direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rotonde Steengroeveweg - Bataafseweg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1701SGSTGWGBATWG-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Winterswijk wil de doorstroming en verkeersveiligheid van de kruising Steengroeveweg - Bataafseweg in Winterswijk verbeteren. Om de doorstroming en verkeersveiligheid te verbeteren wordt een rotonde aangelegd. Voor de aanleg van de rotonde moet een bestemmingsplanherziening plaatsvinden. In dit plan wordt de aanleg van de rotonde planologisch-juridisch mogelijk gemaakt. Het plan regelt daarmee hetgeen wat nodig is om tot een goede ruimtelijke ordening te komen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen op de kruising Steengroeveweg - Bataafseweg - Kloetenseweg, ten oosten van de kern van Winterswijk. Het plangebied grenst aan de westzijde van de Winterswijkse kom en aan de oostzijde aan het Winterswijkse buitengebied. De Kloetenseweg, die loopt van west naar oost, is een 50 km weg. Direct na de kruising gaat de Kloetenseweg over in de Steengroeveweg. De Steengroeveweg is een 60 km weg die vanaf de kruising het buitengebied ingaat. De Bataafseweg loopt van noord naar zuid en is net als de Steengroeveweg een 60 km weg. De Bataafseweg is tevens een onderdeel van de rondweg van Winterswijk. Onderstaande afbeelding geeft het plangebied bij benadering weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1701SGSTGWGBATWG-OW01_0001.png"

Ligging plangebied (bron: Nedbrowser)

1.3 Opbouw bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Rotonde Steengroeveweg - Bataafseweg' bestaat uit één verbeelding, regels en een toelichting. Van deze drie onderdelen vormen de digitale verbeelding met planIDN NL.IMRO.0294.BP1701SGSTGWGBATWG-OW01 en de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen gevisualiseerd. De regels geven weer wat de gebruiksmogelijkheden van de gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en op te richten bebouwing is. De toelichting heeft hierbij weliswaar geen bindende werking, maar bevat wel de ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan. Het is daarmee de onderbouwing van de keuzes die zijn gemaakt voor de verbeelding en de
regels.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het gebiedsprofiel, de huidige situatie en de planopzet beschreven. Het gebiedsprofiel omvat een beschrijving van het gebied waarin het plangebied ligt. De ruimtelijke en functionele aspecten van het gebied komen hier aan de orde. De planopzet omvat een omschrijving van het plan en waarvoor de wijziging van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk is. In hoofdstuk 3 en 4 is het plan integraal beoordeeld. Hoofdstuk 3 bevat een toetsing aan het relevante Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 is een toetsing ten aanzien van de milieuhygiënische- en omgevingswaarden opgenomen. Tevens is in dit hoofdstuk de economische uitvoerbaarheid opgenomen. In hoofdstuk 5 en 6 is de wijze van uitvoering beschreven, respectievelijk de juridische planopzet en de procedure.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Gebiedsprofiel

Het plangebied ligt ten oosten van de kern van Winterswijk. Het oostelijke deel van het plangebied maakt deel uit van het oude hoevenlandschap en het jonge heideontginningingen landschap in het nat-droge zandgebied. Het westelijke deel van het plangebied ligt in het heide ontginningenlandschap.

Het oude hoevenlandschap kenmerkt zich door de oude, streekeigen boerderijen waaronder scholtegoederen. Landbouw en landschap zijn hier sterk met elkaar verweven. Vroeger paste het landschap zich aan naargelang het gebruik. Veel houtwallen zijn in dit landschap geruimd om de percelen geschikt te maken voor nieuwe landbouwbewerkingsmethoden. Het oude hoevelandschap heeft daarmee de volgende algemene kenmerken:

  • een grote mate van kleinschaligheid in de akkergebieden die door de beplanting nader geaccentueerd wordt;
  • de aanwezigheid van veel opgaande begroeiing in de vorm van perceel- en erfbeplantingen, bossen en bosjes;
  • een reeds van nature aanwezig microreliëf, dat door de mens nader is geaccentueerd (de glooiende essen en steilranden);
  • beekdalen;
  • onregelmatige en vaak ook bochtige perceels- en kavelvormen;
  • op enkele plaatsen grote open essencomplexen;
  • grootschalige heidevelden.

Het heideontginningenslandschap kenmerkt zich daarentegen door rechte lijnen van ontginningswerkzaamheden. Dit is met name terug te zien in de kavelstructuur. De grootschaligheid van percelen zijn hier een uitwerking van. Het landschap bevat weinig solitaire bomen, op perceelsgrenzen stonden vaak smalle dennen-, beuken- of eikensingels. Tegenwoordig is het merendeel van deze singels niet meer in tact. Het bodemgebruik bestaat overwegend uit grasland en bos (hoofdzakelijk naaldbos).

2.2 Huidige situatie

Het plangebied is gelegen in een omgeving die de overgang vormt tussen de kom en het buitengebied van Winterswijk. De oostzijde kan het plangebied worden gekenmerkt door een wisseling van weilanden en enkele bosstroken. De westzijde kenmerkt zich als de rand van het dorp, die de kom van Winterswijk benadrukt. In het midden van het plangebied is een kruising gelegen. Deze kruising verbindt de Steengroeveweg, Bataafseweg en de Kloetenseweg. De Kloetenseweg is gelegen in de kom en gaat vanaf de kruising over in de Steengroeveweg. De Bataafseweg is gedeeltelijk om de kom van Winterswijk gelegen. In de huidige situatie is de kruising in het plangebied licht verhoogd door middel van een drempel. Het verkeer van de Bataafseweg heeft voorrang op het verkeer van de Kloetenseweg en Steengroeveweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1701SGSTGWGBATWG-OW01_0002.png"

Zicht op de kruising vanaf de Steengroeveweg richting de kom, horizontaal is de Bataafseweg gelegen

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1701SGSTGWGBATWG-OW01_0003.png"

Zicht op de kruising vanaf de Kloetenseweg richting het buitengebied, horizontaal is de Bataafseweg gelegen.

