direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Natuurpercelen buitengebied 1
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.WP1407BGNATUUR1-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het wijzigingsplan

In het kader van de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap zijn bij de gemeente Winterswijk drie verzoeken binnengekomen voor het aanleggen van natuur op agrarische gronden. De drie percelen bevinden zich aan de Dwarsweg in Winterswijk-Ratum, de Horstermaat in de Brinkheurne en op landgoed Sieverdink dat ook is gelegen in de Brinkheurne. De gebieden zijn respectievelijk 1,16 ha, 1,65 ha en 0,23 ha in omvang. Alle drie gebieden zullen ingericht worden om het te laten verworden in kruiden- en faunarijk grasland.

Omdat de natuuraanleg niet past binnen het agrarisch gebruik dat het bestemmingsplan voor schrijft en omdat het initiatief past op de locatie en gewenst is wordt medewerking verleend. Door het opnemen van de bestemming 'Natuur' zullen de natuurwaarden ook in de toekomst verzekerd zijn, doordat gebruik ten behoeve van of omschakeling naar een andere functie niet wordt toegestaan.

Via voorliggend document wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging plangebieden

Het plan behelst drie gebieden die zijn gelegen in het buitengebied van de gemeente Winterswijk. De Dwarsweg loopt door het buurtschap Winterswijk - Ratum en ligt tegen de grens met Duitsland. De twee terreinen in de Brinkheurne liggen dichter bij de kern Winterswijk. Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van de plangebieden in de gemeente Winterswijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1407BGNATUUR1-VA01_0001.png"

Bron: Google Maps

1.3 Opbouw wijzigingsplan

Het wijzigingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een wijzigingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het wijzigingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het wijzigingsplan. Een wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels.


Toelichting

De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:

  • een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
  • een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
  • de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
  • een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
  • de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.


Omdat bij de voorbereiding van het wijzigingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is opgesteld, worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:

  • een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
  • voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied;
  • een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.


Verbeelding

De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de laatste afspraken over InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.


Planregels

De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en vaak ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 is een verwijzing naar het moederplan opgenomen omtrent de inhoudelijke toetsing op haalbaarheid. De haalbaarheid van dit plan op het gebied van 'Water', 'Ecologie' en 'Cultuurhistorie en archeologie' is wel expliciet opgenomen. Daarnaast is ook een paragraaf over de financiële haalbaarheid opgenomen. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk komt het initiatief aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige functie(s) en bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

De betrokken gebieden liggen in het buitengebied van de gemeente Winterswijk en zijn onderdeel van het buurtschap Ratum en Brinkheurne. De omgeving heeft een zeer landelijke uitstraling en wordt grotendeels gebruikt ten behoeve van agrarische bedrijvigheid. De gemeente Winterswijk heeft een zeldzame en zeer bijzondere flora en fauna en een voor Nederland unieke bodem-gesteldheid. Niet voor niets draagt Winterswijk de titel ‘Nationaal Landschap’. De Winterswijkse bodem wordt door geologen wel eens de mozaïekvloer van Nederland genoemd. Aan of vlak onder de oppervlakte komen aardlagen tevoorschijn die tientallen, soms honderden miljoenen jaren geleden zijn gevormd.

Her en der in het landschap liggen erven van agrarische bedrijven. Door de schaalvergroting in de landbouw is dit wel afgenomen en zijn een aantal voormalige agrarische bedrijven verworden tot burgerwoning. Relatief gezien slaat de balans naar aanwezigheid van agrarische bedrijven rondom de plangebieden hoger uit dan elders. Er zijn nog weinig burgerwoningen in de omgeving.

De percelen zijn op onderstaande afbeeldingen aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1407BGNATUUR1-VA01_0002.jpg"  
Locatie Dwarsweg  

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1407BGNATUUR1-VA01_0003.jpg"

 
Locatie Horstermaat  

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1407BGNATUUR1-VA01_0004.jpg"  
Locatie Sieverdinkweg  

2.2 Toekomstige situatie

Gebied 1; Dwarsweg, Winterswijk-Ratum

De toekomstige situatie van het terrein nadat de inrichting is afgerond, is dat wordt voldaan aan de eisen van het natuurbeheertype N.12.02 Kruiden- en faunarijk grasland. Er wordt één beheerseenheid met een oppervlakte van 1,16 hectare ingericht. Een algemene beschrijving van de toekomstige situatie voor een natuurontwikkelingsgebied N.12.02 is hieronder kort beschreven. Voor een volledige toelichting met betrekking tot de ontwikkeling van de natuur aan de Dwarsweg wordt verwezen naar Bijlage 1.

Gebied 2; Horstermaat, Winterswijk-Brinkheurne

De toekomstige situatie van het terrein nadat de inrichting is afgerond, is dat wordt voldaan aan de eisen van het natuurbeheertype N.12.02 Kruiden- en faunarijk grasland. Er wordt één beheerseenheid met een oppervlakte van 1,65 hectare ingericht. Een algemene beschrijving van de toekomstige situatie voor een natuurontwikkelingsgebied N.12.02 is hieronder kort beschreven. Voor een volledige toelichting met betrekking tot de ontwikkeling van de natuur aan de Horstermaat wordt verwezen naar Bijlage 2.

