Plan: | Greuneweg 10 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0294.WP1104BGGREUNEWG10-OW01 |
In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-aspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen aan de orde te komen het wegverkeerslawaai, geluidszones, bedrijvigheid, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen, archeologie, de flora en de veiligheid.
Archeologie
1. Inleiding
Voor het perceel Greuneweg 10 bestaat het voornemen een overkapping te realiseren, waarbij de totale bodemingreep groter is dan 50 m2.
2. Archeologische waarden
De te realiseren overkapping ligt grotendeel binnen de contour van een historische boerderijlocatie. Buiten die contour is sprake van een lage of middelmatige archeologische verwachting.
Deze Informatie is ontleend aan:
Cultuurhistorische atlas Winterswijk, Raap Archeologisch Adviesbureau en Bureau Overland, RAAP-rapport 1878, 2009.
In de provinciale nota “Provinciaal Beleidskader Archeologie "Interimkader 2009-2012” (10 maart 2009) is een groot deel van de gemeente Winterswijk aangewezen als Gelderse parel. Het plangebied ligt buiten deze parel.
3. Archeologietoets
Volgens het geldende Bestemmingsplan Buitengebied ligt het plangebied (gedeelte waar de schuur geprojecteerd is) in de archeologische zone AV1. Archeologisch onderzoek is noodzakelijk als de totale bodemingreep groter is dan 50 m2 en dieper reikt dan 30 cm minus maaiveld.
Voor het onderhavige bouwvoornemen betekent dit, dat een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd voordat begonnen wordt met de bouw om vast te kunnen stellen of door het bouwvoornemen geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden.
Het archeologisch onderzoek dient ten minste te bestaan uit een zogenaamd archeologisch vooronderzoek, bestaande uit een bureauonderzoek en een inventariserend booronderzoek (IVO-protocol 2). Het archeologisch bureauonderzoek moet gebruik maken van de gegevens in de Cultuurhistorische Atlas Winterswijk.
In de planregels van dit wijzigingsplan worden archeologieregels opgenomen om de archeologische waarden te beschermen.
4. Grondwerkzaamheden, archeologische vondsten en meldingsplicht
Eventuele archeologische vondsten bij sloop-, bouw en/of graafwerkzaamheden moeten worden gemeld.
Bij de uitvoering van niet archeologische graafwerkzaamheden dient te allen tijde de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) in acht te worden genomen:
Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het verdient tevens aanbeveling de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente, waar de vondst is gedaan, hiervan per direct in kennis te stellen.
Bodem
1. Inleiding
Voor de bouw van een aardappelschuur op het perceel aan de Greuneweg 10 dient een "binnenplanse wijziging" plaats te vinden. Deze notitie beschrijft de bodemtoets in het kader van deze bestemmingsplanprocedure.
De bodemtoets is gebaseerd op de aangeleverde informatie en beschikbare kennis op het moment dat deze notitie is opgemaakt. Wijzigingen in informatie of kennis kunnen ertoe leiden dat de bodemtoets niet meer adequaat is of komt te vervallen.
2. Archiefonderzoek
Het archiefonderzoek heeft het volgende aan het licht gebracht:
- voor zover bekend is niet eerder bodemonderzoek op het perceel uitgevoerd;
- er is geen (ondergrondse) tankinstallatie bekend (geen melding in StraTANK);
- de milieuvergunning is niet geraadpleegd, aangezien de vormverandering geen betrekking op de inrichting zelf heeft (er bevinden zich geen bodembedreigende onderdelen ter plaatse van de vormwijziging).
3. Bodemtoets
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening moet bij een bestemmingsplanprocedure in beginsel worden getoetst of de bodemkwaliteit de wijziging in de weg staat. Wanneer op betreffende perceeldelen geen (ernstige) bodemverontreiniging wordt verwacht, mag worden aangenomen dat er geen belemmeringen zijn voor de vormwijziging. In dat geval is bodemonderzoek in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet noodzakelijk.
4. Conclusie
Op grond van de beschikbare informatie wordt ter plaatse van de perceeldelen waar de vormverandering betrekking op heeft geen ernstige bodemverontreiniging verwacht. De perceeldelen liggen braak en maken geen onderdeel uit van de fysieke inrichting. Het uitvoeren van een bodemonderzoek in het kader van de bestemmingsplanprocedure is niet nodig.
