direct naar inhoud van Regels
Plan: Kottenseweg 128-132
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0294.BP2201BGKOTTWEG128-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan

het bestemmingsplan Kottenseweg 128-132 van de gemeente Winterswijk;

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0294.BP2201BGKOTTWEG128-OW01 met bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;

1.8 afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.9 archeologisch deskundige

de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.10 archeologische verwachting

een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.11 archeologische waarde

een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.12 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of booronderzoek en/of geofysisch onderzoek en/of archeologische opgraving en/of archeologische begeleiding) verricht door een dienst, bedrijf of instelling met een certificaat verleend door een certificerende instelling met een accreditatie van de Raad voor accreditatie ex artikel 5.1 Erfgoedwet en werkend volgens de vigerende Kwaliteitsnormen voor de Nederlandse Archeologie en conform gemeentelijk beleid;

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.15 bed & breakfastvoorzieningen

het kleinschalig verlenen van logies en ontbijt in een woning, inclusief bijbehorende bijgebouwen;

1.16 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, niet zijnde een verblijfsruimte;

1.20 blinde gevel

een gevel waarin geen (kozijn)openingen zijn aangebracht, zoals ramen en deuren;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.28 dove gevel

een gevel die:

  • een gevel, niet zijnde een gevel in de zin van de Wet geluidhinder, zoals die gold ten tijde van de tervisielegging van dit plan;
  • een niet geluidgevoelige gevel is als bedoeld in de Omgevingswet;

1.29 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.32 geluidgevoelige gebouwen

woningen of andere geluidgevoelige gebouwen, waaronder groepsaccommodaties, als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.33 gestapeld

woningen in meerdere lagen op elkaar gebouwd, daaronder begrepen maisonettes en penthouses;

1.34 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.35 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.36 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.37 karakteristiek

gebouwen die staan op de lijst "gemeentelijk Monumenten Inventarisatie Project" alsmede gebouwen met een voor Winterswijk typische bouwstijl of bebouwing die deel uitmaakt van een beeldbepalend ensemble dan wel bebouwing die door de adviescomissie op het gebied van cultuurhistorie als zodanig kan worden aangemerkt;

1.38 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.39 maisonnette

een woning in een groter gebouw, zoals een flat, met twee verdiepingen per woning, bijvoorbeeld een slaapverdieping boven de woonverdieping;

1.40 nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;

1.41 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.42 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.43 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.44 omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.45 overkapping

een overkapt bouwwerk bestaande uit maximaal twee al dan niet tot de constructie behorende wanden;

1.46 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.47 penthouse

een niet vrijstaande woning op de bovenste verdieping van een gebouw met woningen;

1.48 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.49 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.50 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.51 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.52 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.53 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden:

Artikel 2 Wijze van meten

In dit bestemmingsplan wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.4 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

2.9 Uitzondering inhoud

Voor het meten van de inhoud van woningen worden bijgebouwen niet meegerekend.

2.10 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2.11 Meetinstructie

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeren';
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Deze gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.”

3.2 bouwregels
3.2.1 gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

3.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde 1 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, mag de bouwhoogte van antennes, (tuin)verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare andere bouwwerken maximaal 5 m bedragen, met dien verstande dat het aantal vlaggenmasten niet meer dan 1 per bouwperceel mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a tot een hoogte van 2 m. ten behoeve van het bouwen van erfafscheiding, mits die erfscheiding:

  • a. gelegen is op tenminste 1 meter achter de voorgevelrooilijn en;
  • b. niet gelegen is tussen de bestemmingen 'Wonen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf en bestemmingsverkeer;
  • b. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeren';
  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • e. de vrijhangende luifel als onderdeel van het cultuurhistorisch waardevolle pand Kottenseweg 132, ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'luifel',

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde

4.2 bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 2 m, met uitzondering van de vrijhangende luifel ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'luifel', waarvoor de bestaande maatvoering geldt.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande aantal woningen dan wel het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met inachtneming van de woningtypen ter plaatse van de volgende aanduidingen:
    • 1. uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen, in één hoofdmassa en onder één kap ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
    • 2. uitsluitend gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • b. praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande, dat maximaal 50 m2 van de vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen ten behoeve van deze activiteiten in gebruik mag zijn en dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • c. bed & breakfastvoorzieningen, met dien verstande dat maximaal 60 m2 van de oppervlakte van de woning hiervoor mag worden gebruikt met inbegrip van maximaal 2 slaapverblijven van elk maximaal 30 m2 voor in totaal maximaal 4 personen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en parkeren specifiek en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeren'.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. Woningen dienen, voor zover een bouwvlak is opgenomen, binnen dat bouwvlak te worden gerealiseerd.
  • b. Het bepaalde in Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie is mede van toepassing
5.2.2 Inhoud
  • a. De inhoud van de woning bedraagt maximaal de bestaande inhoud, met dien verstande dat binnen de bouwaanduiding 'twee-aaneen' de totale inhoud van de beide woningen tezamen niet meer mag bedragen dan de inhoud van het bestaande gebouw, zoals dat bestond ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan en aanwezig is binnen het bouwvlak, zulks met inachtname van het bepaalde in 5.2.8 onder a.
  • b. De inhoud van alle woningen binnen de bouwaanduiding 'gestapeld' tezamen bedraagt niet meer dan binnen het bouwvlak is toegestaan.
5.2.3 Oppervlakte