Gebied 3; Landgoed Sieverdink, Winterswijk-Brinkheurne

De toekomstige situatie van het terrein nadat de inrichting is afgerond, is dat wordt voldaan aan de eisen van het natuurbeheertype N.12.02 Kruiden- en faunarijk grasland. Er wordt één beheerseenheid met een oppervlakte van 0,94 hectare ingericht. welke hierna verder wordt toegelicht. Een algemene beschrijving van de toekomstige situatie voor een natuurontwikkelingsgebied N.12.02 is hieronder kort beschreven. Voor een volledige toelichting met betrekking tot de ontwikkeling van de natuur op landgoed Sieverdink wordt verwezen naar Bijlage 3.

Algemene beschrijving natuurbeheertype Kruiden- en faunarijk grasland, N.12.02

Kruiden- en faunarijk grasland omvat graslanden die kruidenrijk zijn, maar niet tot de schraallanden vochtig hooiland, zilt grasland en overstromingsgrasland of glanshaverhooiland behoren. De vegetatie kan behoren tot allerlei verbonden van graslandvegetaties; ondermeer kamgrasvegetaties of de meer algemene witbolgraslanden. Diverse soorten ruigte en struweel kunnen in dit grasland voorkomen. Het grasland wordt meestal extensief beweid of gehooid en niet of slechts licht bemest.

Het beheertype Kruiden- en faunarijk grasland kan voorkomen op diverse bodems van vochtig tot droog en heeft doorgaans een (matig) voedselrijk karakter. Kruidenen faunarijk grasland komt in vrijwel alle landschapstypen voor. Toch is het areaal de laatste veertig jaar enorm afgenomen door de gangbare landbouwpraktijk: sterke bemesting gecombineerd met periodiek doodspuiten van de grasmat en opnieuw inzaaien met hoog productieve grasvariëteiten. De meeste overgebleven kruidenrijke graslanden liggen in overhoekjes van het agrarische gebied of komen voor in natuurgebieden. Daar kan kruidenrijk grasland een tijdelijk fase zijn als de benodigde abiotische omstandigheden voor schraallanden niet of nog niet gerealiseerd kunnen worden.

Kruiden- en faunarijk grasland wordt bij een goede kwaliteit gekenmerkt door variatie in structuur (ruigte en plaatselijk struweel, hogere en lage vegetatie) en een kruidenrijke graslandbegroeiing die rijk is aan kleine fauna. Gradiënten binnen (grond)waterpeil en voedselrijkdom zorgen voor diverse vegetatietypen. Kenmerkende of bijzondere soorten van schralere beheertypen ontbreken grotendeels binnen Kruiden- en faunarijk grasland, maar graslanden zijn vaak wel rijk aan minder zeldzame soorten. Het type is onder aandere van belang voor vlinders en andere insecten, vogels en kleine zoogdieren.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Gebiedsgericht

De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee het SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend verankerd.

In de structuurvisie worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit het SVIR is de duurzame verstedelijking. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Door het ministerie van Infrastructuur en Milieu is een handreiking gemaakt. Deze 'handreiking ladder voor duurzame verstedelijking' werkt verder uit hoe met de ladder omgegaan moet worden. Voor een verdere uitleg van de ladder duurzame verstedelijking wordt naar die handreiking verwezen.

Planspecifiek

Gebiedsgericht

In het Rijksbeleid is opgenomen dat de gemeente Winterswijk een "Waardevol landschap" is. De nadere invulling van het beleid omtrent Waardevol landschap wordt overgelaten aan de Provincie. Verder is geen sprake van direct belang bij of rechtstreekse doorwerking op het plangebied. Het plan is niet in strijd met het geldende rijksbeleid.

Ladder duurzame verstedelijking

Dit plan is geen stedelijk ontwikkeling volgens de definitie van het Bro. Een verantwoording omtrent deze ontwikkeling in het kader van duurzame stedelijke ontwikkeling kan om die reden achterwege blijven.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Structuurvisie

Het streekplan Gelderland 2005 is door de Provinciale Staten van Gelderland op 29 juni 2005 vastgesteld en geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkeling in de komende tien jaar. Dit streekplan voorziet in een integrale herziening van het vigerende ruimtelijke beleid van de provincie Gelderland (streekplan Gelderland 1996 en de daaropvolgende partiële herzieningen). Het plan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is dit streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Het streekplan schept kaders voor diverse uitwerkingen. Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van Structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

Ingevolge het provinciale beleid is het plangebied gekenmerkt als "Waardevol landschap". De volgende kernkwaliteiten worden aan het Winterswijkse landschap toegekend:

- Kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen; oostelijke helft kleinschaliger dan westelijke helft. 

De kleinschaligheid is deels te herleiden tot de kleinschalige geologie en geomorfolgie van het Oost-Nederlands Plateau, dat sterk afwijkt van het aanliggende dekzandlandschap: met heel karakteristieke structuren van kleine ingesneden beken op korte afstand van elkaar.

Grondgebonden landbouw op economische basis draagt bij aan een landschap dat door eigenaren, gebruikers, bewoners en toeristen als ‘levend’ wordt ervaren.

- Meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing (elzen en essen) in halfopen landschap; overstromingsvlaktes in laagtes. 