Voor de bouw van de aardappelschuur dient een omgevingsvergunning (bouw) te worden aangevraagd. Op dat moment wordt door de gemeente opnieuw beoordeeld of bodemonderzoek nodig is. De gemeente toetst dan of de bodemkwaliteit geschikt is voor de gebruikers van het bouwwerk. Het bouwwerk wordt niet gezien als "verblijfsruimte" . Dit betekent dat naar alle waarschijnlijkheid ook geen verplichting voor het uitvoeren van bodemonderzoek geldt. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt definitief beoordeeld of ontheffing van het verplichte bodemonderzoek mogelijk is.
Milieu overig
De eigenaar van het perceel zal een nieuwe melding indienen op grond van het Besluit landbouw. Dit is afdoende voor wat betreft milieu. De overige milieuaspecten vormen eveneens geen belemmeringen voor de wijziging. Hierbij is gekeken naar geluid, lucht, geur, externe veilgheid en milieuzonering. Tevens vormt flora en fauna geen belemmering. Er wordt geen groen weggehaald, en ook geen opstallen waar beschermde dieren in zouden kunnen zitten. Het gedeelte dat onderdeel wordt van het bouwperceel is reeds geheel verhard.
Waardevol landschap
In de Nota Ruimte is sprake van het Nationaal Landschap Winterswijk waarvan het buitengebied Winterswijk deel uitmaakt. Als kernkwaliteiten worden genoemd:
- kleinschalige openheid;
- het groene karakter;
- microreliëf door essen en 'eenmansessen'.
In het provinciale streekplan/structuurvisie en de streekplanuitwerking Waardevolle landschappen zijn deze kwaliteiten verder uitgewerkt. De volgende kernkwaliteiten worden aan het Winterswijkse landschap toegekend:
- Kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen; oostelijke helft kleinschaliger dan westelijke helft.De kleinschaligheid is deels te herleiden tot de kleinschalige geologie en geomorfolgievan het Oost-Nederlands Plateau, die sterk afwijkt van het aanliggende dekzandlandschap:met heel karakteristieke structuren van kleine ingesneden beken op korte afstand van elkaar. In de westelijke helft komt tussen de plateaurand Aalten-Groenlo en Winterswijk een komvormige laagte voor waar een afwijkend landschap is ontstaan op voormalig broek en veen. Dit jongere landschap is eveneens kleinschalig maar kent niet de afwisseling met beken, oude bouwlanden en hoeven. Dezelfde soort jongere landschappen komt voor aan de noordkant (onder andere Meddosche Veld en Masterveld). De kleinschaligheid en verweving hangt ook samen met het voorkomen van vele kleine landgoederen met een grote afwisseling van natuur, landbouwgrond, bos en kleine beplantingselementen. Grondgebonden landbouw op economische basis draagt bij aan een landschap dat door eigenaren, gebruikers, bewoners en toeristen als 'levend' wordt ervaren.
- Rijk aan microreliëf (steilranden, essen en eenmansessen), een duidelijke terrasrand (westzijde). De terrasrand ligt tussen Aalten en Groenlo. Boven op de rand komen grote openescomplexen voor: tussen Aalten en Barlo en bij Vragender. Verspreid liggen talloze kleinere essen; het patroon is grillig met veel gebogen wegen en esranden. Op de terrasrand komen ook jongere ontginningen met rechthoekige patronen voor, zoals Schaarsheide en Vragenderveld, met heel andere patroonkenmerken. De hoge ligging nodigde in het verleden militaire activiteit uit waaraan de Besselinkschans bij Lievelde en de vestingstad Groenlo met zijn circumvallatie uit de Tachtigjarige Oorlog nog herinnert. Essen, eenmansessen met steilranden komen overal in het gebied voor behalve in de jongere ontginningen.
- Meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing (elzen en essen) in halfopen landschap; overstromingsvlaktes in laagtes. De structuur van beken en beekjes die samenstromen in de Groenlosche Slinge en de Bovenslinge wordt bepaald door de ondergrond en menselijke activiteit. Langs de beken zijn veel kleine tot middelgrote (loof)bossen gelegen. Op hogere plaatsen langs de beken is het natuurlijke reliëf opgehoogd met esdekken.
- Fraaie, open essen (opvallend groot op de plateaurand van Aalten tot Groenlo) en bijzondere broekgebieden. Binnen de begrenzing van de open escomplexen komen gebiedjes voor die geen oude open bouwlanden zijn, maar bijvoorbeeld overgangen naar beekdalen, kleine beekdalen, bosjes. Deze gebiedjes zijn toleranter voor toevoegingen als opgaande beplanting. Bijzondere broek- en veengebieden zijn het Korenburgerveen en omgeving en het Wooldsche Veen, die getuigen van kleinschalige turfwinning.