De oppervlakte van de woningen bedraagt:

  • a. maximaal de bestaande oppervlakte;
  • b. binnen de bouwaanduiding 'gestapeld':
    • 1. op de beganegrond, maximaal 60 m2 per woning;
    • 2. op de bovenste verdieping (penthouse), maximaal 150 m2.
5.2.4 Goot- en bouwhoogte

Woningen, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. voor de woningen binnen de bouwaanduiding 'twee-aaneen': de bestaande goot- en bouwhoogte van de woning aangeduid met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' en met inachtname van het bepaalde in 5.2.8 onder a;
  • b. voor alle woningen binnen de bouwaanduiding 'gestapeld' en de overige woning:
    • 1. goothoogte maximaal 6 m;
    • 2. bouwhoogte maximaal 10 m.
5.2.5 Werking 'gevellijn'

Gevels van woningen ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' mogen uitsluitend uitgevoerd worden als dove gevel, tenzij:

  • a. de woningen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde (voor rail- en wegverkeerslawaai) en de woningen niet meer dan 53 dB aan verkeerslawaai op de gevel van de hoofdmassa hebben, of
  • b. de woningen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, of
  • c. aan deze gevel géén geluidsgevoelige ruimten zijn gelegen.
5.2.6 Bijgebouwen en overkappingen

Bijgebouwen en overkappingen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gezamenlijke oppervlakte maximaal 150 m2 per woning;
  • b. goothoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • c. bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
  • d. in afwijking van het onder b en c bepaalde mag de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen behorende bij een woning gelegen in of direct aansluitend aan het gebied aangeduid met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' niet hoger zijn dan 3 meter, of indien hoger niet hoger dan bestaand.
5.2.7 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m.

5.2.8 Specifieke bouwregels

Onverminderd het overige bepaalde in artikel 5.2:

  • a. kan een vergunning voor de verbouw van het hoofdgebouw tot twee zelfstandige woningen binnen de bouwaanduiding 'twee-aaneen' alleen verleend worden indien het verzoek om een 'Omgevingsergunning voor bouwen' voor het pand Kottenseweg 130 voldoet aan de verschijningsvorm zoals vastgelegd in artikel 5.4.4;
  • a. kan een vergunning voor de (ver)bouw en/of de sloop in of aan de gebouwen binnen de tot 'Waarde - Cultuurhistorie' bestemde gronden alleen worden verleend indien de aanvullende onderzoeken als bedoeld in Bijlage 9 Quickscan Flora en fauna van de toelichting zijn uitgevoerd en, indien daaruit volgt dat mitigerende en/of compenserende maatregelen noodzakelijk zijn, die maatregelen zijn uitgevoerd;
  • b. is herbouw van een woning uitsluitend toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak;
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Vergroten woning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2 en 5.2.3 voor het vergroten van de oppervlakte en inhoud van een woning, niet gelegen binnen aan de bouwaanduiding 'twee-aaneen' gelegen gronden, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte mag met maximaal 20 m2 worden uitgebreid;
  • b. de kenmerkende vorm van de hoofdbouwmassa dient gehandhaafd te blijven;
  • c. de bepalingen in artikel 5.3.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing;
5.3.2 Herbouw woning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.8 voor de herbouw van een woning, niet gelegen binnen aan de tot 'Waarde - Cultuurhistorie' bestemde gronden, op een andere dan de bestaande locatie, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van de woning mag niet toenemen;
  • b. dat met betrekking tot wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
  • c. de herbouw dient qua verschijningsvorm aan te sluiten op de bouwvorm van de streekeigen bebouwing en op het landelijk karakter van het gebied;
  • d. de herbouw dient ruimtelijk gezien een betere situatie op te leveren;
  • e. de bepalingen in artikel 5.3.3 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing.
5.3.3 Toetsing belangenafweging