2.3 Planopzet

Dit plan voorziet in de realisatie van een rotonde op de kruising Steengroeveweg - Bataafseweg - Kloetenseweg. De rotonde heeft in het midden een enkele verkeersstrook. De rotonde heeft aan de noordzijde, oostzijde en zuidzijde dubbelstrookstoeritten en aan de westzijde een enkelstrookstoerit. Daarnaast komt een fietspad rondom de rotonde te liggen. Door het langzame verkeer te scheiden van het gemotoriseerde verkeer, wordt de verkeersveiligheid vergroot. Op de Kloetenseweg (aan de westzijde) wordt het fietspad uiteindelijk weer geintegreerd met de weg. Aan de noord- en zuidzijde blijft het fietspad gescheiden van de weg. Door de aanleg van de rotonde wordt de oversteek voor de verschillende typen verkeer veiliger gemaakt. Daarnaast vindt er door de rotonde een snellere doorstroming van verkeer plaats. Onderstaande afbeelding geeft het ontwerp van de rotonde weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1701SGSTGWGBATWG-OW01_0004.png"

Ontwerp rotonde Steengroeveweg/Bataafseweg

2.4 Geldend bestemmingsplan

Om een volledig beeld te krijgen van de gronden die in het plangebied liggen, zijn de relevante bestemmingen in deze paragraaf beschreven. De rotonde komt op de grens van de kom van Winterswijk en grens van het buitengebied van Winterswijk te liggen. Hiermee valt het plan binnen twee bestemmingsplannen: het bestemmingsplan 'Kom Winterswijk 2011' en het bestemmingsplan 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk'. De gronden waar het plangebied betrekking op heeft in het bestemmingsplan 'Kom Winterswijk 2011' bevatten de bestemmingen 'Kantoor', 'Verkeer', 'Verkeer - Verblijfsvoorziening' en 'Groen'. Daarnaast bevatten de gronden de dubbelbestemming 'Archeologische verwachtingswaarde - 4'.

De gronden waar het plangebied betrekking op heeft in het bestemmingplan 'Integrale herziening buitengebied Winterswijk' bevatten de bestemmingen 'Agrarisch - Cultuurlandschap', 'Bedrijf' en 'Verkeer'. De bestemming 'Bedrijf' bevat daarbij de functieaanduiding 'nutsvoorziening' en de gebiedsaanduidingen 'waardevol landschap' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'. De bestemming 'Agrarisch - Cultuurlandschap' bevat daarbij de gebiedsaanduidingen 'waardevol landschap' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'. Daarnaast bevatten de gronden de dubbelbestemming 'Archeologische verwachtingswaarde - 3'. Onderstaande afbeelding geeft de huidige bestemmingssituatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1701SGSTGWGBATWG-OW01_0005.png"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

In het geldende bestemmingsplan zijn geen flexibiliteitsbepalingen opgenomen op basis waarvan de aanleg van de rotonde mogelijk gemaakt kan worden. Medewerking aan dit verzoek geschiedt daarmee op basis van een partiële herziening. Bij een partiële herziening dient uit een toetsing belangenafweging naar voren te komen dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden. Daarnaast mogen de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden niet worden aangetast. De uitvoering en verantwoording van deze toetsing is in de hoofdstukken 3, 4 en 6 van deze toelichting vastgelegd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en biedt het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn deze regels aanvullend verankerd. In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van Rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Conclusie

In het kader van het Rijksbeleid is geen sprake van direct belang bij of rechtstreekse doorwerking op het plangebied. Onderhavig plan voorziet in de aanleg van een rotonde in Winterswijk. In het Rijksbeleid is wel opgenomen dat de gemeente Winterswijk een "Nationaal Landschap" is. De nadere invulling van het beleid omtrent Nationale Landschappen wordt overgelaten aan de provincie.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Sinds 18 oktober 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland van kracht. De omgevingsvisie heeft betrekking op belangrijke vraagstukken rondom duurzaamheid, kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. Op 8 juli 2015, 11 november 2017 en juni 2017 heeft de provincie Gelderland de omgevingsvisie geactaliseerd. In de omgevingsvisie zijn verschillende plannen herzien en samengebracht, waaronder het Waterplan, het Provinciaal verkeers- en vervoers plan, het Streekplan 2005, het Milieuplan en herziene reconstructieplannen. Met de Omgevingsvisie kiest de provincie voor een aanpak in samenwerking met gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en particulieren om de maatschappelijke opgaven voor de komende vijf à tien jaar aan te gaan.

Hierbij staan twee hoofddoelen centraal:

  • Ontwikkeling van een duurzame economische structuur;
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.


Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat wordt onder andere door een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden gestimuleerd. De provincie en haar partners streven samen naar duurzame mobiliteit. Hierin wil de provincie een systeem ontwikkelen dat de economie, welvaart en het welzijn ondersteunt. Daarbij rekening houdend met het borgen van de kwaliteit van de leefomgeving. De opgaven die zij daarbij zien, zijn:

  • bereikbaarheid en toegankelijkheid optimaliseren voor wonen, werken,
  • voorzieningen en vrijetijdsbesteding, sport en beleving van de leefomgeving;
  • betrouwbaarheid (tijdsduur) van het personen- en goederenvervoer verbeteren;
  • vervoer afstemmen op behoefte en verplaatsingspatronen van mensen;
  • vervoer afstemmen op stromen van grondstoffen en goederen van bedrijven;
  • stromen van mensen, grondstoffen en goederen afstemmen op gevolgen van digitalisering markt en andere ontwikkelingen.

Conclusie

Mobiliteit is in de Omgevingsvisie Gelderland belangrijk voor de ontwikkeling van welvaart en welzijn van onze samenleving. Het gaat daarbij om vlot en veilig vervoer van personen, betrouwbare (tijdsduur) en aantrekkelijke (beleving) verplaatsingen en verantwoorde distributie van goederen. De aanleg van de rotonde draagt daaraan bij.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening is het document van de Provincie Gelderland waar regels (randvoorwaarden) zijn opgenomen die passen bij de provinciale aanpak van ambities en doelen uit de Omgevingsvisie. De Omgevingsverordening is in december 2015 vastgesteld door de Provinciale Staten van Gelerland. Net als de Omgevingsvisie is de Omgevingsverordening in juni 2017 voor de laatste keer geactualiseerd.

Een groot deel van de regels uit de verordening hebben betrekking op activiteiten en functies als bebouwing, woningen, bedrijventereinen en uitbreidingen van agrarische bedrijven. Een ander deel van de regels gaat over het beschermen van natuurgebieden (het Gelders NatuurNetwerk) en Nationaal Landschap.

In dit geval wordt geen bouwwerk opgericht en is het plangebied ook niet gelegen in het Gelders Natuur Netwerk (GNN). Deze regels zijn dus niet van toepassing. De gemeente Winterswijk heeft wel de status van een nationaal landschap. In de verordening is ten aanzien van waardevolle landschappen, zoals een nationaal landschap, bepaald dat in een bestemmingsplan alleen activiteiten mogelijk zijn die de kernkwaliteiten van het landschap behouden of versterken.

Het nationaal landschap Winterswijk heeft de volgende kernkwaliteiten:

  • 1. Kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen (oostelijke helft kleinschaliger dan westelijke helft);
  • 2. Rijk aan microreliëf (steilranden, essen en eenmansessen), een duidelijke terrasrand (westzijde);
  • 3. Meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing (elzen en essen) in halfopen landschap; overstromingsvlaktes in laagtes;
  • 4. Fraaie, open essen (opvallend groot op de plateaurand van Aalten tot Groenlo) en bijzondere broekgebieden;
  • 5. Historisch nederzettingspatroon, vervlochten in het landschap: oude boerderijplaatsen (zoals scholtenhoeven), vele gehuchten en grotere nederzettingen.