De structuur van beken en beekjes die samenstromen in de Groenlosche Slinge ende Bovenslinge wordt bepaald door de ondergrond en menselijke activiteit. Langs de beken zijn veel kleine tot middelgrote (loof)bossen gelegen. Op hogere plaatsen langs de beken is het natuurlijke reliëf opgehoogd met esdekken.

- Fraaie, open essen (opvallend groot op de plateaurand van Aalten tot Groenlo) en bijzondere broekgebieden. Binnen de begrenzing van de open escomplexen komen gebiedjes voor die geen oude open bouwlanden zijn, maar bijvoorbeeld overgangen naar beekdalen, kleine beekdalen, bosjes. Deze gebiedjes zijn toleranter voor toevoegingen als opgaande beplanting. Bijzondere broek- en veengebieden zijn het Korenburgerveen en omgeving en het Wooldsche Veen, die getuigen van kleinschalige turfwinning.

- Historisch nederzettingspatroon, vervlochten in het landschap: oude boerderijplaatsen (zoals scholtenhoeven), vele gehuchten en grotere nederzettingen.

De enige grote nederzetting in het gebied zelf is Winterswijk, dat als een spin in een web van wegen zit. Aan de westrand van het gebied en het plateau liggen Groenlo, Lichtenvoorde en Aalten. De vele gehuchten liggen verspreid in het land, de meeste bestaan uit oude en jongere gebouwen, van oorsprong veelal hoeven, in een karakteristieke losse structuur gegroepeerd bij of rond essen en esjes en in veel gevallen aan een beek. Escomplexen liggen bij zulke gehuchten: onder meer Vragender, Barlo, Meddo, Huppel, Kotten, Miste en Corle.

3.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening

Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Provinciale Staten hebben de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld in december 2010 en deze geldt sinds maart 2011. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen. Op 24 september 2014 is een nieuwe Omgevingsverordening vastgesteld.

3.2.3 Reconstructie Achterhoek en Liemers

De gemeente Winterswijk maakt deel uit van het reconstructiegebied Achterhoek-Liemers. In het gelijknamige reconstructieplan wordt het gemeentelijk grondgebied opgedeeld twee soorten gebieden: extensiverings- en verwevingsgebied. Voor extensiveringsgebieden geldt dat natuur en ontwikkeling van het landschap voorop staan. Verweving staat voor het samengaan van diverse functies, zoals water, natuur, recreatie en landbouw.

De percelen aan de Dwarsweg en de Horstermaat zijn ingevolge het reconstructieplan aangemerkt als extensiveringsgebied. Ontwikkeling van natuur en landschap staat in dit gebied voorop. Het perceel aan de Sieverdinkweg is aangeduid als verwevingsgebied.

Het reconstructieplan heeft verder met name gevolgen voor her- of nieuwvestiging of uitbreiding van agrarische (intensieve) veehouderijen. Voor het overige heeft het reconstructieplan voor dit wijzigingsplan geen consequenties.

3.2.4 Natuurbeheerplan 2014

Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben het ontwerp Natuurbeheerplan 2014 op 10 september 2013 vastgesteld. In dit plan geeft de provincie aan welke natuur-, bos- en landschapsdoelen zij wil realiseren door de inzet van het subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer. Het plan beschrijft onder meer het bestaande beleid en de doelstellingen voor natuur per perceel en biedt een beschrijving van de subsidiemogelijkheden. Ook zijn in het plan de bestaande en nog te ontwikkelen natuur en landschap aangegeven.

Het Natuurbeheerplan geeft uitvoering aan de natuurambities van de Omgevingsvisie en de concept-beheerplannen Natura 2000. Door vergroting van natuurgebieden, de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden en de aanleg van ecologische verbindingszones wordt een samenhangend netwerk gevormd: het Gelders Natuurnetwerk (ook wel bekend onder de naam Ecologische Hoofdstructuur). Dit is nodig om gebieden die versnipperd zijn geraakt door de toename van intensief grondgebruik, bebouwing en infrastructuur, zo te verbinden dat planten- en diersoorten kunnen overleven.

Op onderstaande afbeeldingen is een uitsnede van de beheerkaart van het plan opgenomen van ieder van de plangebieden. De plangebieden zijn rood omlijnd. In tekst is aangegeven welke typen natuurgebieden reeds in de buurt liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1407BGNATUUR1-VA01_0005.jpg"

Uitsnede Natuurbeheerplan Dwarsweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1407BGNATUUR1-VA01_0006.jpg"

Uitsnede Natuurbeheerplan Horstermaat

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1407BGNATUUR1-VA01_0007.jpg"

Uitsnede Natuurbeheerplan Landgoed Sieverdink

Uit de beheerkaart blijkt dat de plangebieden aangemerkt zijn in het kader van natuurontwikkeling. Voor zowel de locatie aan de Dwarsweg als het deel van het Landgoed Sieverdink is de ambitie om de percelen om te vormen naar natuur. Het betreffen gronden met een intensief agrarisch of ander verleden die een natuurbestemming krijgen en zullen niet van de ene op de andere dag natuurwaarden bezitten. Hiervoor is eerst een omvormingsbeheer (verschraling) nodig of inrichting, zoals het afvoeren van de voedselrijke bouwvoor of bosaanplant. Vaak is er aangepast beheer nodig. Om deze gronden met een natuurbestemming toch op de provinciale natuurbeheerkaart te kunnen zetten is het beheertype ‘nog om te vormen naar natuur’ in het Natuurbeheerplan opgenomen. Hiermee is voor het beheer en beleid inzichtelijk waar en hoeveel natuur nog omgevormd of ingericht moet worden.

