direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bedrijventerrein Vèèneslat en Misterweg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De geldende bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen Vèèneslat-noord, Vèèneslat-zuid en de Misterweg zijn nagenoeg allemaal ouder dan 10 jaar. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening bestaat de plicht om bestemmingsplannen tijdig te actualiseren. Bovendien is het wenselijk om voor bedrijven, in het belang van een attractief vestigingsklimaat, in een bestemmingsplan optimale voorwaarden te scheppen die goed aansluiten op de huidige wet- en regelgeving en beleidsontwikkeling.

In dit kader is het noodzakelijk om de bestemmingsplannen te actualiseren en voor het gehele gebied een nieuw bestemmingsplan vast te stellen. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin. Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter waarbij voornamelijk bestemd is overeenkomstig het voorgaande bestemmingsplan en het feitelijk legaal gebruik. Nieuw in het bestemmingsplan is de toevoeging van cultuurhistorische waarden voor een aantal percelen.

1.2 Ligging plangebied

In onderstaande afbeelding is de globale begrenzing van het plangebied met een rode lijn weergegeven. De begrenzing aan de noordzijde volgt goeddeels de lijn Venemansweg - Koningsweg - Parallelweg. De oostzijde volgt de lijn Wooldseweg en een deel van de spoorlijn. De zuidzijde volgt de Greversweg - Eekelerweg en de westzijde de Misterweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0001.jpg"

Globale begrenzing van het plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Onderhavig bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Vèèneslat en Misterweg' is een herziening van de volgende vigerende bestemmingsplannen:

Naam   Raadsbesluit   Goedkeuringsbesluit  
Industrieterrein   25 januari 1973
nr. Ia-14  
28 januari 1974
nr. 5657/889-3306  
Industrieterrein, 1e herziening   29 maart 1979
nr. III-31  
27 juni 1980
nr. 9287/215-RO-106  
Industrieterrein, 2e herziening   30 juni 1988
nr. VI-9  
8 september 1988
nr. RO88-22605-ROV/G5208  
Industrieterrein Misterweg/Venemansweg (Rondweg-zuid)   29 juni 1995
nr. VI-7  
5 februari 1996
nr. RG95.37136  
Industrieterrein Vèèneslat-zuid   24 juni 1999
nr. VI-7  
25 januari 2000
nr. RE1999.68674  
Industrieterrein Vèèneslat-zuid, geluidzone Industrieterrein   24 juni 1999
nr. VI-7  
25 januari 2000
nr. RE1999.68682  
Industrieterrein Vèèneslat-zuid, partiële herziening, herziening Voorschriften   29 november 2001
nr. XI-2  
31 januari 2002
nr. E2002.3202  
Industrieterrein Zuid, 1e fase   25 januari 1979
nr. I-17  
1 april 1980
nr. 6902/210-RO-106  
Plan in onderdelen v.h. Dorp
 
29 september 1955
nr. IX-37  
12 december 1956
nr. 7918/487-3303  
Venemans   27 november 1986
nr. XI-10  
6 juli 1987
nr. RO86.42831-ROV/G5207  
Buitengebied, Correctieve Herziening
 
24 september 1998
nr. IX-14  
18 mei 1999
nr. RE98.97784  
Buitengebied Winterswijk-West
 
29 oktober 1987
nr. X-3  
14 juni 1988
nr. RO87.35697-ROV/G5209  
Bestemmingsplan Bedrijventerrein Misterweg
 
05 juli 2007
nr. VII-6  
26 februari 2008  
bestemmingsplan Bedrijventerrein Misterweg - partiële herziening De Vlijt   23 april 2009
nr. IV-2  
 
Fortuna   04 november 2009
nr. IXa-6  

 
Keizers   25 juni 1987
nr. VI-4  
29 september 1987
nr. RO87.20961-ROV/G5208  
Wooldseweg 50-58   28 oktober 2015
nr. X-2  
 
Buys Ballotstraat 3   30 juni 2016
nr. VI-4  
 
     

De volgende afwijkingsbesluiten zijn ook onderdeel van deze herziening:

Naam   besluitdatum    
Ambachtstraat 41 uitbreiding bedrijf
Ambachtstraat 41 bouw bedrijfshal  
20-12-2006
04-04-2014  
20050213
20140025  
Ambachtsstraat 75 bouw kantoor/magazijn   25-07-2005   20050090  
Koningsweg nabij 10 bedrijfswoning
Koningsweg 10 uitbreiden bedrijf  
11-06-2009
15-05-2007  
20070011
20070021  
Parallelweg 72 uitbreiding bedrijf   25-01-2007   20060181  
Snelliusstraat 10 verbouw bedrijf   13-09-2007   20070084  
Tinbergenstraat 11 uitbreiding kantoor   25-09-2007   20070160  
Koningsweg 40 uitbr.bedrijf/kringl.winkel   25-04-2014   20140054  
Eekelerweg 3 verbouw t.b.v. arbeidsmigr.   27-07-2015   20150118  
Buys Ballotstraat nabij 8   17-01-2017   20150198  
Rondweg zuid (ongenum.) infozuil   02-06-2008   20080066  
Lorentzstraat 12 bouw bedrijf   27-03-2009   20080255  
Bocholtsestraat 83a verbouw bedrijf   25-08-2009   20090048  
Venemansweg 8 uitbreiding bedrijf   01-04-2010   20090182  
Stevinstraat 21 bouw bedrijf/kantoor   23-07-2010   20100062  
Industrieweg 8 fundering/stikstoftank   03-06-2010   20100043  
Leeghwaterweg 3 en 5 bouw bedrijf/kant.   23-07-2010   20100062  
Ambachtsstraat 30 kantoor/tijdelijk   03-04-2012   20120137  
Leeghwaterweg 11 bouw bedrijf/bijgebouw   06-02-2012   20120076  
Ambachtsstraat 17 bouw keerwand/gebr.   24-07-2014   20140192  
Ambachtsstraat 21 plaatsen wand/gebr.   29-05-2015   20140213  
Buys Ballotstraat 8 bouw bedrijf   17-01-2017   20150198  
Lorentzstraat 1 plaatsen stoffilter   19-05-2017   20160137  
Snelliusstraat 22 antenne   25-01-2017   20160164  
Technopark 4 parkeerkelder   01-03-2017   20160184  
Industrieweg 1 wijziging gevel   09-03-2017   20160196  
Lorentzstraat 19 oprichting bedrijf   24-05-2017   20170085  

1.4 Leeswijzer en toelichting

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met bijlagen waarin relevante onderzoeksresultaten zijn opgenomen en de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een vijftal hoofdstukken en enkele bijlagen. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).

Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Het plan', dat het hart vormt van dit bestemmingsplan. Hierin wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie en de visie op de beeldkwaliteit.

In hoofdstuk 3 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals milieu wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom voorliggend bestemmingplan uitgevoerd kan worden.

In hoofdstuk 4 is de wijze van bestemmen aangegeven. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd.

In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan zal verslag worden gedaan van het vooroverleg en is het resultaat van de ter inzagelegging vastgelegd.

Hoofdstuk 2 Plan

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aangegeven wat het plan is. Hiertoe wordt kort beschreven welke functies zich binnen het plangebied bevinden en wat de planologische opzet is achter de bestemmingssystematiek die wordt opgenomen. Deze paragraaf vormt daarmee de beleidsmatige motivering voor de manier waarop het plangebied ingericht gaat worden.

 

2.2 Bestaande situatie

Globaal kunnen binnen het plangebied drie deelgebieden onderscheiden worden, namelijk bedrijventerrein Vèèneslat-noord, Vèèneslat-zuid en Misterweg. De bedrijventerreinen Vèèneslat-noord en Vèèneslat-zuid worden gescheiden door de Rondweg-zuid.

Vèèneslat-noord

Het bedrijventerrein Vèèneslat-noord ligt ten zuidwesten van het centrum en het station van Winterswijk en ten noorden van Rondweg-zuid. Het terrein heeft een oppervlakte van circa 30 hectare. In de periode 2005-2011 heeft een integrale revitalisering van het bedrijventerrein Vèèneslat-noord plaatsgevonden op onder andere de gebieden infrastructuur, openbaar gebied, voorterreinen, gevels, beeldkwaliteit en milieu om de economische positie van het bedrijventerrein duurzaam te verbeteren. Door deze herstructurering is de beeldkwaliteit van Vèèneslat verbeterd.

Het bedrijventerrein is een wat ouder terrein met relatief kleinschalige, lokale gemengde bedrijvigheid en bestaat veelal uit laagbouw. De kern wordt gevormd door de bedrijvigheid rond de Ambachtsstraat. De bedrijvigheid noordoostelijk van de Industrieweg en langs de Parallelweg tussen Ambachtsstraat en Keizersstraat lijken hier los tegen het kerngebied aan te hangen. Op verschillende plaatsen grenst de woonbebouwing direct aan het bedrijventerrein. Op het bedrijventerrein zelf is sprake van verspreide woningbouw.

Het bedrijventerrein is via de Ambachtsstraat en de Industrieweg direct ontsloten op het hoofdwegennet (Rondweg-zuid).

Vèèneslat-zuid

Vèèneslat-zuid is gelegen ten zuiden van de Rondweg-zuid en wordt begrensd door de Vreehorstweg, Greversweg, spoorlijn Winterswijk-Arnhem en Wooldseweg. Voorbij deze wegen begint het buitengebied van Winterswijk. Het is een relatief grootschalig opgezet bedrijventerrein met gemengde lokale bedrijvigheid. Op het terrein is relatief veel productie en transport & distributie (TenD) te vinden. Het bedrijventerrein heeft een grotere menging van bedrijvigheid als noord. Wel is er sprake van enige clustering, zowel naar grootte als type bedrijvigheid: centraal liggen veel TenD bedrijven, terwijl kleinschalige bedrijvigheid langs de buiten rand (westzijde) is gesitueerd en representatieve bedrijven langs de Rondweg-zuid (zichtlocatie).

Dit terrein heeft een aantal duidelijke kwaliteiten, te weten:

  • een goede externe bereikbaarheid;
  • een grote flexibiliteit door gevarieerde verkaveling, waarbij ook zwaardere bedrijvigheid goed kan worden ingepast;
  • een relatief hoge beeldkwaliteit (panden, kavels, ruime profielen, wegbeplanting);
  • een goede zichtrelatie met Rondweg-zuid;
  • een fraaie groene omgeving.

De ruimtelijke samenhang lijkt op het eerste gezicht sterk, maar is dat in de praktijk toch minder. Er zijn meerdere gebieden die in elkaar overlopen. Zo is Vèèneslat-zuid grotendeels grootschalig, maar dit loopt over in een kleinschaliger gebied, zonder dat er sprake is van herkenbare grenzen of gebieden.

Het terrein is relatief ruim opgezet. Veel bedrijven staan ruim op de kavel, waardoor het terrein een relatief laag bebouwingspercentage heeft. De bedrijfspanden hebben veelal twee bouwlagen.

Er is sprake van een zichtrelatie langs Rondweg-zuid. Naar de landelijke omgeving staan hoofdzakelijk achterkanten van bedrijven. Deels worden deze afgeschermd door middel van een beplante grondwal. Op andere plekken domineert de bedrijvigheid de omgeving in negatieve zin. De woon-werkstrook langs de Vreehorstweg vormt een goede en herkenbare overgang tussen bedrijventerrein en landelijke omgeving. Hierbij is sprake van een duidelijk gescheiden ontsluiting. De bedrijfswoning wordt ontsloten via de Vreehorstweg en het bedrijf vanaf het bedrijventerrein. Naast deze bedrijfswoningen zijn er op de rest van het terrein enkele bedrijfswoningen aanwezig.

Knelpunten op het terrein zijn de onduidelijke wegenstructuur en de gefragmenteerde waterstructuur.

Misterweg

Het bedrijventerrein Misterweg ligt aan de zuidwestelijke rand van Winterswijk, tussen de Misterweg en Eekelerweg. Het terrein is op een prominente locatie gelegen: direct langs de N318 (Misterweg), de hoofdverbindingsweg tussen Winterswijk en Aalten, een directe verbinding met Arnhem en het Duitse achterland. Door deze ligging is het terrein goed bereikbaar. Bedrijventerrein Misterweg bestaat uit individuele kavels met uiteenlopende bedrijvigheid, gescheiden door bosstroken en weiland.

De bedrijven zijn georiënteerd naar de Misterweg of de Rondweg-zuid. Langs de Eekelerweg zijn daardoor soms rommelige achterkanten zichtbaar. De tussengelegen groenzones (bosstroken dan wel weiland) zorgen voor een inbedding in de omgeving en een groene uitstraling van het terrein. Er is geen duidelijke relatie met bedrijventerrein Vèèneslat.

Het Technopark, aan het einde van de Misterweg aan de noordzijde, is een hoogwaardige zichtlocatie die ruimte biedt voor garagebedrijven en een ICT bedrijf. Een belangrijke kwaliteit van het bedrijventerrein Misterweg is de hoge beeldkwaliteit van de bedrijfsgebouwen in het deel Technopark.

Er is geen duidelijke samenhang tussen de bedrijven langs de Misterweg. Op het Technopark is wel duidelijke samenhang. Het betreft hier zeer representatieve bedrijven.

Op de percelen is veel ruimte voor opslag van goederen (caravans, grond), ook is er voldoende ruimte voor parkeergelegenheid op eigen terrein. In een enkel geval zijn er (bedrijfs)woningen aanwezig op de percelen langs de Misterweg.

Behalve Technopark zijn de bedrijven direct ontsloten op de Misterweg. Technopark is indirect op de Rondweg-zuid aangesloten en kent hier geen heldere entree.

Er is sprake van een niet-optimale ontsluiting van de bedrijven. Overigens is de verkeerssituatie bij Obelink (meest zuidelijke bedrijf) in 2009 verbeterd en aangepast aan de bouwplannen. Daarbij is de verkeerscirculatie op eigen terrein aangepast en de aansluiting op de hoofdrijbaan is teruggebracht tot één inrit en één uitrit, met een middengeleider op de hoofdrijbaan. Daarnaast heeft de provincie Gelderland in een verkenning die zij in 2006 hebben uitgevoerd opgenomen dat het de aanbeveling verdient om de parallelweg van de Misterweg (N318) ter hoogte van het plangebied in te richten als 60 km zone. Inmiddels is de parallelweg ter hoogte van Obelink een 60 km/uur zone. Het terrein van Obelink is geen onderdeel van voorliggend bestemmingsplan, hiervoor heeft de gemeenteraad op 18 december 2014 al een bestemmingsplan vastgesteld. Ook het terrein van HSF Logistics B.V. is geen onderdeel van dit plan, hiervoor is in verband met een gewenste uitbreiding al een seperate bestemmingsplanprocedure in voorbereiding.

2.3 Functionele structuur

In deze paragraaf wordt aandacht geschonken aan de verschillende functies; er wordt een beeld geschetst van de stand van zaken aangaande bedrijvigheid, wonen, kantoren en de detailhandel in het plangebied.

2.3.1 Bedrijven

Op het bedrijventerrein zijn verschillende soorten bedrijven gelegen. Er zijn kleinschalige bedrijven gevestigd, met name aan de Vreehorstweg, Parallelweg en de Koningsweg. De grootschalige bedrijven bevinden zich voornamelijk op het bedrijventerrein Vèèneslat-zuid.

Op het terrein is één Bevi-inrichting aanwezig. Dit betreft het bedrijf Wikkerink Winterswijk BV aan de Koningsweg.

2.3.2 Detailhandel

Op diverse plekken op het terrein, voornamelijk in de omgeving van de Rondweg-zuid, zijn bedrijven gevestigd met een duidelijke detailhandelsfunctie zoals keukenstudio's, een motorenshowroom, woninginrichting en garagebedrijven (inclusief showroom).

2.3.3 Kantoren

De kantoorfunctie op het bedrijventerrein is te onderscheiden in kantoren, als onderdeel behorend bij de bedrijven en zelfstandige kantoorvestiging. Deze bevinden zich verspreid over het plangebied.

2.3.4 Wonen

De functie wonen is binnen het plangebied voornamelijk te vinden in de vorm van bedrijfswoningen. Er zijn echter ook enkele burgerwoningen binnen het plangebied aanwezig. Het grootste deel van de bedrijfswoningen bevindt zich aan de Vreehorstweg, daarnaast zijn bedrijfswoningen verspreid over het terrein gesitueerd.

2.3.5 Venemansmolen

Aan de Venemansweg 7 is De Venemansmolen (of De Oude Molen) gesitueerd. Dit is een korenmolen die in 1898 werd gebouwd. Thans is de molen in gebruik als bezoekerscentrum en expositieruimte. De molen is geen onderdeel van het bestemmingsplan, maar de molenbiotoop ligt wel deels in het plangebied.

2.4 Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de provinciale weg N318, Misterweg. Deze weg is een ontsluitingsweg met een 80 km/uur regiem. Langs de weg is een parallelweg aanwezig, waarop voor een deel (tussen het bedrijf HSF Logistics aan Misterweg 165 en Technopark) alleen langzaam verkeer is toegestaan. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de provinciale N319, Rondweg-zuid, een 80 km/uur-weg, met uitzondering van het deel tussen de Ambachstraat en de rotonde Wooldseweg: dit is een 50 km/uur-weg (bebouwde kom). Tussen de rotonde bij de N318 en de Snelliusstraat is de weg voorzien van een parallelstructuur in de vorm van de Technopark en Venemansweg. Tussen de Snelliusstraat en de Buys Ballotstraat ontbreekt die parallelstructuur en ontsluiten de bedrijven rechtstreeks op de hoofdrijbaan. Dit is niet conform de uitgangspunten van Duurzaam Veilig Verkeer. Alle overige wegen in het plangebied zijn gemeentelijke wegen, waarvan het merendeel binnen de bebouwde kom is gelegen en waar maximaal 50 km/uur is toegestaan. Desondanks hebben de wegen overwegend een functie als erftoegangsweg en geen functie voor doorgaand verkeer. De Eekelerweg, Greversweg en Wooldseweg liggen buiten de bebouwde kom en zijn onderdeel van de 60 km/uur zone.

De Greversweg is een onverharde weg die het spoor kruist met een onbewaakte overweg. Deze overweg zou Prorail uit veiligheidsoverwegingen het liefst willen afsluiten voor doorgaand autoverkeer door middel van hekken, waarbij alleen fietsers en voetgangers kunnen passeren. Het plangebied is niet per openbaar vervoer bereikbaar. Het is wel goed per fiets bereikbaar, hoewel er binnen het plangebied praktisch geen fietsvoorzieningen zijn. Voor bewoners van Winterswijk ligt het plangebied op een gunstige fietsafstand. Binnen het plangebied zijn geen voetpaden aanwezig. Omdat in het gebied geen zelfstandige kantoorfunctie of woonboulevard aanwezig is, leidt dat niet direct tot problemen.

2.5 Ruimtelijke structuur

Het bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein. Vanuit de historie en de groei van het bedrijventerrein zijn er vier deelgebieden te herkennen. Zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0002.jpg"

Deelgebieden

Representatieve en functionele zone

In verband met de ruimtelijk functionele indeling van de bedrijfskavels en -gebouwen wordt een onderscheid gemaakt in een representatieve zone en een functionele zone. Voor elk van beide zones worden verschillende eisen gesteld aan vorm, inrichting, massa en materiaalgebruik.

De representatieve zone is de voorzone van de bedrijfskavels waarin bedrijven zich presenteren. In de representatieve zone bevinden zich de kantoren behorende bij het bedrijf en vindt het parkeren op eigen terrein plaats.

Representatieve zone

Achter de representatieve zone bevindt zich de functionele zone, waarin zich de hoofdmassa's, c.q. bedrijfshallen bevinden. Het terrein van de kavels in deze zone is bedoeld voor het functioneel gebruik, in deze zone vindt onder andere het laden en lossen plaats en is ruimte voor eventuele (bij voorkeur) inpandige opslag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0003.png"

Representatieve zone

Buitenruimte, één algemeen profiel

Buitenruimte

Het openbaar gebied wordt eenduidig ingericht, met een heldere vormgeving van de infrastructuur. De groene inrichting bestaat uit bermen aan weerszijde van de infrastructuur, eventueel aangevuld met lage hagen tegen de perceelgrenzen aan.

Opbouw profiel

Het standaard profiel bestaat uit een rijweg van 7 tot 8 meter breed. De rijweg is geasfalteerd. Aan weerszijde van de rijweg liggen bermen van minstens 2 meter breed. Deze zijn groen ingericht met gras of lage begroeiing (maximaal 0,5 meter). In deze berm kunnen ook repeterende verticale elementen zoals lichtmasten en/of kleine bomen worden geplaatst. Op de overgang naar het perceel staat een laag matzwart hekwerk of een lage haag (maximaal 1 meter).