Conclusie

De kernkwaliteiten worden mogelijk aangetast doordat er een cultuurhistorisch landschapselement gedeeltelijk verdwijnt (het eerste stukje van 't Laantje naar 't Lemkamp). Indien de kernkwaliteiten worden aangetast moet er compensatie plaatsvinden. Voor compensatie is daarom door de landschapsadviseur advies uitgebracht. Dit is verder uitgewerkt in paragraaf 4.3 van deze toelichting.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie kom Winterswijk

De Structuurvisie Kom Winterswijk 2010-2020 is op 24 februari 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De Structuurvisie Kom Winterswijk 2010-2020 formuleert drie hoofdopgaven die zich richten op het verbeteren van de kernkwaliteiten van de gemeente:

  • Realiseren van een betere woonomgeving in Winterswijk
  • Zorgen voor een aantrekkelijk en concurrerend hart met voorzieningen
  • Het verbinden van de kwaliteiten van de kern en haar buitengebied

Op basis van de hoofdopgaven zijn een zestal thematische uitwerkingen gemaakt waarbinnen beleidsuitgangspunten worden benoemd. Er zijn twee thema's die van toepassing zijn op voorliggend plan. De thema's en daarbij behorende beleidsuitgangspunten zijn hieronder puntsgewijs weergegeven.

Verkeer en infrastructuur

  • De gemeente kiest voor enkele centrale invalsroute richting het centrum. De wegenstructuur en het parkeren t.b.v. het centrum worden hierop aangepast;
  • Voor de overige (wijk)ontsluitingswegen staat de veilige bereikbaarheid van wijken en het centrum voorop.
  • Winterswijk zet in op een recreatieve en verbindende fietsstructuur binnen de kom. Deze structuur verbindt aantrekkelijke plekken, belangrijke voorzieningen en wijken met elkaar.

Voorzieningen

  • De gemeente kiest voor een veilige bereikbaarheid van voorzieningen vanuit alle wijken;
  • De gemeente kiest voor een verdere verbreding en samenwerking van functies op schoollocaties;
  • De gemeente kiest voor goede, moderne en veilig bereikbare sportterreinen aan de randen van de kern.

Conclusie

De aanleg van de rotonde op de kruising Steengroeveweg - Bataafseweg vindt aansluiting bij de structuuvisie kom Winterswijk 2010 - 2020. Binnen de thema's verkeer en infrastructuur en voorzieningen zorgt het plan voor een betere bereikbaarheid en veiligheid voor langzaam en gemotoriseerd verkeer.

3.3.2 Verkeersstructuurplan 2010

Het Verkeersstructuurplan 2010 is een actualisatie van het Verkeersstructuurplan 2005. Dit plan bouwt tevens verder op het bestaande beleid en is afgestemd op de Structuurvisie Kom Winterswijk 2010-2020, die grotendeels gelijktijdig met dit document is opgesteld. Het gaat in de huidige situatie al redelijk goed met het verkeer in Winterswijk. Er vinden minder ongevallen plaats, op diverse plaatsen worden of zijn al maatregelen genomen om het verkeer te verbeteren.Er is duidelijk beleid aanwezig. Om dit te bereiken heeft de gemeente Winterswijk de volgende doelstelling voor het Verkeersstructuurplan opgesteld:

“Een verbetering van de verkeersafwikkeling in de gemeente Winterswijk, die tegemoet komt aan de gestelde eisen m.b.t. bereikbaarheid, leefbaarheid, (verkeers)veiligheid en milieu, die tevens een duurzame oplossing biedt voor nieuwe toekomstige knelpunten”.


De gemeente Winterswijk heeft in het verkeersstructuurplan de gewenste verkeerssituatie uiteengezet in diverse onderdelen. De opgenomen onderdelen in deze toelichting zijn de onderdelen die raakvlak hebben met de ontwikkeling van de de rotonde Steengroeveweg - Bataafseweg. Voor de aanleg van de rotonde zijn de wegencategorisering en verkeerscirculatie, verkeersveiligheid, fietsvoorzieningen en het fietsbeleid relevant.

Wegencategorisering en verkeerscirculatie 
Om een vlotte en veilige doorstroming van het verkeer in Winterswijk te kunnen faciliteren, zijn alle wegen in gebruik, functie en vormgeving in overeenstemming gebracht met elkaar. Om deze overeenstemming te bereiken, zijn er 'deel'doelstellingen opgesteld. Voor dit plan zijn de deeldoelstellingen opgesomd die relevant zijn voor de aanleg van de rotonde:

  • Het bereiken van een goede afstemming tussen de peilers duurzaam veilige inrichting, functies en gebruik van wegen;
  • Het ontwikkelen van een goede verkeersstructuur die leidt tot veiligheid in de woonomgeving en veilige bereikbaarheid van de voorzieningen.

Conclusie

De rotonde zorgt voor een betere afstemming tussen de inrichting, functies en gebruik doordat langzaam en gemotoriseerd verkeer worden gescheidden. De rotonde zorgt tevens voor een betere veiligheid en bereikbaarheid voor het buitengebied en de kom van Winterswijk.

Verkeersveiligheid

De doelstelling voor verkeersveiligheid is om het aantal slachtoffers (doden en ziekenhuisopnamen) per jaar te verminderen met 5 procent. Hiervoor worden gevaarlijke locaties onderzocht en aangepakt. Gebiedsontsluitingswegen (met name provinciale wegen) blijven hierbij een aandachtspunt. Op deze wegen worden namelijk de meeste ongevallen geregistreerd. De deeldoelstellingen voor verkeersveiligheid in het algemeen zijn:

  • Het aantal slachtoffers (doden en ziekenhuisopnamen) per jaar verminderen met 5%, (gemeten over de laatste 3 jaar in verband met fluctuaties door lage aantallen);
  • Oplossingen aandragen voor het conflict tussen fietsers en groot landbouwverkeer;
  • Richtlijnen opstellen voor gebruik en toepassing van zebrapaden (gewenste locaties en inrichting);
  • Alle objectief gevaarlijke verkeerspunten verkeersveilig maken.

Conclusie

In het uitvoeringsprogramma van verkeersveiligheid is als prioriteit 2 project opgenomen een studie naar mogelijkheden voor het vergroten van de veiligheid en terugbrengen van de snelheid aan de Steengroeveweg. De aanleg van de rotonde vergroot de veiligheid van de oversteek. Fietsers en ander langzaam verkeer worden daardoor namelijk gescheiden van het gemotoriseerd verkeer.