Vanuit het landschapszoekgebied dat in het Natuurbeheerplan is opgenomen is de locatie aan de Horstermaat opgenomen. Het perceel aan de Horstermaat is nader aangeduid als Groene Ontwikkelzone. De Groene Ontwikkelzone is omringende grond om de Ecologische Hoofdstructuur, die van belang is voor het functioneren van de EHS.

Verdere natuurontwikkeling op percelen in dit wijzigingsplan is van belang voor het welslagen van de natuurdoelstellingen zoals gesteld in het Natuurbeheerplan 2014 van de provincie.

Planspecifiek provinciaal beleid

Voor "Waardevolle landschappen" geldt dat kernkwaliteiten van een landschap zoveel mogelijk versterkt moeten worden. Voor ruimtelijke ingrepen wordt een 'ja, mits' benadering gehanteerd. Voor zover de waardevolle landschappen deel uitmaken van het multifunctioneel gebied is de voorwaarde dat ingrepen leiden tot landschappelijke versterking en dat recht wordt gedaan aan de kernkwaliteiten van de betreffende landschappen. Voor dit plan betekent dit dat de percelen bij moeten dragen aan een betere structuur van het waardevolle landschap en de EHS. Dit beleid vindt rechtstreekse doorwerking in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan geeft nadere regels omtrent de voorwaarden om mee te werken aan een initiatief. Zie hiervoor verder onder paragraaf 3.3.3. Voor ieder perceel is daarnaast een inrichtingsplan voor natuurontwikkeling opgesteld, zie hiervoor bijlage 1, 2 en 3 van deze toelichting. In deze inrichtingsplannen wordt ook aandacht besteed aan de wijze van beheer van de te vormen natuur.

De natuurontwikkeling die dit wijzingsplan mogelijk maakt, is een relevante toevoeging om de doelstellingen voor natuurontwikkeling in Gelderland te bewerkstelligen.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Visie buitengebied

De gemeente Winterswijk streeft naar behoud van het cultuurlandschap. Bestaande waarden worden daarbij beschermd, verloren waarden worden hersteld en nieuwe landschappelijke waarden worden gecreëerd. De praktische uitwerking hiervan wordt toegespitst op specifieke landschapstypen. Hiermee wordt de bestaande diversiteit en afwisselingen in het landschap gewaarborgd en verder verbeterd. Bij het nemen van maatregelen of het opstellen van beleid kiezen wij voor maatwerk, waar nodig op perceelsniveau. Dit vraagt om flexibel beleid en goede samenwerking tussen de overheden en de burgers. Per saldo wordt de kwaliteit van het buitengebied (of een specifiek gebiedstype daarbinnen) behouden of versterkt bij iedere ontwikkeling die plaats vindt. De manier waarop de bewoners van Winterswijk met het landschap om zijn gegaan is bepalend geweest voor de huidige ‘vorm’ van dit landschap. Dit heeft geleid tot een landschap dat historisch waardevol is, erkend wordt en gewaardeerd wordt.

De gemeente Winterswijk is de eerst aangewezen overheidsinstantie die het lokale landschappelijke belang behartigt. In haar vertaling van het nationale beleid spreekt de gemeente van een cultuurlandschap. Het behartigen van het landschappelijk belang gebeurt op twee manieren:

  • beschermen van waardevolle elementen;
  • ontwikkelen van nieuwe functies en/of nieuwe kwaliteitselementen.

Deze inspanning is gericht op behoud of versterking van het cultuurlandschap. Behouden alleen is echter niet genoeg. Het landschap is een dynamisch geheel dat ontstaat door de specifieke samenhang van de delen. Daarom worden nieuwe ontwikkelingen toegestaan.

Deze nieuwe ontwikkelingen (bijvoorbeeld zorgboerderijen, niet-agrarische werkfuncties, recreatie etc.) leveren een bijdrage aan het buitengebied (landschap, economie, leefbaarheid etc.).

Het cultuurlandschap is een dynamisch geheel. De gemeente wil gebruik maken van de veranderingen die optreden, ten gunste van het cultuurlandschap en de bewoners en gebruikers.

Het behoud van authenticiteit en kwaliteit van gebouwen en groen staat hoog in het vaandel van het gemeentelijk beleid. Karakteristieke groene landschapselementen dienen in het gemeentelijk beleid te worden beschermd. De aandacht gaat daarbij primair uit naar dragers van het landschap, bijzonder kwetsbare, moeilijk te vernieuwen en zeldzame elementen. De veelheid van kleine elementen is daarbij karakteristiek voor Winterswijk.

Private initiatieven voor landschapsversterking worden van groot belang geacht. Behoud van karakteristieke openheid vraagt daarbij bijzondere aandacht. Het gaat om zowel kleinschalige openheid, bijvoorbeeld van essen, als meer grootschalig, zoals in het jonge ontginningslandschap.