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0004.png"

Profiel noord

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0005.png"

Profiel zuid

De berm

De berm is over het gehele terrein een sterke en robuuste structuur. De berm bestaat uit gras of lage beplanting van maximaal 0,5 meter hoog. Voor de kwaliteit en de herkenbaarheid van de verschillende deelgebieden kan per deelgebied worden gekozen voor verschillende beplanting met verschillenden kleuren, bloemen e.d. In de berm kunnen ook verticale elementen worden geplaatst, zoals smalle bomen en lichtarmaturen. Deze dienen midden in de berm te worden geplaatst en zijn uitgelijnd op één lijn.

Langzaam verkeer

In het profiel op Vèèneslat-noord krijgt ook de fietser een plek. Op de rijweg worden fietssuggestiestroken aangebracht op 1,5 meter vanaf de zijkant. Deze strook kan worden benadrukt door een licht kleurverschil in het asfalt.

Erfafscheiding

Aan de representatieve zone zijn transparante hekwerken toegestaan met een maximale hoogte van 1 meter. Achter de representatieve zone mogen transparante hekwerken worden geplaatst met een maximale hoogte van 2 meter. Hekwerken worden uitgevoerd in een matzwarte kleur. Voor de afscheiding van de representatieve zone kan ook worden gekozen voor een groene erfafscheiding in de vorm van een haag van maximaal 1 meter.

 

Laden en lossen

Het manoeuvreren van vrachtauto's vindt zowel plaats in de openbare ruimte als op eigen terrein. Het laden en lossen dient volledig op eigen terrein te geschieden.

Opslag

Opslag is bij voorkeur inpandig in het hoofdgebouw, in de functionele zone. In de representatieve zone mag geen opslag plaatsvinden.

Straatmeubilair

Al het straatmeubilair dient op een zorgvuldig wijze in het ontwerp te worden geïntegreerd. Gedoeld wordt hierbij niet alleen op zitmeubilair en verlichtingsarmaturen in het openbaar gebied, maar ook op voorzieningen op eigen terrein, bijvoorbeeld ten behoeve van containeropslag, fietsenstalling e.d.. In het openbaar gebied zal straatmeubilair beperkt worden toegepast.

Het straatmeubilair en de bewegwijzering dient op uniforme wijze te worden vormgegeven over het gehele bedrijventerrein. De kleurstelling van het straatmeubilair is zwart.

Overige bouwwerken

Het is niet toegestaan losse bouwwerken in de representatieve zone te plaatsen: traforuimten, container opstelplaats, fietsenstalling e.d. tenzij deze een integraal onderdeel uitmaken van het totale ontwerp. Deze voorzieningen dienen in de bedrijfsgebouwen geïntegreerd te worden. Nutsgebouwen worden bij voorkeur vormgegeven in relatie met de basis ontwerpprincipes die gelden voor de betreffende zone.

Bebouwing

In het algemeen kan worden gesteld dat gebouwen op het bedrijventerrein een functionele uitstraling hebben, waarbij er in hoofdopzet twee typen te onderkennen zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0006.png"

Enkelvoudig massa's

Het eerste type is het enkelvoudige bedrijfspand. De bedrijven kunnen verschillende maatvoeringen hebben, waarbij bedrijfshal en/of kantoor één geheel vormen. De panden hebben één of meerdere representatieve gevels. Deze eenheden zijn voornamelijk te vinden in Vèèneslat-noord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0007.png"

Kop-rompprincipe

Het andere veel voorkomende type is de zogenaamde kop-romptypologie. Deze bebouwingstypologie bestaat uit een kop en een romp, en is voornamelijk te vinden in Vèèneslat-zuid. De romp is het grootste deel, en wordt gevormd door de bedrijfshal. Het is een gesloten blokvorm die voornamelijk bestaat uit plaatmateriaal. De kop bestaat uit de representatieve functies van het bedrijf, de showroom en kantoren. De kop is expressief, is georiënteerd op de weg en is qua grootte ondergeschikt aan de romp. De kop kan in het vlak van de romp liggen, maar kan ook, maximaal 4 meter, uitsteken. Plaatsing van het representatieve gedeelte in de gevel is vrij mits deze functies als één blok in de hoofdgevels zijn geplaatst.

De randen van het bedrijventerrein vormen uitzonderingen op deze standaard typologieën. De randen die de overgang vormen naar het buitengebied of de woonwijken van Winterswijk moeten met grotere aandacht worden vormgegeven. Aan de noordzijde van Vèèneslat betekent dit dat nieuwe bedrijvigheid in schaal en materialisatie moet aansluiten bij de bestaande woningbouw. Aan de zuid- en westzijde betekent de overgang naar het buitengebied dat deze goed moet worden vormgegeven en worden beschermd.

Materiaal- en kleurgebruik

Eenheid in materiaal en kleurgebruik worden ingezet om de gewenste ruimtelijke en visuele samenhang tussen de bebouwing op het bedrijventerrein Vèèneslat te bewerkstelligen. Om deze reden bestaat het materiaalgebruik bij voorkeur uit de volgende duurzame basismaterialen:

  • donkerkleurige baksteen;
  • (semi)transparant glas;
  • metalen plaatmateriaal;
  • keramische beplating;
  • natuursteen;
  • beton;
  • hout.

Materiaal wordt zo veel mogelijk toegepast in materiaaleigen kleuren. Het is niet wenselijk bedrijfskleuren in de gevels toe te passen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0008.png"

Materiaalgebruik

Vertaling in het bestemmingsplan

Het bedrijventerrein is een bestaand terrein maar continue in ontwikkeling. Om sturing te geven aan de ruimtelijke kwaliteit zijn de ruimtelijk relevante criteria, zoals de situering van de rooilijn (bouwvlak), afstand tot de weg, maximum bouwhoogte, de te bestemmen groenstructuur, etc. opgenomen in de planregels van dit bestemmingsplan. Het in deze toelichting geschetste beeldkader kan als inspiratie dienen, nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan de Welstandsnota Winterswijk.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

3.1 Inleiding

Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer het ruimtelijke beleid van de hogere overheden en de gemeente zelf, milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven, archeologie en economische haalbaarheid. Ook voorliggend plan is getoetst voor wat betreft de uitvoerbaarheid ervan op bovengenoemde aspecten. In dit hoofdstuk is aangegeven wat hiervan de resultaten zijn.

3.2 Beleid

Deze paragraaf geeft een beknopt overzicht van het ruimtelijke relevante beleid voor het voorliggende bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Het vastgestelde beleid vormt het kader voor het gemeentelijke beleid in dit bestemmingsplan en geeft de bandbreedte weer waarbinnen ontwikkeld kan worden.

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en biedt het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn deze regels aanvullend verankerd. In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit het SVIR is de duurzame verstedelijking. In het Bro is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. In artikel 3.1.6, lid 2 Bro is deze als volgt omschreven: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Artikel 1.1.1 Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen". De ladder heeft betrekking op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Dat wil zeggen een onderbouwing conform de ladder voor duurzame verstedelijking is alleen noodzakelijk bij verstedelijking die voor het eerst planologisch wordt mogelijk gemaakt. Onbenutte planologische mogelijkheden mogen volgens jurisprudentie1 in een nieuw plan worden opgenomen, zonder dat hoeft te worden voldaan aan de in artikel 3.1.6, lid 2 Bro genoemde voorwaarden.

De actualisatie van het bedrijventerrein betreft een continuering van bestaande planologische mogelijkheden zonder dat een functiewijziging of uitbreiding van bebouwingsmogelijkheden aan de orde is. Bovendien zijn er op het bedrijventerrein geen onbebouwde kavels meer beschikbaar zodat vanuit een goede ruimtelijke ordening gesteld kan worden dat is voorzien in een behoefte. Op basis van regelgeving en jurisprudentie kan een verantwoording in het kader van duurzame stedelijke ontwikkeling achterwege blijven. Vanuit het Rijksbeleid is er geen sprake van een direct belang bij of rechtstreekse doorwerking op het plangebied.

3.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 (geactualiseerd op 8 juli, 11 november 2015 en ontwerp actualisatieplan omgevingsvisie juni 2017) heeft de provincie Gelderland de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Met de Omgevingsvisie kiest de provincie voor een gezamenlijke aanpak met gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en particulieren van de maatschappelijke opgaven voor de komende vijf à tien jaar. Hierbij staan twee hoofddoelen centraal:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Deze doelen versterken elkaar en kunnen niet los van elkaar gezien worden. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is meer dan een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. In deze Omgevingsvisie staat het 'fysieke' in de leefomgeving centraal. Tegelijk zit er een sterke 'sociale' component aan de opgaven voor sterke steden en een vitaal landelijk gebied.

Bedrijventerreinen

De provincie en haar partners streven samen naar voldoende voorraden bedrijventerreinen van de juiste kwaliteiten om gerichte groei te faciliteren. Zij zien de volgende opgaven:

  • vraag en aanbod van bedrijventerreinen kwantitatief en kwalitatief op elkaar afstemmen;
  • bereikbaarheid afstemmen op de behoefte van de gebruikers;
  • duurzaamheidscriteria stellen bij de inrichting en het beheer;
  • anticiperen op horizontale en verticale ketenintegratie.

De bestaande bedrijventerreinen moeten kwalitatief hoogwaardig blijven, waar nodig door tijdige revitalisering of herstructurering.

Bij de aanpak voor het behouden en verbeteren van kwaliteit op bedrijventerreinen kiest de provincie voor een ondernemersgerichte benadering, in aansluiting op de twee provinciale hoofddoelen. De uitgangspunten voor bedrijventerreinen zijn als volgt:

  • 1. De ondernemer staat centraal. Om aan de slag te gaan met kwaliteitsverbetering moeten er kansen of knelpunten zijn bij het Gelderse midden- en kleinbedrijf, de maakindustrie of andere topsectoren met een aantoonbare economische urgentie. Zowel voor bedrijfsverplaatsing als herstructurering. De provincie werkt vraaggestuurd.
  • 2. Werken in partnerschap. Publieke en private investeringen versterken elkaar. De gemeente heeft primair de verantwoordelijkheid voor de openbare ruimte. Eigenaren en gebruikers hebben de verantwoordelijkheid voor de private ruimte. De provincie verbindt de publieke en private opgave aan elkaar om te komen tot een grotere toegevoegde waarde. De provincie begeleidt het proces en ondersteunt ondernemers via een 'rode loper'- benadering. Beheer en zorg voor de juiste kwaliteit op terreinen moeten meer aandacht krijgen van gebruikers, ontwikkelaars en lokale overheden.
  • 3. Revolverende inzet van middelen. Waar mogelijk wil de provincie provinciaal geld revolverend inzetten. In eerste instantie door het benutten van reeds bestaande fondsen. Bij de herstructurering van bedrijventerreinen bestaan echter ook knelpunten van ondernemers in de openbare ruimte. Het subsidie-instrument blijft bestaan. De provincie wil investeren, mits de partners hun verantwoordelijkheid nemen. Met gerichte investeringen geeft de provincie het benodigde zetje om gebiedsontwikkeling met grote toegevoegde op gang te krijgen.


De provincie gaat uit van de meest actuele regionale programmeringsafspraken die zijn gemaakt over voorraden en soorten bedrijventerreinen of werklocaties. Deze afspraken moeten zorgen voor voldoende kwaliteit en kwantiteit van bedrijventerreinen. Daaronder vallen onder meer afspraken over regionale bedrijventerreinen, intergemeentelijke terreinen en kadegebonden terreinen. Het uitgangspunt is zorgvuldig ruimtegebruik: terughoudend zijn met het ontwikkelen van nieuwe bedrijventerreinen. De regionale afspraken moeten overcapaciteit tegengaan en ruimte bieden om te kunnen inspelen op nieuwe gewenste ontwikkelingen. In paragraaf 3.2.3 is het afsprakenkader voor de regio Achterhoek opgenomen.

Regio Achterhoek

Voor de regio Achterhoek is bijzondere aandacht. De regio Achterhoek heeft een duidelijk landschappelijk profiel en is 'bekend in Nederland'. De volgende kwaliteitsambities zijn van belang voor de regio Achterhoek:

  • gezamenlijk werken aan een economisch en sociaal vitaal buitengebied en zorgen voor leefbaarheid in de kernen;
  • aandacht voor ruimtelijke kwaliteit door verbetering van de landschappelijke kwaliteit én door verbetering van de leefbaarheid, de sociale cohesie op het platteland, de werkgelegenheid en het economisch bruto product van het platteland;
  • een agrarisch toekomstperspectief ontwikkelen met gebruikmaking van de gebiedsdynamiek onder voorwaarde van behoud van de ruimtelijke kwaliteit;
  • beheer en inrichting van het landschap meer integreren met activiteiten die baat hebben bij een mooi en goed onderhouden landschap (verdienlandschap);
  • verder ontwikkelen van een duurzame en innovatieve economie met aandacht voor de maakindustrie en gebruik van hernieuwbare energie;
  • streven naar een vitale leefomgeving, anticiperend op de krimp, met transitie van de woningvoorraad en afstemming van het voorzieningenniveau;
  • zorgen voor voldoende verplaatsingsmogelijkheden en verbindingen tussen de regio en omliggende gebieden en binnen de regio, met specifieke aandacht voor (OV-)bereikbaarheid en breedband. Ten aanzien van natuur en landschap streeft het provinciaal beleid naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en naar behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. De opgaven zijn:
    • 1. het behouden en mogelijk vergroten van de biodiversiteit (soortenrijkdom) in de natuur;
    • 2. het verbinden van de Gelderse natuur met natuurgebieden in aangrenzende provincies en Duitsland;
    • 3. het betrekken van de mensen in een gebied bij het beheer van hun natuur en landschap.

Gelderse Ladder

Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing.

Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:

  • past de ontwikkeling bij de doelen in Gelderland? Zo ja:
  • hoe voegt de ontwikkeling extra kwaliteit toe aan een gebied?


Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, is de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.

Omgevingsverordening Gelderland

Op 9 juli 2014 (geactualiseerd op 8 juli, 11 november 2015 en ontwerp actualisatieplan omgevingsvisie juni 2017) heeft de provincie Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen uit de Omgevingsvisie.

Ten aanzien van bedrijventerreinen is in artikel 2.3.2.1 bepaald dat in bestemmingsplannen de bestemming tot bedrijventerreinen slechts toegestaan indien dit past in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale afspraken ten aanzien van de programmering van bedrijventerreinen (Regionaal Programma Bedrijventerreinen).

3.2.3 Regionaal beleid


Regionaal Programma Bedrijventerreinen Regio Achterhoek

De gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Montferland, Oude Ijsselstreek, Oost Gelre en Winterswijk werken samen in Regio Achterhoek-verband. Waar het gaat om afspraken rondom bedrijventerreinen is ook de provincie Gelderland nauw betrokken. Op 15 juni 2011 is door de Regio Achterhoek, programmateam duurzame economie, de nota 'Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) Regio Achterhoek' vastgesteld. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk heeft hier op 14 juni 2011 mee ingestemd.


De gemeenten in de Achterhoek gaan intensief samenwerken bij planning van nieuwe en het opknappen van bestaande bedrijventerreinen. De Regio Achterhoek is daarmee de eerste regio die voldoet aan de vraag van de provincie Gelderland om te komen tot harde regionale afspraken. Deze afspraken zijn nodig om te voorkomen dat elke gemeente binnen zijn eigen grenzen bedrijventerreinen ontwikkelt en de provincie Gelderland daar achteraf een stokje voor steekt. In het belang van de economische ontwikkeling, het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit en het zorgvuldig omgaan met de schaarse ruimte stimuleert de provincie regionale afstemming. Zo worden de mogelijkheden op oude terreinen uitgebuit en minder nieuwe terreinen aangelegd.


Samenwerking is ook nodig omdat de behoefte aan hectaren fors aan het afnemen is. In 2009 gingen de gemeenten nog uit van een behoefte aan 216 hectare. De reële vraag is nu beraamd op 109,5 hectare in West-Achterhoek en 74,7 hectare in Oost-Achterhoek. In totaal schrapten de gemeenten 120 hectaren aan plannen. Dat betekent dat sommige in de ijskast worden gezet en andere definitief niet doorgaan. Terreinen die al in ontwikkeling zijn, gaan door, maar er komen geen nieuwe bij, zo is afgesproken. Verder wordt door alle gemeenten kennis en informatie over promotie en acquisitie gedeeld. Gemeenten houden de uitgifte van kavels goed bij en delen die informatie. De terreinen in de regio krijgen wel elk hun eigen accent en karakter. De gemeenten werken samen aan de harmonisatie van grondprijzen en proberen gezamenlijk een toeslag daarop af te spreken om oude terreinen op te knappen. Voor alle terreinen geldt dat duurzaamheid, veiligheid en parkmanagement alle aandacht krijgen.


Binnen Winterswijk is voor het bedrijventerrein Vèèneslat de plancapaciteit volledig benut.

Regionale structuurvisie Achterhoek: Speerpunten voor het regionale ruimterlijk beleid Achterhoek

De Achterhoekse gemeenten hebben een regionale structuurvisie opgesteld: 'Speerpunten voor het regionale ruimtelijk beleid Achterhoek 2011-2020. Deze visie is door de raad van de gemeente Winterswijk vastgesteld op 30 mei 2012.

De voorliggende structuurvisie is een actualisatie van de regionale structuurvisie uit 2004. Er is gekozen voor een actualisatie, omdat zich een aantal relevante en ingrijpende economische en maatschappelijke ontwikkelingen voordoet, zoals:

  • energietransitie en het inspelen op de gevolgen van de klimaatveranderingen;
  • bevolkingsverandering, krimp, vergrijzing en ontgroening;
  • de veranderingen in de landbouw en het landelijk gebied;
  • positionering van de Achterhoek in (inter)nationaal perspectief.

Deze ontwikkelingen zullen gevolgen hebben voor de manier waarop er nu gewoond, geleefd en gewerkt wordt in de Achterhoek. Ze hebben ook invloed op de wijze waarop geld verdiend wordt in de regio. Wijzigingen hierin kunnen ruimtelijke consequenties hebben. De geactualiseerde visie wil richting geven aan het regionaal ruimtelijk beleid om de transitieopgaven op juiste wijze te kunnen faciliteren. Dit door belangrijke ruimtelijke thema's te agenderen en hierop afstemming tussen gemeenten te zoeken, met als doel om ook in de toekomst te kunnen spreken van een vitale, regionale economie en een zeer prettige omgeving om in te wonen en te recreëren.

Nieuw aan deze visie is dat deze geen blauwdruk levert hoe het allemaal zou moeten. We worden geconfronteerd met onzekerheden door trendbreuken. De belangrijkste vormt de demografische ontwikkeling. Uitgangspunt in de visie wordt het 'ja, mits'- principe. Met het ruimtelijk beleid willen we ontwikkelingen niet in de weg zitten, maar ze wel begeleiden. Ruimtelijke kwaliteit staat daarbij voorop. Maatwerk, met respect voor het landschap. Om die reden zijn geen uitgebreide inhoudelijke en getalsmatige studies verricht, hebben geen ontwerp-sessies plaatsgevonden en is geen integrale, allesomvattende plankaart gemaakt.

Geagendeerd zijn die onderwerpen die belangrijk zijn, ruimtelijke impact hebben en waar we regionaal afstemming in willen bereiken. Echter, het is van belang flexibel te blijven, want ruimtelijk beleid moet faciliterend zijn; 'ruimte bieden om kansen te pakken'.

Afsprakenkader detailhandel regio Achterhoek

De Achterhoekse gemeenten werken samen op het beleidsthema Duurzame Economie. Het gaat dan onder meer om vitale stads- en dorpscentra en bestrijding van leegstand. Doel is behoud van een zo aantrekkelijk mogelijke winkelstructuur voor inwoners van en bezoekers aan de Achterhoek. De focus ligt hierbij op behoud van vitale centra, groot en klein. Centra zijn het visitekaartje van een kern en zijn hierdoor zeer belangrijk voor het woon- en leefklimaat. Regionale afspraken vormen de basis voor lokaal beleid en (toetsing van) lokale ontwikkelingen.

