesteld worden in de ruimtelijke verordening Gelderland.