Zoals hiervoor is beschreven, geldt behoud en ontwikkeling van het agrarische cultuurlandschap als een belangrijk beleidsuitgangspunt voor het gehele buitengebied van Winterswijk. Dit landschap heeft een belangrijke op zichzelf staande waarde. Dit wordt in het bestemmingsplan tot uitdrukking gebracht door het overgrote deel van het gebied, namelijk alle agrarische gronden zoals alle zogenaamde veldkavels (weilanden en akkers) en alle zogenaamde bouwvlakken (erven) waarop de bedrijfsbebouwing van agrarische bedrijven is gelegen, te bestemmen tot ‘agrarisch cultuurlandschap’. Met deze naamgeving wordt benadrukt dat naast het agrarisch gebruik, evenzeer de landschappelijke waarde van belang is die in belangrijke mate met dit gebruik samenhangt.

Omgevingsvergunningen in het agrarisch cultuurlandschap 

Behoud en bescherming van de karakteristieke landschapswaarden is een belangrijke voorwaarde binnen het agrarisch cultuurlandschap. Binnen de bestemming ‘Agrarisch - Cultuurlandschap’ wordt deze bescherming vormgegeven via een omgevingsvergunningstelsel. Dit betekent dat ingrepen die kunnen leiden tot aantasting van de gebiedskwaliteiten vooraf moeten worden getoetst, zodat de overweging kan worden gemaakt of de ingreep kan worden uitgevoerd met behoud van de kwaliteiten. Dit kan betekenen dat aan ingrepen aanvullende eisen (bijvoorbeeld, in geval van EHS: compensatie) worden gesteld.

Bij het bepalen van de landschapswaarden is uitgegaan van de waarden zoals die reeds waren toegekend in de vigerende bestemmingsplannen buitengebied Oost en West. Op basis van het gemeentelijk landschapsbeleidsplan en recente ontwikkelingen op het gebied van natuur- en landschapsontwikkeling (Streekplan/structuurvisie Gelderland 2005, Gebiedsplan natuur en landschap, Reconstructieplan Achterhoek en Liemers, Natuurbeschermingswet) is deze systematiek verder aangevuld.

Het gaat om de volgende landschapswaarden:

  • beplantingselementen/houtsingels:

In het coulissenlandschap van Winterswijk is de aanwezigheid van kleinschalige en aaneengesloten beplantingselementen essentieel. Voor een aantal beekdallandschappen is eveneens een versterking van de beplantingsstructuur wenselijk gebleken. In deze gebieden dienen de aanwezige houtsingels behouden te blijven. In uitzonderlijke situaties kan met verwijdering worden ingestemd waarbij elders herplant en compensatie van kwaliteitsverlies plaatsvindt;

  • hoogteverschillen:

Lokaal komt er veel variatie in microreliëf voor bij oevers en oeverwallen langs beken, afgesneden beekarmen, ophogingen door esdekken, steilranden langs essen, houtwallen, veendijken, poelen en vennen maar ook ter plaatse van spoorwegtracés en door klei- en kalkwinning. Het microreliëf is deels natuurlijk ontstaan en deels het gevolg van het in cultuur brengen van de gronden. Deze bestaande hoogteverschillen dienen behouden te blijven;

  • openheid:

Met name in de grote aaneengesloten escomplexen en open ontginningsgebieden is openheid een belangrijke landschapswaarde;

  • onverharde wegen:

Alle huidige halfverharde en onverharde wegen worden beschermd tegen verharding. Het half- en onverharde karakter leidt ertoe dat doorgaand en gemotoriseerd verkeer slechts in beperkte mate gebruik maakt van deze paden en wegen. Dit schept goede condities voor andere gebruikers om de paden te gebruiken als recreatieve verbindingen. Een onverhard pad leidt tot een beleving van rust en landelijkheid.

Vanwege deze waarden geldt de plicht een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden (omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten) aan te vragen voor:

  • het rooien, vellen van opgaande beplanting in het gehele plangebied;
  • het vergraven, verdiepen, verhogen en egaliseren van gronden in gebieden die op de kaart landschapswaarden zijn aangemerkt als gebied met hoogteverschillen;
  • het aanbrengen van hoog opgaande beplanting in gebieden die op de kaart landschapswaarden zijn aangemerkt als gebied met kenmerkende openheid;
  • het verder verharden van onverharde of halfverharde paden en wegen in het gehele plangebied.

Bij vervanging van een bestaande houtwal of -singel gaan ecologische waarden die samenhangen met de ouderdom van de wal of singel verloren. Hiervoor wordt een compensatie geëist door de nieuwe houtwal of -singel in oppervlak groter te maken dan de verwijderde houtwal of -singel. Hierbij zal maatwerk plaatsvinden waarbij rekening wordt gehouden met de waarde van de wal of singel die is gerooid en de landschappelijke situatie op de plek waar de nieuwe wal of singel wordt ingepland.

Voor het verwijderen van de houtsingel of -wal zijn burgemeester en wethouders bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen, waarbij de vervangende inplant en de compensatie als voorwaarden kunnen gelden. Na verlening van de vergunning dient als eerste de vervangende inplant plaats te vinden, alvorens tot het rooien van de bestaande wal of singel wordt overgegaan.