Het afsprakenkader is door de raad van de gemeente Winterswijk vastgesteld op 28 oktober 2015. Ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen zijn de volgende afspraken vastgelegd:

  • De Achterhoekse gemeenten zijn verantwoordelijk voor het formuleren van ruimtelijk detailhandelsbeleid, waaronder het voeren van actief beleid om de centra van de eigen hoofdkernen compacter te maken en vitaal te houden.
  • Nieuwe winkelontwikkelingen binnen de centra van de hoofdkernen worden toegestaan, mits de verzorgingspositie van het centrum na realisatie nog overeen komt met de gewenste positie én de ontwikkeling past binnen de strategie het winkelgebied in het centrum compact te maken.
  • Brancheverruiming voor bestaande en nieuwe winkels op perifere locatie is niet toegestaan. De detailhandelsmogelijkheden in het vigerend bestemmingsplan worden niet verruimd.
  • Nieuwe winkelontwikkelingen buiten de centra van de hoofdkernen worden niet toegestaan, tenzij:
    • 1. De ontwikkeling reeds mogelijk is binnen het vigerende bestemmingsplan;
    • 2. Het één of meer winkels betreft in de branches woninginrichting, doe-het-zelf of tuin op één van de drie bovenlokale PDV-clusters, én hieraan aantoonbaar behoefte is én de ruimtelijk-economische effecten (o.a. leegstand) zijn beoordeeld. Verplaatsing van bestaande aanbieders in bovengenoemde branches naar één van de drie PDV-clusters is toegestaan;
    • 3. Het een solitaire bouwmarkt of tuincentrum betreft met primair een lokaal verzorgingsbereik en hieraan aantoonbaar behoefte is én de ruimtelijkeconomische effecten (o.a. leegstand) zijn beoordeeld.
  • Voor afhaalpunten wordt geen specifieke bestemming gemaakt en worden ook geen nieuwe locaties aangemerkt. Afhaalpunten zijn mogelijk binnen de reguliere detailhandelsbestemming.
  • In het buitengebied en op bedrijventerreinen kan verkoop aan consumenten ter plaatse als ondergeschikte nevenactiviteit van een productiebedrijf zonder detailhandelsbestemming toegestaan worden, mits het uitsluitend ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen betreft én deze verkoop aan consumenten zichtbaar en aantoonbaar ondergeschikt is in de totale bedrijfsvoering én de gemeente bereid is te handhaven.

3.2.4 Gemeentelijk beleid


Structuurvisie kom Winterswijk 2010 - 2020

De raad van de gemeente Winterswijk heeft op 24 februari 2011 tijdens zijn vergadering de structuurvisie Kom Winterswijk 2010-2020 vastgesteld. De gemeente is op grond van de Wet ruimtelijke ordening verplicht gesteld om een structuurvisie vast te stellen. In de visie wordt het ruimtelijk beleid voor de periode 2010-2020 weergegeven. De structuurvisie formuleert drie hoofdopgaven:

  • realiseren van een betere woonomgeving in Winterswijk;
  • zorgen voor een aantrekkelijk en concurrerend hart met voorzieningen;
  • het verbinden van de kwaliteiten van de kern en haar buitengebied.


Het creëren van ruimte vormt daarbij het centrale thema van deze structuurvisie: 'Winterswijk geeft ruimte'. Ruimte voor ontwikkeling, ruimte voor behoud. Winterswijk wil ruimte creëren voor een meer ontspannen en groene woonomgeving, een veilige bereikbaarheid van wijken en voorzieningen, passende werkgelegenheid, een gezonde mix van functies in het centrum en een groene hoofdstructuur met hoge ecologische en maatschappelijke kwaliteiten.


De opgave voor wat betreft passende werkgelegenheid is om het beleid voor toekomstige werkgelegenheid te richten op de toekomstige behoefte en daarbij tot een goede afstemming te komen met andere (woon)kwaliteiten in de gemeente. Er moeten keuzes worden gemaakt in het mogelijke spanningsveld tussen werkgelegenheid en de kwaliteiten van landschap en wonen. De hoofdambitie voor Winterswijk is daarom om:

  • voldoende ruimte voor werkgelegenheid te creëren, zowel binnen als buiten de kern Winterswijk;
  • zuinig om te gaan met die ruimte (de juiste werkgelegenheid op de juiste plaats);
  • zorgen voor goede overgangen tussen deze ruimten en de kwaliteiten van de omgeving (wonen, landschap, bereikbaarheid etc.) en daarbinnen voldoende ruimte te creëren voor werkgelegenheid op de juiste plaats.


Als gemeente, die haar groene en stedelijke kwaliteiten wil verbinden, wordt ervoor gekozen om de bedrijventerreinen aan de randen 'compact te houden'. Entrees, waarlangs Winterswijk nu een groene uitstraling heeft, worden groen gehouden. Daarnaast heeft Winterswijk de ambitie om de dynamiek binnen de gemeente in te zetten, om bedrijvenzones (zoals langs de Rondweg-zuid) op termijn een groene, moderne uitstraling te geven. Daarnaast wordt gezorgd voor goede overgangen tussen deze ruimten en de kwaliteiten van de omgeving (wonen, landschap, bereikbaarheid etc.). Voor een goede overgang zet de gemeente tevens in op nieuwe bedrijvigheid, die zich goed laat mengen met andere functies.


De beleidsuitgangspunten zijn als volgt:

  • Winterswijk profileert zich steeds meer met technologisch hoogwaardige bedrijvigheid en (gespecialiseerde) maakindustrie;
  • Winterwijk zet vooral in op bedrijven met een hoge arbeidsproductiviteit;
  • de gemeente creëert ruimte voor bedrijven met een dienstverlenend of publiekgericht karakter.

Doel van deze ontwikkeling is om in te spelen op nieuwe vormen van werkgelegenheid en het realiseren van goede en representatieve overgangen naar de woonomgeving van Winterswijk. Om deze ambities te bereiken hanteert de gemeente zowel kwalitatieve als kwantitatieve ambities, die ervoor moeten zorgen dat Winterswijk aantrekkelijk blijft als woon- en werkgebied.


De gemeente streeft naar het realiseren van voldoende bedrijventerreinen, maar houdt ook rekening met andere kwaliteiten binnen de gemeente en de trends voor de toekomst. De oppervlakte bedrijventerreinen moet worden afgestemd op nieuwe beleidsuitgangspunten en actuele ontwikkelingen.


De profilering van de bedrijventerreinen speelt een belangrijke rol in zowel de kwalitatieve als kwantitatieve ambities voor werkgelegenheid. Om deze profilering zinvol en haalbaar te maken, wordt onderscheid gemaakt in drie typen bedrijvigheid:

  • bedrijven, waarvoor de functionaliteit (bereikbaarheid, logistiek) van de bedrijfslocatie voorop staat;
  • bedrijven, waarvoor de representativiteit van de bedrijfslocatie voorop staat;
  • bedrijven, die een sterke publieksaantrekkende functie hebben, waarvoor zowel de bereikbaarheid als de representativiteit van de bedrijfslocatie belangrijk is.


De ambitie voor de bedrijventerreinen is verduurzaming en intensivering van het grondgebruik. Meer arbeidsplaatsen per hectare levert per saldo op termijn een zuiniger ruimtegebruik op. Voor de bedrijventerreinen ligt het accent daarom op:

  • a. geen grootschalige bedrijven;
  • b. niet zwaar milieubelastend;
  • c. niet zwaar verkeersaantrekkend;
  • d. met een beter ruimtelijk beeld vanaf de belevingslijnen.


Op dit moment zijn de profielen van de bedrijventerreinen niet scherp en ogen de terreinen deels onaantrekkelijk. In de structuurvisie wordt per bedrijventerrein een uitspraak gedaan over de profilering, de overgang naar omliggende gebieden en de ontsluiting op de hoofdstructuur.


In algemene zin gelden de volgende hoofduitspraken:

  • Winterswijk kiest voor een duidelijke profilering van bedrijventerreinen, waarbij ook een onderscheid wordt gemaakt in belevingslijnen (langs hoofdinfrastructuur) en de zones aan de 'binnenzijde' van de terreinen;
  • de ontsluiting van de bedrijventerreinen wordt zoveel mogelijk direct gericht op de toeleidende wegen. Bedrijven sluiten echter altijd indirect aan op de toeleidende wegen;
  • langs doorgaande wegen wordt door middel van een goede groenstructuur en representatieve bedrijfspanden gezorgd voor een fraai beeld. Daarom wordt langs de zogenaamde belevingslijnen ingezet op representatieve of publieksgerichte bedrijven.


Op het gebied van detailhandel zet de gemeente in op een compact kernwinkelgebied, waardoor voor landelijke formules en hoogwaardige winkels vestiging aantrekkelijk wordt. De PDV vestigingen wil de gemeente in de structuurvisie zoveel mogelijk concentreren in de daartoe aangewezen gebieden aan de Europalaan of in het zoekgebied langs de Parallelweg (conform structuurvisie). Bij herstructurering is aandacht gewenst voor de presentatie van de bedrijven naar de Parallelweg en naar de spoorzone.


Bedrijventerrein Vèèneslat-noord

De ambitie voor bedrijventerrein Noord is eenvoudige ruimte voor kleinschalige bedrijven in de lichte (maak)industrie en de bouw. Mede doordat het beleid op dit terrein zich richt op relatief kleinschalige bedrijven met een lage milieucategorie verdragen de bedrijven zich goed met de omgeving. Het streven voor dit gebied is om een zachtere overgang te maken naar de omliggende woongebieden en de te herstructureren spoorzone. Dit betekent dat zowel groene investeringen als investeringen in de verkeersafwikkeling denkbaar zijn. De Parallelweg wordt ingericht als een brede groene laan. Gestreefd wordt om de ontsluiting van het terrein en omliggende wijken zoveel mogelijk van elkaar los te koppelen.


Mogelijk liggen er kansen om het bedrijventerrein af te wikkelen via de Ambachtstraat, waarbij de woonwijken gekoppeld worden aan de Parallelweg en de Magnoliastraat. Aan de zuidzijde streeft de gemeente naar het realiseren van bedrijven, die zich met de voorzijde aan de Rondweg-zuid presenteren. Daarom hebben bedrijven, waarvoor naast bereikbaarheid ook representativiteit belangrijk is, de voorkeur op deze locaties.


Vèèneslat-zuid en Rondweg-zuid

Vèèneslat is op termijn het enige industrieterrein waar bedrijven uit zwaardere milieucategorieën mogelijk zijn. Door de beperkte ruimte is de ambitie voor dit bedrijventerrein een zuinig ruimtegebruik. Gestreefd wordt naar bedrijven met een hogere arbeidsproductiviteit per hectare. Zo geeft de gemeente invulling aan het principe van zuinig ruimtegebruik. De ambitie is om het bedrijventerrein naar buiten toe een groene uitstraling te geven door de aanleg van een bosstrook aan de zuid- en zuidoostzijde. Aan de westzijde gaat het bedrijventerrein over in kleinschalige vormen van wonen en werken aan de Vreehorstweg. Aan de oostzijde zal door de herstructurering van het DAV-terrein (geen onderdeel plangebied) een hoogwaardige afronding van Winterswijk worden gerealiseerd.


Voor de bedrijven op het bedrijventerrein Vèèneslat is bereikbaarheid belangrijk. Daarom wordt ingezet op een goede doorstroming van de Rondweg-zuid. Alle wegen zullen op termijn slechts indirect aansluiten op de Rondweg-zuid. De Rondweg-zuid wordt ingericht als een brede laan met een groene uitstraling, vrijliggende fietspaden en een parallelweg voor de ontsluiting van bedrijven. Gestreefd wordt naar een representatieve uitstraling van de bedrijven aan de Rondweg-zuid. Daarom mag het profiel van deze bedrijven ook op lichtere vormen van bedrijvigheid gericht zijn, zoals transport, logistieke bouw.


Op de entrees van de Rondweg-zuid, ter hoogte van de aansluitingen op de Rondweg-west en de Parallelweg, worden ruimtelijke accenten gelegd. Dit mag zich ook in de omliggende gebouwen uiten.


Bedrijventerrein Misterweg

Het Technopark, dat de Misterweg aan de noordkant beëindigt, is een hoogwaardige zichtlocatie. De ambitie voor dit deel van het bedrijventerrein Misterweg is het creëren van een strook bedrijven, die bij voorkeur bijdragen aan het recreatieve, duurzame of technologische hoogwaardige imago van Winterswijk. Samen vormen ze de entree van Winterswijk vanuit Aalten.


Tussen de Misterweg en bedrijventerrein Vèèneslat ligt zoals hierboven reeds gesteld een groene zone met daartussen de uitloper van de Vreehorstweg als kleinschalige zone wonen en werken. Om de uitstraling van het bedrijventerrein te ondersteunen wordt de laan langs de Misterweg aangezet en wordt de achterzijde van het terrein groener gemaakt.

Detailhandelsvisie Gemeente Winterswijk 2011-2016

Door de gemeenteraad is op 27 oktober 2011 de Detailhandelsvisie Gemeente Winterswijk 2011-2016 vastgesteld. Het doel van de visie is tweeledig. Zij geeft richting aan de wenselijke ontwikkelingen om zowel de lokale inwoners, maar ook de regionale consumenten en toeristen met het centrumaanbod te blijven boeien en binden. Daarnaast dient de visie voor de gemeente als beleids- en toetsingskader voor planinitiatieven en voor ondernemers als actieplan. Het accent ligt op detailhandel; dienstverlening. Horeca en leisure zijn in dit kader alleen relevant voor zover ze de detailhandelsfunctie van Winterswijk ondersteunen. Het centrum van de kern Winterswijk staat centraal in deze visie. Daarnaast geeft de visie ook ontwikkelrichtingen van detailhandel in Winterswijk als geheel: o.a. buitengebied (inclusief buurtschappen) en bedrijventerreinen.

Detailhandel op bedrijventerreinen is alleen wenselijk in de daartoe aangewezen concentratiegebieden voor perifere detailhandel (Europalaan en het gebied tussen het spoor en de Parallelweg). Op bedrijventerreinen kan onder bepaalde voorwaarden ook detailhandel als nevenactiviteit bij een bedrijf met een andere hoofdactiviteit worden toegestaan. Voorwaarden kunnen zijn:

  • het gaat specifiek om aan de hoofdactiviteit (productie, groothandel en/of installatie) gerelateerde of die hoofdactiviteit ondersteunende detailhandel;
  • de detailhandel is ondergeschikt in termen van omzet en benutte bedrijfsruimte;
  • de maximale vloeroppervlakte verkoopruimte is maximaal 100 m² bvo.

Beleidsnota Economie 2017

Het bestaande beleid voor detailhandel is vastgelegd in de 'Detailhandelsvisie Gemeente Winterswijk 2011 – 2016'. De gemeente heeft het adviesbureau BRO opdracht gegeven om deze visie te actualiseren. Het ontwerp is mede met inbreng van ABH-City en gemeenteambtenaren tot stand gekomen en door de gemeenteraad vastgesteld op 23 november 2017.

Kerndoelen zijn:

  • Een goed functionerend kernwinkelgebied, waarin het recreatief winkelen centraal staat;
  • Aanloopstraten die een sfeervolle en levendige entree tot het kernwinkelgebied bieden;
  • Europalaan en Spoorzone als sterke clusters voor volumineuze en grootschalige detailhandel;
  • Ruimte voor ondernemerschap, voor zover niet verstorend voor de eerste drie kerndoelen.

Deze kerndoelen zijn richtinggevend voor beschrijving van detailhandelsmogelijkheden in omgevingsvisie en bestemmingsplannen. De hoofdlijnen hierin zijn:

  • 1. Reguliere detailhandel gericht op dagelijkse boodschappen en recreatief winkelen concentreert zich in het kernwinkelgebied. Buiten de kernwinkelstraten is geen ruimte voor toevoeging van reguliere detailhandel.
  • 2. Volumineuze en grootschalige detailhandel concentreert zich op de PDV locaties: Europalaan en Spoorzone. Buiten deze PDV locaties is er geen ruimte voor toevoeging van volumineuze of grootschalige detailhandel.
  • 3. Bedrijventerreinen zijn primair bedoeld en ingericht voor industrie, groothandel en zakelijke dienstverlening. Bedrijventerreinen zijn niet ingericht op consumenten en te grote aantallen hierin kunnen de primaire functie van een bedrijventerrein hinderen. Daarbij is de capaciteit aan bedrijventerreinen schaars. Vanuit deze achtergrond en vanuit de functiebescherming van zowel het kernwinkelgebied als de aangewezen PDV locaties volgt dat detailhandel op bedrijventerreinen niet is toegestaan. Hierop zijn de volgende uitzonderingen van toepassing:
    • a. Detailhandel op bedrijventerreinen is toegestaan op locaties die in het vigerende bestemmingplan over een detailhandelsbestemming beschikken.
    • b. Detailhandel op bedrijventerreinen is toegestaan in de zogenoemde ABC categorie: Auto's (en andere motorvoertuigen volgens Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990), Boten en Caravans (inclusief aanhangwagens, paardentrailers, e.d.). Voertuigen zoals elektrische fietsen, bromfietsen en scootmobiels vallen niet binnen deze categorie en detailhandelsverkoop hiervan is niet toegestaan op bedrijventerreinen.
    • c. Ondergeschikte detailhandel op bedrijventerreinen is alleen toegestaan in aan de hoofdactiviteit gerelateerde producten. De volgende factoren bepalen de ondergeschiktheid:
      • Het betreffen ter plaatse geproduceerde, gerepareerde of in het productieproces toegepaste producten. Ondergeschikte detailhandelsverkoop van groothandelsartikelen is dus niet toegestaan, maar een installatiebedrijf mag bijvoorbeeld wel ondergeschikte balieverkoop voeren van materiaal dat het zelf in het installatiewerk toepast.
      • De verkoopruimte beperkt zich tot maximaal 20% van het bedrijfsvloeroppervlak, tot maximaal 100 m2.
      • De omzet in ondergeschikte detailhandel beperkt zich tot maximaal 20% van de bedrijfsomzet op de betreffende locatie. In geval van handhaving is het aan de ondernemer om aan te tonen dat de detailhandelsomzet binnen deze grenzen blijft.
      • Detailhandel is een hoofdonderwerp in de Omgevingsvisie Buitengebied waarbij een nadere uitwerking van (on)mogelijkheden is benoemd als onderdeel van de uitvoeringsparagraaf.

Verkeersstructuurplan 2010 Winterswijk

Op 27 januari 2011 is door de gemeenteraad het Verkeersstructuurplan 2010 vastgesteld. De ondertitel "Voortvarend verder" doelt op het doorgaan op de huidige lijn. Het gaat in de huidige situatie al goed met het verkeer in Winterswijk. Er vinden minder ongevallen plaats, op diverse plaatsen worden maatregelen genomen om het verkeer te verbeteren en er is duidelijk beleid aanwezig. Dit plan bouwt verder op het bestaande beleid en is afgestemd op de Structuurvisie 2010, dat grotendeels gelijktijdig met dit document is opgesteld.


Aan de hand van het beleidskader, de huidige situatie en de ruimtelijke ontwikkelingen is de gewenste situatie opgesteld. Per thema is de gewenste situatie als volgt.


Wegencategorisering en verkeerscirculatie

Om een vlotte en veilige doorstroming van het verkeer in Winterswijk te kunnen faciliteren, zijn op alle wegen gebruik, functie en vormgeving in overeenstemming gebracht met elkaar. De gemeentelijke wegen zijn verdeeld in twee typen wegen: gebiedsontsluitingswegen (GOW) en erftoegangswegen (ETW).


Verkeersveiligheid

De doelstelling is het aantal slachtoffers (doden en ziekenhuisopnamen) per jaar te verminderen met 5%. In 2015 zijn alle gevaarlijke locaties aangepakt. Als er nieuwe gevaarlijke locaties ontstaan, worden deze onderzocht en ook aangepakt. Aandachtspunt blijven de gebiedsontsluitingswegen (met name provinciale wegen), op deze wegen worden de meeste ongevallen geregistreerd.


Parkeervoorzieningen en parkeerbeleid

Dit verkeersstructuurplan 2010 volgt de Parkeervisie centrum Winterswijk. In de wijken buiten het centrum kunnen problemen verkleind of opgelost worden door, waar mogelijk, het creëren van meer parkeerplaatsen. Alle nieuwbouwplannen dienen te voorzien in parkeren op eigen terrein, waar mogelijk met extra parkeercapaciteit voor de directe omgeving. De normering voor het aantal parkeerplaatsen is vastgelegd in de Nota Parkeernormen Winterswijk.


Fietsvoorzieningen en fietsbeleid

Met betrekking tot fietsen zijn de doelstellingen het verhogen van de verkeersveiligheid en het zo goed mogelijk faciliteren van het fietsgebruik door een goed fietsnetwerk en goede stallingsmogelijkheden bij fietsbestemmingen. Het aantal stallingen dient te worden uitgebreid.


Spoorwegovergangen

De barrièrewerking van het spoor in Winterswijk dient zoveel mogelijk beperkt te worden, dit is vooral van belang voor het langzaam verkeer. Daarnaast moeten alle spoorwegovergangen voldoen aan de eisen van ProRail, zodat weggebruikers het spoor zo veilig mogelijk kunnen oversteken.


