direct naar inhoud van 6.3 Verantwoording regels
Plan: Ratumseweg 23
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP1203BGRATUMSWG23-OW01

6.3 Verantwoording regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er wordt uitgegaan van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig kan worden toegestaan. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

Wonen

De bouwvlakken die in gebruik zijn c.q. in gebruik worden genomen voor burgerwoondoeleinden zijn bestemd voor 'wonen'. Binnen het bouwvlak zijn de woning (en eventuele aan- en uitbouwen) ook toegestaan. Binnen de bestemming wonen zijn de bijgebouwen, tuin en erf toegestaan.

De inhoud van burgerwoningen mag maximaal 750 m³ bedragen. De oppervlakte aan bijgebouwen per bouwvlak mag maximaal 150 m² bedragen.

Binnen het de bestemming wonen mag een paardenbak worden opgericht. Deze dient uitsluitend voor een hobbymatig gebruik. Paardenbakken zijn in alle gevallen alleen met een ontheffing toegestaan.

Voor de begripsbepaling van aan- en bijgebouwen is aangesloten bij het Besluit omgevingsvergunningvrije bouwwerken. Een aan- of uitbouw is een aan een woning aangebouwd gebouw, dat in directe verbinding met de woning staat. Een bijgebouw is een bij een woning behorend gebouw dat niet in directe verbinding met de woning staat en dat, indien het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd. De toevoeging dat een vrijstaand bijgebouw niet voor bewoning is bestemd, dient om de (meestal ongewenste) situatie te voorkomen dat er geheel los van de woning in bijgebouwen wordt gewoond en zo (bijvoorbeeld de achtertuin) zelfstandige, aparte woonruimten of woningen kunnen ontstaan.

Hoofdregel is dat als het een aangebouwd gebouw is van één bouwlaag, dat is gekoppeld aan de hoofdbouwmassa, het wordt gezien als bijgebouw. Dit dient dan te worden meegeteld bij de toegestane 150 m². Als het aangebouwde gebouw ook een tweede verdieping kent, die vanuit de woning toegankelijk is (bijvoorbeeld een extra slaapkamer boven de garage), dan wordt deze aanbouw gezien als hoofdbouwmassa en telt dus mee bij de toegestane 750 m³.