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning zoals dient tenminste aan de volgende voorwaarden te worden getoetst:

  • a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Voorwaardelijke verplichting flora en fauna onderzoek
  • a. Onverminderd het overige bepaalde in artikel 5.2 mag de (ver)bouw, de isolatie en/of de sloop in of aan de gebouwen binnen de tot 'Waarde - Cultuurhistorie' bestemde gronden niet eerder starten dan nadat de aanvullende onderzoeken als bedoeld in Bijlage 9 Quickscan Flora en fauna van de toelichting zijn uitgevoerd en, indien daaruit volgt dat mitigerende en/of compenserende maatregelen noodzakelijk zijn, die maatregelen zijn uitgevoerd;
5.4.2 Voorwaardelijke verplichting bodem
  • a. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als woning ter plaatse van de aanduidingen 'twee-aaneen' en 'gestapeld' overeenkomstig deze bestemming is alleen toegestaan indien uit een bodemonderzoek conform NEN 5470 voor de gehele woonbestemming blijkt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor een woonfunctie. Indien uit dat onderzoek blijkt dat sanering en/of andere maatregel(en) noodzakelijk zijn om het perceel voor een woonfunctie geschikt te maken, dan moeten die sanering en/of maatregelen voor ingebruikname van gronden en/of bouwwerken als woning conform de daarvoor geldende wet- en regelgeving zijn uitgevoerd.
5.4.3 Voorwaardelijke verplichting dove gevel
  • a. Het gebruik van een ruimte, die grenst aan de op de verbeelding aangegeven gevellijn en die als geluidsgevoelige ruimte wordt aangemerkt, is enkel toegestaan als die gevel is uitgevoerd als'dove gevel;
5.4.4 Voorwaardelijke verplichting aanpassing verschijningsvorm en privacy maatregelen Kottenseweg 130
  • a. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als woning ter plaatse van de aanduidingen 'twee-aaneen' en 'gestapeld' overeenkomstig deze bestemming is alleen toegestaan indien binnen één jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan het gebouw is aangepast en instand gehouden conform de volgende maatregelen:
    • 1. De gevels van de woning Kottenseweg 130 die gericht zijn naar de woningen aan de Kottenseweg 126 en Maalderij 9, moeten vanaf een hoogte van 3 meter boven peil zijn uitgevoerd als een blinde gevel, met uitzondering van een raam/ramen op minimaal 1,80 boven de verdiepingsvloer;
    • 2. De verschijningsvorm van het gebouw moet worden aangepast door conform Bijlage 1 Uitwerking voorwaardelijke verplichting Kottenseweg 130 van de Regels. De verschijningsvorm van de woning Kottenseweg 130 moet op de volgende onderdelen worden aangepast en in stand gehouden in afstemming met de verschijningsvorm van Kottenseweg 128 en conform het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in Bijlage 1:
      • Aanpassing van de dakvlakken en dakvorm;
      • Aanpassing van de dakgoten;
      • Aanpassing van de daklijsten en overstekken;
      • Aanpassing van de vorm van het gebouw, met uitzondering van de begane grond;
      • Aanbrengen van rabatdelen aan de buiten nieuw aan te brengen dakvlakken uitstekende delen van de woning in de weergegeven kleurstelling;
5.4.5 Afwijken

Bij omgevingsvergunning kunnen burgemeesters en wethouders afwijken van het bepaalde onder 5.4.4, mits belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende percelen niet onevenredig worden geschaadt.

Artikel 6 Waarde - Archeologische verwachting 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachting 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2 dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit het in onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige en/of;
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door een archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld, waarbij het bepaalde onder b van overeenkomstige toepassing is.
6.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 6.2.1 onder a wint zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 6.2.1 onder b sub 1 tot en met 4 dienen te worden gesteld.

6.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde in artikel 6.2.1 onder a is niet van toepassing indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 100 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, tenzij er sprake is van nieuwe kelders of;
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, tenzij er sprake is van nieuwe kelders.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.