Fietsvoorzieningen en fietsbeleid:

Met betrekking tot het fietsbeleid zijn de doelstellingen gericht op het verhogen van de verkeersveiligheid. Daarbij wil de gemeente het fietsgebruik zo goed mogelijk faciliteren door een goed fietsnetwerk en goede stallingsmogelijkheden bij fietsbestemmingen te realiseren. Het fietsnetwerk binnen de kom loopt langs alle gebiedsontsluitingswegen (GOW). De deeldoelstellingen voor fietsvoorzieningen en fietsbeleid zijn:

  • Meer en veilige stallingen;
  • Het beschrijven van alle mogelijke oplossingen voor fietsvoorzieningen en een afweging maken aan de hand van de voor- en nadelen (aandacht voor fietsroute naar het buitengebied en van De Rikker naar het centrum), waarbij de richtlijn duurzaam veilig het uitgangspunt is;
  • Het fietsbeleid en het fietsnetwerk afstemmen op de Parkeervisie centrum Winterswijk 2008.

Conclusie

Door de aanleg van de rotonde wordt bijgedragen aan het fietsnetwerk. Het fietspad komt vrij te liggen van de weg waardoor op een veilige manier kan worden overgestoken door fietsers. Het fietspad wordt daarbij aangesloten op het bestaande fietspad, zodat een goede doorstroming plaatsvindt.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Milieu

4.1.1 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen een ontwikkeling en omliggende functies kan de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' uit 2009 worden geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor hinderaspecten weergegeven. Hinderaspecten kunnen zijn geur, stof, geluid en gevaar, waarbij geldt dat de grootste afstand maatgevend is. Het kan zo zijn dat specifieke wet- en regelgeving andere afstanden voorschrijft. Deze gaan dan voor de afstanden uit de VNG-publicatie. Voor het aspect geur geldt in principe de toetsing aan de Wet geurhinder en veehouderij. De afstanden worden gemeten vanaf de grens van de bestemming die milieubelastende functies toelaat tot aan de dichtstbij gelegen gevel van de gevoelige functie.

De aanleg van een rotonde is op het gebied van geluid mogelijk een milieubelastende functie. In de opeenvolgende paragrafen is hier dan ook verder op ingegaan. Voor het kader van geurhinder is een rotonde niet aangemerkt als milieubelastende functie. In deze toelichting is dan ook verder niet ingegaan op geurhinder en veehouderij.

Conclusie
De rotonde wordt aangelegd op de kruising Steengroeveweg - Bataafseweg. De wijziging van de kruising naar rotonde betreft geen realisatie van een bedrijf of milieugevoelig object. Mogelijk is de rotonde voor geluid wel een milieubelastende functie. Dit is getoetst in paragraaf 4.1.4. Hieruit is naar voren gekomen dat de rotonde in het kader van de Wet Geluidhinder niet tot een reconstructie leidt. Het plan vormt dan ook geen belemmering in het kader van het aspect bedrijven en milieuzonering.

4.1.2 Bodem

In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk bepalend zijn voor de mogelijke functie van het plangebied. Aan de hand van beschikbare bodeminformatie of het feitelijk uitvoeren van bodemonderzoek wordt vastgesteld of de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige bestemming. Mocht de bodemkwaliteit niet geschikt blijken, dan moet aangetoond worden dat noodzakelijke (sanerings)maatregelen financieel haalbaar zijn.

De aanleg van de rotonde is onderdeel van het plangebied van Fietspad Bataafseweg. Voor dit hele tracé is een bodeminventarisatie door de Omgevingsdienst Achterhoek uitgevoerd. Aangezien de rotonde hetzelfde plangebied betreft, is dit advies geraadpleegd. De bodeminventarisatie van de Omgevingsdienst brengt de volgende resultaten naar voren:


Bodeminventarisatie

Voor het tracé is de volgende relevante informatie bekend:

  • Voor zover bekend is ter plaatse van de Bataafseweg zelf of aangrenzende bermen niet eerder een bodemonderzoek uitgevoerd.
  • Grenzend aan de Bataafseweg zijn een paar percelen waar in het verleden (mogelijk) bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden (HBB-locatie). Het betreft o.a. een timmerwerkplaats aan de Achterweg 4 en een glaszettersbedrijf aan de Abeelstraat 63. Ook zijn er enkele percelen waar in het verleden een HBO-tank in gebruik is geweest. Op deze percelen is niet eerder bodemonderzoek uitgevoerd. Echter, het ligt niet voor de hand dat sprake is van een bodemverontreiniging die zich tot aan de Bataafseweg strekt.
  • Ter plaatse van de Bataafseweg 18-20 (molen De Bataaf) zijn diverse bodemonderzoeken verricht. In 2008 is er een calamiteit met olielekkage opgetreden. De verontreiniging is gesaneerd. Gebleken is dat ten noordwesten van de molen nog een restverontreiniging in de grond is achtergebleven.

Overwegingen

Op basis van de uitgevoerde bodeminventarisatie wordt langs de Bataafseweg géén noemenswaardige bodemverontreiniging verwacht. Aangenomen wordt dat de restverontreiniging aan de Bataafseweg 20 ruim buiten het aan te leggen fietspad ligt. Het uitvoeren van bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk. Aangenomen mag worden dat de bodemkwaliteit voldoet aan klasse AW2000 of Wonen. Echter, wanneer er grondwerkzaamheden worden uitgevoerd en/of er is sprake van grondoverschotten, dan is het raadzaam om nader bodemonderzoek te verrichten. Ook met het oog op eventuele werving door de gemeente is het verstandig om de bodemkwaliteit vast te leggen. De resultaten van het bodemonderzoek kunnen gebruikt worden als indicatie voor de toepassingsmogelijkheden van vrijkomende grond én voor de bepaling van de veiligsheidsmaatregelen waaronder het werk uitgevoerd moet worden. Bij de aanwezigheid van puin(houdende) lagen dient men alert te zijn op de aanwezigheid van asbesthoudend materiaal.

Conclusie bodeminventarisatie

Aangezien er grondwerkzaamheden worden verricht voor het hele tracé, inclusief de aanleg van de rotonde, is er een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd die de bodemkwaliteit voor het gebied vaststeld. Op 9 december 2016, projectnummer 1484.001 (Zie Bijlage 1) heeft Econsultancy daarom bodemonderzoek uitgevoerd. Onderstaande alinea gaat in op het verkennend bodemonderzoek.

Verkennend bodemonderzoek

Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd langs het gehele tracé Bataafseweg. Dit verkennend bodemonderzoek is opgedeeld in een verkennend milieukundig bodemonderzoek en een verkennend waterbodem onderzoek onderzochte deelllocaties. Het verkennend bodemonderzoek geeft de volgende resultaten weer.