- Historisch nederzettingspatroon, vervlochten in het landschap: oude boerderijplaatsen (zoals scholtenhoeven), vele gehuchten en grotere nederzettingen. De enige grote nederzetting in het gebied zelf is Winterswijk, dat als een spin in een web van wegen zit. Aan de westrand van het gebied en het plateau liggen Groenlo, Lichtenvoorde en Aalten. De vele gehuchten liggen verspreid in het land, de meeste bestaan uit oude en jongere gebouwen, van oorsprong veelal hoeven, in een karakteristieke losse structuur gegroepeerd bij of rond essen en esjes en in veel gevallen aan een beek. Escomplexen liggen bij zulke gehuchten: onder meer Vragender, Barlo, Meddo, Huppel, Kotten, Miste en Corle. De verspreid gelegen oude boerderijen hebben veelal een bijbehorende eenmanses. Voor de waardevolle landschappen als geheel geldt binnen de voorwaarde dat de kernkwaliteiten worden versterkt, en bij inachtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied een 'ja mits'- benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen. Voor zover de waardevolle landschappen deel uitmaken van het multifunctioneel gebied is de voorwaarde dat de nieuwe bebouwing leidt tot landschappelijke versterking, en dat recht wordt gedaan aan de kernkwaliteiten van de betreffende landschappen. Ter beoordeling van het wel of niet toestaan van een nieuwe ruimtelijke activiteit op een bepaalde plek in een waardevol landschap (bij hoofdafwegingsformule van 'ja, mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt') geldt de volgende afbeelding met stappenschema.
Ook in de gemeentelijke Visie Buitengebied is aangegeven dat het buitengebied moet worden benaderd als een waardevol cultuurlandschap.
Visie Buitengebied (december 2005)
De gemeente Winterswijk streeft naar behoud van het cultuurlandschap. Bestaande waarden worden daarbij beschermd, verloren waarden worden hersteld en nieuwe landschappelijke waarden worden gecreëerd. De praktische uitwerking hiervan wordt toegespitst op specifieke landschapstypen. Hiermee wordt de bestaande diversiteit en afwisselingen in het landschap gewaarborgd en verder verbeterd. Bij het nemen van maatregelen of het opstellen van beleid kiezen wij voor maatwerk, waar nodig op perceelsniveau. Dit vraagt om flexibel beleid en goede samenwerking tussen de overheden en de burgers. Per saldo wordt de kwaliteit van het buitengebied (of een specifiek gebiedstype daarbinnen) behouden of versterkt bij iedere ontwikkeling die plaats vindt. De manier waarop de bewoners van Winterswijk met het landschap om zijn gegaan is bepalend geweest voor de huidige 'vorm' van dit landschap. Dit heeft geleid tot een landschap dat historisch waardevol is, erkend wordt en gewaardeerd wordt. De gemeente Winterswijk is de eerst aangewezen overheidsinstantie die het lokale landschappelijke belang behartigt. In haar vertaling van het nationale beleid spreekt de gemeente van een cultuurlandschap. Het behartigen van het landschappelijk belang gebeurt op twee manieren:
1 beschermen van waardevolle elementen;
2 ontwikkelen van nieuwe functies en/of nieuwe kwaliteitselementen.
Deze inspanning is gericht op behoud of versterking van het cultuurlandschap. Behouden alleen is echter niet genoeg. Het landschap is een dynamisch geheel dat ontstaat door de specifieke samenhang van de delen. Daarom worden nieuwe ontwikkelingen toegestaan.
Deze nieuwe ontwikkelingen (bijvoorbeeld zorgboerderijen, niet-agrarische werkfuncties, recreatie etc.) leveren een bijdrage aan het buitengebied (landschap, economie, leefbaarheid etc.). Het cultuurlandschap is een dynamisch geheel. De gemeente wil gebruik maken van de veranderingen die optreden, ten gunste van het cultuurlandschap en de bewoners en gebruikers.
Het behoud van authenticiteit en kwaliteit van gebouwen en groen staat hoog in het vaandel van gemeentelijk beleid. Karakteristieke groene landschapselementen dienen in het gemeentelijk beleid te worden beschermd. De aandacht gaat daarbij primair uit naar dragers van het landschap, bijzonder kwetsbare elementen, moeilijk te vernieuwen elementen en zeldzame elementen. De veelheid van kleine elementen is daarbij karakteristiek voor Winterswijk. Private initiatieven voor landschapsversterking worden van groot belang geacht. Behoud van karakteristieke openheid vraagt daarbij bijzondere aandacht. Het gaat om zowel kleinschalige openheid, bijvoorbeeld van essen, als meer grootschalig, zoals in het jonge ontginningslandschap.