In het Uitvoeringsprogramma van dit Verkeersstructuurplan staan geen maatregelen opgenomen die voor het plangebied van toepassing zijn.

Groenstructuurplan 'Ster in het landschap, goed in het groen'

De raad van de gemeente Winterswijk heeft op 28 april 2011 het groenstructuurplan vastgesteld. Winterswijk wordt door velen gezien als een zeer fraaie, groene gemeente. Tot op heden ging hierbij de aandacht vooral uit naar het buitengebied. Met de aanwijzing van geheel Winterswijk - buitengebied en kom - als Nationaal Landschap groeit het besef dat het dorpsgroen net zoveel aandacht en bescherming behoeft als het landschap. Daarnaast is vanuit het groene vakgebied behoefte aan een overkoepelend beleidsplan waaraan andere groene plannen kunnen worden opgehangen en nieuwe initiatieven kunnen worden getoetst. Om hieraan invulling te geven, is het Groenstructuurplan ontwikkeld.

De hoofddoelstelling van het groenbeleid is: "het in stand houden, verbeteren en nieuw ontwikkelen van groenvoorzieningen die bijdragen aan een veelzijdige, gevarieerde, gezonde en prettige leefomgeving voor mens, dier en plant". Het Groenstructuurplan vertaalt dit naar de volgende doelen:

  • Het geven van een lange termijn visie op het openbaar groen;
  • Het vastleggen van waardevolle groene gebieden en structuren;
  • Het geven van richting aan het beheer en onderhoud.


Het gericht sturen op basis van goed doordacht groenbeleid is belangrijk. De aanwezigheid van groen en bomen in de bebouwde omgeving is immers van groot belang. Groen vervult functies voor mens, economie en natuur. Zo draagt groen bij aan de leefbaarheid en is belangrijk voor de gezondheid van mensen. Groen geeft een meerwaarde aan onroerend goed en draagt bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven. Ook zorgt groen voor verhoging van de biodiversiteit en maakt natuurbeleving in de directe woonomgeving mogelijk.


Een grondige analyse is uitgevoerd om de aanknopingpunten voor het Winterswijkse groenbeleid in beeld te brengen. Gekeken is naar de groene uitgangspunten vanuit bestaande beleidsnota's, (groene) kengetallen, de bestaande ruimtelijke structuur en het huidige beheer en onderhoud en het gebruik van het openbaar groen. Belangrijke kwaliteiten zijn onder andere van buiten naar binnen doorlopende landschappelijke structuren, harmonieus naar het buitengebied overvloeiende dorps randen en de aanwezigheid van een gaaf beekdal, landschappelijke beplantingen, oude lanen en monumentale bomen. Ook het radiale wegenpatroon vormt een belangrijke ruimtelijke kwaliteit. Verder beschikt Winterswijk met diverse parken, groene begraafplaatsen en grotere groengebieden over waardevolle bouwstenen als onderdeel van een groenstructuur. Als verbeterpunten zijn onder meer te noemen dat bij planvorming de groene inbreng vaak beperkt meeweegt, de waarde van landschappelijk groen in de kom nog onvoldoende wordt (h)erkend en het ecologisch beleid nog niet voldoende houvast biedt om een duidelijke samenhangende visie op ecologie binnen de kom te geven. De verbeterpunten geven samen met de kwaliteiten input voor de visie en de verdere uitwerking in groenstructuur en beleidslijnen.


De algemene visie op het openbaar groen luidt als volgt: "het Winterswijkse groen draagt bij aan een fraaie, herkenbare en waarde(n)volle woon- en leefomgeving. Een robuuste en duurzame groenstructuur koestert het landschappelijk groen, biedt naast intensief cultuurlijk groen ruimte voor ecologie en staat in nauwe verbinding met het buitengebied. Duurzaamheid, veiligheid en beheerbaarheid gelden hierbij als randvoorwaarde."


De groenstructuur is gedefinieerd als 'de ruimtelijke en functionele samenhang van groenvoorzieningen met elkaar en de omgeving'. De groenstructuur wordt gedragen door de beekzone, de spoorzone, laanbeplantingen langs het radiale wegenpatroon en nieuwere ontsluitingswegen, groene lobben vanuit het landschap naar het dorpsgroen en parken en andere bijzondere groengebieden.


Onderstaande afbeelding is een uitsnede uit het groenstructuurplan van de gemeente Winterswijk. De volgende zaken zijn hierbij van belang voor het plangebied:

  • Ten zuiden en zuidoosten van Vèèneslat-zuid is retentiewater aanwezig.
  • Diverse gebieden binnen het plangebied maken onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur:
    • 1. Ten zuidoosten van Vèèneslat-zuid;
    • 2. Diverse percelen langs de Misterweg;
    • 3. Tussen de Rondweg-zuid en het Technopark/Veenemansweg;
    • 4. Bij de rotonde Rondweg-zuid/Wooldseweg;
  • Diverse straten op Vèèneslat-zuid hebben de aanduiding 'Enkelzijdige bomenrij, hoofdstructuur.
  • De Misterweg, de Rondweg-zuid en de Wooldseweg hebben de aanduiding dubbele bomenrij, hoofdstructuur.


afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0009.png"

Uitsnede Groenstructuurplan


Landschapsontwikkelingsplan 'Groots in een kleinschalig landschap'

De gemeenteraad van Winterswijk heeft op 4 november 2009 het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) vastgesteld. Het LOP is de basis voor de uitvoering van landschapsprojecten en bevat het kader voor de invulling van het 'ja-mits' en 'nee- tenzij' beleid voor 'Waardevolle Landschappen' zoals verwoord in de Structuurvisie Gelderland 2005. De Structuurvisie is inmiddels vervangen door de Omgevingsvisie (zie paragraaf 3.2.2). Op termijn zal de provinciale ambitie ten aanzien van natuur en landschap worden uitgewerkt in een Gebiedenatlas. Dit is in wezen een actualisering van onder andere het LOP. Het LOP kan worden opgevat als een uitwerking van het Landschapsonderdeel van de Visie Buitengebied. Het 'bewaren en bevorderen van de unieke landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden die Winterswijk heeft' moet worden beschouwd als de hoofddoelstelling van het LOP. Het plan beschrijft daartoe de gewenste ontwikkelingen, die voor landschapsplanning de basis vormen en de ontwikkelingsrichting aangeven.


De Misterweg, die door het Grote Veld is aangelegd, is een verbinding naar Aalten. De Misterweg heeft een duidelijke structurerende functie en heeft in de visie een zoveel mogelijk eenduidige laanbeplanting. Het valt op dat het gebied voor een belangrijk deel nog dezelfde beplantingen heeft als aan het begin van de vorige eeuw. Een verdere verdichting is ongewenst, hoewel een goede landschappelijke aankleding van de bedrijven altijd aan de orde blijft. De bedrijvenzone kan eventueel verder worden ontwikkeld, maar het blijft belangrijk dat bij de Misterweg de verbinding van het Gelders Natuurnetwerk wordt versterkt.


Nota Externe veiligheid Winterswijk

In de 'Nota Externe Veiligheid Winterswijk' van 17 december 2015 is de gemeentelijke visie op de beheersing van veiligheidsrisico's als gevolg van opslag, gebruik en vervoer gevaarlijke stoffen opgenomen. Gekozen is voor een mengvorm van gebiedsgericht (bepaalde ontwikkelingen afhankelijk van gebiedstype uitsluiten of toestaan) en brongericht (bepaalde ontwikkelingen onafhankelijk van gebiedstype uitsluiten of toestaan).

Omgang met richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten 

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans om te overlijden op een bepaalde plaats door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het PR geldt een wettelijke norm van 10-6/jaar. Voor kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grote kantoren en verpleeghuizen) geldt deze waarde als grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals bedrijfswoningen, sporthallen, kleinere kantoren en de meeste bedrijfsgebouwen) geldt deze waarde als richtwaarde. Uitsluitend om gewichtige redenen is het toegestaan om nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar te realiseren (en op die manier dus af te wijken van de richtwaarde). Bestaande situaties worden geaccepteerd.

Omgang met groepsrisico 

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep dodelijke slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Het GR kent anders als het PR geen wettelijke grenswaarden, maar een oriëntatiewaarde (OW). De OW is een belangrijk ijkpunt, dat echter altijd moet worden bezien in samenhang met de overige voorgeschreven elementen voor de verantwoording van het GR.

Vanuit de mengvorm is gekozen voor een combinatie van een brongerichte benadering en een gebiedsgerichte benadering. Voor alle gebiedstypen geldt dat:

  • bestaande situaties worden geaccepteerd;
  • nieuwe objecten met minder zelfredzame personen worden niet toegestaan binnen de 100% letaliteitcontour. Dit is een meer brongerichte insteek, omdat het qua risico’s en maatschappelijke ontwrichting weinig verschil maakt waar een dergelijk object ligt;
  • toename GR buiten de 100% letaliteitcontour door nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toestaan (uiteraard pas na verantwoording groepsrisico, voor zover sprake is van ligging binnen invloedsgebied).

Vanuit de algemene veiligheidsambitie is voor bedrijven- industrieterrein dit ambitieniveau geformuleerd: Bij nieuwe risicobronnen of uitbreiding van bestaande risicobronnen de 100% letaliteitcontour in acht nemen ter plaatse van kwetsbare objecten met minder zelfredzame personen.

Er is gekozen voor een systeem met drie categorieën waarin een verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt afhankelijk van de mate van toename van het groepsrisico, de hoogte van het groepsrisico en de mate van zelfredzaamheid:

  • een categorie met een zeer geringe toename van het aantal personen, waarbij wordt gekozen voor een algemene, beperkte motivering (categorie A);
  • een categorie waarbij wordt aangesloten bij de beperkte verantwoording van het groepsrisico uit de wetgeving (categorie B);
  • een categorie waarbij een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico nodig is (categorie C).


Transport 

Het transport van gevaarlijke stoffen gebeurt conform de wetgeving bij voorkeur via aangewezen rijkswegen en provinciale wegen. Transport van gevaarlijke stoffen via gemeentelijke wegen blijft in het geval van bestemmingsverkeer mogelijk. Een gemeentelijke routering voor het transport van gevaarlijke stoffen wordt niet noodzakelijk geacht.


Nota Geluidbeleid

Op 25 februari 2016 heeft de gemeenteraad de 'Evaluatie en herziening van het geluidbeleid Winterswijk 2016' vastgesteld. In de nota is de visie en het beleid vastgelegd om te komen tot een goede manier van omgaan met geluid binnen de gemeente. De belangrijkste punten in dit geluidbeleid zijn:

  • Voor vergunningverlening milieu zijn duidelijke uitgangspunten en omschrijvingen opgenomen met als kernpunten:
    • 1. Ten aanzien van streef- en grenswaarden voor de gemiddelde geluidsbelasting bij vergunningverlening milieu en het Activiteitenbesluit wordt het gebiedsgerichte beleid verlaten en wordt aangesloten bij de landelijke tendens en dan met name bij het Activiteitenbesluit;
    • 2. Er zijn waarden opgenomen voor maximale geluidsbelasting (piekgeluiden) die stroomlijnen met de waarden uit het Activiteitenbesluit;
    • 3. Er worden duidelijke richtlijnen gegeven hoe om te gaan met:
      • a. Indirecte hinder;
      • b. Best Beschikbare Technieken (BBT).
  • Voor een gedegen zonebeheer zal de gemeente een zonebeheersplan gaan uitwerken, zodat overschrijdingen van geluidszones niet meer kunnen ontstaan;
  • Het beleid ten aanzien van wegverkeer zal worden gecontinueerd met als extra aandachtspunt het meenemen van onderzoek naar betere verkeersgeleiding bij ruimtelijke plannen;
  • Voor het verantwoord vaststellen van Hogere Grenswaarden als bedoeld in de Wet geluidhinder heeft de gemeente beleid en regels opgenomen;
  • Het beleid ten aanzien van Horeca en Evenementen is grotendeels uitgewerkt in andere beleidstukken en regelingen, het zal dus niet verder worden behandeld. De beleidslijn dat voor Horeca bedrijven bij vergunningverlening geluidsnormen worden opgelegd gelijk met de grenswaarden komt hiermee te vervallen;
  • Voor het toetsen van bestemmingsplannen is een duidelijke richtlijn opgenomen waarbij wordt getoetst aan:
    • 1. Wet geluidhinder;
    • 2. Belemmering van de omgeving;
    • 3. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
    • 4. Extern beleid en overige regelgeving.

Beleidsnota 'Huisvesting arbeidsmigranten in de gemeente Winterswijk'

Op 26 februari 2015 heeft de gemeenteraad van Winterswijk een besluit genomen over de beleidsnota het Huisvesten van arbeidsmigranten in Winterswijk. Bij initiatieven van derden wordt op basis van een tabel bepaald welk type arbeidsmigrant past bij welke vorm van huisvesting. Er zijn een aantal voorwaarden die horen bij de huisvesting van arbeidsmigranten. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden zijn hiernavolgend opgesomd.

  • Huisvesting van arbeidsmigranten in vastgoed met een verblijfsrecreatieve bestemming is niet wenselijk en niet toegestaan.
  • De herbestemming van een recreatiepark voor de huisvesting van arbeidsmigranten is niet wenselijk.
  • De huisvesting van circulaire- en seizoensmigranten en footloose migranten in leegstaand maatschappelijk/zakelijk vastgoed (waaronder vrijkomend agrarisch vastgoed) is toegestaan.
  • Het maximum aantal is gesteld op 20 migranten per erf en de ontwikkeling mag niet leiden tot een extra wooneenheid, conform de definitie hiervan in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG).
  • De herbestemming van hotels/pensions is wel mogelijk, zolang dat niet leidt tot een extra wooneenheid. Hiervoor gelden de voorwaarden als vorengenoemd.
  • De huisvesting van circulaire- en seizoensmigranten en footloosemigranten in leegstaande woningen (zowel woonwijken als buurtschappen) is toegestaan. De bedrijfsmatige huisvesting van arbeidsmigranten moet passen bij de schaal en maat van de woning. Het maximum aantal arbeidsmigranten per woning ligt gelijk aan het aantal beschikbare slaapkamers per woning. Keuken, woonkamer, toilet, douche, berging, etc. worden gedeeld.
  • Bij transnationale migranten en vestigingsmigranten is er sprake van een langdurig verblijf van enkele jaren of zelfs permanent in Nederland. De reguliere woningvoorraad is prima geschikt voor deze doelgroep migranten. Het is voor hen van belang te integreren in de Nederlandse samenleving. Die integratie komt het beste tot stand door vestiging in reguliere woonwijken. Dit type migranten vindt via de reguliere weg huisvesting.
  • Er moet sprake zijn van een 'goede ruimtelijke ordening'. Dat wil zeggen dat het verzoek ook moet voldoen aan regelgeving op het gebied van milieu (geluid, luchtkwaliteit, ecologie, etc.) Ook zal voldaan moeten worden aan allerlei wettelijke minimumeisen die gelden voor brandveiligheid, vierkante meters per bewoner, beheer en sanitaire voorzieningen.
  • Bij concrete planvorming inzake de huisvesting van arbeidsmigranten vindt, in het kader van de betrokkenenparagraaf, tijdige communicatie met de omgeving plaats.
  • Nieuwbouw ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten is niet gewenst, vanwege het potentiele beschikbare aanbod van bestaande bebouwing.
  • De gemeente geeft initiatiefnemers de overweging mee om aan te sluiten bij de Stichting Normering Flexwonen. Die Stichting beheert het register van organisaties die de huisvesting van arbeidsmigranten op orde hebben. De organisaties voldoen aan de vastgestelde norm, waarin minimumeisen zijn opgenomen voor brandveiligheid, m2 per bewoner beheer en sanitaire voorzieningen. De kwaliteit van de huisvesting is hiermee geborgd. Als initiatiefnemers hieraan voldoen ontvangen zij een keurmerk. De huisvestingsnormen van het SNF-certificaat zijn vastgelegd in de nationale verklaring 'Huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten', die in 2012 is ondertekend door de initiatiefnemers van het nieuwe keurmerk samen met het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, de Vereniging Nederlandse Gemeenten en de koepel van woningcorporaties, Aedes.

3.3 Milieu en omgeving

3.3.1 Bodem

Op basis van artikel 3.1.6 Bro moeten burgemeester en wethouders onderzoek verrichten naar de bestaande toestand van het plangebied. In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Binnen het plangebied zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit deze onderzoeken blijkt dat de bodemkwaliteit in het plangebied varieert per locatie. De meeste bodemonderzoeken zijn te oud om een juiste uitspraak te doen over de kwaliteit van de bodem, maar bekend is dat er waarschijnlijk diverse verontreinigingen aanwezig zijn zoals de voormalige stortplaats. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied is verontreinigd, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan vijf jaar oud zijn.

Het bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan. Bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied blijven gehandhaafd en worden in overeenstemming met de huidige situatie geregeld in het bestemmingsplan. Er is geen noodzaak tot nieuw bodemonderzoek specifiek voor dit bestemmingsplan. Indien er sprake is van bouwactiviteiten wordt in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem gedaan.

3.3.2 Milieuzonering en geluidszonering

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een zonering conform de systematiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009). Hierbij is op perceelsniveau bepaald welke categorieën bedrijven zijn toegestaan. Daarnaast is een deel van Vèèneslat-zuid gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder en daarmee voorzien van een 50 dB(A)-contour. Deze (dubbele) zonering is in voorliggend bestemmingsplan vertaald door middel van verschillende aanduidingen:

  • De zonering op basis van de Wet geluidhinder is geregeld door middel van de aanduidingen. Voor het deel van het bedrijventerrein waar geluidzoneringsplichtige inrichtingen (grote lawaaimakers) zijn toegestaan is een geluidzone vastgesteld. Deze bedrijfspercelen hebben een milieucategorie 5. De overige percelen hebben een aanduiding geluidzoneringsplichtige inrichtingen uitgesloten.
  • De zonering in milieucategorieën op basis van de VNG-brochure, is geregeld door middel van aanduidingen. Hierbij is per bedrijfsperceel aangegeven welke milieucategorie maximaal is toegestaan.

In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op de milieuzonering conform de VNG-brochure. Daarna volgt de zonering in het kader van de Wet geluidhinder.

Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Wanneer sprake is van het omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd. Onderstaande tabel geeft de milieucategorieën met bijbehorende richtafstanden conform de VNG-brochure.

milieucategorie   Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied  
1   10   m  
2   30   m  
3.1   50   m  
3.2   100   m  
4.1   200   m  
4.2   300   m  
5.1   500   m  
5.2   700   m  
5.3   1.000   m  
6   1.500   m  

Voor Vèèneslat-noord en een deel van Vèèneslat-zuid/Misterweg langs de Rondweg-zuid en Misterweg is er voor gekozen het plangebied grotendeels als gemengd gebied te beschouwen. Dit houdt in dat eerder genoemde afstanden tot gevoelige bestemmingen met één trap worden verlaagd. Deze keuze is gemaakt om de volgende redenen:

  • het betreft een historisch gegroeide situatie waarbij al lange tijd sprake is van het voorkomen van woningen nabij (hindergevende) bedrijven.
  • er is in de huidige situatie geen sprake van knelpunten: de betreffende bedrijven zijn door middel van de omgevingsvergunning milieu/milieuregelgeving in hun activiteiten beperkt, dat hinder naar omliggende woningen beperkt blijft.
  • er wordt zo veel mogelijk recht gedaan aan de bestaande (en vergunde) rechten die de bedrijven op basis van de vigerende bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen hebben.
  • het toepassen van een strikte zonering zou inhouden dat bestaande rechten onder het overgangsrecht worden gebracht. Dit levert problemen op bij toekomstige vergunningaanvragen.

Inwaartse zonering

Binnen het plangebied wordt enkel bedrijvigheid mogelijk gemaakt. Daarom hoeft geen rekening te worden gehouden met de aanwezige bedrijvigheid in de omgeving van het plangebied. De bedrijvigheid die binnen het plangebied mogelijk wordt gemaakt, is van invloed op de woningen en andere gevoelige functies die in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Voor het Vèèneslat-noord en -zuid is daarom het principe van inwaartse zonering toegepast. Dat houdt in dat aan de randen van het bedrijventerrein bedrijven met een lagere categorie zijn toegestaan en meer naar binnen toe bedrijven met een hogere categorie zijn toegestaan.