3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan

Door verdergaande schaalvergroting, achterstallig onderhoud en het verdwijnen van traditioneel landgebruik verslechteren de bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De gemeente heeft daarom de krachten gebundeld. Samen met diverse adviescommissies, provincie Gelderland, waterschap Rijn en IJssel maar vooral ook bewoners en gebruikers van het gebied is een Landschapsontwikkelingsplan opgesteld. In dit plan zijn de unieke landschapswaarden zo goed mogelijk in kaart gebracht en is aangegeven hoe dit het best bewaard en verder ontwikkeld kan worden. Uiteraard moet er ook geleefd en gewoond kunnen worden in het landschap en blijft er daarom ook volop ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. Ook het LOP is net als de Visie Buitengebied vertaald in het bestemmingsplan buitengebied.

3.3.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van de percelen geldt het bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk". Onderstaande afbeeldingen zijn een uitsnede van de geldende verbeelding. Per gebied zijn verschillende bestemmingen, dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1407BGNATUUR1-VA01_0008.jpg"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk"; perceel Dwarsweg

Het perceel aan de Dwarsweg heeft de bestemming 'Agrarisch - Cultuurlandschap'. Volgens de regels van het plan is agrarisch gebruik ten behoeve van de bestemming toegestaan. Voor het hele perceel geldt daarnaast de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4'. Deze dubbelbestemming heeft als doel te verwachten archeologische relicten in de grond te beschermen. Verwachtingsniveau '4' geeft aan dat in casu een lage trefkans op het vinden van archeologische relicten geldt.

Het perceel is behalve voor de bestemmings 'Agrarisch - Cultuurlandschap' mede bestemd voor het instandhouden, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarden in de vorm van 'Natte natuur'. Het gebied maakt onderdeel uit van de EHS en is nader aangeduid als 'EHS-natuur'. Als laatste geldt als uitvloeisel van de "Reconstrcutiewet concentratiegebieden" dat het perceel ter plaatse aangeduid is als 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1407BGNATUUR1-VA01_0009.jpg"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk"'perceel Horstermaat

Voor het perceel Horstermaat gelden de bestemmingen 'Agrarisch - Cultuurlandschap' en 'Groen'. Gronden met de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor houtwallen en -singels. Op de gronden zijn drie dubbelbestemmingen met betrekking tot archeologie opgenomen. Naast gronden met archeologische verwachting '4' geldt voor dit perceel ook niveau '3' en '1'. Verwachtingsniveau 3 geeft een middelhoge trefkans op het vinden van archeologische relicten. Verwachtingsniveau '1' is het hoogste beschermingsniveau, waarbij de trefkans op het vinden van archeologische relicten het hoogst is.

In dit gebied gelden de volgende gebiedsaanduidingen: 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', 'natte natuur' en 'ehs verweving'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1407BGNATUUR1-VA01_0010.jpg"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk" Sieverdink

Voor het deel van landgoed Sieverdink dat gewijzigd wordt in 'Natuur' geldt de bestemming Agrarisch - Cultuurlandschap'. Tevens geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4'. Naast de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'waardevol landschap' is ter plaatse de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen' opgenomen. Reliëf in het landschap is hier een bijzonder en beschermenswaardig kenmerk.

Natuuraanleg past niet binnen het agrarisch gebruik dat het bestemmingsplan voor schrijft. Door het opnemen van de bestemming 'Natuur' kan de natuurontwikkeling mogelijk gemaakt worden. Door de percelen expliciet als 'Natuur' te bestemmen, zullen de natuurwaarden ook in de toekomst verzekerd zijn, doordat gebruik ten behoeve van of omschakeling naar een andere functie niet is toegestaan.

Planspecifiek gemeentelijk beleid

Het plan past binnen het geldende gemeentelijke beleid en is een direct uitvloeisel van de visie Buitengebied en het Landschapsontwikkelingsplan. Het vergroten van het areaal natuur in de gemeente past is overeenkomstig het geldende gemeentelijke ruimtelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

Met betrekking tot de omgevingsaspecten wordt verwezen naar hoofdstuk 4 van het bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk". Daar wordt een uiteenzetting gedaan van de van toepassing zijnde omgevingsaspecten en de wijze waarop deze ruimtelijk vertaald zijn.

4.2 Water

Bij planologische ingrepen dient beoordeeld te worden of er consequenties zijn voor het waterbeheer op en in de ondergrond. De gronden vallen onder het werkgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. De hoofddoelstelling voor de regionale waterhuishouding is het realiseren van duurzame, veerkrachtige watersystemen in zowel stedelijk gebied als landelijk gebied, zodat inzicht verkregen wordt in de aard en omvang van de wateropgaven in dit stroomgebied. De visie is opgesteld naar het nu en in de toekomst voorkomen van wateroverlast, het bereiken van de natte natuurdoelen, het veiligstellen van de drinkwatervoorziening en het voorkomen van watertekorten, het verbeteren van de waterkwaliteit en het verbeteren van de aansluiting van het regionale watersysteem op het landelijke hoofdsysteem. Ter voorkoming van huidige en toekomstige waterproblematiek is naar oplossingen gezocht, zoals het verbreden, verdiepen, hermeanderen van bestaande waterlopen. Dit biedt binnen de bestaande watergangen niet voldoende ruimte, zodat extra bergingsmogelijkheden gevonden moeten worden in daarvoor aangewezen gebieden.