Resultaten verkennend milieukundig bodemonderzoek

De bovengrond is plaatselijk zwak tot uiterst puinhoudend en zwak aardewerkhoudend. Verder is de bovengrond zwak baksteenhoudend en zwak huisvuilhoudend. Verder zijn er zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. In het (zintuiglijk met puin verontreinigende) grondmengmonster GRN-MMA3 is een matige PCB-verontreiniging aangetoond. In het (zintuiglijk schone) grondmengmonster GRN-MMD1 is een matige koperverontreiniging aangetoond. Na uitsplitsing en aanvullende monstername zijn in beide mengmonsters hooguit lichte verontreinigingen waargenomen. In de overige (zintuigelijk verontreinigde en schone) mengmonsters zijn analytisch geen verontreinigingen aangetoond.

De analyseresultaten zijn indicatief beoordeeld in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit. De te verwachte bodemkwaliteitsklassen varieren van NT (niet toepasbaar) tot AW (toepasbaar, voldoet aan Achtergrondwaarde). In het grondwater zijn analytisch lichte verontreinigingen met barium en cadmium aangetoond. Deveiligheidsklasse T&F: basisklasse/geen veiligheidsklasse is van toepassing

Op basis van de bovengenoemde zijn er mogelijk milieukundige belemmeringen voor het (her)gebruik van de grond tijdens de werkzaamheden. Afhankelijk van de beoogde locatie van hergebruik, adviseert Econsultancy om (mogelijk) een partijkeuring uit te laten voeren. Een partijkeuring geeft daarmee een definitief uitsluitsel omtrent de milieuhygiënische kwaliteit en de hergebruiksmogelijkheden van de grond.

Resultaten verkennend waterbodemonderzoek

In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. Van de genomen monsters zijn twee waterbodemmengmonsters geanalyseerd in het laboratorium. In mengmonster WAT-MM1 is een lichte verontreiniging met PAK aangetoond. De toepassingsklasse is ‘toepasbaar voldoet aan Achtergrondwaarde’. In mengmonster WAT-MM2 is een lichte verontreiniging met PAK en minerale olie aangetoond. De toepassingsklasse voor landbodem is “industrie”. De toepassing onder water is ‘toepasbaar (Klasse A)’.

Op basis van bovenstaande resultaten kan uitkomend slib niet zomaar worden hergebruikt. Afhankelijk van de beoogde locatie van hergebruik is er mogelijk een partijkeuring nodig. Tijdens de werkzaamheden dient hier rekening mee te worden gehouden. Een partijkeuring geeft namelijk een definitief uitsluitsel omtrent de milieuhygiënische kwaliteit en de hergebruiksmogelijkheden van de partij.

Conclusie

Op basis van de uitgevoerde inventarisatie en nader bodemonderzoek is er geen noemenswaardige bodemverontreiniging te verwachten voor de aanleg van een rotonde. De tijdens de reconstructie vrijkomende materialen kunnen binnen het werk worden teruggeplaatst, dan wel worden afgevoerd naar een hiertoe geschikte locatie indien de hergebruikslocatie hier geschikt voor is. De eisen van het Besluit Bodemkwaliteit zijn mogelijk hierop van toepassing. Daarom wordt geadivseerd om tijdens de werkzaamheden, afhankelijk van de beoogde locatie, voor het hergebruik van grond en vrijkomend slib een partijkeuring te laten uitvoeren.

4.1.3 Lucht

De Wet milieubeheer biedt het kader om te toetsen aan luchtkwaliteitseisen. Een uitzondering op deze verplichting om de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen op de luchtkwaliteit mee te wegen, vormen bepaalde typen projecten die niet in betekende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. Het begrip NIBM is uitgewerkt in het "Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)", en de bijbehorende "Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)".

Een plan draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging wanneer aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de "3% grens" niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1.2 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2. De Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van ruimtelijke ontwikkelingen een invulling aan de NIBM grens. Indien er binnen de getalsmatige begrenzing van de Regeling wordt gebleven, is er geen nader onderzoek nodig. Bij de ruimtelijke ontwikkeling is er dan automatisch sprake van een niet in betekende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit.

Conclusie

De te ontwikkelen rotonde gaat een bestaande kruising vervangen. De rotonde heeft geen verkeersaantrekkende werking. De verkeersgeneratie neemt door de aanleg van een rotonde niet toe. Het aspect luchtkwaliteit belemmert de uitvoering van het plan niet.

4.1.4 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is het wettelijk kader opgenomen ten aanzien van geluid bij een fysieke wijziging van een weg. Bij een dergelijke wijziging dient een toetsing plaats te vinden aan normen welke zijn vastgelegd in de Wgh. Hiervoor zijn twee peiljaren van belang, te weten 1 jaar voor de wijzigingen en 10 jaar na openstelling van de weg. Bij wijzigingen op of aan een weg dient onderzocht te worden of er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh. Hier is sprake van als voldaan wordt aan twee voorwaarden, te weten:

  • de wijziging dient fysiek te zijn. Dit zijn bijvoorbeeld wijzigingen van het aantal rijstroken, kruispunten en aansluitingen, wijziging van de maximumsnelheid en dergelijke;
  • ten gevolge van de wijziging is de toename van de geluidsbelasting 1,50 dB of meer.

Wanneer sprake is van een reconstructie, moeten maatregelen onderzocht worden teneinde de toename te reduceren tot de in de Wgh gestelde grenswaarde.

Om te onderzoeken of de aanleg van de rotonde leidt tot een reconstructie in de zin van de Wet Geluidhinder is een geluidsonderzoek uitgevoerd. Adviesburo Van der Boom heeft daarom op 21 november 2016, projectnummer 16-203 in opdracht van de gemeente Winterswijk een geluidsonderzoek uitgevoerd (Zie Bijlage 2). Voor dit onderzoek is nagegaan of de geluidsbelasting van het wegverkeer op de omliggende woningen toeneemt. Hiervoor is een berekening uitgevoerd die inzicht geeft in de geluidsbelasting vóór de aanleg van de rotonde en ná de aanleg van de rotonde. De geluidsbelasting is berekend met behulp van een rekenmodel die is opgezet op basis van een situatieschets en weg- en verkeersgegevens van de gemeente Winterswijk.

Uit de berekeningen blijkt dat de toename van de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer na de aanleg van de rotonde afgerond ten hoogste 1 dB bedraagt. De aanleg van de rotonde op de kruising Steengroeveweg - Bataafseweg leidt daardoor niet tot een reconstructie in de zin van de Wet Geluidhinder.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.1.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transport (weg, spoor, water en buisleiding) in relatie tot de(bebouwde) omgeving. Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans om te overlijden op een bepaalde plaats ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR is op de kaart van het gebied weer te geven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar PR-contour (die als wettelijk grenswaarde fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten komen.

Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR is weer te gegeven in de fN-curve: een grafiek waar de kans (f) is afgezet tegen het aantal slachtoffers (N). Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. De 1% letaliteitgrens vormt doorgaans de grens van het invloedsgebied (tenzij anders bepaald). Dit is de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.

Hoe moet worden omgegaan met risico's voor mensen in de omgeving van risicobronnen is in verschillende wet- en regelgeving opgenomen zoals Besluit en Regeling externe veiligheid inrichtingen, Besluit en Regeling externe veiligheid buisleidingen, Besluit en Regeling externe veiligheid Transportroutes, Besluit risico's zware ongevallen, Vuurwerkbesluit, Circulaire ontplofbare stoffen voor civiel gebruik, Besluit ruimte en het Activiteitenbesluit.

Beleidsvisie

Op 20 november 2015 heeft de gemeenteraad van Winterswijk de gemeenschappelijke beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Hiermee hebben de veiligheidsrisico's bij het werken met en het vervoeren van gevaarlijke stoffen een vaste plek gekregen bij besluitvorming rondom omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen. Het ambitieniveau is afgestemd op het profiel van de gemeente Winterswijk. Naast ruimte voor functies als landbouw, toerisme en wonen, bestaat binnen de gemeente ook ruimte voor industriële bedrijvigheid. In de beleidsvisie is daarom gekozen voor een mengvorm van een gebiedsgerichte benadering en een brongerichte benadering. Met deze mengvorm worden bepaalde soorten ontwikkelingen in de nabijheid van een bron ongeacht het gebiedstype uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.BP1701SGSTGWGBATWG-OW01_0006.png"

Uitsnede risicokaart met 300 m zone rondom het object (bron: risicokaart.nl)

In het kader van goede ruimtelijke ordening is inzichtelijk gemaakt of er risicofactoren in of in de nabijheid van het plangebied liggen. De rotonde bevindt zich niet aan een weg waar transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er bevinden zich ten aanzien van het plaatsgebonden risico in de directe omgeving van het plangebied tevens geen stationaire of mobiele bronnen. Een verantwoording van het groepsrisico kan ook achterwege blijven aangezien de ontwikkeling de aanleg van een rotonde betreft. Nader onderzoek voor externe veiligheid is niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid is geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.2 Water

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen. Het Waterschap Rijn en IJssel laat in het Waterbeheerplan 2016-2021 zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten het waterschap in de samenwerking met haar partners wil leggen. Vanuit die omgevingsverkenning wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor de primaire taakgebieden:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.

Voor het taakgebied Veiligheid water is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het taakgebied Voldoende water is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren". Voor Schoon water is het uitgangspunt “stand still - step forward”. Essentieel is het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem met als einddoel een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Partnerschappen met gemeenten en andere partijen zorgen voor een effectieve en efficiënte (afval)waterketen. Door optimalisatie van de behandeling van afvalwater wordt een bijdrage geleverd aan een goede volksgezondheid en een schoon watersysteem. Het terugwinnen van energie en grondstoffen uit afvalwater draagt bij aan een meer circulaire economie.

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Het plan betreft de aanleg van een rotonde met vrij liggende fietspaden ter plaatse van de kruising Bataafseweg – Kloetenseweg. Het bestaande verharde oppervlak van de kruising (1865 m2) neemt toe met 1370 m2 tot 3235 m2.

Hieronder worden eerst de relevante waterhuishoudkundige aspecten onderscheiden. Vervolgens worden de relevante aspecten nader toegelicht.

Thema   Toetsvraag   Relevant   Intensiteit#  
Veiligheid
 
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire
waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Nee

Nee  
2

2  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?  
Nee
Ja
Nee  
2
1
1  
Wateroverlast (oppervlakte-water)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden,
beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee
Ja
Ja
Nee  
2
1
1
1  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?
 
Ja
 
1  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
5. Beoogt het plan aanleg van drainage?  
Nee
Nee
Nee
Nee  
1
1
1
1  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee   1  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Ja

Nee  
1

2  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee
Nee  
1


1  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee
Nee
Nee  
2
2
1
1  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee   1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?  
Nee  

2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee   1  

Riolering en afvalwaterketen

Aan de oostzijde, parallel aan de Bataafseweg ligt een persleiding (ringleiding oost) van het waterschap. Een eventuele verlegging van de persleiding wordt met het waterschap besproken.

De gemengd riolering in de Steengroeveweg is aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel in de Kloetenseweg. De afwatering van het westelijk deel van de huidige kruising vindt plaats via kolken die aangesloten zijn op de riolering. De oostzijde loost via berm en sloot.

Wateroverlast (oppervlaktewater)

Hemelwater van de nieuwe rotonde wordt niet op de riolering aangesloten, maar via de bermen geïnfiltreerd in de bodem. Daar waar nodig worden kolken toegepast die op de bestaande bermsloten worden aangesloten. De bestaande bermsloten lozen op de noordelijk gelegen Lemkampsgoot. De bermsloten worden opnieuw geprofileerd. Afhankelijk van de benodigde hoeveelheid kolken kan het nodig zijn het noordelijk gelegen slootgedeelte een bergende functie te geven. Ter bepaling worden nadere berekeningen uitgevoerd.

Oppervlaktewater kwaliteit

De rotonde wordt aangelegd op een kruising van erftoegangswegen buiten de bebouwde kom. De verkeersintensiteit op dit soort wegen is gering. Afvoer van hemelwater via bermpassages hier voldoende om te waarborgen dat oppervlaktewater niet vervuild wordt.

Als er kolken nodig zijn kan in het noordelijk gelegen slootgedeelte bezinking van eventuele vervuiling plaats vinden.

Inrichting en beheer

De watergangen rond de kruising zijn niet in eigendom en beheer van het waterschap. Wel bevindt zich ten noorden van het plangebied de Lemkampsgoot. De watergang kruist de Bataafseweg in een duiker en stroomt vandaar door de oostelijke bebouwde kom van Winterswijk naar de retentie aan de 2e Beuzenes.

Bij de inrichting, het bouwen en het beheer dienen zo min mogelijk vervuilende stoffen aan het bodem- en oppervlaktewatersysteem te worden toegevoegd. Hierbij verdient het materiaalgebruik speciale aandacht: uitloogbare of uitspoelbare bouwmaterialen moeten worden vermeden om bodem- en watervervuiling te voorkomen.