Vèèneslat is een bestaand bedrijventerrein waarop in de loop der jaren bedrijven in verschillende milieucategorieën zijn gevestigd. De bestaande bedrijven zijn zeer verschillend van omvang en de mate van hinder die zij veroorzaken loopt ook sterk uiteen. De milieucategorie varieert van 1 tot en met 4.2. In de huidige situatie komt een aantal bedrijven voor die formeel niet passen binnen de nieuwe bestemming, omdat ze niet in de toegestane milieucategorie vallen. De betreffende bedrijven zijn echter door middel van de omgevingsvergunning milieu/milieuregelgeving zodanig in hun activiteiten beperkt, dat hinder naar de omliggende woningen beperkt blijft.

Het uitgangspunt is dat alle bestaande bedrijven positief worden bestemd. De bedrijven die niet passen binnen de nieuwe milieuzonering zijn daarom voorzien van een specifieke aanduiding, waardoor zij hun activiteiten op de huidige locatie voort kunnen zetten. Binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan zijn, in afwijking van het principe van inwaartse zonering, de volgende bedrijven voorzien van een specifieke aanduiding.

Bedrijf   Type bedrijf   Milieucategorie (aanduiding)  
Mengunie   Veevoeder   4.1  
Bussman   Bouwbedrijf   3.2  
WAM en Van Duren   Bouwbedrijf   3.2  
Winterwarm   Productiebedrijf   4.1  
Hewigo   Productiebedrijf   3.2  
Bosman   Smederij   3.2  

bedrijfswoningen

Op het bedrijventerrein bevinden zich een aantal bedrijfswoningen. Een bedrijfswoning is geen gevoelig object in relatie tot het bedrijf waarbij die woning hoort, maar geniet wel bescherming ten opzichte van omliggende bedrijven. Voor deze woningen kan echter worden uitgegaan van een hogere toegestane milieubelasting dan voor reguliere woningen, maar het is niet in alle gevallen realistisch om (zeer) zware bedrijven op korte afstand van bedrijfswoningen te vestigen. In de VNG-brochure is aangegeven dat (nieuwe) gevoelige functies, zoals bedrijfswoningen, in het algemeen niet gewenst zijn in gebieden waar bedrijven uit categorie 3.2 en hoger zijn toegestaan. In dit bestemmingsplan zijn alleen de bestaande bedrijfswoningen als bedrijfswoning aangeduid, er worden geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan.

In de praktijk liggen de bestaande bedrijfswoningen op of grenzen ze aan gronden waar bedrijven in categorie tot maximaal 4.2 zijn toegestaan. Echter in de milieuvoorwaarden van de omliggende bedrijven is al rekening gehouden met deze bedrijfswoningen, er is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat. Strikte toepassing van de milieuzonering zou betekenen dat rond de her en der aanwezige bedrijfswoningen ook een zonering komt te liggen. Dit zou de milieuruimte van bedrijven ernstig beperken, terwijl een bedrijventerrein juist dient om ruimte te bieden. Het afwijken van de richtafstanden ten opzichte van bedrijfswoningen wordt hier aanvaardbaar geacht, omdat de aanwezigheid van bedrijfswoningen binnen het plangebied in de regel een historisch gegroeide situatie betreft en de (relatieve) milieuhinder tussen bedrijven en bedrijfswoningen als bestaand gegeven geaccepteerd wordt (inherent aan wonen op een bedrijventerrein, excessen daar gelaten). Bovendien is wegbestemmen van de momenteel aanwezige bedrijfswoningen financieel niet haalbaar noch gewenst.

Zonering in het kader van de Wet geluidhinder
De aan te houden afstand wordt bepaald door de grootste van de vier richtafstanden (geluid, stof, geur en gevaar) en die afstand bepaalt ook de milieucategorie. Over het algemeen is het milieuaspect geluid de bepalende afstand. Geluid, vanwege bedrijvigheid, wordt ook vanuit de Wet geluidhinder gereguleerd, omdat er een geluidszone rond het bedrijventerrein wordt vastgelegd. Op deze manier wordt een goed woon- en leefklimaat buiten deze geluidszone gewaarborgd2.

In de praktijk bestaat er een spanningsveld tussen de reguliere milieuzonering conform de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de geluidzone conform de Wet geluidhinder. Door een strikte milieuzonering toe te passen alsof het regulier bedrijventerrein is, wordt voorbij gegaan aan de specifieke status als gezoneerd industrieterrein. Hierbij is de milieuzonering op het gebied van geluid vaak zeer beperkend ten opzichte van de geluidszone. Door uit te gaan van meer maatwerk (ruimhartige milieuzonering) vindt voor geluid een betere afstemming met de Wet geluidhinder plaats maar is voor de andere milieuaspecten (geur, stof en gevaar) sprake van een ongemotiveerde, verdergaande afwijking van de richtafstanden.


Om deze spanning weg te nemen kan een Staat van bedrijfsactiviteiten gebruikt worden waar het aspect geluid geen onderdeel vanuit maakt. Dit is mogelijk omdat het aspect geluid wordt gereguleerd via de Wet geluidhinder en het zonebeheerplan (In het zonebeheer plan moet duidelijkheid worden geboden over de verdeling van de geluidsruimte in de toekomst, of in ieder geval minstens dat helderheid wordt geboden over de procedure tot het verdelen van geluidsruimte in de toekomst en de mogelijkheid voor bedrijven om hun belangen hierbij in te brengen). Door middel van het zonebeheerplan wordt aangetoond dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Voor het deel waar het zonebeheerplan niet geldt, gelden de richtlijnen zoals opgenomen in publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'.

Zonebeheer- en geluidverdeelplan

Het bedrijventerrein Vèèneslat-zuid is gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder. Hierover meer in paragraaf 3.3.3 onder Industrielawaai en verder.

3.3.3 Geluid

Algemeen
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de opstelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, spoor- en industrielawaai. Een gedeelte van het bedrijventerrein is een gezoneerd industrieterrein. Aan de noordzijde van het plangebied loopt de spoorlijn.

Voor nieuwe (bedrijfs)woningen en andere nieuwe geluidgevoelige functies (zoals scholen) dient er een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Echter, in dit bestemmingsplan wordt de bestaande (planologisch-juridische) situatie vastgelegd en worden geen nieuwe ontwikkelingen meegenomen. Akoestisch onderzoek kan dan ook, nu het bestaande geluidgevoelige en niet geluidgevoelige functies betreft (zoals bijvoorbeeld kantoren, industrie), in eerste instantie achterwege blijven.

Wegverkeer

Op basis van artikel 77 Wgh dient bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. De Wgh maakt voor de normering en de te volgen procedure onderscheid in nieuwe en bestaande situaties. In principe hebben alle voor het openbaar rijverkeer toegankelijke wegen een onderzoekszone. Deze zone is een gebied aan beide zijden van de weg waar onderzoek naar eventuele geluidshinder moet plaatsvinden.

Aantal rijstroken   Stedelijk gebied   Buitenstedelijk gebied  
1 of 2 rijstroken   200 m¹   250 m¹  
3 of 4 rijstroken   350 m¹   400 m¹  
5 of meer rijstroken   350 m¹   600 m¹  

Omdat in het bestemmingsplan geen nieuwe (bedrijfs)woningen (en andere nieuwe geluidsgevoelige functies) rechtstreeks mogelijk worden gemaakt is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai voor dit bestemmingsplan niet nodig.

Railverkeer

De wettelijke onderzoekszone van een landelijke spoorweg is onder ander afhankelijk van het aantal bakken dat per uur over de spoorlijn rijdt. De onderzoekszone van een spoorlijn varieert tussen de 100 meter voor een rustige spoorlijn en 1.200 meter voor een zeer drukke spoorlijn, zoals de Betuwelijn. De onderzoekszone wordt gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf. De onderzoekszone ter hoogte van de bedrijventerreinen bedraagt 100 meter.

Voor bestaande (bedrijfs)woningen (en andere bestaande geluidsgevoelige functies) hebben de onderzoekszones geen consequenties. Voor nieuwe (bedrijfs)woningen (en andere nieuwe geluidsgevoelige functies) hebben de zones wel gevolgen. Binnen de zones mogen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige functies geen geluidbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde ondervinden. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe (bedrijfs)woningen (en andere nieuwe geluidsgevoelige functies) rechtstreeks mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek naar railverkeerslawaai kan dan ook achterwege blijven.


Industrielawaai
Op basis van artikel 40 Wgh kunnen (delen van) industrieterreinen worden aangewezen als gezoneerd industrieterrein met een zonegrens. Dit zijn industrieterreinen waarop zich gronden bevinden die zijn aangewezen voor eventuele vestiging van zogenaamde "grote lawaaimakers" als genoemd in artikel 41 lid 3 Wgh en artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (Onderdeel D, bijlage 1 Besluit omgevingsrecht). Buiten de zonegrens mag de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB niet te boven gaan. De op 1 januari 2007 geldende ten hoogste toelaatbare geluidsbelastingen voor woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen –vastgelegd in eerder genomen besluiten– blijven gelden.

Op grond van het gestelde in de Wet geluidhinder worden eventuele woningen op het gezoneerde industrieterrein niet aangemerkt als geluidsgevoelige bestemmingen. Hiervoor kunnen geen eisen worden gesteld op grond van deze wet. De handreiking industrielawaai en vergunningverlening, uitgegeven door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu in oktober 1998 adviseert in het kader van de vergunningverlening (Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) als uitgangspunt te streven naar geluidbelasting van 65 dB(A) voor deze woningen. Voor maximale geluidniveaus (LAmax) zijn geen streef- of grenswaarden gesteld. Voor de Wet ruimtelijke ordening dient, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, een zelfstandige afweging gemaakt te worden voor deze woningen.

Geluidzonering

Zonering Wet geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder kan slechts zonering worden toegepast voor die gebieden waar de vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen (2.4 Ivb inrichtingen, zogenaamde 'grote lawaaimakers') daadwerkelijk is toegestaan. Industrieterrein Vèèneslat is een gezoneerd industrieterrein. Ook voor het industrieterrein Vèèneslat-zuid is besloten dat ook grote lawaaimakers zich hier moeten kunnen vestigen.

Huidige situatie
De Rondweg-Zuid doorsnijdt industrieterrein Vèèneslat van west naar oost in twee delen: Vèèneslat-zuid en Vèèneslat-noord. Voor beide plandelen is een geluidzone vastgesteld:

  • Voor het noordelijk terreindeel is het KB “Zonering groot industrieterrein” d.d. 2 december 1988 vastgesteld.
  • In het bestemmingsplan “Partiële herziening van bestemmingsplannen Buitengebied Winterswijk West en Winterswijk Oost ten behoeve van geluidzone industrieterrein Vèèneslat Zuid” d.d. 24 juni 1999 is de (50 dB(A)contour rond het terrein Vèèneslat Zuid vastgesteld.

Het huidige gezoneerde industrieterrein is hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0010.png"

Uit akoestisch onderzoek is gebleken dat er sprake is van enkele zoneoverschrijdingen. Dat wil zeggen dat op de zonegrens de vergunde geluidbelasting ten gevolge van alle bedrijven op het gezoneerde industrieterrein hoger ligt dan 50 dB(A). Als gevolg van deze overschrijdingen mogen geen omgevingsvergunningen voor de activiteit milieu meer worden verleend. Het industrieterrein zit hierdoor 'op slot', waardoor de vergunningverlening wordt gefrustreerd. Dergelijke vergunningen kunnen echter weer verleend worden zodra er iets verandert in het toetsingskader van geluid. Geluidreducerende maatregelen moeten uitkomst bieden. Vooruitlopend op deze geluidreducerende maatregelen is in 2014 een geluidreductieplan vastgesteld. Het geluidreductieplan maakte het mogelijk dat, vooruitlopend op de geluidreducerende maatregelen, omgevingsvergunningen voor de activiteit milieu weer konden worden afgegeven. Het geluidreductieplan geldt maximaal vijf jaar.

Nieuwe situatie
In dit bestemmingsplan worden geluidreducerende maatregelen getroffen zodat er (weer) ruimte komt voor geluid. Ruimte maken voor geluid op een industrieterrein, waarvan de geluidzone vol is, kan op drie manieren worden gedaan:

  • 1. geluidzone vergroten;
  • 2. gronden onttrekken aan het gezoneerde industrieterrein door op delen van het gezoneerde terrein vestiging van grote lawaaimakers niet langer toe te staan;
  • 3. combinatie van 1 en 2.

De gemeente Winterswijk heeft gekozen voor manier 2: gronden onttrekken aan het gezoneerde industrieterrein door op delen van het gezoneerde terrein vestiging van grote lawaaimakers niet langer toe te staan (zie rode gebied op onderstaande afbeelding). Gezien de feitelijke situatie ligt dit ook voor de hand omdat op het vergrootte deel van het industrieterrein vestiging van grote lawaaimakers feitelijk nu al niet mogelijk is vanwege de beperkte omvang van de kavels en/of de ligging van gevoelige bestemmingen in de nabijheid. In het midden van plandeel Vèèneslat-zuid is de mogelijkheid van vestiging van 'grote lawaaimakers' behouden (centrale witte vlak in onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0011.png"

Door het gebied (en daarmee het aantal bedrijven) te verkleinen gecombineerd met een ongewijzigde omvang van de geluidzone ontstaat er meer geluidruimte voor de bedrijven die wel deel blijven uitmaken van het gezoneerd industrieterrein. In de praktijk betekent deze wijze van bestemmen dat bedrijven die zich bijvoorbeeld in het witte deel willen vestigen voor wat betreft geluid worden getoetst aan de geluidzone. Voor bedrijven die zich daarbuiten willen vestigen geldt dat vergunningplichtige bedrijven worden getoetst aan het bepaalde in de Wet milieubeheer en meldingsplichtige bedrijven aan het Activiteitenbesluit.

Deze geluidsproblematiek geldt niet voor het plandeel Misterweg omdat dit geen gezoneerd terrein is.

Uit akoestisch onderzoek blijkt dat op deze wijze inderdaad meer geluidruimte voor het gezoneerde industrieterrein is ontstaan en dat er geen nadelige gevolgen zijn voor de bedrijven en (bedrijfs)woningen daarbuiten. Voor twee bedrijfswoningen die op het bedrijventerrein -maar buiten het gezoneerde plandeel- staan is de geluidsbelasting hoger dan 55 dB(A). Het betreft de bedrijfswoningen op de percelen Rondweg Zuid 50 en Snelliusstraat 34. Uit de feitelijke situatie blijkt dat toepassing van maatregelen zoals een geluidwal of -scherm, gericht op het terugdringen van de verwachte geluidsbelasting op de gevel van de betrokken woningen tot de geldende voorkeursgrenswaarde niet mogelijk zijn omdat er bezwaren bestaan van stedenbouwkundige aard. Voor deze woningen zal dan ook een hogere grenswaarde worden verleend. Het ontwerpbesluit hogere grenswaarde in deze is bijgevoegd Ontwerpbesluit hogere grenswaarde industrielawaai

Genoemd akoestisch onderzoek betreft de notitie "Herziening grens gezoneerd industrieterrein Vèèneslat te Winterswijk" van 3 juli 2017 van Adviesburo Van der Boom, Zutphen (Bijlage 1) In dit akoestisch onderzoek worden de gevolgen van de dezonering voor de gezoneerde kern van Vèèneslat beschreven voor wat betreft:

  • 1. de ligging van de nieuwe zonegrens
  • 2. de ontstane geluidruimte voor het gezoneerde industrieterrein
  • 3. het ontwikkelde verkavelingsplan en het toekomstige zonebeheer
  • 4. de geluidbelasting op woningen binnen de nieuwe zone

Tevens beschrijft dit rapport de gevolgen van de dezonering voor:

  • a. de geluidbelasting op woningen op het gedezoneerde gedeelte van Vèèneslat
  • b. de geluidruimte van bestaande bedrijven op het gedezoneerde deel van Vèèneslat
  • c. geluidruimte voor nieuwe bedrijven op het gedezoneerde deel van Vèèneslat

Genoemd akoestisch onderzoek van 3 juli 2017 is een samenvatting van een aantal andere akoestische onderzoeken dat is uitgevoerd:

  • “Varianten voor oplossen van akoestische knelpunten industrieterrein Vèèneslat Zuid” van Adviesburo Van der Boom d.d. 8 maart 2016 (Bijlage 2);
  • “Uitwerking variant 4 voor oplossen van akoestische knelpunten industrieterrein Vèèneslat Zuid” van Adviesburo Van der Boom d.d. 31 mei 2016 9 (Bijlage 3);
  • notitie ”Vèèneslat Zuid – enkele AMvB-bedrijven” van 13 december 2016 (Bijlage 4);
  • “Akoestisch onderzoek bedrijven Veeneslat NO te Winterswijk van Van der Boom d.d 13 juni 2017 (Bijlage 5);

In deze samenvatting wordt ook verwezen naar een schrijven naar aanleiding van een controlebezoek:

Mail van 23-02-2015 van Marieke Wesseling aan Arjan Vedder/Carla Beekhuizen: Controle bedrijven Koningsweg 52 en 217-219) (Bijlage 6)

Mogelijk effect gekozen systematiek

Door toepassing van deze systematiek waarbij het industrieterrein aanmerkelijk is verkleind, ontstaat er een klein risico dat de geluidbelasting op de woningen op het bedrijventerrein wat meer geluidbelasting krijgen zodra zich een nieuw bedrijf op het bedrijventerrein (buiten het gezoneerde terrein) vestigt. Dit ontstaat doordat naast de geluidbelasting die op basis van de geluidzone geproduceerd mag worden extra geluidbelasting van een AmvB- of vergunningplichtig bedrijf erbij komt.

Dit kan inderdaad een risico zijn ware het niet dat deze woningen onder huidig recht onderdeel uitmaken van het gezoneerd industrieterrein waardoor ze, behoudens de eis van "een goede ruimtelijke ordening", onbeschermd zijn. Met andere woorden: ze zijn niet aangemerkt als gevoelig object bij de toetsing van geluidaspecten. Door de gekozen systematiek in voorliggend bestemmingsplan bevinden deze woningen zich niet meer op gezoneerd industrieterrein maar liggen ze daarbuiten. Het zijn aldus geluidgevoelige objecten waarmee bij toetsing van geluid rekening moet worden gehouden. Dit is ruimtelijk gezien een groot voordeel.

Uiteraard kan genoemd probleem zich ook voordoen bij woningen die aan de rand van de geluidzone staan. Met andere woorden: de geluidbelasting op deze woningen door de komst van een nieuw bedrijf op het terrein buiten het gezoneerde terrein kan hoger worden, doordat dit geluid er wel is maar niet wordt meegeteld in de cumulatieberekening van de geluidzone. Echter, dit is een situatie die nagenoeg ondenkbaar is omdat bij de toetsing van een bedrijf dat zich op het bedrijventerrein wil vestigen (buiten gezoneerd terrein), woningen die op het bedrijventerrein staan dichter bij het nieuw te vestigen bedrijf staan. Deze woningen zullen maatgevend zijn en niet de verder gelegen woningen (net buiten de geluidzone).

Zonebeheerplan

De gemeente Winterswijk wil bedrijven een aantrekkelijk vestigingsklimaat bieden. Dit betekent onder andere een goede bereikbaarheid, een verzorgde omgeving en voldoende ruimte om in te spelen op ontwikkelingen. Dit bestemmingsplan biedt de gewenste kaders voor kwaliteit en ruimte voor ondernemerschap.

In beginsel is het zo dat geluidruimte die een geluidzone biedt niet automatisch wordt verdeeld over de bedrijven die geluidruimte nodig hebben. Kortgezegd: wie het eerst komt, eerst maalt. Dat kan in de praktijk betekenen dat nieuwe bedrijven die zich graag willen vestigen of een bestaand bedrijf willen aankopen door een volle geluidzone geen geluid mogen produceren. Dit is uiteraard een probleem. Om dit op te lossen is een zonebeheerplan opgesteld, zie bijlage: Zonebeheer- en geluidverdeelplan.

Het zonebeheerplan voor het industrieterrein Vèèneslat-zuid geeft onder meer informatie over de geluidzone in relatie tot verdeling van de geluidruimte binnen de geluidzone. Geluidverdeling vindt plaats door middel van toedeling van decibels per vierkante meter gezoneerd industrieterrein. Daarnaast biedt het zonebeheerplan een kader voor beheer van de geluidzone. Zowel beheer van de geluidzone als beheer van de geluidverdeling worden verzorgd door de Omgevingsdienst Achterhoek.

Dit zonebeheerplan is onderdeel gemaakt van de planregels van dit bestemmingsplan plan zodat de geluidverdeling onderdeel uitmaakt van de rechten en plichten die dit bestemmingsplan biedt.

Paraplubestemmingsplan

Voor het aanpassen en actauliseren van de geluidszone wordt een paraplubestemmingsplan opgesteld, waarin de geluidzone wordt vastgelegd. Dit parapluplan wordt gelijktijdig met dit bestemmingsplan vastgesteld.

De gestelde eisen in relatie tot de Wet geluidhinder vormen dan ook geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.