De Waterwet integreert de negen bestaande wetten voor waterbeheer. De wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, beoogt het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

In het plangebied komt geen oppervlaktewater voor en zijn geen watergangen gelegen. De bestemming 'Water' is dan ook niet specifiek opgenomen in het wijzigingsplan. Ten behoeve van een complete toetsing is door het Waterschap een tabel met de waterthema's ontwikkeld. Op deze wijze kan getoetst worden of aan alle aspecten van het waterbeleid wordt voldaan.

THEMA    TOETSVRAAG   RELEVANT  
Hoofdthema's  
Veiligheid
 
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?  
Nee
Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Nee
Nee
Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee
Nee

Nee  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?  
Nee
Nee
Nee
Nee  
Oppervlakte-
waterkwaliteit
 
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?  
Nee
Nee
Nee  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?   Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?  
Nee
Nee  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  

Ja
Nee  
AANDACHTSTHEMA'S  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

Planspecifiek

De aanleg van natuur in de vorm van kruiden en faunarijk grasland, heeft geen negatieve invloed op de waterhuishouding in het gebied. Er wordt geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt. De bestaande watergangen blijven ongewijzigd gehandhaafd. Een aandachtspunt is dat conform de inrichtingsschets voor Horstermaat het meest westelijk deel van het terrein vergraven wordt. Hier ligt het onderhoudspad van de watergang van het waterschap Rijn & IJssel en deze is beschermd door de Keur. Voor de inrichting op deze locatie moet een watervergunning worden aangevraagd bij het waterschap. Hierover heeft de initiatiefnemer al contact gehad met het waterschap en de verwachting is dat de vergunning verleend kan worden.

Conclusie

Er zijn geen hydrologische beperkingen voor het plangebied of de omgeving te verwachten. Er is geen negatieve invloed is op de waterhuishouding

4.3 Ecologie

Op basis van de Flora- en Faunawet worden verschillende planten- en dierensoorten beschermd. Een ruimtelijke ontwikkeling is alleen mogelijk als duidelijk is dat geen van de beschermde dieren worden verontrust, dat nesten, holen of andere verblijfplaatsen niet worden vernield, beschadigd of verstoord en dat planten niet worden verwijderd van hun groeiplaats.

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet (Nbwet) regelt de Europese regelgeving omtrent de Vogel- en Habitatrichtlijn. Deze richtlijnen zijn vertaald in de Nbwet. In Nederland zijn diverse gebieden aangewezen als natuurlijk belangrijk of waardevol. Aangewezen natuurgebieden zijn bekend als Natura2000 gebieden of Ecologische Hoofdstructuur. Onderstaande afbeelding geeft de natuurgebieden in de gemeente Winterswijk weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1407BGNATUUR1-VA01_0011.png"

Natura2000

Gezien de ruime afstand tot het Natura2000 gebied in relatie tot de aard en kleinschaligheid van de ontwikkeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt wordt gesteld dat het initiatief geen belemmering vormt voor de doelstellingen voor behoud en ontwikkeling van een van de Natura2000 gebieden in de gemeente.

Ecologische hoofdstructuur (EHS)

Enkele percelen grenzen aan de ecologische hoofdstructuur. Een toelichting van het EHS beleid staat in de toelichting van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk (vanaf pagina 31).

afbeelding "i_NL.IMRO.0294.WP1407BGNATUUR1-VA01_0012.jpg"

Bron: www.synbiosys.alterra.nl. Bovenste afbeelding locatie Dwarsweg, middelste afbeelding Horstermaat, onderste afbeelding Sieverdinkweg

Bovenstaande kaarten geven informatie over de te beschermen en te ontwikkelen natuurwaarden. Binnen de contouren van de EHS mogen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de kernkwaliteiten niet aantasten en moet de samenhang van de kernkwaliteiten versterkt worden. Waar geen specifieke natuurdoelen beschreven zijn, is het beschermen van de aanwezige natuur en landschapswaarden aandachtspunt en, in het bijzonder, het borgen van de ecologische samenhang tussen aangrenzende natuurgebieden.

Een aantal kaartlagen geeft informatie over de omgevingscondities die van essentieel belang zijn voor een goede ontwikkeling van de natuur in de EHS. Nieuwe ontwikkelingen mogen geen achteruitgang van deze omgevingscondities veroorzaken.

Er is sprake van een significante aantasting van kernkwaliteiten en omgevingscondities wanneer een ruimtelijke ontwikkeling negatieve effecten heeft op de omgeving.

Planspecifiek

Alle drie plangebieden liggen in of tegen de EHS. Aanwezige flora en fauna vormt geen belemmering. Er wordt geen groen weggehaald en ook geen opstallen waar beschermde dieren in zouden kunnen zitten. Het initiatief tracht nieuwe natuur te realiseren door verschaling van het bestaande grasland, waardoor meer en gevarieerder plantensoorten beter op kunnen komen. De uitbreidingen hebben rechtstreeks een verbindende werking tussen verschillende EHS gebieden en zorgen voor een betere robuustheid van de EHS. Het plan draagt bij aan de instandhoudingsdoelen van de EHS.