6.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 6.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden over een oppervlakte van meer dan 100 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. het verlagen of afgraven van de bodem (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 6.4.1 bedoelde verbod geldt niet:

  • a. voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,4 m onder het bestaande maaiveld of een kleinere oppervlakte beslaan dan 100 m2;
  • b. voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen, beplantingen en bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • c. voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • d. voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • e. voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het plan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • f. in geval op grond van de Erfgoedwet een vergunning is vereist, dan wel overige bepalingen van de Erfgoedwet van toepassing zijn;
  • g. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
6.4.3 Beoordelingscriteria

Ten aanzien van de in artikel 6.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  • a. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een vergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een erkend archeoloog zo nodig een opgraving plaats te vinden;
  • b. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
6.4.4 Voorwaarden aan vergunning
  • a. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.22 tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kunnen voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning, waaronder:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen.
  • b. Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wint zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
6.5.1 Verwijderen bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologische verwachting 2, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

6.5.2 Veranderen bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk omzetten van de bestemming Waarde - Archeologische verwachting 2 in de bestemming Waarde - Archeologie, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden van bouwwerken, zoals opgenomen in Bijlage 2 Catalogus Kottenseweg 128 en Bijlage 3 Catalogus Kottenseweg 132 behorende bij deze regels.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwen

In afwijking van de regels behorende bij de andere daar voorkomende bestemmingen, mag een bouwwerk op de in artikel 7.1 bedoelde gronden slechts gedeeltelijk worden vernieuwd en/of veranderd, mits:

  • a. het uitwendig karakter van het bouwwerk in bestaande toestand niet wordt veranderd voor wat betreft de karakteristieken die zijn beschreven in Bijlage 2 en Bijlage 3 behorende bij deze regels;
  • b. voor het overige voldaan wordt aan het bepaalde in de bouwregels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming.
7.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 7.2.1 is niet van toepassing indien een vernieuwing en/of verandering plaatsvindt in overeenstemming met een krachtens de Erfgoedwet of de gemeentelijke monumentenverordening verleende vergunning.

7.3 Afwijking van de bouwregels
7.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.1, indien toepassing van dit artikel zou leiden tot een onevenredige beperking van het gebruik van de gronden.

7.3.2 Advies

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.2.2 wordt niet eerder verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen van de Adviescommissie Cultuurhistorie.

7.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken
7.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in artikel 7.1 bedoelde bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

7.4.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het geheel of gedeeltelijk slopen dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de beeldbepalende cultuurhistorische waarden van het bouwwerk en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

7.4.3 Advies

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen vaneen gemeentelijke adviescommissie op het gebied van cultuurhistorie.

7.4.4 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 is niet vereist voor:

  • a. slopen, dat behoort tot het normale onderhoud en beheer;
  • b. slopen, dat wordt uitgevoerd in overeenstemming met een krachtens de Erfgoedwet verleende vergunning;
  • c. slopen, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering was of kon worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning...

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande maatvoering
9.1.1 Maten

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

9.1.2 Percentages

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

9.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 9.1.1 met betrekking tot de bestaande oppervlakte is niet van toepassing in geval van sloop van bestaande bijgebouwen en overkappingen.

9.2 Ondergronds bouwen

Het bouwen van ondergrondse bouwwerken is uitsluitend toegestaan onder bovengrondse gebouwen.

9.3 Afstand bijgebouwen tot openbare weg
9.3.1 Afstandbepaling

In afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van dit plan geldt dat de afstand van bijgebouwen tot de naar de openbare weg gekeerde bestemmingsgrens minimaal 20 meter bedraagt.

9.3.2 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.3.1 voor zover dit:

  • a. vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. niet op milieuhygiënische bezwaren stuit.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Voorwaardelijke bepalingen
10.1.1 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  • a. Vóór ingebruikname van de (ver)bouw van de woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' moet binnen het plangebied een waterhuishoudkundige voorziening getroffen zijn en instand gehouden, welke strekt tot de berging van 81 m3 hemelwater danwel een voorziening die een daarmee vergelijkbaar resultaat bewerkstelligd.
10.1.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  • a. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken binnen de aanduidingen 'twee-aaneen' als woning overeenkomstig dit bestemmingsplan is alleen toegestaan indien uiterlijk één jaar na ingebruikname van de eerste woning binnen die aanduiding ter plaatse van de aanduiding 'parkeren';

zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.

  • b. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken binnen de aanduidingen 'gestapeld' als woning overeenkomstig dit bestemmingsplan is alleen toegestaan indien uiterlijk één jaar na ingebruikname van de eerste woning binnen die aanduiding ter plaatse van de aanduiding 'parkeren';

zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.

10.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie tenzij dit uitdrukkelijk krachtens de regels is toegestaan.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijking voor maatvoeringen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
11.2 Afweging

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.1 kan slechts worden verleend, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot ,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 13.1.1 met maximaal 10%.

13.1.3 Uitzondering

Artikel 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Gebruiksverbod

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Vervallen overgangsrecht gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4 Uitzondering

Artikel 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald als bestemmingsplan Kottenseweg 128-132 van de gemeente Winterswijk.