3.3.4 Luchtkwaliteit

De Wet milieubeheer bevat eisen en regels met betrekking tot luchtkwaliteit die mensen moeten beschermen tegen luchtverontreiniging. Dit zijn onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (onder andere fijnstof en stikstofdioxide). De hoofdlijnen van de regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen (Wet luchtkwaliteit), van de Wet Milieubeheer. De regelgeving behorend bij de Wet Luchtkwaliteit is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en Ministeriële Regelingen:

  • Besluit niet in betekenende mate bijdragen;
  • Regeling niet in betekenende mate bijdragen;
  • Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007;
  • Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007;
  • Besluit gevoelige bestemmingen;


Verder is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geïntroduceerd. Het NSL bevat afspraken om op nationaal, provinciaal en plaatselijk niveau de gestelde luchtkwaliteitseisen te halen. Kenmerk van de maatregelen, die het NSL bevat, is het ervoor zorgen dat huidige overschrijdingen worden opgelost en de negatieve effecten van geplande ruimtelijke ontwikkelingen worden gecompenseerd.


De Wet Luchtkwaliteit is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkelingen, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. Bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit dienen bestuursorganen rekening te houden met deze grenswaarden.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet Luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.


Het bestemmingsplan is conserverend en voorziet niet in ontwikkelingen die grote gevolgen hebben voor de verkeersintensiteit op de omliggende wegen. Het betreft bestaand bedrijventerrein. Alleen als er bedrijven opgeheven worden, kan op die vrijkomende locaties een nieuw bedrijf worden gevestigd. Het uitvoeren van een luchtkwaliteitonderzoek is niet noodzakelijk.

Om in het kader van een goede ruimtelijke ordening een beeld te krijgen van de bestaande en verwachte luchtkwaliteit in het gebied is de NSL-monitoringstool geraadpleegd. Met de Monitoringstool stelt de Rijksoverheid jaarlijks de luchtkwaliteit langs (ondermeer) relevante wegen in Nederland vast. Deze gegevens vormen ook de basis voor de verplichte rapportage van de luchtkwaliteit aan de EU. De berekeningen en prognoses voldoen aan alle voorschriften voor de berekening van de luchtkwaliteit (Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007). Op basis van de monitor komt naar voren dat de berekende concentraties in en rond het plangebied nu en in de toekomst ruim beneden de grenswaarden van NO2 en fijnstof liggen.

3.3.5 Externe veiligheid

Voor dit bestemmingsplan is gemotiveerd hoe met externe veiligheidsrisico's rekening wordt gehouden.

Risico-inventarisatie

Als eerste is met behulp van een risicokaart gekeken welke risico's zich in de omgeving van het plangebied bevinden. In de onderstaande figuur is het plangebied weergegeven met hierop de risico's geprojecteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0012.jpg"

Kaart met risico's in en rond het plangebied

Zoals op deze weergave van het plangebied te zien is zijn er diverse externe veiligheidsrisico's aanwezig rond het plangebied. Binnen het plangebied zijn de volgende risicovolle installaties aanwezig: een LPG tankstation met vulstation voor propaan gasflessen (Wikkerink Winterswijk BV), een bedrijf dat Penthaan en cyanaat opslaat (Ecotherm BV) en een aardgasverdeelstation.


Naast risicovolle installaties is er tevens sprake van risico's van het transport van gevaarlijke stoffen. Langs het oude plan Misterweg loopt de weg N318 van Varsseveld naar Winterswijk. Tevens eindigt de hogedruk aardgasleiding N-560-03-kr-20 aan de rand van het plangebied. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de wet- en regelgeving die voor externe veiligheid van toepassing is op dit bestemmingsplan.

Wet- en regelgeving

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Ministeriele regeling hebben tot doel de risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Om dit doel te bereiken verplichten het besluit en de regeling het bevoegd gezag afstand te realiseren tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven.


In het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) (en de Regeling basisnet) staan regels waardoor het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor, de weg en het water zo klein als mogelijk worden gemaakt. In deze regels staan afstanden tussen transportroutes en gevoelige objecten die voor deze veiligheid zorgen. Voor plaatgebonden risico en groepsrisico gelden verschillende afstanden.

Het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB) bevat de wetgeving met betrekking tot buisleidingen. In dit besluit en de regeling zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot de aan te houden afstanden tussen buisleidingen en kwetsbare bebouwing.


Externe veiligheid beschrijft het risico voor personen (zowel individueel als per groep) als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. De mate van onveiligheid wordt bepaald door de grootte van twee grootheden: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Beide variabelen geven inzicht in het overlijdensrisico van personen in de omgeving van de gevaarlijke stoffenactiviteit.


Op basis van genoemde wet- en regelgeving wordt per risico-object ingegaan op de aanwezige risico's. Als eerste wordt gekeken naar de externe veiligheidsrisico's van de aanwezige inrichtingen. Aansluitend zal naar de risico's van de aanwezige transportroutes en risico's van buisleidingen worden gekeken.

Wikkerink B.V.

Wikkerink Winterswijk BV is gelegen aan de Koningsweg 30 in Winterswijk. Binnen het bedrijf Wikkerink Winterswijk zijn twee tanks aanwezig van 20 m3 waarin LPG en Propaan wordt opgeslagen. De LPG wordt gebruikt voor het LPG tankstation en met de propaan worden gasflessen afgevuld.

Op 11 oktober 2016 is voor dit bedrijf een omgevingsvergunning milieu verleend, deze vergunning is inmiddels onherroepelijk. Belangrijk aspect in het kader van het persoonsgebonden- en groepsrisico is dat het LPG vulpunt wordt verplaatst. Met de beoogde locatie van het vulpunt liggen geen kwetsbare objecten binnen de contouren (plaatsgebonden risico) en blijkt uit de groepsrisicoberekening dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Met de verplaatsing van het vulpunt wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving en als zodanig wordt het vulpunt vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan.

Kingspan

Het bedrijf Kingspan (Ecotherm BV) is gelegen aan de Lorentzstraat 1 in Winterswijk en levert isolatieplaten voor het isoleren van onder andere woningen en bedrijven. Bij de productie van deze isolatieplaten wordt Isocyanaat ingezet bij de productie van PUR en penthaan bij de productie van geëxpandeerd polystyreen (EPS). Binnen het bedrijf zijn een aantal tanks aanwezig waarin deze grondstoffen worden opgeslagen. Hieronder bevinden zich twee tanks met Pentaan met een inhoud van 20 en 40 m3 en zijn meerdere tanks met isocyanaat aanwezig.

Dit bedrijf valt niet onder de werkingssfeer van het Bevi, wat niet wegneemt dat er risico's aanwezig zijn buiten de inrichtingsgrens. Voor de isocyanaattanks geldt dat er geen plaatsgebonden risico aanwezig is. Voor de tanks met Penthaan geldt dat de 1% letaliteitcontour op ongeveer 45 meter rond de tankput ligt volgens tabel 1 van gevarenkaart 2 van de leidraad risico inventarisatie. Binnen deze afstand bevinden zich geen kwetsbare objecten. Omdat de inrichting niet valt onder de werkingssfeer van het Bevi, kan in dit bestemmingsplan een verantwoording in het kader van het groepsrisico achterwege blijven.

Aardgasverdeelstation NO11 GOS

Dit hoge druk aardgas meet- en regelstation valt niet onder het Bevi. Dit neemt echter niet weg dat er geen sprake is van veiligheidsrisico's buiten de inrichtingsgrens. Voor een gasdruk meet- en regelstation met een aanvoerleiding van 6 Inch en een druk van 40 bar geldt een plaatsgebonden risico van 15 meter rond de inrichting volgens de risicokaart (zie onderstaande afbeelding). Voor een Gasdruk meet- en regelstation is er geen invloedsgebied voor het groepsrisico bekend. Omdat de inrichting niet valt onder de werkingssfeer van het Bevi, kan in dit bestemmingsplan een verantwoording in het kader van het groepsrisico achterwege blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0013.jpg"

Contouren Aardgas M&R station

Provinciale weg N318 traject Varsseveld – Winterswijk

Voor berekeningen aan de aanwezige wegen is gebruik gemaakt van het programma RBMII. Bijlage 8 bevat de bijbehorende rapportage. De wegen en bijbehorende transportbewegingen zijn overgenomen uit de berekeningen voor de Kom van Winterswijk. Omdat het plan Veeneslat en Misterweg verder doorloopt het buitengebied in, is het populatiebestand groepsrisico opnieuw ingelezen vanuit de internettool, de populator. Gekozen is om de transportaantallen te gebruiken die voor de N318 gelden. Voor de andere wegen zijn helaas geen aantallen bekend. Met deze keuze wordt uitgegaan van een worst case scenario nu de aantallen van transporten van gevaarlijke stoffen in werkelijkheid lager zullen liggen. De wegen N318 en N319 zijn onderdeel van het plangebied. Hierna volgt de beoordeling op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

In onderstaande afbeelding zijn de plaatsgebonden risicocontouren weergegeven van de drie wegen die in het programma zijn meegenomen in de berekening. Uit de berekeningen volgt dat voor beide wegen de plaatsgebonden risicocontour 10-6 binnen het wegvlak ligt. Het plaatsgebonden risico vormt in dit geval dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan en de actualisatie hiervan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0014.png"

Plaatsgebonden risicocontouren

Groepsgebonden risico

Het is niet na te gaan welke personenaantallen precies worden meegerekend rond de weg. Dit omdat de aanwezige personen over een raster worden verdeelt van 50 bij 50 meter, waarbij niet duidelijk is welke persoon in welk raster wordt gerekend. Met de vernieuwing van Populator is de functionaliteit dat gebouwen duidelijk waarneembaar zijn verdwenen. Met de uit de Populator ingelezen gegevens is een berekening gemaakt van het groepsrisico. In onderstaande afbeelding is de berekende fn-curve weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0015.jpg"

berekende fn-curve

Het programma berekent van alle ingevoerde wegen per kilometer weg de hoogte van het groepsrisico. Dit risico wordt vervolgens gemiddeld. Dit is in de grafiek de donkergroene lijn. Aansluitend wordt door het programma voor het punt met het hoogste groepsrisico opgezocht. Voor dit punt wordt tevens de fn-curve berekend. In onderstaande afbeelding is het punt met het hoogste groepsrisico weergegeven op de plankaart. Dit is de gele cirkel. De blauwe contour geeft de kilometers weer met het hoogste groepsrisico in deze rekencyclus.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0016.png"

Groepsrisico vertaald op kaart

Geconcludeerd kan worden dat zowel het plaatsgebonden als het groepsrisico van de modaliteit weg geen belemmering vormen voor realisatie van dit bestemmingsplan.

Gasleiding N-560-03-kr-20

De PR-contour van de hogedruk aardgasbuisleiding (N-560-03-kr-20) ligt op de leiding. Voor deze leiding geldt dat een vrijwaringsstrook van 5 meter aan beide zijden van de buis dient te worden aangehouden. Hierbinnen mag niet gebouwd worden. De 1% letaliteitscontour ligt op ongeveer 70 meter van het hart van de buisleiding. Hierbij is de signaleringskaart Gelderland voor bekeken (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0017.jpg"

Binnen 70 meter aan weerszijde van de leiding moeten de aanpassingen van de bestemmingsplannen er zo veel mogelijk op gericht zijn om een toename van (gevoelige) bevolkingsgroepen zoveel mogelijk te voorkomen. Dit bestemmingsplan is conserverend, dat wil zeggen in het deel van het plangebied waar de letaliteitscontour ligt worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt.

Voor de berekening aan de gasleiding N560-03-kr-20 is gebruik gemaakt van het programma Carola. Bijlage 9 bevat bijbehorende rapportage 'Kwantitatieve risicoanalyse berekening gasleiding kom Winterswijk'. In dit programma kunnen de populatiegegevens worden ingelezen uit de internetmodule populatiegr.vrom.nl. Dit is een module waarin gegevens van de Kamer van koophandel, het GBA, en andere systemen gecombineerd worden om een schatting te kunnen maken van het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied van de aanwezige leiding. Voor advisering voor het bestemmingsplan Kom Winterswijk is aan dezelfde leiding gerekend. Deze berekening wordt tevens gebruikt voor dit bestemmingsplan.

Plaatsgebonden risico

In het advies dat voor het bestemmingsplan 'Kom Winterswijk' is uitgebracht, is ingegaan op de externe veiligheid rond deze hogedruk aardgasleiding. In het rapport wordt geconcludeerd dat de plaatsgebonden risicocontour van deze hogedruk aardgasleiding op de leiding ligt. Het plaatsgebonden risico rond deze leiding zorgt derhalve niet voor belemmeringen, behalve dat rond de leiding een gebied van 5 meter aan weerszijde van de leiding dient te worden vrijgehouden van bebouwing. Dit omdat de leidingbeheerder deze strook vrij wil houden voor onderhoud aan de gasleiding. De 5 meter contour dient derhalve te worden vastgelegd in dit bestemmingsplan.

Groepsrisico

Voor het groepsrisico geldt dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Het hoogste groepsrisico wordt gevonden op een punt buiten het plangebied. De gasleiding raakt wel het plangebied, waardoor automatisch een uitgebreide motivatie van het groepsrisico dient plaats te vinden.

Voor de motivatie van het groepsrisico wordt in het besluit externe veiligheid buisleidingen onderscheid gemaakt tussen een beperkte en een uitgebreide motivering. Om te mogen volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

  • als het een bestemmingsplan zich geheel buiten de 100% letaliteitgrens van de leiding bevindt of voor een toxische stof waarbij het bestemmingsplan zich geheel buiten de plaatsgebonden risico 10-8 bevindt of;
  • het groepsrisico niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde;
  • de toename van het groepsrisico minder is dan 10% voor zover de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden.

In dit geval is sprake van een deel van het bestemmingsplan dat zich binnen de 100% letaliteitsgrens van de leiding bevindt. Volgens de gasunie is de 100% letaliteitscontour van een gasleiding met een diameter van 168,3 mm en een maximale werkdruk van 40 bar 50 meter aan weerszijde van de leiding. De grens van de 1% letaliteitsgrens bevindt zich op een afstand van 70 meter aan weerszijde van de leiding. Voor deze leiding dient derhalve een uitgebreide motivatie van het groepsrisico te worden opgenomen in het bestemmingsplan.

In dit kader wordt ingegaan op de volgende onderdelen:

  • de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding. Een uitspraak over verwachte toekomstige personendichtheid in het geval er concrete ontwikkelingen in het invloedsgebied zijn;
  • de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.
  • het groepsrisico per kilometer buisleiding vergeleken met de oriënterende waarde;
  • de maatregelen die door de exploitant worden genomen ter beperking van het groepsrisico;
  • alternatieve mogelijkheden voor een ruimtelijke ontwikkeling met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan.
  • andere mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsricico

Verantwoording groepsrisico

Met de database op internet van de leverancier Bridgis die via de site populatiebestangr.vrom.nl beschikbaar wordt besteld kan worden bepaald hoeveel personen er in het invloedsgebied van de leiding aanwezig zijn. Helaas is het hierbij niet mogelijk om per km leiding te kijken en exact tot aan de grens van het invloedsgebied. Voor de berekening met het programma Carola zijn de volgende personenaantallen meegerekend, zie onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0018.png"

persoonsaantallen

In de tabel is tevens aangegeven welk percentage 'buiten' wordt meegerekend in de dag en nacht periode. Voor onderwijs is hierbij een aanname gedaan dat 25% van de personen zich buiten bevindt gedurende de dag in verband met pauzes, vrije uren en het verplaatsen tussen de lokalen.

Het voorligende bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waardoor grote veranderingen in het aantal tegelijkertijd aanwezige personen zullen optreden. De toekomstige personendichtheid is derhalve ongeveer gelijk aan de personendichtheid zoals deze nu is. Dit geldt niet alleen voor dit plan maar ook voor de aangrenzende plannen.

De hoogte van het groepsrisico

In de Carola berekening wordt tevens nog een tweetal andere leidingen meegenomen welke ver van de kom van de gemeente Winterswijk verwijderd zijn. Als eerste is een risicoscan gemaakt van de leiding N 560-03. Het resultaat van deze scan is weergegeven in onderstaande afbeeldingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0019.png"

Groepsrisico scan leiding N 560-03

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1112BTHERZBEDR-OW01_0020.png"

fn-curve leiding N 560-03

In de eerste afbeelding wordt de relatieve overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico weergegeven. Zoals te zien is blijft deze onder de onder de 0,1 maal de hoogte van de oriëntatiewaarde. De fn-curve in de daarop volgende afbeelding is de curve ten hoogte van de rode verticale stippellijn in de eerste afbeelding. In de fn-curve is te zien dat de hoogte van het groepsrisico ver onder de oriëntatiewaarde blijft. De oriëntatiewaarde is weergegeven als een rode lijn. In de rapportage van het programma Carola wordt vermeld dat de maximale overschrijdingsfactor van de oriëntatiewaarde wordt gevonden tussen stationering 10570 en 11570. De maximale relatieve overschrijding bedraagt 0,01. Bij dit punt is een kans van 7,84*10-8 aanwezig op 36 slachtoffers.

Een van de mogelijkheden om de omvang van een mogelijke ramp te beperken bij een lek van de leiding is de hoeveelheid uitstromend gas te beperken. Bij een calamiteit zal de leidingbeheerder zo snel mogelijk de leiding afsluiten door de dichtst bijzijnde afsluiter voor en achter het lek dicht te zetten. Dit zorgt ervoor dat alleen het gas in de leiding tussen deze afsluiters nog zal uitstromen. Door bijvoorbeeld de afstand tussen twee op afstand bedienbare afsluiters terug te brengen kan de hoeveelheid uitstromend gas worden teruggebracht. In dit geval bestaat geen noodzaak tot een zo ver gaande maatregel nu de oriëntatiewaarde van het groepsrisico nergens wordt overschreden.

Beheersbaarheid en bestrijdbaarheid

Bijlage 10 bevat het advies van de regionale brandweer dat op grond van artikel 12 BEVB verplicht is.

Bluswatervoorzieningen

In het plangebied bevinden zich voldoende bluswatervoorzieningen. Hoe uiteindelijk de bluswatervoorzieningen worden ingezet is afhankelijk van het incident en het verloop er van.

Waarschuwings- en alarmeringstijd

De Rijksoverheid heeft voor het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten een nagenoeg landelijk dekkend netwerk van WAS-palen neergezet. Dit Waarschuwings- en Alarmeringsstelsel (WAS) wordt maandelijks getest (1e maandag van de maand). Waarschuwen bij een dreigende ramp is op die manier voldoende geborgd.

Logischerwijs staan de WAS-palen opgesteld in gebieden die de meeste personen herbergen. Vèèneslat Noord en Vèèneslat Zuid vallen binnen het bereik van deze WAS-palen. Het deelgebied Misterweg valt buiten het bereik van de dichtstbijzijnde WAS-paal. Bij twijfel over de bereikbaarheid van de WAS-palen in het plangebied adviseert de VNOG om proefondervindelijk vast te stellen of de WAS-palen hoorbaar zijn op die betreffende locaties. Dat kan op de eerste maandag van de maand als de WAS-palen worden getest.


Indien de WAS-palen niet hoorbaar zijn op de betreffende locaties, wordt verzocht in overleg te treden met de VNOG zodat nagedacht kan worden over mogelijke oplossingen. Deze oplossingen moeten gezocht worden in bijvoorbeeld risicocommunicatie zoals NL-alert. Het landelijk beleid is overigens dat er geen nieuwe WAS-palen worden geplaatst.

Eindconclusie externe veiligheid

Bevi

Het bestemmingsplan past binnen de normen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen en is in overeenstemming met de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid.


Wet Veiligheidsregio's 

  • Met het vastleggen in dit bestemmingsplan van het vulpunt van Wikkerink Winterswijk BV wordt voldaan aan de daaraan te stellen eisen uit geldende wet- en regelgeving;
  • Het deelgebied Misterweg valt niet binnen het bereik van de WAS-palen. De huidige risicocommunicatie zoals NL-alert is een acceptabel alternatief.

3.3.6 Flora en fauna

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Op grond van deze wet zijn de Natura 2000-gebieden beschermd. Daarnaast regelt de Wet natuurbescherming ook de bescherming van planten- en dierensoorten. In deze wet zijn de EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). Nationaal beschermde soorten vallen ook onder deze wet. De doelstelling is de bescherming en behoud van in het wild levende planten en dieren. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zonder ontheffing verboden zijn.


Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen vooraf de effecten op Natura 2000-gebieden onderzocht te worden. Ook dient vooraf onderzocht te worden of en welke beschermde dier- en plantensoorten voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten.