Conclusie

Met in achtneming van bovengenoemde maatregelen is er vanuit het waterhuiskundig belang geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.3 Cultuurhistorie en archeologie

In een bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

In het noordoostelijke gedeelte van het gebied is het cultuurhistorische Laantje naar 't Lemkamp aanwezig. Door de aanleg van de rotonde moeten een aantal cultuurhistorische bomen aan het begin van het laantje worden gekapt. Hiermee worden mogelijk cultuurhistorische elementen van het landschap aangetast. Daarom is voor deze planontwikkeling een advies van de adviescommissie Cultuurhistorie gevraagd. De adviescommissie Cultuurhistorie heeft aangegeven dat zich bewust is van het belang van de verkeersveiligheid maar dat ze toch graag ziet dat het Laantje naar het Lemkamp zoveel mogelijk wordt gespaard. Het voorliggende ontwerp van de rotonde met vrij liggende fietspaden is volgens de adviescommissie nogal robuust uitgevoerd. De commissie pleit ervoor het streven naar een ontwerp dat landelijke uniformiteit en symmetrie meer loslaat. De commissie geeft tevens aan dat het noodzakelijk is om een slinger in de weg aan te leggen en maatregelen om te voorkomen dat vrachtwagens komend van de Steengroeveweg de bocht naar de Bataafseweg afsnijden. Opoffering van stukjes groen met bomen t.b.v. de rotonde aan de zuidkant van de Steengroeveweg lijkt de adviescommissie niet erg bezwaarlijk.

Ruimtelijke overwegingen

In het voorliggende ontwerp van de rotonde is zoveel mogelijk rekening gehouden met het behoud van 't Laantje naar 't Lemkamp. Echter is er geen mogelijkheid om het volledige laantje naar 't Lemkamp te behouden. De rotonde wordt aangelegd in verband met de urgentie die het plan heeft rondom verkeersveiligheid. Het huidige kruispunt is een gevaarlijke oversteek die jaarlijks voor veel ongelukken tussen gemotoriseerd en langzaam verkeer zorgt. Door de kruising te behouden en/of anders in te richten wordt dit probleem niet aangepakt.

De rotonde wordt voor het behoud van het Laantje naar 't Lemkamp al zoveel mogelijk richting het westen aangelegd. Wanneer de rotonde nog verder wordt verschoven richting het westen zal het snelheidsremmende effect van toeleidende wegen verloren gaan. Hiermee wordt het doel, de veiligheid en doorstroming niet vergroot. Ruimtelijk gezien is er tevens geen mogelijkheid om de rotonde nog verder op te schuiven. Aan de westzijde is bebouwing aanwezig en een markante rode beuk. Wanneer de rotonde verder naar het westen wordt verschoven, is er geen ruimte om het fietspad aan te leggen. Aan het begin van de planvorming hebben o.a. hiervoor verschillende ontwerpen op tafel gelegen. Het voorliggende ontwerp is het uiteindelijke ontwerp die zoveel mogelijk het laantje naar de boerderij Lemkamp zal behouden.

Aangezien er door de aanleg van de rotonde wel een cultuurhistorisch waardevol element verloren gaat in het landschap, is er getracht om waardevolle landschapselementen elders terug te brengen. De Steengroeveweg is in het landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Winterswijk aangemerkt als een belangrijke laanstructuur die versterking kan gebruiken. Echter, is deze laanstructuur door de jaren heen deels verloren gegaan. Om deze laanstructuur weer in ere te herstellen is er naar landschappelijke inpassing gezocht. Een gedeelte van de bomen die door de aanleg van de rotonde verloren zullen gaan, zullen aan de noordzijde van de Steengroeveweg weer worden herplant. Bijlage 5 bij de toelichting van dit plan geeft hiervoor het landschappelijk inpassingsplan weer.

Conclusie
Rekening houdend met bovenstaande en de benoemde aspecten is de afweging gemaakt om uitvoering aan de rotonde te geven middels voorliggend ontwerp. Het is onvermijdelijk dat enkele 'cultuurhistorische' bomen hiervoor moeten worden gekapt van het Laantje naar de Lemkamp. Ter compensatie zal een deel van de laanstructuur aan de noordzijde van de Steengroeveweg weer in ere worden hersteld. De bestaande laanstructuur aan de Steengroeveweg wordt hiermee versterkt. In de toekomstige kapvergunning zal dit als herplant plicht worden opgenomen.


Archeologie

De bescherming van archeologisch erfgoed is wettelijk verankerd in de Erfgoedwet. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Erfgoedwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn. Om deze reden zijn alle gronden in Winterswijk geïnventariseerd en beoordeeld op mogelijk aanwezige archeologische relicten. Er worden 4 waarden onderscheiden, iedere categorie kent een eigen verwachting op vondsten, waarbij 1 de hoogste en 4 de laagste verwachtingswaarde is. Deze waardering is door middel van dubbelbestemmingen vertaald in het bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk".

Voor de rotonde (bestemmingsplan en/of omgevingsvergunning kan archeologisch onderzoek achterwege blijven. De gronden die betrekking hebben op de rotonde bevatten de archeologische verwachtingswaarde '3' en '4'. De oppervlakte van de bodemingreep in het gebied van archeologische verwachtingswaarde '3' is kleiner dan 100 m2. Het vigerende bestemmingsplan zegt, dat een archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij bodemingrepen groter dan 100 m2 in het gebied van archeologische verwachtingswaarde - 3. De grootste oppervlakte van de ingreep is gelegen in archeologische verwachtingswaarde 4. Hier is archeologisch bodemonderzoek benodigd bij ingrepen groter dan 2500 m2.

Conclusie
Het voorgenomen plan betreft een ingreep die kleiner is dan 2500 m2 in het gebied van archeologische verwachtingswaarde - '4' en een ingreep die kleiner is dan 100 m2 in het gebied van archeologische verwachtingswaarde - '3'. Bovendien zal de bodem op de plek van rotonde vermoedelijk redelijk verstoord zijn, o.a. door de aanwezigheid van het huidige kruispunt. Het beschermingsregime zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk en volgens de Erfgoefwet 2015 blijft onverkort van toepassing. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.4 Ecologie

De Wet natuurbescherming beschermt bepaalde planten- en diersoorten, onder andere door een verbod op het verstoren of beschadigen van beschermde soorten, zoals steenuil, vleermuis, gierzwaluw, otter. In de Wet Natuurbescherming is opgenomen welke gebieden zijn beschermd en welke soorten (plant- en dier) worden beschermd. De Flora- en faunawet, de Boswet en Natuurbeschermingswet 1998 zijn daarmee gezamenlijk opgenomen in de nieuwe Wet natuurbescherming. Indien activiteiten worden uitgevoerd die deze wet overtreden, moet een ontheffing worden aangevraagd. Volgende alinea's gaan in op gebiedsbescherming, de PAS, het Gelders Natuur Netwerk en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming: Natura-2000

Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn worden aangemerkt als speciale beschermingszones (Natura 2000 gebieden). Voor de beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er voor projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden. In relatie tot de gebiedsbescherming is er per 1 juli 2015 ook de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) ingegaan. Een gemeente krijgt met de PAS te maken wanneer een plannen een hogere depositie van stikstof op een stikstofgevoelig habitat in een Natura 2000-gebied met zich meebrengt dan is toegestaan. De activiteiten die niet binnen het bestemmingsplan passen, worden onderworpen aan een passende beoordeling om te zien of de activiteiten in het kader van de PAS vergunning plichtig zijn.