4.4 Cultuurhistorie en archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Hieronder vallen: aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

De gronden hebben in het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk de onderscheidenlijke dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting #' waarbij # kan staan voor 1, 2, 3 of 4. Voor deze gronden geldt dat afhankelijk van de oppvervlakte en diepte van een ingreep in de bodem archeologisch onderzoek gedaan moet worden. Voor de realisatie van dit plan met betrekking tot de percelen Dwarsweg en Sieverdink is geen archeologisch onderzoek vereist, omdat hiervoor niet in de grond geroerd hoeft te worden. Voor het perceel Horstermaat wordt echter een deel van de bovenste laag afgegraven. Hiervoor is eerst een verkennend archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd.

Planspecifiek

Cultuurhistorie

In de plangebieden bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle waarden of elementen.

Archeologisch onderzoek Horstermaat

De natuurlijke bodem binnen het onderzoeksgebied is op grond van de boorprofielen geclassificeerd als een beekeerdgrond. Het verspoelde dekzand, waar de ondergrond uit bestaat en het zeer hoge roestgehalte in de bovenste 65 à 85 cm van het bodemprofiel wijst erop dat de omstandigheden binnen het onderzoeksgebied al zeer lange tijd erg nat en dus ongunstig voor bewoning zijn. Bewoning vond plaats op de hoger gelegen gebieden, zoals de ten zuiden van het onderzoeksgebied gelegen dekzandruggen. De lage verwachting voor vuursteenvindplaatsen blijft daarom op grond van de resultaten van het veldonderzoek bestaan. Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Dit kan worden verklaard door de natte omstandigheden binnen het gebied. Daarom kan de middelhoge verwachting om archeologische waarden uit de perioden neolithicum tot en met de nieuwe tijd aan te treffen voor het onderzoeksgebied naar laag worden bijgesteld.

Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd. Voor een volledige afweging wordt verwezen naar het arcehologisch onderzoek dat als Bijlage 4 bij deze toelichting is opgenomen.

4.5 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Artikel 6.2.1 van het Bro geeft aan voor welke bouwplannen een exploitatieplan moet worden opgesteld:

  • a. de bouw van een of meer woningen;
  • b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • c. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte of met een of meer woningen;
  • d. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • e. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bruto-vloeroppervlakte bedraagt;
  • f. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte.

Planspecifiek

Dit plan voorziet niet in een ontwikkeling zoals gesteld in art. 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Om die reden kan van een onderbouwing omtrent het kostenverhaal afgezien worden.

Eventuele planschade wordt door middel van een planschade overeenkomst afgewenteld op de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

5.3 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.

Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).

5.4 Wijze van bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

  • 'Natuur' waarbij ontwikkeling, behoud en herstel van natuurwetenschappelijke waarden centraal staat. Extensieve dagrecreatie (wandelen en fietsen) is toegestaan binnen deze bestemming;
  • 'Waarde - Archeologische verwachting #', ten behoeve van het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Voor het overige zijn de van toepassing zijnde (gebieds)aanduiding op de verbeelding en in de regels opgenomen conform het "moederplan" "Integrale herziening buitengebied Winterswijk".

Dit plan kent geen noemenswaardige bijzonderheden.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro (ingevolge art. 1.1.1.3 Bro geldt dit ook voor wijzigingsplannen). Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Een ontwerpplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor belanghebbenden om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door het college wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Verslag artikel 3.1.1 Bro overleg

In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de resultaten van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro opgenomen.

Dit wijzigingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de Inspectie Leefomgeving & Transport.

De provincie Gelderland heeft gesteld dat in principe iedere ruimtelijke ontwikkeling in het buitengebied van Winterswijk van provinciaal belang is. Dit volgt uit de aanwijzing van het landelijk gebied van de gemeente als 'nationaal landschap' en de aanwezigheid van drie Natura2000 gebieden in de gemeente. Bij brief van 22 oktober 2009 met kenmerk 2009-018420 van de provincie is bepaald dat indien het alleen een lokaal belang betreft, inzending van de stukken niet noodzakelijk is. Onderhavig wijzigingsplan is gezien de kleinschaligheid alleen van lokaal belang en in eerste instantie niet voorgelegd aan de provincie. Hierbij is opgemerkt dat de beoogde natuurontwikkeling aansluit op de provinciale doelstellingen voor versterking van de natuur in de provincie Gelderland in het algemeen en in de gemeente Winterswijk in het bijzonder. Een aantal percelen zijn opgenomen in het provinciaal Natuurbeheerplan 2014. Het daadwerkelijk aanleggen van de natuur is een direct uitvloeisel van het provinciale beleid omtrent natuur en EHS. Over de gewenste ontwikkeling bestaat overeenstemming, zie hiervoor ook paragraaf 3.2.

In overleg met het waterschap Rijn en IJssel zijn de waterhuishoudkundige aspecten aan de orde gesteld. Het resultaat in sommige gevallen is een vergunning in het kader van de Keur noodzakelijk. Over de gewenste situatie bestaat overeenstemming zie hiervoor paragraaf 4.2.

6.3 Verslag zienswijzen

Het ontwerp wijzigingsplan is op dinsdag 30 september 2014 gepubliceerd in het Achterhoek Nieuws. Het plan heeft vervolgens vanaf woensdag 1 oktober 2014 zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is aan belanghebbenden gelegenheid geboden tot het indienen van zienswijzen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.