Landschapsontwikkelingsplan
Het in 2009 vastgestelde Landschapsontwikkelingsplan geeft aan dat het perceel gelegen is in het deelgebied Valkeniersbulten. De cultuurhistorische waarde van dit heideontginningsgebied is laag. Waardevolle historisch bouwkundige monumenten komen er niet voor. Er is alleen een vuurstenen bijl gevonden op de Valkeniersbult, waarschijnlijk uit de Midden of Late Nieuwe Steentijd. De naam ‘bult’ ontleend het gebied aan de hoge ligging van 7,5 m boven de omgeving, van waaruit vroeger ongetwijfeld valkeniers de jacht uitoefenden. De keileembult bestaat uit een plateau met ondiepe Tertiaire klei, afgedekt door keileem en heeft geo(morfo)logische waarde. Vanaf de plek waar de Masterveldweg en de Wandersweg elkaar ontmoeten heeft men over de Masterveldweg kijkend een mooi uitzicht op de oostelijke terraswand, die zich uit als een goed zichtbaar hoogteverschil in de weg. Deze hoge plek in het heide- en broekontginningenlandschap met enkele grote bossen, afgewisseld door grote open weilanden, herbergt vlinders, reptielen en amfibieën. De Heikikker heeft hier een leefgebied, waar deze zich voortplant in vennen en poelen in schraalgraslanden, heidegebieden en open plekken in voedselarm bos. Schraalland, vochtige heide, vochtige bosranden, houtwallen, singels en met struweel begroeide sloten en greppels vormen de zomerverblijven, waar de aanwezigheid van laag struweel en hoge kruidige gewassen van belang is, die meestal op maximaal 500 m afstand van de voortplantingslocatie liggen. Ze vormen de verbindingen waarlangs de soort zich kan verplaatsen. Ondanks de hoge ligging is het een nat gebied vanwege de dunne dekzandlaag op de oude tertiaire klei en keileem. De hoge ligging is landschappelijk erg fraai vanwege het uitzicht op de slenken die lager gelegen zijn. Het gebied is verder een belangrijk biotoop voor diverse soorten roofvogels zoals Wespendief, Havik, Torenvalk en Sperwer. ‘De ‘Valkeniersbulten’ wordt in de visie niet verder verdicht met bijvoorbeeld bossen, zodat het landschappelijk niet veel zal veranderen. Feitelijk zou daarom in het gehele deelgebied, dat begrensd wordt door de Wormskampweg en de Wandersweg, de openheid moeten worden beschermd. Handhaving van de openheid noord van de Masterveldweg is van belang voor het uitzicht op de Valkeniersbult vanaf de Wandersweg (groene grensovergang). Mede door het relatief schone water kan voor natuurontwikkeling worden gestreefd naar het ontwikkelen van natte heidevelden, waarvan de heikikker profiteert. Hiervoor kan eventueel bos worden omgevormd naar hei. De ligging van de bossen wordt geïllustreerd door de uitsnede van de topkaart op de voorgaande pagina. Verbindingen tussen de heideterreintjes die in bos worden ontwikkeld, is mogelijk via heidebermen langs de weg. Voor de vogelstand blijft een hoeveelheid opgaande bossen noodzakelijk. Als begrenzing van het heide- en broekontginningen- landschap en het oude hoevelandschap heeft de Wandersweg een laanbeplanting, die waar nodig zal moeten worden aangevuld. Voor het versterken van de natuurwaarden kan de structuur van de bosranden worden versterkt door het ontwikkelen van een zoom- en mantelvegetatie.
Als we deze landschappelijke kwaliteiten vertalen naar dit wijzigingsplan, wordt het volgende geconstateerd. Het perceel Greuneweg 10 ligt in waardevol landschap, waarbij voornamelijk de waarde openheid belangrijk is. De vormwijziging heeft geen negatieve gevolgen op de landschappelijke kwaliteiten. De nieuwe vorm zorgt voor een compact bouwvlak, dat landschappelijk zelfs beter is dan de vorige vorm aangezien daar bouwmogelijkheden waren op gronden die nu nog agrarisch gebruikt worden. De nieuwe schuur komt nu te liggen op een reeds verharde ondergrond. Er is groen aanwezig tussen de schuur en de weg, waardoor het zicht vanuit de weg op de nieuwe schuur vrijwel nihil is.
Zicht vanaf de Greuneweg