Conclusie

Het plangebied is geen onderdeel van een Natura-2000 gebied. Op ongeveer 2,5 km afstand is het natuurgebied Willinks-Weust gelegen. De aanleg van de rotonde heeft door deze grote afstand geen negatief effect op dit Natura-2000 gebied. De PAS is hiermee ook niet van toepassing op het voorgenomen plan.

Gelders Natuur Netwerk

Naast de Natura 2000 gebieden worden door de provincies ook verbindingszones vastgesteld voor de veiligstelling van bestaande natuur en ontwikkeling van nieuwe natuur. De provincie Gelderland heeft hiervoor het Gelders Natuur Netwerk ontwikkeld. Het Gelders Natuur Netwerk is een netwerk van grote en kleine natuurgebieden waarin de natuur (plant en dier) voorrang heeft en wordt beschermd. Daarmee wordt voorkomen dat natuurgebieden (zoals Natura-2000 gebieden) geïsoleerd komen te liggen en dieren en planten uitsterven. Om het Gelders Natuur Netwerk uit te breiden, wordt landbouwgrond soms omgevormd tot natuur.

Conclusie

Het plangebied is niet gelegen in het Gelders Natuur Netwerk.Nader onderzoek en/of een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet is niet noodzakelijk.

Soortenbescherming

Het is belangrijk voor de natuur dat er veel verschillende planten- en diersoorten zijn. Sommige soorten zijn kwetsbaar, zoals vleermuizen en mussen. Een goede natuurbescherming is belangrijk. Wanneer het met de natuur goed gaat, is er ook meer ruimte voor economische en andere maatschappelijke activiteiten. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van significant negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing worden gevraagd. De aanleg van de rotonde is meegenomen in de Quickscan die is uitgevoerd voor de hele Bataafseweg.

Door de ontwikkeling van de Bataafseweg kan er een negatief effect optreden voor de aanwezige beschermde soorten en functies. Om dit te toetsen is een Quick-scan uitgevoerd langs de Bataafseweg door Foreest Groen Consult op 29 april 2016 (Zie Bijlage 3). Het onderzoeksgebied is onderzocht op de aanwezigheid van beschermde dier- en plantensoorten. Het onderzoek is uitgevoerd in 2016, hierbij was de Wet natuurbescherming nog niet in werking getreden. Gekozen is om de Quickscan niet te actualiseren, aangezien onder alle aangetroffen dier- en plantensoorten, in totaal 141 plantensoorten en 16 verschillende diersoorten, toenmalig licht beschermde soorten zijn aangetroffen die voor nu weer vrijgesteld zijn van bescherming.

De planten betroffen allemaal vrijwel algemene soorten. Het grootste aantal aangetroffen diersoorten betroffen de broedvogels. In enkele bomen waren holtes aanwezig die eventueel geschikt waren om te broeden. Ook is geconstateerd dat vervangende locaties in de nabije omgeving omhanden zijn. Het vellen van een aantal van de bomen leidt dus niet voor de soortgroep tot een overtreding van de wet. Wel dient er altijd rekening gehouden te worden met het broedseizoen. De te vellen bomen moeten worden gecheckt op eventuele broedplekken. Voor het rooien en kappen van bomen is tevens een Bomen Effect Analyse uitgevoerd door Foreest Groen Consult op 1 juni 2016 (Zie hiervoor Bijlage 4).

Conclusie

Er treedt geen negatief effect op mogelijk aanwezige beschermde soorten en functies, nader onderzoek en/of ontheffing is niet noodzakelijk. Er zijn op voorhand geen aanwijzingen dat de beoogde ontwikkeling conflicterend is met geldende wetgeving. De uitvoerbaarheid van het plan voor ecologie is daarmee aangetoond. Voor alle beschermde soorten geldt wel een zogenaamde ‘algemene zorgplicht’. Indien voor aanvang of tijdens de uitvoering van werkzaamheden beschermde soorten worden waargenomen, dienen maatregelen te worden genomen om schade aan deze individuen zo veel mogelijk te voorkomen (bijvoorbeeld wegvangen en verplaatsen). Het is daarom aan te bevelen het plangebied voorafgaande aan de werkzaamheden te controleren op de aanwezigheid van beschermde dieren en planten.

4.5 Verkeer

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het effect van de beoogde ontwikkeling op de verkeersstructuur inzichtelijk te worden gemaakt. Het plan betreft de aanleg van een rotonde op een bestaande kruising. Hiermee wordt de verkeersdoorstroming en veiligheid verbeterd. Het aspect verkeer belemmert de uitvoering van dit plan niet.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

 

Voor voorliggend plan is geen planschadeovereenkomst afgesloten aangezien de gemeente Winterswijk initiatiefnemer is van dit project.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

In paragraaf 1.3 is de opbouw van dit bestemmingsplan weergegeven. Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm: Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP2012). De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. De bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden conform de SVBP2012 de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

5.3 Regels

In de SVBP2012 is een standaard hoofdstukindeling vastgelegd. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels (begrippen en wijze van meten). Hoofdstuk II bevat de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Tenslotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.

De regels van een bestemming in hoofdstuk 2 kennen een standaardopbouw en worden (indien van toepassing) als volgt benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

5.4 Wijze van bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

  • Verkeer
  • Groen
  • Waarde - Archeologische verwachting '3'
  • Waarde - Archeologische verwachting '4'

Dit plan kent geen noemenswaardige bijzonderheden. Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan geldt dat overleg moet worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het gaat dan tenminste om de betrokken waterschappen en diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht ligt het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage. Belanghebbenden kunnen dan een zienswijze indienen op het plan. Na vaststelling door de gemeenteraad ligt het bestemmingsplan opnieuw 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt in werking daags na afloop van de tervisielegging, als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Verslag artikel 3.1.1 overleg

Dit bestemmingsplan is in eerste instantie niet voorgelegd aan de provincie Gelderland. Bij brief van 22 oktober 2009 met kenmerk 2009-018420 van de provincie is bepaald dat indien het alleen een lokaal belang betreft, inzending van de stukken niet noodzakelijk is. Onderhavig bestemmingsplan betreft alleen een lokaal belang.

Dit bestemmingsplan is in eerste instantie niet voorgelegd aan het waterschap Rijn en IJssel. Het bestemmingsplan voorziet in een kleinschalige ontwikkeling, die geen direct of indirect gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie in het gebied. Zie voor een nadere onderbouwing de watertoets in paragraaf 4.2.

6.3 Verslag zienswijzen

P.M.