Binnen een straal van 3 kilometer is het Natura 2000-gebied Bekendelle aanwezig. Daarnaast ligt het Natura 2000-gebied Korenburgerveen binnen een straal van 5 kilometer van het bedrijventerrein. Voor deze gebieden geldt in voorkomende gevallen dat een voortoets noodzakelijk is in het geval dat het bestemmingsplan voorziet in nieuwe ontwikkelingen op het bedrijventerrein.


In dit geval gaat het om een conserverend bestemmingsplan, het uitgangspunt is dat er niet wordt voorzien in nieuwe ontwikkelingen op het bedrijventerrein. Mogelijk aanwezige natuurwaarden worden om die reden niet aangetast. Een voortoets of ontheffing is niet nodig.

3.3.7 Waterparagraaf

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren". Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt “stand still - step forward”. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Het plangebied is gelegen op de rand van bestaand stedelijk gebied van de kern Winterswijk. Het plangebied ligt 33,5 tot 34,5 meter +NAP, enigszins aflopend in zuidelijke richting. Op de waterkansenkaart van de provincie Gelderland is het plangebied weergegeven als 'geschikt' tot 'neutraal' voor ontwikkelingen.


Op basis van de wateratlas provincie Gelderland is het plangebied gelegen in een gebied met matige infiltratie. Naar verwachting zijn er in de (diepere) ondergrond ondoorlatende lagen aanwezig. Bij de behandeling van hemelwater dient daarom te worden uitgegaan van (tijdelijk) bergen van hemelwater (geen infiltratie).

Het voorliggende plan betreft een conserverend plan. De waterhuishoudkundige situatie zal dan ook voornamelijk beschrijvend worden toegelicht. De huidige waterhuishoudkundige inrichting van Vèèneslat is het resultaat van de implementatie van het samen met het waterschap uitgestippelde en gerealiseerde beleid om aan de Basisinspanning te voldoen. Het wettelijke kader is toen ingevuld in het Waterplan 2000-2010. Speerpunten hierin waren scheiden van vuil- en hemelwater, afkoppelen van hemelwater en reduceren van vuilworp van de in het gebied aanwezige riooloverstort. Deze overstort loost op de Boven Slinge, een beek van het hoogste ecologische niveau (HEN).

Thema   Toetsvraag   Relevant   Intensiteit  
Veiligheid
 
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Nee

Nee  
2

2  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?  
Nee
Nee
Nee  
2
1
1  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee

Nee

Nee
Nee  
2

1

1
1  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?   Ja
 
1  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
5. Beoogt het plan aanleg van drainage?  
Nee

Nee
Nee
Nee  
1

1
1
1  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee   1  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Ja

Nee  
1

2  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Ja

Nee  
1

1  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee
Nee

Nee  
2
2
1

1  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee   1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee   2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee   1  

Oppervlaktewaterkwaliteit

In het grootste gedeelte van het plangebied (niet Misterweg) is een gereduceerd gemengd rioleringsstelsel met separate hemelwaterafvoer aanwezig.

Dak- en straatwater van Vèèneslat-noord (dakwater circa 50% als gevolg van afkoppelen) en Fortuna worden middels het hemelwaterstelsel getransporteerd naar de retentie aan de Leeghwaterweg. Voor noord is aan de Wooldseweg extra bergingscapaciteit beschikbaar in de vorm van een open hemelwaterberging. De retentievijver loost op de Boven Slinge.

Op Vèèneslat-zuid en Venemans wordt alleen het dakwater gescheiden afgevoerd naar de retentie aan de Greversweg. Uitloop van deze retentie is ook op de Boven Slinge.

Op het deelgebied Misterweg wordt vuilwater middels een drukrioleringssysteem rechtstreeks afgevoerd naar de RWZI. Dak- en straatwater worden daar separaat opgevangen in de retenties Misterweg Obelink en HSF. Lozing vindt plaats op de watergang aan de westzijde van de Misterweg.

Het dakwater van bedrijventerrein Misterweg-Venemansweg wordt gescheiden afgevoerd naar de retentievijver Technopark.

Niet afgekoppeld dakwater van de achteraf afgekoppelde delen van Vèèneslat-noord en straatwater van Vèèneslat-zuid en Venemans wordt geloosd op de gemengde riolering, die in noordelijke richting afvoert naar de RWZI. De overstort van dit stelsel loost in de open bergingsvoorziening Leeghwaterweg. De berging heeft twee getrapte externe overlaten naar de Boven-Slinge.


Het riolerings- en afwateringssysteem in Vèèneslat is een modern en robuust systeem dat voldoet aan alle hydrologische en ecologische eisen.

Inrichting en beheer

In het plangebied liggen diverse watergangen, retenties en kunstwerken die in eigendom, beheer en onderhoud van het waterschap Rijn & IJssel zijn.

Volksgezondheid

Door aanleg van de berging aan de Leeghwaterweg (4000 m3) achter de gemengde riooloverstort is de vuiluitworp op de Boven Slinge significant gereduceerd.

Water in relatie tot de verbeelding en de planregels

De verwerking van hemelwater op bedrijventerreinen vergt aandacht. Een bedrijventerrein is in zijn algemeenheid erg versteend. Grote verharde oppervlakken betekenen een versnelde afvoer van hemelwater. Deze hemelwaterstromen worden het robuuste (hemel)watersysteem van dit bedrijventerrein. Om ook naar de toekomst toe (detail)aanpassingen mogelijk houden zijn in alle hoofdbestemmingen water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk gemaakt.

De nu aanwezige watergangen en retentievoorzieningen zijn op de verbeelding weergegeven door de bestemming 'Water' hiermee krijgen deze voorzieningen de meest passende bestemming die in lijn het met het gebruik. De als 'Water' bestemde gronden hebben primair een waterhuishoudkundige c.q. retenderende functie. Tevens is op de gronden bestemd als 'Natuur' ook waterretentie mogelijk. Hierdoor creëert het bestemmingsplan de basis voor een goed (hemel)watersysteem op het bedrijventerrein.

3.3.8 Cultuurhistorie en archeologie

Op basis van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient bij ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Voor het plangebied is een analyse gemaakt van de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden. Bijlage 11 bevat het bijbehorende rapport 'Cultuurhistorische analyse bestemmingsplangebied Veeneslat en Misterweg, gemeente Winterswijk'.

Erfgoed in Winterswijk: een andere weg

In het verlengde van genoemde wet- en regelgeving, heeft de gemeente Winterswijk aan Triple E gevraagd om een quickscan uit te voeren naar de baten van erfgoed in de gemeente Winterswijk. Uit deze quickscan komt naar voren dat het erfgoed niet alleen geld kost, maar als een investering in de infrastructuur kan worden gezien, hetgeen bijdraagt aan de lokale economie. Het levert omzet en werkgelegenheid op. Woningen in een historische omgeving en met historisch elementen zijn meer waard en de stroom aan bezoekers houdt het voorzieningpeil in stand. Daarnaast vormt het erfgoed mede de identiteit van Achterhoekers en specifiek van de bewoners van Winterswijk. Ook is aangetoond dat ontwikkeling van erfgoed kan bijdragen aan de leefbaarheid in een wijk en dat het erfgoed een belangrijke vestigingsfactor vormt voor hoger opgeleiden, 'culture creatives' en specifieke bedrijven.


Cultuurhistorische analyse

Het ruimtelijke beeld van het onderzoeksgebied wordt gekenmerkt door dat van een in de loop van de twintigste eeuw in verschillende fasen ontwikkeld bedrijventerrein in een voorheen agrarisch gebied. Uit de prestedelijke periode resteren binnen het gebied voornamelijk enkele oude wegenstructuren en een enkele boerderij en in het westelijke deel een in de negentiende eeuw ten behoeve van de baksteenfabricage herontwikkeld stuk van een vroeg negentiende-eeuwse heideontginning. Langs de noord- en noordoostrand bevinden zich in samenhang met de vroeg twintigste-eeuwse bedrijvigheid gebouwde woningen. Ook aan de Vreehorstweg bevinden zich woningen, echter van na 1990. Een deel van het reeds voor 1940 ontwikkelde industriegebied werd in de Tweede Wereldoorlog verwoest en kort daarna herbouwd. Dit is één van de redenen dat in het gebied voor zover zichtbaar geen of nauwelijks vooroorlogse industriële bebouwing behouden is gebleven. Overigens zijn verschillende complexen in het recente verleden gesloopt. Aan de west-, zuid- en oostzijde grenst het plangebied aan (voormalig) agrarisch gebied of bosgebied, wat van invloed is op het ruimtelijk beeld van dit deel van het plangebied.


De uitgevoerde analyse (quickscan) vertelt in het kort het verhaal van het gebied aan de hand van een aantal belangrijke ruimtelijke thema's en beschrijft de belangrijke relicten van de historische ontwikkeling, die in het onderzoeksgebied te zien zijn.


De relicten zijn in een drietal ruimtelijke thema's te vatten:

  • Historisch ruimtelijke structuren
  • Historisch bouwkunde en objecten
  • Historische groenstructuren


Verder is er in het gebied nog sprake van een molenbiotoop voor de Venemansmolen.


De uitkomsten van de analyse zijn hoofdzakelijk bedoeld als input voor dit bestemmingsplan. De inventarisatie is echter ook een potentiële bron van informatie voor andere (beleids)doeleinden. Zo kan de inventarisatie van de karakteristieke bebouwing ook dienen als basisbestand voor de selectie van eventueel nieuw aan te wijzen gemeentelijke monumenten.


Historisch ruimtelijke structuren

Landschap: het landschap van de heideontginning tussen Misterweg en Eekelerweg. In wegenstructuren, verkavelingen en deels in de inrichting is goed herkenbaar gebleven en vooral ook van belang als onderdeel van het omvangrijke heideontginningsgebied dat zich noordelijk, zuidelijk en westelijk van het plangebied uitstrekt (zie de cultuurhistorische waardenkaart). De belangrijke waardevolle wegenstructuren zijn:


Uit de periode voor 1850:

  • De Wooldseweg
  • De Misterweg
  • De Koningsweg
  • Venemansweg en het tot Rondweg-zuid getransformeerde deel oostelijk hiervan
  • Eekelerweg
  • Driemarkweg
  • Vreehorstweg
  • Greversweg
  • Een gedeelte van de Snelliusstraat
  • Restanten oud eikenlaantje met Leeghwaterstraat


Uit de periode 1850-1950:

  • Beukenlaantje tussen Misterweg en Eekelerweg
  • Parallelweg
  • Bomenlaantje naar pand Misterweg 169
  • Tracé opgeheven deel van spoorlijn Winterswijk - Zevenaar, thans Industrieweg
  • Bedrijfspoor bij steenfabriek De Vlijt (niet meer aanwezig)
  • In 1936-1937 verlegde tracé van de spoorlijn Winterswijk - Zevenaar


Belangrijke historische verkavelingsstructuren:

  • Relicten houtwal Technopark
  • Oude perceelsgrens met eiken bij Misterweg 167
  • Perceel beukenbos met oude begrenzingen westelijk van steenfabriek De Vlijt
  • Restanten prestedelijke verkavelingsstructuren in het gebied tussen Misterweg en Eekelerweg
  • Restanten prestedelijke verkavelingsstructuren in het gebied tussen Wooldseweg en de voormalige GOLS-spoorbaan (Industrieweg)


De bestaande wegen die gelegen zijn in de bestemming verkeer zijn wat betreft wegenstructuur beschermd doordat de bestemming 'Verkeer' strak op de weg is bestemd. Hierdoor zal deze (historische) structuur niet anders worden aangelegd dan hij nu ligt.


Voor wat betreft de structuren die in andere bestemmingen dan verkeer vallen zoals de bomenlaantjes, prestedelijke verkavelingsstructuren en oude spoortracés is de bestemming 'Groen' toereikend.


Historische bouwkunde en objecten

Een beperkt deel van de bebouwing in het plangebied heeft cultuurhistorische waarde. Dat wil zeggen dat er sprake is van objecten en ensembles die in meer of mindere mate voldoen aan de volgende criteria:

  • Objecten, complexen en ensembles met een bijzondere stedenbouwkundighistorische of landschappelijke waarde, d.w.z. als onderdelen van bijzondere complexmatige ontwikkelingen door bijvoorbeeld woningbouwcorporaties, bedrijfscomplexen, particulieren e.d. of vanwege specifieke andere situationele aspecten (bijvoorbeeld markante locaties, focus- en oriëntatiepunten, landmarks);
  • Objecten en complexen met architectuurhistorische waarden: d.w.z. met een relatief hoge ontwerpkwaliteit of representatief voor een bepaalde bouwstijl, stroming, bouwperiode of typologie, voor circa 1970;
  • Gaafheid, d.w.z. objecten en ensembles die in belangrijke mate ongewijzigd zijn gebleven sinds de bouwtijd of waarbij wijzigingen zeer zorgvuldig zijn aangebracht.
  • Objecten en complexen met een monumentenstatus (rijks- en gemeentelijke monumenten).


Hoge cultuurhistorische waarde:

  • Misterweg 169
  • Parallelweg 64-66 (gemeentelijk monument)
  • Parallelweg 68-70
  • Wooldseweg 58-60


Positieve cultuurhistorische waarde:

  • Buys Ballotweg 1
  • Eekelerweg 8 (valt onder overgangsrecht)
  • Eekelerweg 10-12 (inmiddels gesloopt)
  • Industrieweg 1
  • Industrieweg 1 Romneyloods
  • Industrieweg 10-14
  • Koningsweg 44
  • Misterweg 167
  • Misterweg 175
  • Venemansweg 14 (Technopark 14)
  • Wooldseweg 14-16


Beperkte Cultuurhistorische waarde / Attentiewaarde:

  • Golsweg 10
  • Golsweg 14-16
  • Golsweg 18
  • Industrieweg 4
  • Industriewg 6-8
  • Parallelweg 52
  • Parallelweg 76
  • Parallelweg 102
  • Wooldseweg 18-22
  • Wooldseweg 30
  • Wooldseweg 32-34


Deze inventarisatie kan aanleiding zijn om panden of percelen aan te wijzen als gemeentelijk monument. Voor bovengenoemde percelen is de dubbelbestemming 'waarde cultuurhistorie' in dit bestemmingsplan opgenomen.


Historische groenstructuren

Ook de waardevolle en bijzondere historische groenstructuren zijn op de cultuurhistorische waardenkaart weergegeven. Wanneer over 'monumentaal' of 'waardevol' wordt gesproken gaat het om groen, dat op de waardevolle bomenlijst van Winterswijk als zodanig is gekwalificeerd. Dergelijke waardevolle bomen zijn niet in het onderzoeksgebied aanwezig.

Desondanks bevindt zich in het gebied een aantal waardevolle groenstructuren, boomgroepen en solitairen, die van belang zijn voor het beeld ter plekke, of als herinnering aan de historisch-ruimtelijke ontwikkeling van het gebied, oude verkavelingsstructuren of erven. Enkele van deze elementen zijn ook terug te vinden in het Groenstructuurplan van de gemeente Winterswijk (2010). Het gaat om de volgende elementen:

Lijnstructuren:

  • Relicten laanbeplanting langs de Wooldseweg, ten zuiden van de Rondweg-zuid. Oude eikenlaan (gedefinieerd als dubbelzijdige bomenrij hoofdstructuur in het Groenstructuurplan).
  • Restant bomenlaan (zomereiken) aan zuidoostelijk einde van de Leeghwaterweg. De laan markeert een historische structuur, die wordt doorsneden door de spoorlijn naar Aalten. Ook aan de zuidzijde van het spoor (buiten het plangebied) bevindt zich een relict van deze bomenlaan.
  • Oude eiken langs de Venemansweg; deels relict laanstructuur (gedefinieerd als hoofdgroenstructuur in het Groenstructuurplan).
  • Eikenbeplanting langs de Misterweg. Vooral aan de westzijde (buiten het plangebied) zijn substantiële delen van de oude eikenlaan behouden gebleven. Aan de oostzijde fragmenten, grotendeels jongere aanplant (gedefinieerd als dubbelzijdige bomenrij hoofdstructuur in het Groenstructuurplan).
  • Bomenlaantje (oprijlaan) naar het herenhuis Misterweg 169, vermoedelijk linden.
  • Beukenlaantje langs de noordoostzijde van het loofbosperceel tussen Misterweg en Eekelerweg.
  • Restanten oude eikenbeplanting langs het oostelijke deel van de Eekelerweg.
  • Misterweg: oude beukenhaag langs het terrein van steenfabriek De Vlijt.


Solitaire bomen:

  • Eekelerweg 8: oude eik (of notenboom) op erf boerderij.
  • Eekelerweg, bij 8: grote zomereik aan de weg.
  • Parallelweg, bij 64: markante grote esdoorn aan de straat.
  • Koningsweg, tegenover nr. 24: twee oude linden, restant erf (net buiten het plangebied).


Groepen bomen:

  • Wooldseweg 58-60: drie forse eiken langs noordrand erf.
  • Wooldseweg - kruising Rondweg-zuid: grote groep oude eiken rond kruispunt.
  • Koningsweg: twee oude linden aan noordzijde weg.
  • Misterweg: twee oude zomereiken in houtwalstructuur.
  • Misterweg 167: groepje van drie grote eiken links voor in de tuin.
  • Misterweg 169: hoog opgaande oude beplanting rondom het herenhuis.


In het bestemmingsplan zijn de groenstructuren beschermd door middel van de bestemming 'Groen' of 'Natuur'. Bomen worden beschermd door middel van de gemeentelijke Bomenverordening.

Archeologie

Archeologie is in het kader van een bestemmingsplan met name van belang indien er sprake is van functieveranderingen of een ander gebruik. In grote delen van de bebouwde kom van Winterswijk komen (nog) archeologische resten voor. Vanwege de in potentie grote archeologische rijkdom van delen van de bebouwde kom van Winterswijk is een zorgvuldige omgang met archeologische resten gewenst. Het archeologisch beleid van de gemeente is hier dan ook op gericht. Binnen de ruimtelijke planvorming worden de archeologische belangen vroegtijdig betrokken zodat een goede belangenafweging kan plaatsvinden.


Aangezien er in dit geval sprake is van een beheerssituatie, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Op basis van de indicatieve kaart archeologische waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de gemeentelijke archeologische beleidskaart wordt ter bescherming van archeologische waarden een
dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologische verwachting’ opgenomen. Dit geldt voor gebieden met een lage, middelmatige of hoge archeologische verwachtingswaarde.


Molenbiotoop Venemansmolen

De Venemansmolen (oorspronkelijk Oude Molen) is een stellingmolen met stenen onderbouw en een houten achtkant voor het malen van graan. De molen dateert uit 1898 en is destijds gebouwd met gebruikmaking van onderdelen van een gesloopte molen uit Zaandam-Oost (houtzaagmolen De Goede Hoop).


De molen staat net buiten het plangebied, op een terrein tussen de Rondweg-zuid en de Venemansweg. Rondom de molen is sprake van een vrijwaringszone-molenbiotoop, die de functie van de molen als werktuig beschermt, alsmede de waarde van de molen als landschapsbepalend element.

Voor zinvol molenbehoud is het van belang dat molens kunnen functioneren. Van een molen die stilstaat raakt het mechaniek in verval waarmee de cultuurhistorische waarde van de molen als geheel afneemt en het behoud van de molen wordt bedreigd. Om te kunnen draaien moet een molen beschikken over voldoende wind- of wateraanvoer en een stabiele wind- of wateraanvoer. Daarom is een vrije windvang of watertoestroom gewenst. Hoog opgaande begroeiing en bebouwing zijn elementen die de windvang van de molen verminderen. Daarom wordt in een gebied rondom de molen de vrije windvang beschermd door de aanwijzing van een zogenaamde molenbiotoop. Deze molenbiotoop is opgenomen in het bestemmingsplan en houdt in dat er in de nabijheid van molen beperkingen gelden ten aanzien van de hoogte van nieuwe gebouwen.


Het wettelijk kader voor de molenbiotoop is vastgelegd in artikel 2.8.2 van de provinciale Omgevingsverordening. De vrijwaringszone strekt zich rondom de molen vanuit de as van de molen maximaal 400 meter uit. Een deel van de vrijwaringszone-molenbiotoop bevindt zich dus binnen het plangebied. In de planregels is hierbij voor nieuw op te richten bebouwing bepaald dat tot 100 meter van de molen de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de onderste punt van de verticaal staande wiek, te weten 7,40 meter. Nieuwe bebouwing tussen 100 en 400 meter van de molen mag een maximale bouwhoogte hebben van niet meer dan 1/100 van die afstand. Dat komt neer op de volgende formule: Hx = X/50 + (0,2*19). Waarbij 'Hx' de toegestane hoogte van een object is en 'x' de afstand van het object tot de molen. In een voorbeeld: Nieuwbouw van een gebouw op 310 m heeft een maximum bouwhoogte van 310/50 + (0,2*19) = 6,2 + 3,8 = 10 meter.

3.3.9 Kabels en leidingen

In het noordwesten van het terrein is een aardgasleiding gelegen. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan moet met deze aardgasleiding rekening worden gehouden. Zie ook paragraaf 3.3.5, waarin aandacht is voor deze leiding.

3.3.10 Licht

Een groot deel van het bestemmingsplan Vèèneslat en Misterweg grenst aan het buitengebied van Winterswijk. Het gehele buitengebied van de gemeente Winterswijk is betiteld als Nationaal landschap. Een overvloed aan lichtemissie heeft een negatief effect heeft op landschap en flora en fauna. Donkerte kan gezien worden als een kernkwaliteit van het landschap. Het is van belang deze kwaliteit zo goed mogelijk in stand te houden. In deze paragraaf over lichthinder staat beschreven op welke wijze lichthinder van het bedrijventerrein op het buitengebied binnen aanvaarbare normen blijft. Daarbij is ook aangegeven op welke wijze dit juridisch is geregeld. Dit is slechts beperkt mogelijk via een bestemmingsplan.

Wetgeving en lichthinder

De (on)mogelijkheden voor kunstmatige verlichting kunnen voor een klein deel worden vastgelegd in bestemmingsplannen. Voor een ander deel gebeurt dit in omgevingsvergunningen milieu of is in een Algemene Maatregelen van Bestuur vastgelegd hoe met kunstlicht omgegaan moet worden (bijvoorbeeld glastuinbouw en Activiteitenbesluit). Specifiek voor bestemmingsplannen is voor sommige activiteiten hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer van toepassing. Bijvoorbeeld voor grote projecten waarbij lichthinder kan ontstaan, is (kunst)licht één van de milieuaspecten waarop het één en ander kan worden afgewogen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan (auto)wegen, grote oppervlakten met kassen, grote woningbouwprojecten, stadsontwikkelingsgebieden of industriegebieden.

Voor vergunningplichtige bedrijven geldt in het algemeen dat zij niet mogen bestaan zonder omgevingsvergunning op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (2.1 lid 1 onder e Wabo). Eventuele hinder door kunstverlichting van een bedrijf is dan geregeld via een omgevingsvergunning. In plaats van een omgevingsvergunning kan ook het Activiteitenbesluit gelden. Dit houdt concreet in dat voor een aantal bedrijven van rechtswege het één en ander (onder andere lichthinder) geregeld is.

Maatregelen

De vraag is hoe lichthinder te voorkomen bij het ontwikkelen/actualiseren van een bestemmingsplan. Uitgangspunt bij het voorkomen van lichthinder is: verlicht als het niet nodig is, dus alleen als er geen alternatieven zijn. Bij gebruik van lichthinder:

  • Scherm de lichtbron af, zodat deze niet direct zichtbaar is
  • Verlicht alleen met geringe oppervlakte helderheid van de lichtbron
  • Gebruik alleen betrekkelijk langgolvig licht
  • Gebruik bij verlichting niet meer licht dan nodig is
  • Verlicht alleen wat verlicht moet worden en zolang het verlicht moet worden
  • Vermijd risicogebieden

Bovenstaande elementen zijn als aanwijzing, als onderdeel van de toelichting (en dus niet juridisch bindend), in dit bestemmingsplan opgenomen. Voor het overige wordt lichthinder voorkomen via andere regelgevingen, zoals hierboven bij 'Wetgeving lichthinder' is toegelicht. Daarbij kan de publicatie 'Richtlijn lichthinder' van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) als richtsnoer worden gebruikt. In de richtlijnen van de NSVV worden grenswaarden aangegeven in lux (eenheid van verlichtingssterkte) op de gevel en in candela (een van lichtsterkte) per armatuur. Deze grenswaarden zijn gerelateerd aan een omgevingsgebied (natuurgebied, landelijk gebied stedelijk gebied, stadscentrum en industriegebied).

Hoofdstuk 4 Wijze van bestemmen

4.1 Algemeen

Bij het ontwerpen van de planmethodiek is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de uitgangspunten welke ten grondslag hebben gelegen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro):

  • decentraal wat kan, centraal wat moet;
  • regel slechts datgene wat noodzakelijk is, maar regel het noodzakelijke goed;
  • uniforme regelgeving.


Voor wat betreft de planmethodiek kan worden opgemerkt, dat op de verbeeldingen de bestemmingen zijn aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksvoorschriften gekoppeld. Deze bouw- en gebruiksvoorschriften maken direct inzichtelijk wat wordt toegestaan. De verbeelding en planregels bieden daardoor een titel voor bebouwing en gebruik.


Voor wat betreft een dergelijke wijze van bestemmen is aangesloten bij de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP 2012), de Nota van uitgangspunten, de vigerende bestemmingsplannen en de gebruikelijke praktijk.


Voor de goede orde wordt hier opgemerkt dat aan de toelichting op de wijze van bestemmen geen rechten ontleend kunnen worden. De verbeelding en de planregels zijn de juridisch bindende elementen.

4.2 De bestemmingen

Opbouw van de planregels

De indeling van de planregels is als volgt:


Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Dit hoofdstuk omvat twee artikelen:

  • Begrippen: Dit artikel bevat alle noodzakelijke begripsomschrijvingen. Hierdoor wordt de interpretatie van de diverse begrippen vastgelegd, waardoor de duidelijkheid wordt vergroot;
  • Wijze van meten: Dit artikel geeft aan hoe bepaalde maten dienen te worden berekend.


Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de regels die direct verband houden met de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Per bestemming en per artikel geldt in de meeste gevallen het volgende stramien:

  • Bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden binnen de bestemming.
  • Bouwregels: in deze regel zijn regels opgenomen omtrent de maximale goothoogte en/of bouwhoogte van bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde alsmede de bebouwingsdichtheid van de percelen.
  • Nadere eisen: In sommige gevallen zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van situering en afmeting van gebouwen. Deze bevoegdheid is opgenomen om bij nieuwbouw en verbouw de stedenbouwkundige opzet van het plan alsmede de afstemming c.q. inpassing in de omgeving te waarborgen.
  • Afwijken van de bouwregels: eventueel kan van de bouwplanregels afgeweken worden middels een omgevingsvergunning.
  • Specifieke gebruiksregels: in deze bepaling wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval strijdig zijn met de bestemming. Het is dus een aanvulling op de bestemmingsomschrijving. Vormen van gebruik waarvan op voorhand niet (geheel) duidelijk is of er sprake is van strijdig gebruik, worden in deze bepaling opgesomd.
  • Afwijken van de gebruiksregels: middels een omgevingsvergunning kan door het bevoegd gezag afgeweken worden van het strijdig gebruik;
  • Wijzigingsbevoegdheid: burgemeester en wethouders zijn in sommige gevallen bevoegd om de bestemming te wijzigen.


Hoofdstuk 3: Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de algemene bepalingen van het bestemmingsplan nader uitgewerkt. Dit hoofdstuk bevat de volgende artikelen:

  • Anti-dubbeltelregel: deze regel dient te voorkomen dat situaties ontstaan welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Omdat om een gebouw een zeker open terrein is vereist wordt via de anti-dubbeltelregel voorkomen dat eenzelfde terrein twee keer wordt 'meegenomen' bij de beoordeling van een bouwaanvraag. Grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan mag niet nog eens worden meegeteld bij een nieuwe bouwaanvraag.
  • Algemene bouwregels: deze regel bevat regels met betrekking tot ondergronds bouwen en ondergeschikte bouwdelen. Daarnaast bevat het regels voor het geval er zich situaties voordoen, waarbij bestaande bebouwing in strijd is met de regels. Zo kan de specifieke bouwhoogte van een bedrijf of woning hoger zijn dan de toegestane hoogte van bebouwing (een algemene maat). Deze strijdigheid is niet gewenst. Het is immers niet de bedoeling, dat dit bedrijf of deze woning moet worden aangepast aan de nieuwe maatvoering. Daarom is de algemene bouwregel opgenomen, dat bij afwijkingen de maatvoering mag worden aangehouden, zoals die bestond op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
  • Algemene gebruiksregels: hierin is opgenomen dat het verboden is de gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken en/of in gebruik te geven die strijdig is met de bestemmingsomschrijving.
  • Algemene aanduidingsregels:
    • 1. Gelders Natuurnetwerk
    • 2. Vrijwaringszone molenbiotoop


Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

  • Overgangsrecht: Dit artikel bepaalt dat bouwwerken, die op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplanning aanwezig of in uitvoering zijn, of krachtens een bouwvergunning gebouwd mogen worden, gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd. Na een calamiteit mag een bouwwerk geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
  • De voormalige bedrijfswoning op het perceel Eekelerweg 8 is in het vorige bestemmingsplan onder het overgangsrecht gebracht. Het object is gedurende die planperiode in gebruik (geweest) voor de huisvesting van arbeidsmigranten. In de planregels is een uitsterfregeling opgenomen, waarin is bepaald dat het object niet meer in gebruik mag worden genomen wanneer het huidige gebruik is gestaakt.
  • Slotregel: Dit bestemmingsplan kan aangehaald worden onder de titel: Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Vèèneslat en Misterweg'.

4.3 Beschrijving per bestemming

Bestemming Bedrijventerrein

Gebruik

De bestemming "Bedrijventerrein" omvat een gebied met meer bedrijven. Deze gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de Lijst van bedrijvenactiviteiten. Een toelichting op de Lijst van bedrijvenactiviteiten wordt hierna gegeven. Detailhandel in ABC goederen en ondergeschikte detailhandel is toegestaan, alsook wegen, paden, water en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en terreinen. Daarnaast zijn een aantal functies op de verbeelding aangeduid, zoals bedrijfswoningen, perifere detailhandel en nutsvoorzieningen.

Perifere detailhandel

De thans aanwezige perifere detailhandel is als zodanig aangeduid op de verbeelding. Het regionaal en gemeentelijk beleid richt zich op een clustering van volumineuze en grootschalige detailhandel (PDV locaties). Voor het bedrijventerrein ligt de focus op vestiging van industrie, groothandel en zakelijke dienstverlening. Om die reden is in de planregels voor deze locaties een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hierin is bepaald dat wanneer het gebruik voor perifere detailhandel gedurende één jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat het gebruik op korte termijn wordt voortgezet, de aanduiding kan worden verwijderd.


Bouwen

Over het algemeen geldt dat gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd dienen te worden en dat het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan is aangegeven op de verbeelding. Voor wat betreft het bouwen van bedrijfsgebouwen geldt, dat voor de gronden gelegen ten zuiden van de Rondweg-zuid de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens 5 meter bedraagt. Voor de gronden gelegen ten noorden van de Rondweg- zuid bedraagt de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens 3 meter. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.


Voor bedrijfswoningen geldt dat de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6,5 respectievelijk 10 meter. Bij de bedrijfswoningen zijn tevens bijbehorende bouwwerken toegestaan.


Milieuzonering - Lijst van bedrijvenactiviteiten

Als bijlage bij de planregels is een lijst met bedrijvenactiviteiten opgenomen. In de lijst van bedrijvenactiviteiten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste afstand van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. In het gebied waarvoor de geluidszone (parapluplan geluidszone Veeneslat Zuid) geldt is de richtafstand 'geluid', voortkomend uit de milieuzonering niet bepalend. Het aspect 'geluid' is gewaarborgd via de regeling die is opgenomen met betrekking tot de geluidszone.


De lijst met bedrijvenactiviteiten heeft echter de navolgende nadelen:

  • De lijst heeft een algemeen karakter. De milieuhygiënische kengetallen in de lijst houden nauwelijks rekening met het verschil in milieubelasting tussen individuele bedrijven (waardoor een specifiek bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit minder hinderlijk is dan de lijst aangeeft; bijvoorbeeld wanneer een bedrijf bereid is zich extra milieuhygiënische inspanningen te getroosten waardoor de feitelijke milieubelasting geringer is dan van zijn soortgenoten die daartoe niet bereid zijn) en met technologische ontwikkelingen (waardoor een bepaald bedrijfstype tijdens de planperiode minder hinderlijk wordt).
  • Als tweede nadeel kan genoemd worden dat de normen in de lijst niet van toepassing zijn op bestaande situaties, waarbij uiteraard de concrete informatie over bedrijven en omgeving prevaleert.


Deze nadelen worden in het onderhavige plan ondervangen door:

  • 1. een limitatief gebruik van de als bijlage toegevoegde lijst met bedrijvenactiviteiten, in combinatie met dat wil zeggen in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen aangegeven categorieën van bedrijven die zich binnen het plangebied(delen) kunnen vestigen, waarbij de als bijlage bij de planregels toegevoegde lijst als leidraad fungeert;
  • 2. een afwijkingsbevoegdheid voor de vestiging van een bedrijf (c.q. bedrijfsactiviteit) uit de naast hogere categorie van de lijst, maar qua milieubelasting gelijkwaardig geacht kan worden aan de toegestane categorieën alsmede de vestiging van bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten, die weliswaar gelijkwaardig zijn aan de toegestane categorieën maar die niet worden genoemd in de lijst met bedrijvenactiviteiten.
  • 3. een wijzigingsbevoegdheid om de Lijst van bedrijvenactiviteiten aan te passen.


Ad 1. Het limitatief karakter van de lijst met bedrijvenactiviteiten:

In de bestemmingsomschrijving van de bestemming "Bedrijventerrein" is aangegeven welke bedrijven zich binnen het plangebied kunnen vestigen. Op deze manier is aangegeven welke categorieën van bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten zijn toegelaten, waarbij de als bijlage (bij de planregels) gevoegde lijst als leidraad fungeert. Een en ander betekent, dat de lijst fungeert als limitatief toetsingskader bij de (directe) toelating van bedrijven. Om te voorkomen dat deze lijst niet een te limitatief karakter krijgt is enige flexibiliteit gewenst. Daarvoor is de hieronder bedoelde afwijkingsbevoegdheid opgenomen.


Ad 2. Afwijkingsbevoegdheid voor gelijkwaardige bedrijven:

Teneinde een te starre en arbitraire toepassing van de lijst met bedrijvenactiviteiten te voorkomen is bepaald dat het bevoegd gezag af kan wijken ten behoeve van de uitoefening of vestiging van een bedrijf (c.q. bedrijfsactiviteit) die gelijkwaardig is aan de direct toegelaten categorieën. Deze regeling maakt het mogelijk bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten toe te laten, die niet in de lijst zijn genoemd en waarvan de milieubelasting van een bepaald bedrijf of bepaalde bedrijfsactiviteit door ter plaatse aanwezige omstandigheden uit het oogpunt van hinder/overlast acceptabel is, dan wel dat het bedrijf zodanige beperkende maatregelen heeft genomen, dat de activiteit qua milieubelasting gelijkgesteld kan worden met bedrijfsactiviteiten uit de direct toegelaten categorieën. De milieubelasting wordt beoordeeld aan de hand van de in de lijst met bedrijfsactiviteiten genoemde milieubelastingcomponenten (geurproductie, stofuitworp, geluidhinder, e.d.).


Ad 3. Aanpassing Lijst van bedrijvenactiviteiten

Via een wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders de lijst van bedrijvenactiviteiten aanpassen aan een nieuw omgevingstype bijvoorbeeld, of bedrijven toevoegen of een milieucategorie wijzigen.


Bestemming Bos

Gebruik

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor bebossing, houtoogst, extensieve dagrecreatie, bescherming van de landschapswaarden en groenvoorzieningen. Daarnaast zijn paden, wegen en waterlopen toegestaan.


Bouwen

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. De hoogte hiervan mag maximaal 2 meter bedragen.


Bestemming Groen

Gebruik

Op de gronden met de bestemming 'Groen' zijn onder andere groenvoorzieningen, waterlopen, bermen en beplanting en paden toegestaan.


Bouwen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend waterhuishoudkundige en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter.

Bestemming Horeca

Gebruik

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor horeca, met de daarbij behorende
terrassen, wegen en paden, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en parkeervoorzieningen.

Op het perceel Eekelerweg 3 is door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - huisvesting arbeidsmigranten' het mogelijk om arbeidsmigranten te vestigen. Per erf zijn toegestaan slaapvertrekken voor maximaal 20 arbeidsmigranten met de daarbij behorende gemeenschappelijke voorzieningen zoals sanitair, keuken en woonkamer.

Bouwen

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan de aangegeven waarde.

Bestemming Natuur

Gebruik

De gronden met de bestemming 'Natuur' zijn bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarden, extensieve dagrecreatie en waterretentie.


Bouwen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter.


Bestemming Verkeer

Gebruik

Toegestaan zijn wegen, paden en straten met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen, straatmeubilair, kunstwerken, waterlopen en waterpartijen en oeververbindingen en voorzieningen van algemeen nut.

Bouwen

Kleine bouwwerken, met een maximale hoogte van 3 meter en een maximale oppervlakte van 15 m2, zijn binnen deze bestemming toegestaan. Voor verlichtingsarmaturen geldt een maximale hoogte van 12 meter, voor overige bouwwerken 5 meter.


Bestemming Verkeer - Spoorweg

Gebruik

Toegestaan zijn spoorwegvoorzieningen, wegen en pad, groenvoorzieningen, straatmeubilair, voorzieningen van algemeen nut, waterlopen en waterpartijen en oeververbindingen.


Bouwen

Toegestaan zijn gebouwen met een maximale hoogte van 3 meter en maximale oppervlakte van 50 m2. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale hoogte van 5 meter. Een uitzondering wordt gemaakt voor palen en masten (maximaal 10 meter bedragen vanaf bovenkant spoorstaaf), lichtmasten (maximaal 12 meter), en antenne-installaties (maximaal 15 meter).


Bestemming Water

Gebruik

Toegestaan zijn waterberging, waterhuishouding, waterlopen, waterpartijen, groenvoorzieningen, infiltratievoorzieningen en kruisingen en overbruggingen. Ter plaatse van de aanduiding 'natuur', is tevens waterretentie en het behoud en /of ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden toegestaan. Daarnaast is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - bufferbassin', een bufferbassin toegestaan als onderdeel van het rioleringsstelsel en tevens bluswatervijver voor de bestrijding van branden.


Bouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen een maximale hoogte hebben van 5 meter (voor overkappingen 3 meter) en een maximale oppervlakte van 30 m2.


Bestemming Wonen

Gebruik

Deze gronden zijn bestemd voor wonen met bijbehorende voorzieningen zoals, erven tuinen en parkeervoorzieningen.


Bouwen

De woningen zijn toegestaan binnen het bouwvlak. De type woning is op de verbeelding aangeduid, net zoals de goot- en bouwhoogte. Daarnaast geldt dat het bestaande aantal woningen is toegestaan, tenzij op de verbeelding een maximum aantal is aangeduid. Verder geldt er een minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens voor vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen en een maximale afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van de woning.


De bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 respectievelijk 6 meter. De maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw bedraagt maximaal:

    • 1. op bouwpercelen tot 350 m²: 50 m²;
    • 2. op bouwpercelen tot 750 m²: 60 m²;
    • 3. op bouwpercelen tot 1.000 m²: 70 m²;
    • 4. op bouwpercelen tot 1.250 m²: 80 m²;
    • 5. op bouwpercelen tot 1.500 m²: 90 m²;
    • 6. op bouwpercelen groter dan 1.500 m²: 100 m²;

met dien verstande, dat het bebouwingspercentage maximaal 50% van het perceel mag bedragen.

Hoofdstuk 5 Procedure

5.1 Algemeen

Conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht ligt het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage. Belanghebbenden kunnen dan een zienswijze indienen op het plan. Na vaststelling door burgemeester en wethouders ligt het bestemmingsplan opnieuw 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt in werking daags na afloop van de tervisielegging, als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Verslag artikel 3.1.1. Bro overleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan geldt dat overleg moet worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het gaat dan tenminste om de betrokken waterschappen en diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de Inspectie Leefomgeving & Transport.


Het ontwerpbestemmingsplan is in eerste instantie niet voorgelegd aan de provincie Gelderland. Het ontwerpbestemmingsplan wordt wel toegezonden.

Dit bestemmingsplan is voorgelegd aan het waterschap Rijn en IJssel. Op 16 januari 2014 hebben zij aangegeven geen aanleiding te zien voor opmerkingen. Voor een nadere onderbouwing en de watertoets zie paragraaf 3.3.7. Hieruit komt naar voren dat er geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad.

5.3 Verslag zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan ligt voor een periode van zes weken ter inzage. Gedurende deze termijn kan één ieder een zienswijze indienen. In geval van zienswijzen wordt de beantwoording hiervan in deze paragraaf opgenomen.